DUIVEL & SATAN

Reactie van Hans de Heij [NL]

De citaten over de duivel en de satan zijn op zichzelf heel duidelijk, maar ik meen dat er  een  belangrijk  punt  niet  wordt  benoemd.  Anders  gezegd:  ik  denk   dat Lucifer niet het kwaad zelf is, hoewel dat wel uit de citaten naar voren lijkt te komen. De tekening van een duivelspersoon, in die geciteerde teksten, versterkt die suggestie enorm. Maar volgens mij ten onrechte.

Lucifer is als eerste bezweken voor de verleiding om Gods orde van de ware liefde te verlaten. Hij werd trots, heerszuchtig, en daarmee negeerde hij zijn gebod: “Je zult-je zult niet” (GJE 2, 224:3), omdat hij werd verleid door zijn eigen vrije wil zich niet aan Gods gebod te houden. En hij werd zo verloren zoon.

Met andere woorden, de verleiding tot de keuze om Gods orde te verlaten was en is de ware misstap. Dat is de eigenlijke oorzaak, waardoor iemand een duivel kan worden.

Dit is tevens ons aller probleem, want ook wij staan dagelijks voor keuzes zoals: geef ik de geest van hoogmoed de ruimte om mij meer te voelen dan mijn medemens? Ben ik jaloers op mijn medemens? Ben ik trots op de dingen die ik weet, kan? Ga ik streven naar nóg meer geld? Nog meer luxe? Macht? Wellust? Als ik dergelijke gedachten, gevoelens toelaat en niet God de eer geef, of erken dat ik zwak ben en Zijn hulp en kracht nodig heb om mijn zwakte te onderkennen en beteugelen, dan ben ik al gevallen voor de verleiding van bijvoorbeeld trots, hoogmoedig, of jaloers, rijk, sjiek, machtig, wellustig zijn.

Hetzelfde geldt in gelijke mate voor haat, ergernis, slachtoffer voelen, zielig zijn, boosheid, noem maar op. Dáár gaat het volgens mij om. Het gaat erom dat wij van ons zelf (leren) zien, - dat vind ik zelfbeschouwing in de praktijk – in welke situatie ben ik hoogmoedig? Wanneer ben ik trots? Waarom haat ik mijn medemens? Zodra ik iemand zou gaan haten, dood ik gelijk mijn liefde voor die ander in mij. Dan heb ik mij laten verleiden tot het verlaten van Gods orde van de ware liefde.


Ga ik daarmee door, mijn hele aardse leven, wil ik mijn gedrag niet veranderen? Dan ga ik als ‘duivel’ aan gene zijde verder en daar krijg ik dan van onze barmhartige Goddelijke Vader nieuwe lessen om te leren wat ware liefde is. En, we hebben daar eeuwig de tijd!

Een ondersteuning voor deze zienswijze vind ik hier GJE 5, 125: 1-2 (de noodzaak om zichzelf te onderzoeken)

 

1) DE HEER: "Dus jullie moeten nu je best doen om hiernaar te handelen; doe alle moeite en onderzoek jezelf of je niets nalaat, zodat je uiteindelijk niet hoeft  te zeggen: 'Kijk nu eens, nu heb ik gedurende tien tot twintig jaar alles gedaan wat de nieuwe leer me voorschreef, en toch ben ik nog geen stap verder gekomen, ik merk nog altijd niets van een bijzondere verlichting in mezelf, en van het zogenaamde eeuwige leven bespeur ik ook nog bitter weinig in mezelf! Wat mankeert er dan nog aan?'

[2] En daarom zeg Ik tegen jullie: Ga zorgvuldig bij jezelf na, of er niet nog sterke, wereldse, baatzuchtige gedachten jullie hart besluipen, of jullie hart, en daarom ook jullie ziel, niet af en toe bevangen is door hoogmoed, door een zekere te overdreven zuinigheid -een jongste zus van gierigheid -, eerzucht, neiging tot oordelen, graag gelijk willen hebben, neiging tot lichamelijke wellust, en door meer van dergelijke zaken! Zolang dit nog bij de een of de ander het geval is, zal hij de belofte, dat wil zeggen het volledig in vervulling gaan ervan, aan zichzelf nog niet meemaken.

En dit citaat uit GJE 4, 83:8

Wie bij zichzelf wil vaststellen of hij volkomen deemoedig is, moet zich innerlijk afvragen of er nog iets is wat hem beledigen kan, of hij zijn ergste beledigers en vervolgers gemakkelijk van ganser harte kan vergeven en diegenen goed kan doen die hem kwaad hebben gedaan, of hij zo nu en dan niet enig verlangen voelt naar wereldse luister en of hij het zelfs aangenaam vindt zich de minste onder de minsten te voelen om iedereen in alles te kunnen dienen! Wie dat alles zonder verdriet en weemoed kan, is reeds hier iemand die thuis hoort in de hoogste hemelen van God en hij zal het eeuwig blijven, want door zo'n ware deemoed wordt niet alleen zijn ziel geheel één met haar geest, maar ook het grootste deel van zijn lichaam.

Waaraan kan ik nu zien of ik wel of niet vorder? GJE 11, 51, wenken voor het veredelen van de ziel:

 

4)   … Onderzoek jullie zielen om te zien waar nog iets onzuivers zit, en werp het van je af!

5)    Zolang jullie nog wrevel, ergernis, ontevredenheid en onreine gedachten in jezelf ontdekken, is er nog sprake van twijfel, die het levende geloof niet sterk laat worden. Maar al die slechte eigenschappen zijn de geest vreemd; daarom kan hij niet doordringen in de ziel, die dat allemaal vrijwillig af moet leggen!

Benieuwd of deze zienswijze gedeeld kan worden!  

Antwoord


Wat is volgens jou dan wel het ‘kwaad’, als Lucifer ‘het kwaad’ al niet zelf is? Inderdaad, hij is de verloren zoon, die terug kan keren, wanneer hij dat wil. Als mens maken we allemaal vele ontelbare fouten en dat tegen de orde van de Godheid in. In zekere zin zijn dan ook diegenen, die van het pad afgeraakt zijn, de Goddelijke geest in zichzelf ‘zoekgeraakt’, maar terugkeer is altijd mogelijk. Als de ‘verlorene’  het  juiste pad dan weer volgt, komt hij als ‘verlorene zoon behouden bij God aan, die hem liefdevol omarmt. Lucifer heeft echter zo’n grote kracht – AAN GOD GELIJK, dat ook hij in staat is, de hele Aarde met al haar wezens en het universum in één oogwenk op te lossen, als God Zelf dit niet zou verhinderen! Onderschat zijn kracht niet, die wel doorsluimert in elke vorm van materie en menselijke gedachten. De volgende citaten kunnen misschien hier nog het een en ander verduidelijken.

 

[Aarde1_056,03] Maar zoals men weet: omdat deze geest de eindeloos grootse roeping had een tweede God naast Mij te zijn, moest hij ook een daarmee overeenstemmende vrijheidsproef afleggen, die hij echter niet heeft doorstaan,  omdat Hij zich boven de Godheid wilde verheffen en deze aan zich wilde onderwerpen.

[Aarde1_056,04] Een strijd om de rangorde was dus het eerste, wat deze geest tegen de Godheid heeft misdreven. Daar de Godheid er niet in kon toestemmen hem de voorrang te verlenen en Zich volledig aan hem te onderwerpen, ontbrandde hij in zijn woede en wilde de Godheid letterlijk vernietigen; aan kracht daartoe had het hem werkelijk niet ontbroken, als God in Zijn eeuwige wijsheid deze muiter niet te rechter tijd geheel en al stevig had gevangen. Het klinkt wel wat raadselachtig, dat er in deze geest zo'n grote kracht voorhanden zou zijn geweest, om de eeuwige Godheid zo te weerstaan, dat deze tenslotte voor zijn kracht had moeten bezwijken en Zich uiteindelijk volledig had moeten laten gevangen nemen en daardoor voor alle eeuwigheid lamgelegd zou zijn, wat eigenlijk gelijk zou staan met vernietigd te zijn. Maar de zaak wordt begrijpelijker als men bedenkt, dat de Godheid juist in deze geest, om zo te zeggen een volkomen tweede 'Ik' had geplaatst dat, hoewel in de tijd geschapen, toch wel in alle ruimten van de oneindigheid met gelijke kracht tegenover de Godheid werd gesteld.

[Aarde1_056,05] Deze geest, waarin de Godheid Zelf haar licht had geconcentreerd, was evenals de Godheid over de hele oneindigheid uitgebreid, waardoor het hem  ook wel mogelijk zou zijn geweest van zijn kant de Godheid overal aan te grijpen en krachteloos te maken. Maar bij deze zelfzuchtige gedachten ontwaakte in hem een grote ijdelheid en welgevallen aan zichzelf en aan zijn licht en zijn  eindeloze verhevenheid en kracht. In deze zelfzucht en het ingenomen zijn met zichzelf vergat hij de oude eeuwige Godheid, ontbrandde in zijn ijdelheid en consolideerde zichzelf.

Toen greep de Godheid zijn wezen in al zijn delen aan, ontnam hem zijn specifieke  aard,  vormde  daaruit  hemellichamen  in  de  hele  oneindigheid en sloeg de geest van dit eindeloze zielenwezen in de meest machtige boeien en ketende hem in de diepte der materie.

[Aarde1_056,06] In deze positie heet deze geest dan niet meer' Satana', maar omdat hij zich in zekere mate zelf heeft losgemaakt uit de eeuwige goddelijke ordening, heet hij 'Satan' hetgeen zoveel wil zeggen als gelijke pool met de Godheid. Maar men weet dat gelijke polariteiten elkaar nooit aantrekken maar altijd afstoten. Daarin ligt ook de oorzaak, dat dit wezen ook het verst van de Godheid verwijderd is en de grootste tegenstelling met Hem vormt en daarin ligt ook zijn aardse boosheid. Nu weet men, waarom deze geest dus 'Satan' wordt genoemd. Tot zover deze aangehaalde citaten.

Terugkomende op je belangrijke aanvullende informatie, die ons toegezonden zijn, kan dus geconcludeerd worden, dat – wat dus een duivel is [een demon!], dat allemaal afsplitsingen zijn [eigenschappen] van Satana, - nu Satan genoemd – We zagen dat ook in de natuur – miljoenen jaren geleden – en deze zijn ooit ook geïncarneerd als reusachtige dieren op de Aarde [toen de mensen nog niet bestonden].

Overblijfselen vonden we 2000 jaar geleden nog in de zee, zelfs in het meer van Galilea – bijv. de zgn. Leviathan. Al die eigenschappen [afsplitsingen van Satana] leven in de mensen door. In de gehele materie. De mens karakteriseert daarom de goede en de niet-goede eigenschappen. De Aarde dient ons hiertoe als proef- en oefenschool. Hoe gaan wij dus hiermee om?  GJE6-199-14 beschrijft:…[…]

De Heer zegt hier tegen de Farizeeërs: ‘Ja, Ik zal jullie ook nog wel zeggen wat

jullie zijn, omdat jullie zo aan blijven houden! Besef, wiens kinderen jullie zijn: Jullie zijn kinderen van de vader der duivels! Vanaf het begin was hij een moordenaar en hij bleef niet in de waarheid; want de waarheid was nooit in hem (in de materie). Wanneer deze geest, die jullie vader is, liegt, spreekt hij uit zichzelf; want hij was altijd een leugenaar en een vader van de leugen.’ (Joh. 8, 44)

Er is dus wel een groot verschil tussen Lucifer [Satan] en de duivel. Betrek jij je conclusie vanuit één van beiden, dan wordt het een ander verhaal. De Heer werd  drie keer ‘getest’ door de Satan, voordat Hij met Zijn missie in Palestina begon, op de berg der verzoeking, vlakbij het Galilese meer. [dus veertig dagen, precies na Zijn dertigste jaar!] De Satan verscheen Hem in een gedaante van een oude wijze man. [magiër]. Dit verhaal is te lezen in het GJE-9-134, waar de Heer vertelt over Zijn verzoeking door een aartsduivel, die – zo later blijkt – toch ook de Satan zelf was. [zie ook Matth. 4:1-11]. Alle differentiële feiten tussen Satan en duivel worden hier in één verhaal samen gegeven. De geestelijke betekenis van dit verhaal lezen we trouwens ook in Predikingen van de Heer, hoofdstuk 13.

Dat de Satan wel het kwade in zich heeft accentueert de Heer in: [Aarde1_056,10] […]Deze geesten heten, omdat ze ook het aardse boze in zich hebben wel 'duivels' of wel 'leerlingen van de Satan', maar onderscheiden zich in hoge mate van hem. Bij hen is alleen maar wat tot de ziel behoort homogeen met  de boze geest, maar hun geest is, hoewel stevig gevangen, toch zuiver, terwijl de geest van Satan het eigenlijke kwade is. Daarom zal en kan het gebeuren, dat alle duivels nog gered worden voordat Satan in zichzelf wordt genoodzaakt de grote reis naar zijn eeuwige val te ondernemen.

Je accentueert op een verhelderende wijze de volgende punten:

[1] Dat is de eigenlijke oorzaak, waardoor iemand een duivel kan worden.

[2]   Het gaat erom dat wij van ons zelf (leren) zien, - dat vind ik zelfbeschouwing in de praktijk! En hier omschrijf je Hans precies datgene, wat mijzelf, jou en ieder mens betreft:

[3]   Je verwijst in dit verband met zelfonderzoek naar de teksten GJE5-125 [1,2] en GJE 4-83 [8]. Ik zie dat als een mooie aanvulling en überhaupt ook als zeer treffend, waar de schoen in ieder mens zou kunnen wringen, wanneer hij niet wil leven als een toekomstige ‘engel’-mens. Dank voor deze mooie aanvulling en nuttige bijdrage. G

 

UpToDate: 2023-2024