Marteling,
wraak en doodstraf
[via Jakob Lorber
ontvangen in 1840 van de Heer]: De
Heer tegen een rechter: ‘Een marteling kun je wel verzwaren, maar waarvoor? De
marteling in de hoogste graad - om in jullie rechtbanktaal te spreken - is ook
direct dodelijk, maar als ze gematigder is en des te langer duurt, merkt de
gestrafte daar echt niet veel méér van dan jij van
een lastige vlieg. Want de ziel, die te zeer vreest voor de zekere dood van
haar lichaam, mag nog zo materialistisch zijn, ze trekt zich dan toch direct
terug in haar diepst innerlijke vertrekken en begint zich vrijwillig los te
maken van haar lichaam, waarin het niet om uit te houden is. Het lichaam wordt
bij zulke gelegenheden totaal ongevoelig. Zo'n lichaam kun je dan kwellen
zoveel je maar wilt, het merkt daar weinig of helemaal niets van. Als je het
zielenlichaam echter zeer veel pijn tegelijk laat lijden, zal de ziel dat niet
lang vol houden, maar zich uit alle kracht losscheuren, en dan kun je een
geheel dood lichaam koken en braden zonder dat het iets van de straf voelt.
Daarom ben Ik niet voor een straf waar de dood op volgt, omdat deze voor de gedode van geen
enkel belang is en ook voor welke gerechtigheid dan ook geen bescherming biedt
of nut heeft. Want heb je er één gedood, - dan hebben duizenden je daarvoor
wraak gezworen! Maar Ik ben vanwege de noodzakelijke goddelijke orde er
helemaal vóór, om een misdadiger de strengste kastijding te laten ondergaan en
daarmee door te gaan totdat een algehele verbetering is ingetreden! Een juiste
kastijding, die geheel rechtvaardig op het juiste moment wordt aangewend, is
beter dan geld en het zuiverste goud; want door de kastijding wordt de ziel
meer en meer los gegeseld van haar materie en richt zich uiteindelijk op haar
geest. En als de kastijding dit tot stand
heeft gebracht, heeft ze een ziel voor de ondergang en zo de gehele mens voor
de eeuwige dood gered. Daarom moet
iedere rechter volgens Gods orde zelfs de grootste misdadiger niet met de
lichamelijke dood, die nergens goed voor is, straffen, maar altijd kastijden
volgens de zwaarte van de misdaad. Als hij dat doet is hij een op de
hemel gerichte mensenrechter, doet hij dat echter niet, - een op de hel
gerichte rechter, waarvoor hij in der eeuwigheid nooit loon van God zal
ontvangen. Hij zal zijn loon ontvangen van dat rijk waarop zijn rechtspraak
gericht was! - GJE2-1 [6-8]
Dat
een gevecht met een slechte vijand op bevel van God, of een niet te voorkomen
geval van noodweer, door Mij zo geregeld is, dat mensen die in die gevechten
gedood worden, ofwel hun zielen, direct onder een streng oordeel vallen en noch
hun rechtvaardige overwinnaar, noch ergens op de Aarde schade kunnen
berokkenen. Maar de doodstraf mag alleen
over diegene uitgesproken worden, bij wie over een periode van tien jaar, elk
middel om op welke wijze dan ook zijn leven te beteren, zonder gevolg blijft.
Als de misdadiger op het schavot beterschap belooft, dan moet men hem nog
een jaar erbij geven! Heeft in die tijd echter geen beterschap plaats
gevonden, dan moet de doodstraf voltrokken worden; want van een beterschap van
zo'n mens op Aarde is dan niets meer te verwachten, en het is beter hem van de
Aarde te verwijderen! bron: GJE1-81
Geloof ook niet, dat je een vijand kwijt raakt
door hem de doodstraf te geven! Want als hij in dit aardse leven slechts een enkele
vijand van je was, dan zal hij na zijn lichamelijke dood als vrije geest een honderdvoudige
vijand van je worden en je je leven lang
met honderden kwade zaken kwellen, en je zult geen middel kunnen vinden om je
te bevrijden van je onzichtbare vijand. Dus, als je iemand straft, straf hem dan in liefde en niet in
toorn!
Ook
Mij maken de mensen toornig en Mijn hart maken ze door hun onverbeterlijkheid
treurig; maar toch verdraag Ik hen en kastijd hen steeds in liefde, opdat ze
zich zullen verbeteren en in zouden mogen gaan in het rijk van het eeuwige
leven, waarvoor zij geschapen zijn. Als je dus een goed rechter wilt zijn, dan
moet je Mij in alles navolgen! Het is natuurlijk wel makkelijker een oordeel over
iemand uit te spreken, dan een oordeel te verdragen. Maar wie het
oordeel van een veroordeeld mens op zich neemt en dan zorgt dat de veroordeelde
weer op het goede pad komt, die zal eens in Gods rijk een grote naam hebben.
Als
jullie Mijn leer zullen navolgen, dan zullen jullie het leven in alle
gelukzaligheid behouden. Maar als jullie tegen Mijn leer in handelen, dan
zullen jullie het leven verliezen en de dood ingaan, die de ongelukkigste
toestand van al het leven is, een vuur dat nooit dooft en een worm die nooit sterft!"
God dienen is licht, maar de mensen dienen is zwaar. bron: GJE2-164
De
doodstraf heeft echter de slechtste uitwerking! Want wat heb je eraan om iemands
lichaam te doden, als je zijn ziel en geest niet gevangen kunt houden, waarin
zich toch de werkelijke kracht voor het handelen en het doen bevindt! Wie
gelooft, dat hij van zijn vijand af zou zijn door het doden van diens lichaam,
is met een tienvoudige blindheid geslagen! Want juist daardoor maakt hij uit
één zichtbare, zwakke vijand, duizend onzichtbare vijanden, die hem daarna dag
en nacht vervolgen en hem schade berokkenen aan lichaam, ziel en geest!
Kijk naar een oorlog, waar niet zelden duizenden mensen lichamelijk
gedood worden! De overwinnaar denkt nu, dat hij van zijn vijanden af is, omdat
hij ze volgens zijn blinde gedachte lichamelijk vernietigd heeft. Maar dat is
een hele grote vergissing! De zielen en geesten van de gedode mensen hebben een
directe invloed op de weersgesteldheid op Aarde en langs die weg vernietigen ze
alle mogelijke zaden en vruchten; de voedingsmiddelen worden hierdoor schaarser
en duurder, daardoor ontstaat hongersnood en dat geeft weer aanleiding tot
allerlei besmettelijke ziektes en pest! Daardoor worden bij de overwinnaar in
korte tijd meer mensen weggemaaid, dan er bij zijn vijand soldaten gedood zijn.
Omdat de macht van zijn eigen land hierdoor te gering is geworden, moet
hij soldaten uit vreemde landen voor veel geld gaan werven. Zijn land komt
daardoor in de schulden en na een aantal jaren, als land en volk totaal verarmd
zijn en hij zijn schulden en soldaten niet meer kan betalen, zal men hem weldra
onder verwensingen overal gaan vervolgen. Zijn volk, dat hem de macht gaf, zal
door de te grote nood tegen hem opstaan en de vijanden van buitenaf zullen deze
gelegenheid ook niet onbenut voorbij laten gaan en zij zullen tegen hem ten
strijde trekken, en hij, de eerst gevierde overwinnaar, zal die strijd nooit
winnen, maar de vertwijfeling zal hem als met tijgerklauwen grijpen en
geestelijk tot in zijn binnenste levensvezels verscheuren! Kijk, dat is dan allemaal het gevolg
van het lichamelijk doden van vijanden!
Dit is dan ook de oorzaak van het
ontstaan van een oeroude regel en gebruik, dat alle naasten van een lichamelijk
stervende zich met hem verzoenen en zich door hem laten zegenen. Want sterft
hij als iemands vijand, dan is de nog in leven zijnde vijand te beklagen. Want ten
eerste zal de vrijgekomen ziel het gemoed van de overlevende zonder ophouden
martelen door hem te kwellen met gewetenswroeging, en ten tweede zal ze alle
aardse omstandigheden, die betrekking hebben op de overlevende, zodanig leiden,
dat de overlevende vrijwel niets meer gelukken zal!
Dit wordt allemaal door de Heer
toegelaten, opdat de beledigde zielen de verlangde genoegdoening krijgen, en
omdat de overlevende oneindig veel beter in deze wereld der materie gepijnigd
kan worden voor zijn hoogmoed, dan dat hij direct na zijn lichamelijke dood in
honderdduizend handen van vijandelijke geesten terecht zou komen, die met hem,
als een geheel onervarene in die wereld, zeker niet vriendelijk om zouden gaan!
Daarom is het nu juist ook zo dringend
nodig om op deze wereld liefde en ware vriendschap te geven en welke vijand dan
ook liever goed dan kwaad te doen en diegene te zegenen, die mij vervloekt;
want ik kan niet weten wanneer de Heer hem van deze wereld zal wegroepen! Als
hij in deze wereld slechts in bepaalde kleine dingen een vijand van mij was,
dan zal hij het mij later als geest honderdvoudig in grote dingen terugbetalen.
David was toch vanaf zijn jeugd een
mens en een man naar het hart van Jehova, maar hij had zich slechts één mens,
namelijk Uriah, tegen de wil des Heren tot vijand
gemaakt, en hoe erg heeft toen, met toestemming van de Heer, Uriah's geest wraakgenomen op David! En dat is en blijft
steeds het onontkoombare gevolg van een vijandige handeling een mens aangedaan,
tegen de wil van God!
Ja, het is heel wat anders, als de
Heer daartoe Zelf opdracht geeft, zoals Hij David tegen de Filistijnen heeft
bevolen om, reeds tot de duivel behorende Gods en mensenvijanden, met
oorlogsgeweld te slaan en naar aardse termen te vernietigen! Die komen aan gene
zijde meteen in een streng oordeel terecht en kunnen zich nooit en te nimmer
tegen de arm Gods verheffen; want ze worden door de macht des Heren tot
nederigheid gebracht.
Weer geheel anders staat het met die
vijanden, die je je zonder Gods opdracht gemaakt hebt
door je onvriendelijkheid, door je eventuele hoogmoed of door de gebrekkige
menselijke rechtspleging, waarvan reeds spreekwoordelijk gezegd wordt, dat het
hoogste recht tevens het hoogste onrecht is; die zullen na het afleggen van hun
lichamen zeker je onverzoenlijkste vijanden worden!
Als ik ze had zou ik je duizend levens
geven als je mij één gelukkig mens aan kunt wijzen, wiens vijand al eerder naar
de andere wereld is gegaan! Ik heb er nog nooit één gezien! Daarentegen ken ik
wel gevallen, waarbij de wraak van een vijandige geest een familie tot in het
tiende geslacht achtervolgde, en ook, dat grof beledigde mensen na hun dood als
geesten een land of streek vele jaren lang zodanig verwoest hebben, dat geen
mens daarin leven kon! Vriend, hoe ongeloofwaardig je deze echt welgemeende les
mag voorkomen, het is een keihard feit! GJE1-79 [6-16]
Als de rechtmatig machthebbende
overheid echter met toestemming van het volk zo'n welverdiende doodstraf
veranderen wil in een levenslange gevangenisstraf, en door wil gaan met te
trachten de misdadiger te verbeteren, dan is ze daarin vrij, en Ik zal ze
daarvoor nooit ter verantwoording roepen. Zulke vijanden van de volgens Mijn leer levende mensen, hebben na hun
dood geen macht om te reageren.
Dat kunnen
alleen maar die geesten, die, behorend aan mensen die het betere wilden op deze
wereld, door tirannieke, bovenmatig hoogmoedige, zelf en heerszuchtige en
derhalve ook totaal onrechtmatige heersers op de gruwelijkste wijze gedood
zijn! Als onmenselijke
rechters zich met hun onrechtvaardige vonnissen vijanden maken, zullen de
geesten van deze vijanden zich op de onrechtvaardige rechters wreken; want zij
hebben van Mij toestemming om te reageren; maar de echt boze geesten mogen dat
nooit! -Nu geloof Ik wel dat je geen twijfels meer zult hebben!?' GJ1-81 [4-7]
UpToDate 2023-2024