BIJNA DOODERVARING
Lezing
door Eric Bruijnis op 23 oktober 2010 tijdens de
N.O.-ontmoetingsdag
Deze
lezing gaat over de zuivering in het hiernamaals, zoals beschreven door diverse
mystici vanaf ongeveer 1480 tot heden en door mensen
met een bijna doodervaring. Ik heb vijf mystici behandeld, waarvan drie wat
uitgebreider. Swedenborg en Lorber
worden uitgebreid besproken in mijn scriptie: ‘Het hiernamaals bij mensen met
een bijna dood ervaring en bij mystici, een vergelijkende studie’. Dit artikel
is een uitgebreidere versie van de lezing.
1 Inleiding
Ik ben Eric Bruijnis.
Een paar jaar geleden heb ik mijn studie theologie afgerond. In het kader van
deze studie theologie heb ik de verslagen van mensen met een bijna dood
ervaring (kortweg BDE-ers genoemd) vergeleken met
ervaringen in de onzichtbare wereld, van twee
mystici Lorber en Swedenborg.
Daarbij heb ik van een 12 tal aspecten overeenkomsten en verschillen onderzocht, zoals: ontmoeting met overledenen, ontmoeting met engelen, de tunnel naar het licht, het
functioneren van de waarneming en denken in het hiernamaals. Een van die
aspecten is de zuivering van de persoonlijkheid of ziel in het hiernamaals.
Vandaag zal ik het hebben over dat proces van zuivering in het hiernamaals bij
5 mystici en bespreken in hoeverre dat bij BDE-ers
ook voorkomt. Ook zal ik nagaan of het beeld van de zuivering in de loop der
eeuwen is veranderd.
Een BDE-er, iemand
met een bijna dood ervaring, is iemand die tijdens wegraken bij ongeluk of operatie, het idee heeft nog te kunnen denken
en voelen, ondanks zuurstofgebrek in de hersenen
Hij/zij doet allerlei ervaringen op, zoals zich voortbewegen in een prachtig
bovenaards landschap, ontmoeting met bekende
gestorvenen of met engelen. Meestal komen ze in prettige landschappen, maar het
kan ook in duistere gebieden zijn. De BDE verschijnselen hoeven niet alleen
voor te komen bij mensen te zijn in een lichamelijke crisis, kunnen ook
optreden bij een mystieke ervaring of zo maar.
Dergelijk ervaringen hebben ook mystici of
zieners. Mystici zijn mensen die op zekere wijze in contact met God of de bron
komen of proberen te komen, daarbij kunnen ze ook een zicht krijgen in de
wereld die voor de meeste van ons niet waargenomen
wordt, die van de dood, of beter van het leven in het hiernamaals. Dit zien van
die andere wereld kan ontstaan via bidden, meditatie
of allerlei andere spirituele technieken, maar het contact kan ook plotseling
komen bij een niet-mysticus na een crisis, een ommekeer, zomaar ineens of door
geboorte. Vaak zien ze de andere wereld bij bewustzijn, soms in trance. Zij
kunnen zich ook in twee werelden tegelijk bewust zijn, deze aardse wereld en de
andere, onzichtbare wereld.
Emmerich zag de andere wereld tijdens haar waakleven. Ze zag onze aardse wereld vaak als in een droom, wazig ondoorzichtig en onsamenhangend.
Hier doorheen zag ze de ‘andere wereld’ als een licht wereld, die door en door
begrijpelijk was voor haar. Ze heeft die beelden van de andere wereld tijdens
gesprekken of bezigheden in deze wereld. Ze heeft moeite zich te handhaven in
die tweevoudige toestand. De andere wereld wil haar wegrukken. Ze ziet het
helderder en natuurlijker.
Ik vertel nu eerst iets over het proces van
zuivering bij Swedenborg en Lorber.
Een uitgebreid verslag hiervan vindt U in mijn scriptie. Beide mystici behandel
ik hier omdat ze veel overeenkomstige ervaringen hebben.
Swedenborg leefde
van 1688-1772 in Zweden, was een natuurkundige en Lutheraan. Hij was zoon van
een Luthers bisschop. Hij was een vermaard natuurkundige met een expliciet
materialistisch – mechanische kijk op de wereld. Op zijn 56e jaar heeft hij
door deze visie een geloofscrisis en krijgt contact met Jezus. Sindsdien kon
hij naar eigen believen de onzichtbare wereld betreden en communiceren met de
wezens daar.
Lorber leefde
een eeuw later van 1800-1864. Hij was zoon van een boer. Woonde in Oostenrijk,
was musicus en gaf les in muziek. Hij was katholiek. Hij kreeg op zijn 40e een
bevel vanuit zijn hart van Jezus met de opdracht uitleg te gaan geven over de
Bijbel.
Beide zieners zien veel meer gebieden in het
hiernamaals dan BDE-ers. Het hiernamaals heeft een
zeer gecompliceerde structuur met veel hemelen en hellen, werelden van licht en
van duisternis, maar ook met veel neutralere gebieden, werelden die ook op de onze lijken. Volgens hen beiden komen pas gestorvenen vaak
in een droomtoestand, als hun spiritualiteit nog weinig is ontwikkeld.
BDE-ers kunnen de onzichtbare
wereld wel echt waarnemen, zelfs scherper zien dan tijdens hun leven. Deze
scherpe waarneming van een reële onzichtbare wereld
heeft een groot deel van de gestorvenen ook.
Echter, bevind je je
nog in de droomtoestand dan moeten gestorvenen eerst hun geestelijke zintuigen
en hun geestelijk bewustzijn nog ontwikkelen.
Volgens Lorber helpen engelen hen hierbij. Maar het
gaat ook via verwerken van hun problemen in de droom.
Later als de geestelijke zintuigen zijn ontwikkeld worden de gestorvenen zich een tussenwereld
bewust. Na deze tussenwereld komt men in werelden van licht en eenheid of wel
in duistere werelden afhankelijk van het zuiveringsproces. De tussenwereld
bestaat uit drie hoofdafdelingen. Volgens
beiden, Swedenborg en Lorber,
is het eerste tussengebied er een, waar men de gelegenheid krijgt om te wennen
aan de nieuwe wereld. Hier komt men zijn verwanten tegen, de omgeving lijkt
vaak op de oude. Men kan er rust of herstel krijgen van het leven dat men hier
heeft geleefd. Maar het kan teleurstellingen geven zoals bij gelovigen, die
verwachten dat ze meteen engelen en paradijzen zien, of schrik bij mensen die
dachten dat dood dood was. Swedenborg
noemt dit de fase van een eerste of ‘uiterlijke toestand’. Met uiterlijke
toestand bedoelt Swedenborg dat men zich in z’n
gedrag nog kan verhullen voor anderen, zoals dat kan in ons
aardse leven. Men laat slechts zijn uiterlijke motieven zien, men is
vriendelijk naar buiten toe ook al is men boos op de persoon tegenover zich.
Men ziet ook zelf slechts het uiterlijke gedrag van anderen en doorziet niet de
innerlijke motieven. Het is zoals in ons aardse
leven.
Over teleurstelling beschrijft Lorber hoe nonnen, die vroom hadden geleefd verwachten dat
ze direct na hun dood engelen zullen tegenkomen maar ze komen in een kleurloze
wereld terecht zonder een engel, soms zelfs met nare mensen. Achteraf blijkt
dat hun leven toch niet zo vroom was, omdat ze medenonnen hadden gedwongen in
het klooster te blijven met verhalen van hel en verdoemenis. Ongelovigen
daarentegen kunnen juist wel in een mooie wereld terecht komen, omdat ze verder
goede en liefdevolle mensen waren. De eerste tussenwereld is
dus er een van aanpassing en correctie. In de tweede tussenwereld begint de
zuivering serieus. Swedenborg noemt dit de innerlijke
fase. Je wordt geconfronteerd met je zwakheden, je verslavingen, je heftige drift,
je ongeduld. Je verhulling verdwijnt, ook jijzelf ontdekt gedrag van jezelf dat je bent vergeten, dat je
voor jezelf verhulde. Iedereen gaat steeds duidelijker zien via telepathisch
communiceren, wat jouw motieven naar anderen, jouw wrokgevoelens naar anderen
zijn. Je ziet en voelt telepathisch wat je anderen aandoet en vroeger in je
leven aandeed, je was je vroeger daarvan bewust, maar vaak deed je het ook onbewust.
Dit kan je pijn geven. Een pijn die aandoet als
vuur, als brandende pijn. In de middeleeuwen noemde men dat het schoonbranden
van je ziel. Het vagevuur, ofwel het veghe vuur; het
vuur dat alle vlekken wegveegt. Het is vuur, soms verbeeld vuur, soms reëel
vuur, dat niet vernietigt omdat de ziel volgens Lorber
en Swedenborg onsterfelijk
is, maar het doet wel pijn. Hoe zuiverder je wordt des te beter worden zien,
horen en andere zintuigen in het hiernamaals. Je gaat ook beter denken en
voelen. BDE-ers zeggen vaak dat ze al direct beter
waarnemen, denken en voelen. De vraag is dan ook of ze al verder zijn dan de
gemiddelde gestorvene of heeft de God of de Bron hen in zo’n goede toestand
gebracht..
In een derde deel van het tussengebied na de
eerste inzichten en het eerste berouw gaat je steeds beter je hebbelijkheden en
grofheden herkennen. Je moet volharding tonen en beproevingen weerstaan, tot je
vlekken op je ziel uitdoven. Je wordt daarmee geconfronteerd door de bewoners
van de tussenwereld. Je wordt daarbij geholpen door gestorven verwanten,
engelen, door God. Je keuze vrijheid wordt groter naarmate je meer wordt
gezuiverd, de wereld om je heen wordt lichter, vriendelijker en reëler.
Ben je voor sommige situaties te hard, te
hardleers, te blind, dan krijg je zwaardere confrontaties, die meer hels
lijken. Engelen blijven je helpen, maar ze zullen je daarbij niet dwingen, ze
laten veel aan je vrije keuze over. Volgens Swedenborg
kunnen de engelen je verlaten als je je afsluit,
volgens Lorber blijven ze bij je maar kunnen ze onzichtbaar worden.
Er is daarbij een groot verschil tussen Lorber en Swedenborg. Bij Lorber kan men zelfs nog diep in de hel veranderen en tot
God komen. Swedenborg zegt dat als men tijdens zijn
leven bedolven was door het kwaad’, dat men na de dood niet meer verandert en
rijp wordt gemaakt voor de hel. Reiniging van kwade elementen vindt alleen
plaats bij mensen die voldoende goed hebben geleefd. Niet duidelijk wordt bij Swedenborg wat bedolven zijn onder
het kwaad betekent. Hoe slecht men moet zijn.
Nu leefde Lorber een
eeuw na Swedenborg. De vraag kwam dan ook bij mij op,
heeft Swedenborg zoveel strengere beelden vanwege
kerk en cultuur verschillen met Lorber, of is God
milder geworden of is de mens ontwikkelder geworden,
ondanks de vele wreedheden die men overal om je heen
ziet. Bij BDE-ers in de tijd van nu is er nog meer
sprake van mooiere landschappen en ontmoetingen met
betere wezens.
Zoiets vraagt een gedegen analyse van de tijd
waarin ze leefden. Wil je daar een begin van een antwoord op krijgen dan is het
belangrijk eerst een analyse te plegen op de diverse zuiveringsverhalen van
verschillende mystici. Ik heb de volgende mystici op een tijdschaal gelegd en
met elkaar vergeleken op een aantal aspecten.
1447-1510 Catharina
van Genua
1688-1772 Emanuel Swedenborg
1774-1824 Catharina
Emmerich
1800-1864 Jacob Lorber
1906-1943 Clara
Kern
huidige
tijd mensen met BDE
Genua, Emmerich en
Kern zijn klassieke ascetische katholieke meisjes. Van kinds af aan hebben zij
een vrij directe band met God. alle drie kunnen ze de andere wereld zien via
visioenen, droomachtige toestanden en zeer bewust. Ze zien gestorvenen in die
wereld veel lijden in vele duistere gebieden, maar ze zien ook vreugde van
gestorvenen om de hereniging met het licht. Tussen de 5 mystici zijn echter
wezenlijke verschillen in het reinigingsproces. En het lijkt er op dat er in de
tijdlijn een zekere progressie zit in de barmhartigheid van God en de grotere
hoop op een zelfstandige redding van de ziel. Of er sprake is van realiteit of
projectie laat ik nog in het midden.
Ik beschrijf nu eerst een aantal mystici.wat uitgebreider. De zuivering bij Lorber en Swedenborg heb ik voor
een deel al boven beschreven.
2 De mystici
2.1. Catharina van Genua
Catharina leefde van 1447-1510 in Genua en was
het kind van een invloedrijke familie. Van jongs af aan heeft ze een sterke
innerlijke band met God. De wereld gaat aan haar voorbij; ze leeft in een
andere wereld, namelijk die van het hiernamaals. Ze wil
met haar 13e jaar naar het klooster. Dat is nooit gebeurd, omdat haar ouders
haar uithuwen om politieke redenen. In
1551, 40 jaar na dood komt een geschrift over haar uit dat is geschreven door
haar vrienden die er al tijdens haar leven aan zijn begonnen: ‘vita e dottrina’. Dit boek gaat
over het purgatorium en de hel. Het zegt niets over engelen of demonen alleen
de relatie God – mens blijkt voor haar belangrijk te zijn. Door haar innerlijke band met God is ze niet in staat
om haar geestelijke oefeningen te voltooien. Ze woont bijvoorbeeld de mis wel
bij maar weinig dringt tot haar door, behalve het ontvangen
van de communie. God leidde haar zonder hulp van een priester of een ander
menselijk schepsel.
Ze vertelt voornamelijk over het purgatorium.
Haar blik is daartoe beperkt. De pijn van de gestorven zielen die ze daar ziet
is volgens haar enorm. Over de hel heeft ze slechts enkele opmerkelijke
opmerkingen. Er is na de dood van een mens een eenmalig oplichten van
zelfkennis, daarna nooit meer. Daarin wordt de mens voor de keuze gesteld of
hij de weg naar God wil gaan of die zonder God. Wat volgt is barmhartig
vergeten van wat men in zijn leven goed of niet goed heeft gedaan. Men
reflecteert niet meer op zichzelf. De herinnering van eigen en andermans schuld
is men kwijtgeraakt. Het geheugen wordt overstemd door de goedheid van God.
Deze brengt de mens naar zich toe, zodat men pijn en geluk niet meer kan
gewaarworden. onduidelijk is of de zielen nu wel of
geen pijn lijden. Ze heeft het er ook over dat men in het purgatorium in een
vuur komt. Dat doet twee dingen: het reinigt de ziel en vernietigt de zonde.
Het goud van de ziel blijft over en voelt geen pijn. Door reiniging in dat
purgatorium groeit de vreugde met de dag. Ten slotte raakt men aan de gevoelens
van het paradijs. Hoe meer de ziel groeit en hoe meer liefde ze krijgt, hoe
meer ze lijdt door het besef nog verwijderd te zijn van God. Maar men volhardt
in zijn gang tot God, omdat de drang tot reiniging die van vreugde en pijn
overstemt. Aan het eind is het heldere zien van God. Men komt dan tot inzicht
dat dat het doel der schepping was. Dat zien en
inzicht is anders voor iedereen. Er is geen sprake van een uniformiteit in de
hemel.
Als men zich tijdens het sterven absoluut verzet
tegen God gaat men vrijwillig en direct naar de hel. Dat is het eigen besluit,
want zo is men door zijn of haar leven afgestemd. Deze instelling kan na de
dood niet meer veranderd worden. De hel is bij Catharina eeuwig. De pijnen zijn
daar even sterk als in het purgatorium. Men kan zich dan afvragen wat het
verschil is. Het verschil is die van de hoop. In het purgatorium is lijden
vermengd met hoop op het betere leven dat men kan krijgen, in de hel is er
sprake van wanhoop.
Catharina lijkt toch weer iets aan de eeuwigheid
van de hel af te doen in de uitspraak: ’wat ik daarover (de liefde van God) kan
zeggen, is het volgende. Als één druppel van datgene wat dit hart voelt, in de
hel zou vallen, dan zou die geheel tot eeuwig leven worden; omdat deze daar
zoveel liefde en samengaan zou veroorzaken dat de demonen engelen zouden worden
en het lijden zich in troost zou veranderen, omdat er samen met de liefde van
God geen pijn kan bestaan.’ Is dat haar wens of een vage hoop op concretisering
daarvan?
2.2 Swedenborg
Swedenborg leefde van 1688-1772 in Zweden. Hij was zoon van een
Luthers bisschop. Hij was een vermaard natuurkundige met een expliciet
materialistisch – mechanische kijk op de wereld. toch was hij een gelovig man.
Daarom krijgt hij op zijn 56e jaar een crisis en heeft hij contact met Jezus.
Tot aan zijn dood heeft hij visioenen en gezichten. Swedenborg
beschrijft zeer gedetailleerd over wat hij ziet in het hiernamaals. Zijn
visioenen krijgt hij door al zijn ‘innerlijke’ zintuigen. In het begin door
zijn gehoor later eveneens door zijn gezicht. Vaak krijgt hij ze ook via smaak,
geur, temperatuur of pijn. Hij probeert er systeem in te ontdekken
en bekijkt al zijn belevenissen zeer kritisch. Hij heeft zeer veel geschreven, zowel over puur
wetenschappelijke onderwerpen, als over zijn
ervaringen in het hiernamaals (Aglaja Heintschel 86-153).
Hij beschrijft zijn eigen belevenissen en
beelden. Hij is lutheraan en heeft daardoor waarschijnlijk een andere kijk op
de andere wereld dan een katholiek. Veel put ik uit zijn boek ‘Hemel en Hel’,
omdat dit specifiek gaat over het hiernamaals, maar ook uit ‘Opmerkenswaardige
levende
ondervindingen’ en
‘De ware christelijke godsdienst’.
2.3 Anna Catharina Emmerich
Anna Catharina leefde van 1774 tot 1824, tussen
de actieve tijd van Swedenborg en Lorber.
(Heintschel 1996, 154-210).
Ze werd geboren in Flamske,
op het platte land van Westfalen, dicht bij de grens
met Nederland. Ze was de 5e van 9 kinderen. Door de grote kindersterfte was ze
snel de oudste. Haar ouders hadden een pachtboerderij, een lemen schuur zonder
vertrekken.
Emmerich zag haar visioenen, beelden tijdens haar waakleven.
Ze zegt de andere wereld niet met haar ogen te zien. onze
aardse wereld zag ze vaak als in een droom, wazig ondoorzichtig
en onsamenhangend. Hier doorheen zag ze de ‘andere
wereld’ als een lichtwereld, die door en door begrijpelijk was voor haar. Ook
tijdens gesprekken en bezigheden in de aardse wereld heeft ze die beelden van
de andere wereld. Ze ziet deze helderder en natuurlijker.
Ze heeft dan ook moeite zich te handhaven in
die tweevoudige toestand. De andere wereld wil haar als het ware wegrukken.
Ze is eindeloos onderzocht
door kerk, staat en wetenschap. De vele vragen waren een kwelling voor haar. Ze
heeft een tijd in het klooster geleefd, maar ze kon daar niet aarden tussen de
nonnen. Daarna woonde ze in bij een familie. Een intellectuele pelgrim, Brentano, woonde daar ook, sprak veel met haar over haar
visioenen en gezichten, en hield daar een dagboek van bij. Vanaf haar geboorte
had ze al de zienersgave met veel religieuze visioenen. Ze was altijd afwezig
door haar contact met God. De beschrijving van haar
beelden sluit aan op de rooms katholieke traditie, Catharina Emmerich gebruikte daarbij begrippen, die ze vanaf haar
jeugd kende.
Volgens haar beschrijvingen is het lot van ieder
mens in zijn stervensuur bepaald. Over het gericht na de dood zegt ze: het
gericht over de ziel zie ik direct boven de plaats waar de mens sterft. Ik zie
Jezus, Maria, de beschermheilige van de ziel en haar engel erbij; ook bij
protestanten zie ik Maria. Dit gericht is in heel korte tijd voorbij. (Heintschel 1996, 193)
Maar er vinden ook andersoortige gerichten plaats. De
voornaamste reddingsmogelijkheid van de ziel is de voorbede van levende mensen.
Dat wil zeggen dat de ziel een stapje dichter bij God kan komen als een
christen mens voor deze ziel bidt. Mij lijkt deze hulp erg beperkt. Wat moeten
de zielen die geen christenen in de familie hebben.
Zo zegt Emmerich: ‘Ik
zie in het vagevuur ook een plaats van gebed, een soort kerk, waarin zij vaak
getroost worden. Van de hemel krijgen die zielen geen directe hulp, zij krijgen
alles van de aarde en de levende mensen’. Toch lijken er mogelijkheden te zijn
voor een andersoortige redding voor de zielen. Er zijn plaatsen waar ze kunnen
werken om boete te doen. Ook zijn er gestorven zielen, die iets kunnen doen
voor een andere gestorvene van een lagere graad. Wat dat iets is wordt niet
duidelijk.
Het lijkt er op dat Emmerich
door de vele beelden niet helemaal weet welke reinigingsmogelijkheden er zijn.
Ze legt wel het accent op de voorbeden van de levenden voor de doden. Dit kan
inkleuring zijn door haar kerkcultuur.
2.4 Lorber
Lorber leefde van 1800-1864. Hij was zoon van een boer.
Woonde altijd in Oostenrijk, was musicus en gaf les in muziek. Hij was
katholiek. Hij kreeg in 1840 een bevel vanuit zijn hart met de opdracht te gaan
schrijven. Deze innerlijke stem kwam volgens hem van de Heer en heeft hem 24
jaar gedicteerd. Daarnaast werd hij gedicteerd door andere geesten. Veel van
wat hij hoorde zag hij ook in ‘de andere wereld’, maar ook onafhankelijk
van die stem.
Ook Lorber heeft veel
boeken geschreven over zijn belevenissen n.a.v. de stem van de Heer. Alle
verhalen zijn uit de eerste hand. Zeer veel informatie over het hiernamaals
staat in ‘Bisschop Martinus’ (Lorber 1992). Andere
boeken zijn: ‘Het grote Johannes evangelie’ (Lorber
1991) en ‘Kruis en kroon’ (Lorber 1990). De eerste
twee boeken zijn door hem vanaf 1840 geschreven. Het laatste is een
samenvatting uit meerdere boeken. Veel boeken gaan over de bijbel en het ontstaan van het leven.
2.5 Clara Kern
Clara Kern leefde van 1906 tot 1943. Ze is in
een bergdorp in Zwitserland geboren. Het was een stil en onbegrepen
kind en bleef in haar leven teruggetrokken en ongehuwd.
Ze was ziek vanaf haar jeugd en verdroeg de laatste 10 jaar haar lichamelijk,
psychisch en geestelijk lijden en miskenning. In 1943 is ze in Zürich
gestorven.
Van kind af aan was haar verhouding tot God innig,
persoonlijk en levenslang; het kende geen onderbreking.
ondanks haar lijden had ze een grote innerlijke
vreugde en harmonie. Dat werd steeds sterker. Het is of God haar overweldigde.
Zelf schrijft ze: ‘Het was geen vroom gevoel maar geweld’.
Ze heeft enige kleine boekjes geschreven en in
1933 is haar boek ‘Het geheim van het vagevuur’ uitgegeven. Dat is een soort
dagboek van september 1931 tot kerst. Haar wijze van uitdrukken is kinderlijk.
Ze geeft inkijkjes in het vagevuur. De beeldende elementen zijn spaarzaam en
niet duidelijk. Wel is er sprake van een intellectuele visie, van diepe kennis
en inzichten.
Ze heeft voornamelijk beelden van het vagevuur.
Daarover zegt ze ‘Het vagevuur is een plaats van barmhartigheid en goedheid’.
Ze beschrijft de zielen: die zijn als het ware door een huls, een harde bast
omgeven. Deze bast groeit al tijdens leven als men zichzelf, de wereld en de
eigen eer de hoofdzaak vindt. Daar kan het licht van God niet doorheen komen.
‘Men heeft de hardheid op diverse plaatsen, sommigen zijn hard van binnen,
zacht van buiten’.
Sommige mensen hebben hun geweten door
uiterlijke plichten verdoofd. In het vagevuur gaat die korst heel langzaam weg.
Verrast en ontzet is
Clara over de vele soorten schijnheiligen. Bijvoorbeeld priesters die vroomheid
eisten en weinig zorg hadden voor de parochianen.
Ze ziet ook wijzen en beroemdheden die zich
inzetten voor het goede, maar het was op eigen eer en wijsheid gericht. Zij
zijn helemaal in de wereldgeest opgegaan en zo leefden ze in te grote
zelfstandigheid – zonder samen te gaan met de goddelijke meester. Deze zielen
komen in de grootste onwetendheid in de eeuwigheid.
Op aarde waren ze in alles volleerd – en nu bevinden ze zich in de grootste
verlegenheid. Zulke wijzen hebben vaak een domme ziel. Ze blijven lang in het
vagevuur tot ze van zichzelf verlost zijn, tot ze uit hun slaap ontwaken en de verdoving van het eigen ik verliezen, tot
het eeuwige licht dat heeft doorbroken. Tot die tijd lijden ze erg, verstikken
in hun huls, hebben ze geen licht en geen lucht.
Reiniging gaat bij hen die oprecht berouw
hebben, zoals de moordenaar aan het kruis. Goede wil, echte deemoed en
bereidheid eigen fouten te zien leidt tot reiniging. Maar ook de liefde van God
doet de harde bast langzamerhand smelten. God beoordeelt ons
niet naar onze fouten maar naar de goede wil. Clara doet geen uitspraak over de eeuwigheid van de
hel, maar uit haar tekst lijkt het of een ontwikkeling
naar een zuivere ziel steeds mogelijk is.
3 Analyse van aspecten die meespelen bij de
reiniging van de ziel
Ik bekijk de volgende aspecten van de reiniging
bij alle 5 de mystici:
1 Is ontwikkeling naar een zuiverder ziel mogelijk na de dood?
2 Is er een moment
waarop dat mogelijk is.
3 In welke mate
speelt het eigen initiatief om de ziel te zuiveren een rol.
4 Op welke wijze
is er sprake van hulp door een ander wezen
5 Gaat verandering
van gedrag via straf of beloning van buitenaf, via inzicht en innerlijke
correctie van eigen gedrag of op willekeurige wijze, c.q. via genade.
6 Is de hel eeuwig
of wordt ieder gered.
1 Bij de vroegste
mystici, Genua, Emmerich en Swedenborg
is ontwikkeling naar een zuiverder ziel niet meer
mogelijk als direct na je dood de ziel is veroordeeld tot een helse weg. Bij Emmerich wordt je geoordeeld door God of goddelijke wezens.
Bij Genua en Swedenborg kies jijzelf voor dat
oordeel. Men kiest voor een helse weg omdat dat aantrekkelijker en
vertrouwelijker voor de ziel is. Hoewel deze mystici het hebben over een vrije
keuze direct na de dood, vraag ik me af hoe vrij die is; immers de behoeften
naar onjuiste zaken zijn zeer groot.
Bij dezelfde mystici Genua, Swedenborg
en Emmerich is de zuivering wel mogelijk tot in de
hemel als er direct na de dood al een positieve keuze is gemaakt voor de weg
van waarheid en liefde.
Bij de latere mystici Lorber
en bij Kern is ommekeer en ontwikkeling wel
mogelijk. Bij Lorber zeker ook in de hel, bij Kern
kunnen ook slechte personen uiteindelijk tot het licht komen.
2 Bij de eerste
drie mystici is het definitieve oordeel voor hel of hemel op het moment van
vlak na het sterven. Dan wordt beslist door jezelf of door God welke richting
je gaat, hemel of hel. Bij de andere twee, historisch de laatsten,
is ommekeer steeds mogelijk.
3 In welke mate
speelt het eigen initiatief bij reiniging een rol.
Gaat men eenmaal de goede weg dan is de
reiniging bij Genua en Emmerich een passief gebeuren.
Bij Genua brand God als het ware de vlekken van de zielen, zonder dat men
inzicht heeft in het waarom, of zonder inspraak in gedragsverandering.
Bij Emmerich worden de
zielen van gestorvenen gezuiverd als levende mensen bidden voor hun ziel. Dit
bidden voor het heil van de ziel van de doden was een gebruikelijke gewoonte in
de katholieke kerk vanaf de tijd van Paulus tot nu toe. Zielen kunnen daar zelf
niet veel aan doen; je boft als je gelovige vrienden of familie hebt. Ook
kunnen gestorvenen van een hogere graad ‘iets doen’ voor die van een lagere
graad.
Bij Swedenborg is het
mogelijk dat mensen die een positief oordeel tijdens het sterven hadden, op elk
moment in het hiernamaals tot inzicht kunnen komen van hun onjuiste
gedrag en zich kunnen veranderen; berouw en ommekeer is mogelijk.
Bij Lorber en Kern, de
latere mystici, is berouw en ommekeer altijd mogelijk, ook als men
in de hel zit. We zien dat initiatief voor de
eigen zuivering pas komt bij de latere mystici.
4 Bij Genua leidt God het hele
reinigingsproces op barmhartige wijze. Er is hulp voor degene die al de juiste
richting ingaat.
Bij Emmerich, de
derde in de rij, kan de hulp slechts door de levende mensen komen, soms door
hogere wezens, maar niet vanuit de hemel. Alsof de barmhartige God niet
ingrijpt.
Bij Swedenborg wordt
je door diverse wezens en God geholpen, maar kunnen engelen je tijdelijk
verlaten als je te vaak de verkeerde keuze doet. Die engelen kunnen ook weer
terug komen.
Hulp door Jezus en God of de engelen komt bij de
latere mystici Lorber en Kern in alle omstandigheden
voor. Bij Lorber verdwijnen de engelen uit het zicht,
als je een aantal keer zondigt in het hiernamaals, maar blijven aanwezig
5 Bij Genua en Emmerich, de oudste mystici, lijkt het of inzicht in eigen
functioneren geen of weinig effect heeft op de zuivering. Hoewel er bij Emmerich plaatsen zijn voor boete doen, is niet duidelijk
hoe dat uitwerkt.
Bij de latere mystici geldt dat zowel eigen
inzicht, als straf en beloning, als de genade van God mee spelen in de
zuivering. Bij Swedenborg alleen als men op de goede
weg is, bij de laatste twee op elk moment.
6 Is de hel eeuwig of wordt
ieder gered. De hel wordt expliciet als eeuwig gekenschetst bij Genua, Emmerich en Swedenborg. Bij Swedenborg is er geen eeuwigheid als men direct na de dood
positief wordt beoordeeld. Met andere woorden ook bij een goede beoordeling kan
men nog in de verkeerde richting gaan, maar er is dan nog mogelijkheid terug te
keren tot God.
Bij Lorber lijkt het
erop of bijna iedereen gered kan worden; zelfs de duivel.
Kern zegt niets over de hel, maar is er een
goede kans dat men verlost kan worden.
Bij de BDE-ers is er
geen sprake van een langdurige weg van zuivering. Je keert al vlug in je
lichaam terug. Toch kan men de terugblik wel als een vorm van zuivering noemen.
Velen van hen vertellen, dat ze een terugblik krijgen over hun geleefde leven
in zeer sprekende beelden. Een vrouw had ooit haar vriendin gekwetst, ze kreeg
daar een heftig berouw over. Een andere BDE-er, een
soldaat had vele mensen gedood in de oorlog in Indonesië. Beide mensen kregen
niet alleen de beelden van die mensen en situaties te zien, maar voelden zelf
de pijn en doodsnood die hun slachtoffers doormaakten. Bij beiden veroorzaakte
dit veel schrik, pijn, verdriet en berouw. De soldaat besloot daarna ook nooit
meer mensen te doden. Die terugblik was in aanwezigheid van een engelachtig
persoon die doorstraald was van licht; volgens veel BDE-ers
is dat Jezus zelf. Beide personen waren niet gelovig, zij noemden het een
lichtende persoon. Deze persoon straalde veel liefde en acceptatie uit.
Beide personen ondergingen hierdoor zowel
pijnlijke gevoelens als gevoelens van grote acceptatie, die de pijn verzachtte.
Dit soort terugblik komt niet overal voor bij BDE-ers, maar geeft wel aan dat er voor sommige mensen
‘positievere’ mogelijkheden zijn van reiniging. Alsof inzicht, een pijnlijk
eigen oordeel en genade samenkomen.s
4 Conclusie
De beelden die worden geschetst zullen afhangen van een
aantal factoren: 1 de culturele en religieuze omgeving van de mystici zal
bepalen hoe zij hun beelden zien of interpreteren. 2 de eigenheid van de
mysticus kan hier meespelen, 3 het kan zijn dat er sprake is van een reële ontwikkeling naar grotere menselijkheid in deze wereld en
in het hiernamaals. Deze menselijkheid is vorm gegeven in een groter inzicht
van de mens in zijn eigen gedrag en een sterkere verinnerlijking van de eigen
ethiek. Dit geeft mogelijkheid tot zelfreiniging de barmhartigheid van God kan
meer tot uiting komen omdat de mens meer begrip heeft van zijn eigen daden.
Voor de hand lijkt dat de cultuur sterk bepalend is voor de beelden die de
mystici krijgen. Toch is dat niet het hele verhaal. Immers stel dat er steeds
meer mensen humaner worden dan is er een wederzijdse beïnvloeding van een
cultuur bepaald beeld en de realiteit van het hiernamaals. Dat geeft God ook de
mogelijkheid om zijn heil meer effectief te laten inwerken.
In het oude testament wordt nauwelijks gesproken
over een hiernamaals. Men heeft het daar over een schimmenrijk, waar men
slechts in een soort droomtoestand verblijft en weinig hoop lijkt op bevrijding
van de ziel. In het Nieuwe Testament heeft men het wel over een hemel en een
hel en is er de mogelijkheid tot totale bevrijding van de ziel, het
vooruitzicht tot opstanding. Sommige christelijke bewegingen beweren ook, dat
Christus de weg naar de hemel, naar God toe heeft geopend, ook voor zielen die
vóór Christus zijn gestorven, vanaf Adam.
Als je naar de wereld om je heen kijkt zou je
niet zeggen dat de mens humaner is geworden. De huidige wereld is vaak ontzettend wreed. Ook is het zo dat er nu nog moderne
mystici zijn, die weinig positiefs hebben te melden. Dat moet nog onderzocht worden. Misschien is er wel een deel van de mensheid verder ontwikkeld
in humaniteit en kunnen zij beschouwd worden als pioniers. De andere zielen
zullen later gered kunnen worden, levend of reeds gestorven, zoals Christus bij
zijn dood door de hel ging om daar zielen te bevrijden.
We kunnen voorzichtig concluderen dat afgezien
en dank zij de culturele ontwikkeling door de
geschiedenis heen, de bovengenoemde mystici en BDE-ers
een tendens weergeven in de richting van een barmhartiger God en van een
hoopvolle ontwikkeling van deel van de mensheid die
als eerstelingen van de hele mensheid meer open staan voor zelfreiniging van de
ziel. Uit de vele getuigenissen lijkt het of niet belangrijk is welk geloof men
heeft. Uiteraard is de conclusie een voorlopige. De diverse factoren die de
beelden beïnvloeden zullen nader moeten worden uitgediept over meerdere mystici
en mensen met een bijna dood ervaring.
Literatuur
Adam, Josef, Clemens Brentanos Emmerich
– Erlebnis, Freiburg, 1956
Bonzi, Umile, S. Caterina Fieschi Adorno, Torino, 1961
Heintschel, Aglaja, Zeugen des Jenseits, Zürich, Swedenborg
verlag, 1975; vertaling: P.J.Blok, Getuigen van het
leven aan gene zijde, g.p., De Ster, 1996
Kern, Clara,, Das Geheimnis des Fegfeuers,
München, 1933
Lorber, Jakob, Weg zur geistigen Wiedergeburt, Bietigheim, Lorber Verlag, 1979; vertaling: J.E.
Bos, Weg tot geestelijke wedergeboorte,
Breda, De Ster, 1986
Lorber, Jakob, Kruis en Kroon,
Tilburg, De Ster, 1990
Lorber, Jakob, Die Wiederkunft Christi, Würtemberg, Lorber Verlag, 1978;
vertaling: Finkelnberg, De wederkomst van Christus,
Breda, De Ster, 1990
Lorber, Jakob, Johannes, das
grosse Evangelium’, Würtemberg,
Lorber Verlag, z.j.; vertaling: Jakob
Lorber Stichting, Het grote Johannes Evangelie,
Breda, De ster, 1991
Lorber, Jakob, Bisschof
Martin, Würtemberg, Lorber
Verlag, z.j.; vertaling: Jakob Lorber
Stichting, Bisschop Martinus, Breda, De ster, 1992
Swedenborg, E., Opmerkenswaardige levende ondervindingen,
Band I t/m IV, Den Haag, Martinus Nijhoff, 1971-1973
Swedenborg, E, De ware christelijk godsdienst, Den Haag, Swedenborg Genootschap, 1932
Swedenborg, Emanuel, De coelo et de
inferno ex auditis et visis,
Londen, geen uitgever, 1758; vertaling: G.Barger,
Hemel en hel, Den Haag, F.J.W.Posthuma, z.j.
Swedenborg, Hemelse verborgenheden, Band I t/m band III, Den
Haag, Swedenborg Genootschap, 1926
UpToDate 2023-2024