[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: Jozef met Maria
op weg naar Bethlehem (van Nazareth) voor de inschrijving. Toen Maria vlak voor
Bethlehem plots een kreeg en Jezus wilde baren, kwamen ze in een grot terecht,
die diende als een schaapsstal. En toen Jozef even later op zoek was naar een
vroedvrouw, kwam hij haar onderweg al tegen. Deze vertelde ook over Cornelius
de hoofdman. De vroedvrouw hielp Maria met het verzorgen van het kind. De
volgende dag al vroeg rond 07.00 uur
(waarschijnlijk) – toen de zon de Aarde al een uur verlicht had, vroeg Jozef
aan de vroedvrouw, vriendin en zuster uit Abraham, Isaak en Jacob: ‘Breng mij
met mijn zonen naar de Romeinse hoofdman, die de inschrijving leidt!’ – De
vroedvrouw: ‘Cornelius, de hoofdman uit Rome, woont in mijn huis, dat bijna
een van de eerste huizen in de stad is. Hij heeft daar ook zijn kantoor!’
Cornelius was nog heel jong
(waarschijnlijk in de twintig) en hij sliep ’s ochtends graag lang nog in bed.
De vroedvrouw vertelde hem alles. Cornelius stond meteen op, sloeg zijn toga om
en zei: ‘Ik geloof wat je zegt, maar toch wil ik er met je naar toe gaan, want
ik voel daartoe een sterke drang! Toen hij bij de grot kwam zei hij tegen haar:
‘O vrouw, hoe gemakkelijk ga ik in Rome naar mijn keizer, en hoe zwaar valt het
me hier om deze grot binnen te gaan!’ Ik ben de
stadhouder van Jeruzalem, mijn naam is
Cornelius. Cornelius gaat met de
vroedvrouw de stad in en laat eerst in alle straten bekendmaken dat zijn kantoor
ambtshalve gesloten wordt. Hij laat dertig soldaten aantreden om beddengoed,
tenten en brandhout naar de grot te brengen, naast eten en drinken van de
vroedvrouw.
Drie tenten
worden in de grot opgezet: een voor Maria met een zacht bed, voor Cornelius en
voor Jozef en diens zonen en een tent voor de vroedvrouw en Salome. In dat
jaargetijde was het nog tamelijk koud. Ook richtte hij een kookplaats aan,
maakte zelf vuur aan om de grot te verwarmen. Cornelius was tijdens en rond de
geboorte van Jezus een Romeinse hoofdman – werd later gepromoveerd door zijn
halfbroer Cyrenius. Hij zorgt nu voor een betere gesteldheid in de grot; hij
geeft de vroedvrouw een gouden muntstuk dat gesierd is met het hoofd van de
keizer. Goed is goed, beter is beter, zei hij tegen Jozef. Sinds hij de
grote vorm van kunst in de tempel heeft gezien, heeft hij als heiden grote
bewondering voor de God der joden. Jozef spreekt zijn wens uit hem ervan te
overtuigen, hoe uniek God is tot heil voor hem. Zoek onze boeken op en lees ze.
Cornelius: ‘Dat hen ik al gedaan!’ – Ik las o.a. ook een voorspelling waarin
de joden voor eeuwig een nieuwe koning is beloofd. Jozef, die met deze
vraag wat verlegen werd zei: ‘Deze zal komen uit de hemelen als Zoon van de
eeuwig levende God! En Zijn rijk zal niet deze, maar van de wereld der geest en
waarheid zijn!’
Cornelius: ‘Ik
heb ook gelezen dat deze koning in een stal bij deze stad uit een maagd zal
worden geboren! Hoe moet dat dan worden opgevat?’ Jozef zei: ‘Ga
naar het meisje met het pasgeboren Kindje. De hoofdman stond voor de grot maar
durfde niet naar binnen. Jozef die van de vroedvrouw hoorde, dat Cornelius voor
de ingang van de grot stond, maar om onverklaarbare redenen niet naar binnen
durfde te gaan, werd hierbij ontroerd en sprak tot God, dat Hij zijn vrees voor
hem de hoofdman, heeft veranderd in vreugde. Jozef ging naar Cornelius en
excuseerde zich dat hij een grijsaard is en dat hij door de geboorte
van het kindje Jezus in deze nacht, zich niet bij hem kon melden om
geregistreerd te worden. Toen Cornelius zag hoe het Kindje hem toelachte, was
hij erg verbaasd over dit gedrag en zei: ‘Bij Zeus, dat is bijzonder! Ik voel
me herboren en nog nooit is zo’n rust en vreugde in mij gevoeld!
Op een ander tijdstip of periode
sprak Cornelius, die ook een broer van keizer Augustus is: 'Nu, wel bekome het
hun! Want mij ontbreken de woorden om U uit te leggen hoe erg ik met al dit
tempelgebroed in mijn maag zit! Laat Ik U vertellen, goede verheven vriend
(Jozef) het slechtste van het slechtste op de hele aardbodem is wel een Joodse
tempelpriester! Onze, zeg maar Egyptische priesters zijn slecht, maar zo hier
en daar zijn ze toch nog een beetje menselijk; men hoort weinig over mogelijke
wreedheid en hun taak is, een paar mystieke uitzonderingen daar gelaten, om de
mensheid aan te sporen tot menselijkheid en strijdbaarheid. Maar deze kerels
zijn doortrapte huichelaars! Uiterlijk doen ze zich streng en vroom voor, alsof
ze allemaal zakkenvol levende goden met zich meedragen; innerlijk echter zijn
ze nog te slecht voor de aller-onderste onderwereld die wij uit onze mythen
kennen.
Werkelijk, als onze ongelofelijke
drie furiën, voor wier afschuwelijkheid alles van angst en schrik in steen
verandert, een van deze Jeruzalemse tempelkerels te zien kregen, dan zouden zij
waarschijnlijk zelf ten gevolge van te grote angst en vrees in diamant
veranderen! Ik zeg U: Voor de uiteindelijke ontwarring van deze
aller-boosaardigst verworden tempel en haar priesterkluwen moet zo snel
mogelijk het scherpe zwaard van de koning van Macedonië komen, anders wordt
binnenkort nog de hele aarde ingekapseld in deze noodlottige kluwen! - O
vriend! Ik zou U dingen over deze kerels kunnen vertellen waarvan de hele
aarde koorts zou krijgen! Maar laat ik erover ophouden, dit is voorlopig wel
genoeg; als U mij opzoekt, zullen we er nog veel met elkaar over spreken!'
Cornelius maakte zich klaar voor
zijn vertrek, en Jozef begon in het huis alles te ordenen, zoals het hem het
beste uitkwam. (opm. wellicht ook Cornelius die in het NT zich liet dopen) –
Cornelius vraagt aan Maria waarom
zij op zo’n jonge leeftijd al een kind heeft gebaard. Maria: ‘Ik heb nooit een
man bekend!’ – Een Engel vertelde mij negen maanden geleden dat ik zwanger zou
worden van de Geest van God. De strenge en sceptische Cornelius vraagt nu ook
de beide zusters, wat zij er van vinden. Is het sluw bedrog van deze oude man
het bijgelovig volk te gebruiken met een goed voorwendsel om de wettelijk straf
– de doodstraf – voor zijn daad te ontgaan? Salome: ‘Neem geen ernstige en
wettelijke maatregelen tegen dit arme maar ook eindeloos rijke gezin – ik sta
met mijn leven in voor de waarheid ervan: alle hemelse machten staan deze
familie ter beschikking!’ Cornelius nog verbaasder: ‘Dus ook de heilige
Romeinse Goden, helden, wapenen en onoverwinnelijke macht?’
Salome: ‘Ga naar
buiten en kijk naar de zon! Zij schijnt al bijna vier uur en zie, ze staat nog
in het oosten en waagt het niet verder te gaan langs haar baan!’
Cornelius: ‘Dan gehoorzaamt zelfs onze God Apollo dit gezin!’ Dan zou hier dus
Zeus, de machtigste van alle goden zijn en dan lijkt de geschiedenis van
Deucalion en Pyrrha zich te herhalen!’ Cornelius wil onmiddellijk Rome van deze
gebeurtenis in kennis stellen. Twee machtige engelen waarschuwen Cornelius – zij
straalden als de zon en hun kleding als de bliksem. Zwijg zelfs tegenover
jezelf, anders ga je met Rome nog heden ten onder. Nu werd Cornelius door grote
vrees bevangen en ging – toen de engelen weg waren – naar Jozef en zei: ‘O man,
hier is Hij die gebiedt over alle hemelen en iedere hel. Ik ben niet waard mij
zo dicht in Zijn nabijheid te bevinden!’ Maar Jozef zei tegen hem, dat hij wel
zijn gang kan gaan (vrije wil) maar dat dit altijd consequenties zal hebben,
zoals de twee engelen zeiden.
Onze wil kan door God gebonden
worden, maar dat doet God niet. Wel bindt Hij de wil van dieren. Hij
geeft ons wel een vrij te volgen gebod, waaruit wij kunnen afleiden, dat wij
vrij uit onszelf kunnen doen of willen, wat Zijn heilige wil is. Cornelius
blijft op aanraden van Jozef een nacht bij het kindje Jezus. Salome zegt tegen Jozef, die zich opmaakt voor de
reis naar Egypte: ,luister, jij zoon van de grote koning David! Niet slechts
voor mij, maar voor je hele gezin zou mijn vermogen gedurende honderd jaar toereikend
zijn! Jozef: ,je bent een jonge weduwe en moeder, je moet dus ook je beide
zonen meenemen, maar ik heb geen minuut te verliezen vanwege de spoedige komst
van Herodes hier. Pacht daarom mijn grond voor drie tot zeven of tien jaar,
opdat die niet in vreemde handen valt. Dat beviel haar.
Cornelius vroeg
zich af, of hij ooit hen weer te zien krijgt. Jozef: ,er zullen nauwelijks
drie jaren verstrijken, voordat ik en het Kind en Zijn moeder je opnieuw
begroeten!’ Twee machtige engelen waarschuwen Cornelius – zij straalden als
de zon en hun kleding als de bliksem. Zwijg zelfs tegenover jezelf, anders ga
je met Rome nog heden ten onder. Nu werd Cornelius door grote vrees bevangen en
ging – toen de engelen weg waren – naar Jozef en zei: ‘O man, hier is Hij die
gebiedt over alle hemelen en iedere hel. Ik ben niet waard mij zo dicht in Zijn
nabijheid te bevinden!’ Maar Jozef zei tegen hem, dat hij wel zijn gang kan
gaan (vrije wil) maar dat dit altijd consequenties zal hebben, zoals de twee
engelen zeiden. Onze wil kan door God gebonden worden, maar dat doet God niet. Wel
bindt Hij de wil van dieren. Hij geeft ons wel een vrij te volgen gebod,
waaruit wij kunnen afleiden, dat wij vrij uit onszelf kunnen doen of willen,
wat Zijn heilige wil is.
Cornelius
blijft op aanraden van Jozef een nacht bij het kindje Jezus. De hoofdman stond
voor de grot maar durfde niet naar binnen. Jozef die van de vroedvrouw hoorde,
dat Cornelius voor de ingang van de grot stond, maar om onverklaarbare redenen
niet naar binnen durfde te gaan, werd hierbij ontroerd en sprak tot God, dat
Hij zijn vrees voor hem de hoofdman, heeft veranderd in vreugde. Jozef ging
naar Cornelius en excuseerde zich dat hij een grijsaard is en dat hij
door de geboorte van het kindje Jezus in deze nacht, zich niet bij hem kon
melden om geregistreerd te worden. Toen Cornelius zag hoe het Kindje hem
toelachte, was hij erg verbaasd over dit gedrag en zei: ‘Bij Zeus, dat is
bijzonder! Ik voel me herboren en nog nooit is zo’n rust en vreugde in mij
gevoeld!
Cornelius vraagt wanneer hij Jozef
weer zal zien, als Jozef op weg gaat naar Egypte. Dan zegt Jozef: over
nauwelijks drie jaar zul je mij weer zien. Hij krijgt een vrijbrief en hij
wordt begeleid, samen met zijn vriendin, die verloskundige is, (Salome), de gehele
familie Jozef en Maria en het kind Jezus over een in de buurt gelegen berg,
vanwege de gevaren van Herodes. Cornelius voert het bevel over twaalf
legioenen soldaten. De stadhouder
Cornelius, die toen nog te Jeruzalem als landvoogd werkzaam was. Cornelius
tegen Jozef: ,Want geloof mij maar, deze Herodes is mijn allergrootste vijand;
ik wil hem treffen waar ik maar kan! Ik ben weliswaar nog maar een
hoofdman, en dus nog ondergeschikt aan de opperbevelhebber, die te Sidon en
in Smyrna pleeg te resideren, en die het bevel voert over twaalf legioenen in
Azië. Een gewone centurio ben ik nu ook weer niet, maar een patriciër, zodat
ik op grond van mijn titel, medezeggenschap heb over die twaalf Aziatische
legioenen! Als ik het ene of andere legioen wil inzetten, dan behoef ik maar te
bevelen, en dan moet het legioen mij gehoorzamen. Dus, als Herodes tegen je in
het geweer zou komen kun je op mij rekenen!' De oude Cornelius - deze
kende de opperrechter Faustus en Jaïrus erg goed - Cornelius was tijdens
en rond de geboorte van Jezus een Romeinse hoofdman – werd later gepromoveerd
door zijn halfbroer Cyrenius.
Dan ontmoet Cornelius veel later
weer Jezus - nu inmiddels over de dertig jaar - Hem weer na zeer lange tijd.
Cornelius zegt: 'Zo ken ik Hem al en daar blijf ik ook bij, maar Hij wil
beslist niet, dat men Hem zo zou ontvangen!' De vader van de genezen zoon zegt:
'Broer, met zo'n overduidelijk bewijs in handen - vind ik - kan men nooit te
veel doen!' Cornelius zegt:' Ik ben het helemaal met je eens; maar het blijft
zoals ik gezegd heb, want hij is een gezworen vijand van openbaar en uiterlijk
eerbetoon. Uit Zijn vroegste jeugd weet ik me nog te herinneren, dat Hij alleen
waarde hecht aan stil en innerlijk eerbetoon, dat zich uit door de liefde van
het hart. Maar alle uiterlijke verering vindt Hij zelfs bijzonder irriterend,
en als Hij, zoals Hij beloofd heeft, hierheen komt, dan zou je Hem met een
openbare vergoddelijking alleen maar uit deze plaats verjagen! Doe alles wat je
wilt dus maar in je hart; en vermijd vooral alle openbare plichtplegingen! Want
ik ken Hem al sinds Zijn geboorte daar in Bethlehem, en heb sinds die tijd veel
van Hem gehoord en veel ook zelf gezien! Cornelius: Ik ben nu stadhouder van Jeruzalem en
mijn broeder Cyrenius is zoiets als onderkeizer van Azië en Afrika, en wij
zijn jouw vrienden!
De overste,
Cornelius genaamd, die ook een broer van keizer Augustus is. Opm. Als Jezus 30
jaar was dan, leefde Augustus nog? De overste uit Kapernaüm was de Romeinse overste Cornelius (Matth.9:18,19)
– Cornelius was dus een belangrijke Romeinse hoofdman over miljoenen soldaten
en later pas stadhouder over Jeruzalem. Cyrenius en Cornelius vragen
eenendertig jaar later aan Jezus of het nodig is zich te laten besnijden of te laten
dopen: IK zeg: "Geen van beide! Want wie, zoals jullie, in het hart
besneden is door het geloof aan en de liefde tot God, heeft verder niets nodig;
want dat is ruimschoots voldoende om het eeuwige leven te bereiken. Over een
aantal jaren zullen Mijn met Gods geest vervulde leerlingen bij jullie komen en
jullie dopen met de geest van God, en je zult daardoor alles krijgen wat je
nodig hebt. - Nu weten jullie alles.
De avond valt en wij zullen ons
terwille van de Joden, omdat het vóórsabbat is, wat vroeger ter ruste begeven
dan op andere dagen. Na het avondmaal zullen wij vandaag dan geen verdere
dingen bespreken." En, vriend, in Mijn rijk dat gevuld is met alle hoogste
zaligheden, zal datgene, wat je hier oneindig ver weg toeschijnt, op een zalig
lichte wijze en heel snel komen! Nu kunnen jij en geen van Mijn leerlingen op
de hoogte gebracht worden van alle hemelse wijsheid, -maar over enige jaren
wanneer je gedoopt wordt met de heilige geest uit God, dan zal deze geest jou
en alle anderen inwijden in alle hemelse wijsheid. Dan pas zul je alles heel
duidelijk zien, wat nu nog donker en verward voor je moet zijn! -Maar bewaar
hetgeen je nu geopenbaard is alleen voor jezelf en laat niemand daar iets van
merken, want dat moet nog lang geheim blijven!" (De jeugd van Jezus, hfdst 19, 20,
21, 28,32,34 en 268-18-21, GJE1-88,90
[1 en 10-13] en 2-16 - 1-127
en 2-47 [14] en 2-63 [6]
UpToDate 2024-2025