Twaalf uren
Ontvangen
van de Heer
door
Jakob Lorber
Oorspronkelijke titel: ‘Die Zwölf Stunden’
Uitgegeven door: Neu-theosofischer
Verlag
Bietigheim a. E., Württemberg
1895
Nederlandse vertaling: Auke van Gemert, september 1996
Copyright: Jakob
Lorberstichting, Burg . de Millylaan
1 te Warnsveld
Voorwoord
“De hele mensheid is, op de keper
beschouwd, onderling als een eenheid verbonden.
Voor zover het wel en wee van de één
bij de ander levende weerklank vindt, in zoverre is er werkelijk mens-zijn
ontwikkeld; kwantiteit en kwaliteit van de naastenliefde zijn dus de
graadmeters van echte cultuur.
De mens, die tegenwoordig over het
algemeen in egoïsme verloren en in genotzucht verdwaald is, omdat hij in een
materialistische illusie gevangen zit, kan alleen door een terugkeer naar de
goddelijke oer-grondwet van de zuivere liefde
teruggewonnen worden voor het ware leven.
Door de nood van de tijd wordt de
geest gewekt, en deze doet de leegheid van de tijd en haar dwaling voelen - daarna
zal het heimwee naar het paradijs van werkelijk innerlijk geluk en vrede
ontwaken.
Zelfkennis van onze gebreken leidt tot
deemoed, en wekt het verlangen naar verlossing van ons kwaad; ze is dus de
voorwaarde tot geestelijke vooruitgang.
“Vader, ik heb gezondigd in de hemelen
en tegenover U, en ben niet meer waard dat ik Uw kind genoemd word!”
God weerstaat de hovaardige,
maar de deemoedige geeft Hij genade!
Inleiding
Hoe laat is het? Wat voor tijd is het -
bij de beschaafde mensheid in het algemeen en in het bijzonder? Dit is voor het
grootste deel de inhoud van dit boekje waarin, behalve het schilderen van de
erbarmelijke gebreken van onze huidige toestand, ons ook het hoge doel uiterst
aantrekkelijk voor ogen wordt gesteld, helder oplichtend in een eenvoudig
beeld.
De periode van 12 jaar dat dit boekje
niet meer leverbaar was kan verklaard worden door de eigenaardige, door de
wereld enigszins ‘pessimistisch’ genoemde inhoud, met zijn vaak misverstane, enigszins
drastische beelden; een aan de tijd aangepaste herziening leek dus gewenst, ten
behoeve van de steeds (over)gevoeliger wordende mensheid. Daarom vroegen wij
het vóór het opnieuw drukken aan de Heer, en ontvingen daarop de in het
voorwoord gegeven genadewenken, die in zeer korte vorm al het noodzakelijke
bevatten. Maar toch lenen ze zich er ook weer voor om bij menig zwak mens nog
meer ergernis te wekken, in het bijzonder bij letterknechten in onze niet
gemoedelijke, verstandelijk kritische tijd. Ook hier past de wenk van de Heer:
‘De wereld richt zich op het woord (het omhulsel) – Ik richt Mij op de
betekenis ervan’[1].
Daarom zouden wij allen willen vragen
om heel rustig het hele boekje te lezen - en te willen bedenken dat de eerste
11 uren alleen maar de weliswaar zeer uitgebreide, maar zeer noodzakelijke
verdeemoedigende inleiding vormen, zodat wij de verheffende, zeer
indrukwekkende onthulling van het 12e uur zonder schade kunnen verdragen.
Als wij de slotzin van het 11e uur
goed vasthouden, zullen wij begrijpen dat hier voornamelijk getoond wordt dat
er ondanks de door onze moderne verworvenheden voortschrijdende eigendunk van
wetenschap en cultuur in het algemeen en in het bijzonder nog veel corrupt is,
hoofdzakelijk met betrekking tot het moreel-geestelijke.
Deze tegenstrijdigheid zou meer in zijn wezen gekend moeten worden.
Als wij naar een oorzaak zoeken, dan
zien wij dat de veelgeprezen successen van onze tijd merendeels tot de sfeer
van het verstand van het hoofd behoren, waarvan de eenzijdige, zelfs abstracte
ontwikkeling immers een kenmerk van onze tijd is, als gevolg van haar materiële
gerichtheid; want de verstandelijke sfeer bezit is uitsluitend werelds van aard
en harmonieert dus met de tendens van de huidige mensheid. Het gevolg is de
verwaarlozing van de ontwikkeling van het gemoed, wat toch de enige plaats is
waar het edele menselijke wortelt; hier woont het verlangen naar werkelijk
innerlijk geluk, dat nooit in uiterlijke cultuur bevrediging vindt omdat daar -
al is het ook dikwijls onbewust - het verlangen naar eeuwige waarheid sluimert
en zich steeds weer doet voelen.
En als wij nu vragen: hoe is het bij
de huidige mensheid dan gesteld met de verzorging van deze hemelse kiem? Dan
zijn de dagelijkse verschijnselen en de algemene en individuele omstandigheden
veelzeggende getuigen van de verschrikkelijke verwaarlozing van het beste in de
wereld, dat wil zeggen: van de cultuur van het hart! Met deze verwaarlozing -
als gevolg van de op deze manier naar voren getreden heerschappij van de
materiële wereldgeest, die de heilige Schrift met het karakteristieke woord
‘antichrist’ aanduidt - is het zover gekomen, dat dingen die in wezen goddelijk
en eeuwig zijn geen plaats meer hebben in deze vermaterialiseerde wereld, en de
arme ‘beschaafde’ mensheid dus geen God en geen idealen meer kent, gelukkig met
een toenemend aantal uitzonderingen. Is het niet buitengewoon treurig! Deze
toestand wordt in de Schrift met ‘de laatste tijd’ aangeduid, omdat het
eigenlijke menselijke - het goddelijke in de mens - bijna helemaal verdwenen
is.
Om dat aan het licht te brengen is ons
boekje, als een scherpe vermaner, heel geschikt, aangezien hierin immers niet
alleen de ellende van de onderdrukten en het ongeluk van de onderdrukkers, maar
ook het verdriet van de Vader om de verlorenen in beide kampen tot uiting komt.
In de toenemende opwinding van deze tijd van strijd ofwel de geboorteperiode
van betere toestanden, waarin wij voor de zich nu opstapelende misdaden,
ergernissen enzovoort de nodige verdraagzaamheid moeten opbrengen, houden wij
staande dat iedere misdadiger weliswaar een zondaar tegen de goddelijke en
menselijke orde is, maar in diepere zin een verdwaalde broeder met een zieke
ziel, en dat het zieleheil van zo iemand dus de
belangrijkste opgave van de maatschappij zou moeten zijn.
Laten wij daarbij wel bedenken dat
enerzijds de zondaar ook op een bepaalde manier de lof of triomf van de
Schepper uitdrukt; het is immers de hoogste opgave van de Schepper om wezens
met een vrije wil te vormen, en juist
door het feit dat zij tegen Zijn wil in handelen bewijzen zij het slagen van
deze bedoeling. Dat een dergelijk (dikwijls onbewust) misbruik van de vrije wil
de plannen van God niet stoort, daar is voor gezorgd; want de mens kan willen wat hij wil, uitvoeren kan hij echter alleen maar wat de goddelijke
Voorzienigheid in haar opvoedende wijsheid toelaat! Wat overigens de
verantwoordelijkheid niet opheft. Anderzijds oogst de Vaderlijke liefde, door
de berouwvolle verdwaalde mens te vergeven, de meest kostelijke beloning in
diens verhoogde kinderlijke liefde! Laten ook wij hetzelfde doen! (Luk 15: 18,
21; 18: 11)
Wanneer wij ons eigen ik eerlijk met
de maatstaf van de bergrede (Matt. 5-7) bekijken, dan
kan het niet anders of het inzicht zal in ons dagen dat ieder voor een deel
mede schuldig is aan het aanwezige kwaad, en dat dus ook ieder verplicht is om
binnen zijn mogelijkheden mee te helpen aan de ommekeer tot het betere. De
eerste stap, het in zichzelf kennen van het kwaad, moet algemeen worden. De
klaagroep van de profeet (Jer. 30: 12): ‘De ellende is uiterst kwaadaardig’
moet de uitdrukking van het algemeen gevoelen zijn - waarop dan natuurlijk de
roep om hulp volgt: ‘Maar waar is dan redding en heil?’ Weliswaar klinkt daarop
van vele kanten het antwoord dat velen misleidt: ‘Hier’, ‘Nee, hier’,
‘Hierheen, bij ons is het heil der wereld’, enzovoort (Matt. 24: 23 e.v. -
tekenen van de laatste tijd), maar bij nader onderzoek blijken al deze stelsels
(sociaal-democratische, ethische, spiritistische,
vegetarische enzovoort) veel te kortstondig, eenzijdig en ontoereikend te zijn,
hoewel ze voor enkelingen en hele groepen een zegen kunnen zijn.
Ondanks dit deprimerende resultaat van
het onderzoek naar onze toestand in de huidige crisis van de mensheid moeten
wij ons echter toch niet laten ontmoedigen; want er is geen ommekeer mogelijk,
voordat de dwaling ingezien wordt - en wij herinneren ons wat de enig ware
Heiland ons troostend toeroept (Luk. 21: 28): ‘Wanneer jullie die dingen zien,
hef dan het hoofd omhoog, want jullie verlossing nadert!’
Hij heeft deze grootste nood aller
tijden wel voorzien, en beloofde daarom ook als grootste troost Zijn wederkomst
- een wederkomst, voorafgegaan door Zijn nieuwe woord, in Zijn heerlijkheid van
vredevorst - opdat er één herder en één kudde zal zijn.
Ja, moge Zijn geest - Zijn geest van
medelijden met het ongeluk van allen, Zijn geest van offervaardige overgave -
nu rijkelijk wederkomen over de mensheid en velen stimuleren om ware navolgers
te worden van Degene, die als de Allerhoogste de hemelen van Zijn heerlijkheid
verliet en als de geringste in de wereld kwam om het grootste te volbrengen:
een eeuwige verlossing van alle verdwaalden, gevallenen en ellendigen
die vurig naar het betere verlangen. Hij deed dat door de kloof tussen de
heiligheid van God de Schepper en de gevallen mens door Zijn leer en
levenswandel, ja met Zijn leven te overbruggen en de basis te leggen voor de
vervulling van de lang geleden gedane belofte (‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’
- Openb. 21: 5); en zo legde Hij op de deemoedige,
zachtmoedige, lijdzame en alles opofferende liefde het fundament van de nieuwe
hemel! En alleen op dat fundament is omvorming van de toestand op aarde
mogelijk.
In dit Lichtpunt zijn alle
mensenvrienden van goede wil één, in het duidelijke besef dat het nodig is om
deze enige reddende, zuiver christelijke, d.w.z. ideaal-menselijke
gedachte door middel van woord en daad meer ingang te doen vinden.
Dus, welgestelden,
die mee willen helpen om de catastrofe (waartegen uiterlijke macht weinig kan
uitrichten, aangezien ze door de geest gedreven wordt) af te wenden: hier is
het zaak om terwille van God en het goede te handelen - door in navolging van het
eeuwige voorbeeld in zelfverloochenende liefde voor de mensen de ellendigen geluk te brengen - en zo tegen uiterlijke offers
innerlijke ware, eeuwige en hoge zaligheid te winnen, onmiddellijk en voor
eeuwig!
Maar ook voor de onderdrukten is
troost en licht in het voorbeeld van Hem, die nog geen steen zijn eigendom kon
noemen en die toch, zoals Zijn woorden en daden getuigen, in Zijn geest de
rijkste van allemaal was. Hoewel Hij de macht had om alle hindernissen uit de
weg te ruimen, verdeemoedigde Hij zich toch, gevolg gevend aan Zijn eigen
geboden: ‘Weerstreef de boze niet!’, ‘Bidt voor je vijanden!’, ‘Zegen degenen
die je vervloeken!’ en behaalde zo de overwinning. En daarin ligt de kracht om
ook nu in de strijd tussen wereld en geest redding te brengen. Hierin, in het
navolgen van Hem, is de sleutel gelegen voor de oplossing van ieder conflict!
Laten wij goed in de gaten houden dat
het beloofde hemelrijk niet enkel pas aan gene zijde is, o nee, maar de wortel
ervan moet reeds hier in onszelf geplant zijn en ons reeds hier zalig maken (zie
de voorbeelden van de martelaren); pas dán kan ze in
de vrije wereld aan gene zijde voor eeuwig tot een oneindige volheid uit ons
opgroeien.
Net zoals ook de hel reeds hier in
onszelf wortelt door het koesteren van zelfzucht, trots en traagheid, die wij
zodoende meebrengen naar gene zijde.
De ‘antichrist’, het algemene kwaad,
de zwaarste belemmering van de vooruitgang, wordt overwonnen door het ‘bloed
van Christus’ - wat wil zeggen: Zijn heilige levensgeest, de alles opofferende,
barmhartige, heil brengende verlossende liefde. Moge Christus zó, in de geest
van Zijn leer, gelouterd, verlicht en praktisch gerealiseerd in de mensheid
opstaan; zo’n gezegend, verblijdend Pasen streven wij na!
Laten wij ervoor bidden en werken dat
deze geest rijkelijk uitgestort wordt, opdat er een groots Pinksteren zal komen
en het door Jezus op aarde gebrachte hemelse vonkje wordt tot een vuur dat al
het kwaad verteert (Luk. 12: 49), wat weldra moge oplaaien als het heerlijkste
teken van dank en lof aan de hemelse Vader!
Hier voelen wij nog de behoefte om de
weinige trouwe, behulpzame lieve vrienden broederlijk te bedanken en hun,
evenals allen, het beste toe te wensen!
Dat
geve God, Die helpen kan en wil -
wanneer
wij biddend eigen moeite doen,
dan
zal des Vaders genade en zegen
steeds
met ons meegaan allerwegen!
Palmzondag 1895
De uitgever
Wat
sinds het oerbegin verborgen was, verhuld,
wordt
hier in ‘t Licht des lichts genadiglijk onthuld!
J.B.
Eerste
uur
In de zogenaamde betere en ontwikkelde
wereld, in het bijzonder waar de christelijke religie in de vorm van
verschillende sekten algemeen gangbaar is, wordt de moraal meestal alleen
gepredikt zoals die in politiek opzicht voor de machthebbers in werelds of
geestelijk opzicht het meest doelmatig is. Het volk wordt een schemerige kennis
van God bijgebracht, niet met het doel dat het Hem zou kennen en liefhebben,
maar alleen opdat het Hem als de meest onverbiddelijke tiran aller tirannen
mateloos zal vrezen; en zo wordt de Godheid alleen gepredikt als een gesel, die
nog vruchten af moet werpen wanneer alle andere gesels al vruchteloos zijn
geworden.
In plaats van dat de Godheid aan het
volk bekend gemaakt wordt als de allerhoogste troost, wordt zij het volk alleen
maar gegeven als Iets, dat niets anders te doen heeft dan iedere minuut
miljoenen moreel verdorven en ongehoorzame kinderen onherroepelijk tot de
eeuwige vuurpoel te verdoemen. Kijk maar eens om je heen: zie de talloze
kerkers, die allemaal overvol zijn met
allerlei morele misdadigers, en hoe deze kerkers voortdurend, van minuut tot
minuut, zodanig in aantal toenemen dat jullie, wanneer deze kerkers op één punt
verzameld zouden zijn, zouden moeten geloven dat het hele menselijke geslacht
van de aarde binnen slechts enkele jaren rijp zou zijn om daar naar binnen te
marcheren. En vragen jullie je af wat er gebeurt met deze mensen, die daar
binnen komen?
Kijk dan maar eens[2] een beetje naar het oosten: daar zien
jullie ontelbare groepen doodsbleke mensen staan, omringd door allerlei
gewapende mensen en venijnige rechters, en zie daar verder een aantal
moordwerktuigen, waarmee de ongelukkigen
terechtgesteld worden. Daar zien jullie hun brandende brandstapels, galgen,
schavotten en veel andere soorten moordwerktuigen. Kijk, dat is de laatste
verbeteringsinrichting voor zulke morele misdadigers! Nu zullen jullie vragen:
wat hebben al die mensen eigenlijk gedaan? Ja, zeg Ik, onder hen zijn
moordenaars, rovers, dieven, deserteurs en opruiers van de staat. Verder zijn
er nog een groot aantal mensen die door allerlei bedriegerijen de staat grote
schade berokkend hebben; en er zijn mensen bij die zich ernstig verzet hebben
tegen de een of andere politieke of morele verordening. Kijk, dat zijn dus de
misdaden van deze ongelukkigen, voorzover
die tenminste als schijnbare reden kunnen dienen.
Maar nu willen wij een volgende vraag
stellen, en die luidt: Wat is eigenlijk de reden,
waarom deze mensen tot zulke misdadigers zijn geworden? En als jullie iemand
anders naar deze reden zouden vragen, zouden jullie beslist geen ander antwoord
krijgen dan: ‘de reden is de verwaarloosde opvoeding’ of, wat eigenlijk één en
hetzelfde is, ‘hun ouders, voorouders en stamouders waren ook al zo’. Maar dan
vraag Ik weer: Waar lag het dan aan dat deze mensen een zo slechte opvoeding
kregen, ja, dat men de opvoeding van een hele generatie verwaarloosd heeft?
Jullie hoeven niet zo ver te zoeken, want het antwoord ligt voor de hand: de
voornaamste reden is geen andere dan de politiek, door middel waarvan de heersende
klasse van de mensen ervoor zorgt - want dat is waar ze alleen maar belang in
stellen - dat de ondergeschikten zoveel mogelijk geheel in het duister worden
gehouden; want ze zijn bang dat, wanneer het volk meer opheldering over Mij en
daardoor over zijn eigen bestemming zou krijgen, het weldra afgelopen zou
kunnen zijn met hun macht en tijdelijke inkomsten - o de dwazen! Ze zouden maar
hoeven te kijken naar Mijn David, die zelf een koning en een profeet en als
zodanig een groot leraar van het volk was, dan zouden ze weldra zien dat een
volk, dat God en zijn eigen bestemming kent, ook een volk is dat vervuld is van
gehoorzaamheid en goede wil. En duizenden kunnen gemakkelijker met een donzen
veertje geregeerd worden dan tien duistere domkoppen, die van Mij geen andere
voorstelling hebben dan van een misschien werkelijk bestaande tiran, of van een
wezen dat als een vampier eerst de laatste druppels bloed zuigt uit degenen die
in hem geloven, voordat het die gelovigen eindelijk zalig maakt met het eeuwige
leven, waar ze eeuwig op een lichte wolk knielen en aanbidden.
Kijk, is het dan niet gemakkelijk te
begrijpen, dat mensen zich zoveel mogelijk trachten los te maken van een
dergelijke boosaardige God? En ook al bezitten zij nog een of andere religie,
dan bestaat die uit pure ceremonie, en deze weer uitsluitend uit goddelijke
beschouwingen. Reeds vanaf het begin is het gevolg alleen maar geweest dat het
wereldzuchtige deel van de mensen zich tenslotte voor alle religie en datgene
wat voor christelijke godsdienst door moet gaan uit de voeten heeft gemaakt,
zoals jullie plegen te zeggen. Aan de andere kant ontstonden er kerkscheuringen
en vorming van secten, en wel door mannen die de
dwaasheid van een op die manier verkondigd evangelie wel min of meer inzagen en
in zekere zin bij zichzelf zeiden: Luister, met die Godheid zoals die daar
geleerd wordt kunnen wij echt niet overweg; daarom willen wij de zuivere leer
zelf ter hand nemen, haar nader onderzoeken en kijken of er niet ergens betere
kanten aan de Godheid te ontdekken zijn!
En bij een dergelijk onderzoek
ontdekten ze dan ook inderdaad dat Ik niet zo’n tiran ben; maar aan de andere
kant vergaten zij dat Ik desondanks God ben, en ook zij namen vervolgens Mijn
wil te lauw op. Anderen plaatsten Mij weer te hoog en beredeneerden op deze
manier iedere handeling, die in hun menselijke natuur ook maar enige stimulans
vond, tot gerechtvaardigd en volkomen overeenkomstig Mijn wil, in het onjuiste
denkbeeld dat datgene, wat hun ook maar in hun dwaze gedachten kwam, door Mij
gewild zou zijn! En zo ontstonden er in plaats van de oude dwaasheid een groot
aantal onnozelheden en zo’n verscheidenheid aan opvattingen over God, dat het
werkelijk niet de moeite waard is om ze voor jullie op te sommen. De reden van
dit alles was en is alleen maar, zoals hierboven al opgemerkt, voor een deel de
morele politiek, maar hoofdzakelijk de traagheid
en ook angst bij de mensen om de uitgestippelde weg naar het eeuwige leven in
ernst te bewandelen. Want waarlijk Ik zeg jullie: wie Mijn rijk niet neemt
zoals Ik het heb verkondigd zal het niet ontvangen, al zou hij ook alle secten in zich verenigen of bij alle secten
horen; want Ik alleen ben de weg, de waarheid en het leven.
Tweede
uur
Kijk eens naar het tableau hier: zie,
het land dat voor jullie uitgespreid ligt, is Azië. Zie daar de volkeren, hoe
zij allemaal zonder uitzondering in een zeer dichte geestelijke sluier gehuld
zijn en door elkaar rennen, en hoe hun lege borst enkel gejammer en geweeklaag
uitstoot. Hier is niets anders te vinden dan het meest krasse heidendom, ook al
bidt er zo hier en daar nog een groep christenen tot Mij, die in dit beeld
worden voorgesteld door kleine groepen naakte, bloedende mensen. Zie daar
ongeveer in het midden van Azië een reusachtige burcht in het hoogland; dat is
de burcht van de god Brahma. Kijk, deze maakt het
echt bont, want hij verstaat de kunst om zelfs koningen bij de neus te nemen en
hen met drek te voeden.
Niemand mag zijn burcht tot op een uur
gaans naderen. Wee de overtreder; want de ‘engelen’ van deze god staan overal
op wacht, als heren over leven en dood. Wie daar dicht in de buurt komt en goud
en edelstenen, vette ossen, koeien, kalveren en schapen meebrengt, die doen de
engelen niets. Ze nemen het offer in ontvangst en laten de gever gaan na
slechts 50 tot 100 slagen met een bamboestok. Jullie zullen denken dat dat iets ergs is. O nee, zeg Ik: aan degene, die daarvan
terugkeert en zijn door de engelen blauw geslagen rug toont, wordt zelfs
goddelijke eer bewezen, en met behulp van deze kwitantie is het gemakkelijk
voor hem om de belangrijkste staatsambten te verkrijgen.
Alleen is dat niet het enige wat zulke
gevers overkomt. Want als er iemand komt die niet behoorlijk gepakt en gezakt is
wordt de gave weliswaar ook aangenomen; de gever wordt echter niet afgeranseld,
maar door de engelen gedwongen tot allerlei andere afschuwelijke
boetedoeningen. Deze boetedoeningen zijn van dien aard dat ze, wanneer ze hier
verteld worden, bijna ongelooflijk of op zijn minst in hoge mate lachwekkend
zouden moeten klinken. Dat bijvoorbeeld iemand jarenlang op één been onder een
boom moet staan is maar een kleinigheid; want deze engelen zijn in dergelijke
boetedoeningen zo vindingrijk dat jullie, als Ik ze jullie allemaal zou
vertellen, zelfs Mij nauwelijks zouden geloven. Hun wreedheid kent in dit
opzicht geen grenzen; en toch wordt er door hun staatsbestel nadrukkelijk
verkondigd dat volgens hun leer niemand de eeuwige zaligheid kan ontvangen,
wanneer hij deze Brahma niet tenminste één keer in
zijn leven een aanzienlijk offer heeft gebracht.
Alleen zijn deze offers nog niet
alles, wat deze Brahma van zijn gelovigen verlangt;
hij verlangt ook mensenoffers. Ten eerste moet iedere vrouw na de dood van haar
man aan hem geofferd worden, en ten tweede moeten hem ieder jaar meisjes en
jongens geofferd worden, d.w.z. de meisjes mogen niet jonger dan 12 maar ook
niet ouder dan 14 jaar zijn; jongens moeten echter al geofferd worden als ze
zes jaar oud zijn. Het spreekt vanzelf dat de meisjes buitengewoon mooi en de
jongens heel fris en gezond moeten zijn. Wie van de ouders een dergelijk offer
en bovendien nog een aanzienlijke bruidsschat brengt kan voor zichzelf dan twee
dingen vragen, namelijk dat hij een zogenaamde aflaat voor al zijn kinderen
ontvangt en hem alle boetedoeningen kwijtgescholden worden, of hij kan zich
ook, wat een bijzondere gunst is, door de engelen direct van zijn lichaam laten
ontdoen, om op deze zeer betrouwbare wijze zijn zaligheid te bereiken!
Een ander middel tot begenadiging is
nog, als iemand een mooie jonge vrouw genomen heeft en deze genade wil
verkrijgen, dat hij haar niet mag aanraken, maar haar eerst naar de grens moet
brengen, waar de engelen op wacht staan. Daar moet zij zich voor de ogen van de
engelen helemaal naakt uitkleden, in een daartoe reeds bereid bad stappen en
zich daar wassen; vervolgens moet zij, wanneer zij uit het bad komt, zich
feestelijk opmaken en gedurende drie nachten gemeenschap hebben met de engelen
die op wacht staan. Wanneer zij dan terugkomt is zij dan ook voldoende
gezegend; en deze zegen kan tot gevolg hebben dat zij zich niet hoeft te laten
verbranden, ingeval haar echtgenoot eerder zou sterven, maar een ander persoon
in haar plaats kan laten verbranden of zich door middel van een aanzienlijk
offer helemaal van het verbranden kan vrijwaren.
Ja, de zotternijen gaan vaak nog
verder. Zo is het onder andere ook een gunst - die overigens alleen verleend
wordt wanneer het daarbij passende offer gegeven is - dat bij een meisje tussen
de 1 en 3 jaar oud de schaamlippen door een engel op een kleine opening na aan
elkaar genaaid worden, om haar kuisheid te bewaren; en wanneer zo’n meisje dan
huwbaar is geworden, dan geeft zo’n engel haar huwbaarheid weer de ruimte. En zo
zijn er nog talloze andere dwaasheden, die daar algemeen gangbaar zijn. Kijk,
dergelijke onzin moet Ik al bijna voor de derde duizend jaar aanzien, namelijk
hoe dit goddeloze volk - dat nog in het bezit is van de oude religie van vóór
de zondvloed, waar jullie nu iets van weten[3] - zulk onuitsprekelijk aanstootgevend
gedrag vertoont!
Kijk eens naar het uiteinde van het
verlichte tableau: zie, daar staat een zandloper, en er zijn nog maar weinig
korreltjes over die moeten vallen. Ik wil jullie niet al die afgrijselijke
beelden van Perzië, Arabië,
Turkije, het Chinese rijk, Siberië en andere kleinere staten voor de geest
halen; want nergens zullen jullie iets anders ontdekken dan de meest
afschuwelijke onderdrukking van het volk, en de overal gepredikte god is echt
niets anders dan Satan zelf, in de meest uiteenlopende ontaardingen
van zijn slechtheid. Maak je echter maar geen zorgen over Mijn lankmoedigheid;
want de armen van geest zullen wel verrijkt worden. Maar wee de dienaren van de
slechtheid! O, hun loon zal groot zijn!
Ik zeg: hoe vindingrijk Satan ook is,
werkelijk, ook Ik heb in het geheim een uitvinding gedaan, en daar zal hij zich
binnenkort van eeuwigheid tot eeuwigheid over moeten verbazen. Ik heb het lang
verdragen en overal op verbetering gewacht, maar de aarde is vervuld geraakt
van smerige stank; daarom heb Ik Mijn fakkel al aangestoken om haar weldra te
verbranden, zodat haar smerige stank niet tot zelfs in Mijn hemelen opstijgt en
de woningen van Mijn getrouwen verpest. Daarom: letten ook jullie erop dat de
wereld jullie niet ergert! Want ieder woord van haar is een schuimbel, gevuld
met dodelijk pest. Luister dus naar Mijn woord en volg Mijn raad op, dan zal
het vuur van de aarde jullie niet branden, wanneer Ik het aan zal steken; want
dit vuur zal leven brengen aan de levenden, maar dood aan de doden!
Derde
uur.
Kijk nu daar eens: het land dat zich
op het witte tableau aan jullie blikken vertoont - jullie kunnen het goed
herkennen - is Afrika. Kijk er maar eens goed naar; het is geen landkaart, zeg
Ik jullie, maar een getrouwe afbeelding van hoe het land werkelijk is. Zie hier
de noordelijke kusten, zie hier in het noorden het oude Egypte; zie verder naar
het westen al de jullie bekende roofstaten, bekijk daar de ontoegankelijke
bergmassa’s en daar tussenin weer onafzienbare zandwoestijnen en steppen. Kijk,
overal heerst de afgod Mohammed; overal roof, moord, slavernij, en aan de
andere kant despotisme en tirannie in de hoogste graad! Kijk, al deze bewoners
die nog een beroep uitoefenen zijn niets anders dan lijfeigenen van hun
heerser, en het zwaard van de despoot zwaait constant rond hun blote nek, als
zij niet bijna alles wat zij verworven hebben aan hun heerser afgeven. Zie hoe
hun priesters vanaf hun torens vloek en bedrog, maar geen zegen verkondigen en
de buik van de armen vullen met hun paradijselijke lucht; en als tegenprestatie
voor dit niets moeten deze armen ook nog datgene, wat de heerser hun heeft
laten houden, voor minstens de helft aan hen offeren. Zie hoe een klein aantal
christenen hier een heel ellendige, beklagenswaardige indruk maken, terwijl
weer anderen - christenen in naam, die machtiger zijn - goed gewapend in
machtige legers rondtrekken, de ellendigen nog
ellendiger maken dan ze toch al zijn en, zoals jullie zien, hun in plaats van
Mijn zegen en Mijn genade oorlog, dood, verwoesting, hongersnood en talloos
veel andere kwaden brengen. Werkelijk, zelfs Paulus heeft het met zijn
vervolging van christenen niet zo bont gemaakt als deze christenen met deze ellendigen doen.
Maar laten we de kusten daarboven voor
wat ze zijn, en laten we even naar Egypte kijken. Zie dit mooie land, deze
vroegere zegen van Jakob. Kijk maar eens hoe het er
uitziet: werkelijk, daarbij vergeleken is de hoer van Babylon
een reine jonge vrouw. Weliswaar bevloeit de aloude Nijl nog de grond, waar
Jozef heerste en alles voor de farao was; maar wat voor land bevloeit de Nijl
nu? Toen het volk Israël hier vandaan door Mij thuisgebracht werd, was dit land
binnen slechts korte tijd geteisterd door 7 harde plagen, totdat men de
kinderen Israëls liet gaan. Maar wat waren die plagen vergeleken bij het
eindeloze aantal plagen van nu - ja, daarbij vergeleken vormden die van toen
een echt manna uit de hemel. Destijds heersten er weliswaar heidenen over
datzelfde land; maar het waren tenminste mensen, en zij wisten de waarde van de
mens heel goed te waarderen. Hun leer stamde, net als die van midden-Azië, nog uit de tijd van Noach, en het wezen van de
grote God was hun goed bekend. Door deze kennis hadden zij wijsheid op allerlei
gebied, die zij in hun mysteriën natuurlijk alleen aan bepaalde mensen leerden;
dat deden zij, opdat de grote God niet door een of andere onbekwaam of
onwaardig mens ontheiligd zou worden. Om deze reden kende het land dan ook een
overvloed aan allerlei zogenaamde wereldwonderen, en hun wijsheid en hun
scholen stonden bij alle naties hoog aangeschreven.
Tot op de dag van vandaag zien jullie
nog grote resten van de voormalige grootsheid van dit land boven het heilige
zand uitsteken; maar kijk nu eens naar het land. Zie de arme volken, hoe zij
als dieren opgejaagd worden. Zie daar, tamelijk in het zuiden: enkele vreedzame
hutten, ingesloten door bijna onoverklimbare bergen.
Maar kijk daar eens, en kijk onbevreesd: gewapende klimmers van de despoot beklimmen
moedig de bergtoppen; zie hoe ze zich van daar af op de vreedzame hutten
storten, al de vreedzame bewoners gemeen ombrengen en hun bezit wegslepen, en
hoe ze andere gevangen mensen daarvoor in de plaats zetten en hun, onder
bedreiging met de vreselijkste doodstraf, de bittere plicht opleggen om in de
loop van 3 jaar voor tenminste 10 jaar de schatting voor de despoot bij elkaar
te werken.
Kijk hier: dat is een ander
soortgelijk landschap, waar 3 jaar geleden iets dergelijks is gebeurd; zie hoe
de brandschatters juist de daar geplaatste slaven naderen en hun al hun
verworven bezit afnemen en wegslepen, nadat ze hen eerst wreed mishandeld
hebben en al hun vrouwen en meisjes verkracht hebben. Kijk nu weer meer naar
boven, en zie daar verscheidene krijgsknechten van de despoot, voorzien van
lasso’s, zwaarden en geweren. Zie hoe de lasso’s her en der over de vluchtende
bewoners van deze bergstreek worden geworpen; zie daar een beetje naar het
westen, hoe enkelen daar trachten te vluchten door over de rotsen te klimmen:
vaders, moeders en kinderen. Jong en oud klimt met bloedende vingers om de
woestelingen te ontlopen; maar zie tegelijkertijd ook hoe dezen hen nazetten en
nu de één na de ander van de rotsen afschieten. En zie nu hoe ze daar reeds een
groot aantal gevangenen, mannen en jongens, aan elkaar knevelen, om hen op een
heel ellendige en afschuwelijke manier naar de plaats van hun militaire
bestemming te brengen.
Ga nu weer met jullie blik van de
bergen naar beneden, en zie daar hoe een bevoegde machthebber en tribuutpachter
van de despoot een hele groep slavinnen met een zweep door elkaar drijft om
zijn geilheid aan te wakkeren, om daarna weer met één van hen, bloedend door
zijn slagen, gemeenschap te kunnen hebben. Over andere gruwelen, die hier in dit
land tegenwoordig in groten getale bedreven worden, zullen we het maar niet
hebben. Zie hoe het land er nu uitziet en vergelijk deze plagen met de vroegere
zeven, dan zullen jullie werkelijk moeten toegeven dat die zuiver manna uit de
hemel waren; want als jullie je de hoogste graad van helse verdorvenheid willen
voorstellen, reis dan naar Egypte, dan zullen jullie die letterlijk aantreffen.
Want Ik zeg, en kan jullie niet genoeg zeggen: het is hier al zó ver gekomen,
dat zelfs wanneer de groten van dit mooie rijk iets goeds doen, het je reinste
wreedheid is. Kijk maar eens een beetje aan deze kant, in de ziekenhuizen,
hospitalen en krankzinnigengestichten: zie hoe de zieken met allerlei middelen
gemarteld worden, de armen bijna met vuilnis gevoed worden en de krankzinnigen
als mummies hurken in holtes in de muur, voorzien van een ijzeren hek, en hoe
ze schreeuwen en weeklagen. Ik wil jullie deze kwestie niet nader uiteenzetten,
en het moet voldoende zijn als Ik zeg dat een weldaad daar de reinste wreedheid
is; en maak je er zelf maar eens een voorstelling van, in welke gedaante de
wreedheid zelf verschijnt.
Nu laten we dit noordelijke deel van
dit beklagenswaardige land, evenals dat van heel Afrika, achter ons, en kijk
dan hier naar het onbekende midden van dit continent! Zie de hutten hier, nog
hier en daar verspreid; dit is een groot land, rondom ingesloten door nagenoeg onoverklimbare bergen. Kijk, dit is de enige plek op aarde
waar zich nog een onbedorven, zeer goedmoedig soort mensen bevindt. Kijk, deze
mensen hebben allemaal nog het innerlijk gezicht, en afgezien van een door Mij
gezonden leerling van de apostel Thomas heeft nog geen enkele vreemdeling voet
op deze grond gezet; en zo bezit dit volkje, dat natuurlijk klein is en de hete
streken slechts dun bevolkt, nog Mijn zuivere leer, die tot op dit uur nog niet
vertroebeld is. Het is tegelijkertijd
het enige kleine aanknopingspunt dat de aarde nog met Mijn hemel
verbindt, en onthoudt goed wat Ik jullie nu zal zeggen: wanneer een brutale
voet dit heiligdom hebzuchtig zal betreden, zal Ik Mijn fakkel over de aarde
slingeren.
Maar kijk dan vanuit dit land eens
naar het oosten en naar het westen, hoe twee belangrijke naties reeds vol
hebzucht en begeerte alle mogelijke ladders tegen de bergen plaatsen om in dit
land hun onverzadigbare dorst naar het vermeende goud te stillen. Ja, Ik zeg
jullie: het zal hun ook weldra lukken, en ze zijn bijna zover dat ze er binnen
zullen dringen; maar werkelijk, zeg Ik, zij zullen er niet het goud vinden waar
ze naar dorsten. Ze zullen er weliswaar een soort goud vinden, maar dat goud
zal met zijn gewicht de hele aarde erg veel schade berokkenen.
En begeef je nu nog een beetje naar
deze kant, naar de zuidwestelijke kust van dit continent. Zie daar de
prijzenswaardige mensenhandel eens even aan, zie hoe despotische woekeraars
daar hun schepen, zo goddeloos dat er geen woorden voor zijn, volpakken met
arme - onsterfelijke - mensen. Kijk eens even binnen in dit schip: zie hoe het
rondom planken galerijen heeft, nauwelijks een span[4] boven elkaar, en hoe deze arme mensen
daar als houtblokken op die galerijen gestapeld worden, vlak naast elkaar op de
buik liggend. Zie nu eens: zo’n schip is geladen met 600 tot 1000 van zulke ongelukkigen. Voor de mond van ieder van hen wordt een 4
pond zware brok steenhard brood neergelegd, als proviand voor de reis van deze
kust tot aan Amerika, en vóór hen, vlak voor hun mond, loopt overal een goot,
waar voor allen één keer per dag water ingegoten wordt. Kijk, met deze kost
moet zo’n arm mens een reis van dikwijls 2000 mijl maken, en gedurende de reis
wordt er dagelijks een onderzoek ingesteld of er misschien enkelen gestorven
zijn.
Maar hoe gebeurt zo’n onderzoek? Kijk
daar maar eens: daar gaat juist een zogenaamde slavenbewaarder met een puntig
instrument de galerijen langs, en steekt iemand in zijn voet; als degene die
aldus mishandeld wordt schreeuwt, dan geldt dat als een teken dat hij nog
leeft. Er zijn echter nog meer middelen om te onderzoeken of iemand nog leeft,
die deze mensenkooplui, die echt satanische misdadigers zijn, zich veroorloven.
Maar wij zullen die verder niet memoreren, want aangezien deze kooplui leeuwen,
tijgers, slangen en hyena’s meenemen, is het wel zeker dat zij deze beesten een
oneindig grotere aandacht, zorgzaamheid en verzorging bieden dan hun arme
broeders.
En daarmee hebben wij het hele
werelddeel leren kennen, dus kijk nog even naar beneden, naar het zuidelijke
deel van dit continent, dat ‘Goede Hoop’ genoemd wordt. Waarlijk Ik zeg jullie
dat daar voor Satan goede hoop is; want juist hier is de handel zo aanzienlijk
dat de vorst der duisternis zijn kapitalen doorgaans tegen 1000 procent
investeert. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen; jullie kunnen je gemakkelijk
voorstellen hoe deze handelwijze Mij bevalt, en met name die van de christenen.
Daar zal een groot loon op volgen!
Vierde
uur
En kijk nu eens naar deze vlakte. Weer
een ander beeld: er is daar alleen maar te zien hoe golf na golf de ene
watermassa na de andere voortdrijft. Ik kan jullie alleen maar zeggen: dit
beeld is niets anders dan een klein deel van de Atlantische Oceaan, en in dit
vierde uur willen wij dus ook een beetje op deze grote watervlakte
ronddobberen, om zo hier en daar het doen en laten van die drijvende huizen
gade te slaan. Kijk nu hier eens! Daar, aan de westelijke rand van het tableau
vertoont zich juist een groot zogeheten lijnschip, en zie: er langszij liggen
nog een groot aantal kleinere, andersoortige vaartuigen. Welnu, laten we dit
schip eens volgen, en kijk: hier aan deze kant, ver in het zuiden, vertoont
zich een tamelijk groot eiland. Zie: het schip gaat in een rechte lijn op dit
eiland af. Wat denken jullie, dat dit schip in zijn schild voert?
Raad maar eens, neem eens een kijkje
in zijn voorraadkamers, en zie: het is voor minstens 6 jaar gevuld met
proviand. Kijk in de gouden kajuit van de kapitein en werp eens een blik op de
tafel, dan zullen jullie kaarten van landen en de meest uiteenlopende
meetinstrumenten aantreffen. Nu kunnen jullie haast wel raden wat dit schip in
zijn schild voert, maar wacht nog maar even. Kijk eens naar de
gezichtsuitdrukking van de uitkijk in de hoge mast, hoe hij, voorzien van een
verrekijker, naar alle kanten rondtuurt en de
onoverzienbare watervlakte van golf tot golf nauwkeurig bekijkt; maar nog altijd
neemt hij geen land waar. Kijk, op het dek rennen de mensen vertwijfeld door
elkaar; want door de langdurige zeereis is hun drinkwater opgeraakt.
Kijk nu eens naar dit tafereel! Kijk,
hier worden loten in een pan gegooid; en zie: nu trekken ze een lot. Een arme
neger heeft het lot getrokken; zie: nu wordt hij uitgekleed, zijn ogen worden
geblinddoekt en beide armen onder de oksels stevig vastgebonden. Kijk, daar
nadert de beulsknecht en opent hem de aderen, en het bloed dat uit zijn aderen
stroomt wordt onmiddellijk, vermengd met wat rum, gedronken om de dorst te
stillen; maar de leeggebloede neger wordt direct overboord in zee gegooid. En
omdat deze drank niet voldoende was voor iedereen, wordt deze handelwijze op
nog enkele anderen toegepast en uit hun bloed een bloeddrank bereid.
Hoewel dit tafereel uiterst zeldzaam
is en daar alleen in uiterste waternood toe overgegaan wordt, is het daarom
absoluut nog niet te verontschuldigen. Ja, het zou wat anders zijn wanneer in een
dergelijke nood de een of ander uit zeer grote naastenliefde zou besluiten om
zijn broeders zijn bloed te laten drinken om hen van de dood te redden, welke
daad voor degene die zoiets zou doen een groot getuigenis van zijn
naastenliefde zou zijn. Maar op deze manier is het een gruwel, en het zou beter
zijn dat duizenden zich voor één mens zouden opofferen, dan dat één mens zoiets
gruwelijks wordt aangedaan.
Maar zie nu: de uitkijk schreeuwt
‘Land!’ vanaf zijn post, en onmiddellijk is iedereen op het schip blij, en
zoals jullie zien varen alle schepen met volle zeilen op het eiland af. Kijk:
als een pijl vliegt het schip over de torenhoge golven, en zie: ze hebben juist
een inham bereikt; de ankers worden uitgeworpen, alle manschappen, behalve de
noodzakelijke wachten, haasten zich de kleine vaartuigen in en hiermee naar de
kust. Zie hoe ze daar op de kust al gauw een heldere bron ontdekken, en hoe het
er nu dol en dwaas aan toegaat om het verse water te verzamelen. Zo is het
schip binnen een paar uur weer van zoet water voorzien en varen alle schepen
weer weg. Langzaam bewegen ze langs de kust, om te zien of dit land misschien
ergens bewoond is of niet.
Nu ontdekken ze juist een klein dorp
dat uit eenvoudige, ronde hutten bestaat, en ze gaan direct op dit dorp af. De
schepen landen, en men gaat aan land; de bewoners, opgeschrikt door het
kanongebulder, slaan op de vlucht. Maar direct worden hun hutten grondig
doorzocht, en wat daar gevonden word, wordt meegenomen, wat het ook maar is en
hoe het ook heten mag. Kijk, daar wordt een volkje, dat toch al arm is, van
zijn bezit beroofd; maar dat is nog niet alles van dit tafereel. Deze arme vluchtenden worden achtervolgd, niet zelden helemaal in de
pan gehakt of, als het goed gaat, op zijn minst gevangen genomen en als een
goede handelsbuit bij gelegenheid in Amerika verkocht.
Kijk, nu zullen jullie wel weten wat
dat voor een schip was en wat het in zijn schild voerde. Zie: het was een schip
dat op ontdekkingsreizen uitgaat. Maar wij zullen wij dit schip nu verder zijn
schandalig slechte weg laten vervolgen. Kijk: hier is al een ander schip. Het
schip dat jullie nu zien laat Ik jullie echter alleen maar in de geest zien;
het is namelijk reeds in 1835 in de Middellandse Zee door een andere, Franse
schipper ontdekt en ook direct vernietigd.
Maar nu laat Ik jullie zien hoe het
vóór die tijd op de Middellandse Zee zijn kwalijke praktijken bedreef. Let wel:
dit is niet het enige; zeker ongeveer 20 schepen van dit soort zwerven
tegenwoordig nog onheilbrengend rond in de Atlantische wateren. De heren van
deze schepen zijn meestal Spanjaarden of Portugezen, en slechts vier van hen
zijn mohammedaans. Kijk: dit schip vertrekt juist van de kust van Afrika,
volgepakt met slaven, om die in Amerika aan een plaatselijke slavenhandelaar
uit die tijd te verkopen. Maar kijk nu eens: nauwelijks 200 mijl uit de kust
wordt het door een Engels schip ontdekt, achtervolgd en gevangen genomen. De
matrozen verweren zich vertwijfeld, maar dat helpt niets; het Engelse schip is
veel sterker dan het roofschip en het moet zich dus overgeven. De Engelse
matrozen klimmen nu meteen op de het dek van dit schip, bevrijden de slaven en
brengen die naar hun schip, met een iets betere verzorging. Maar wat gebeurt er
met het roofschip? Kijk maar eens heel goed, jullie zullen het direct
ontdekken.
Zie hoe de Engelse matrozen op bevel
van hun gezagvoerder ijverig alle manschappen van dit schip uitkleden en hun
kleren in zee gooien, maar de mensen met lange, puntige spijkers vastspijkeren,
volgens de orde waarin de slaven lagen. Maar de kapitein hangen zij aan zijn
handen op aan de mast met zijn gezicht naar buiten, en zijn voeten binden zij
met een lus onder aan de mast vast. En als ze klaar zijn met dit werk, gaan ze
de kajuiten in en nemen alles wat bruikbaar is mee; vervolgens hijsen ze de
zeilen van dit schip, verlaten het dan - terwijl ze natuurlijk naar hun eigen
schip terugkeren - en geven het prijs aan de wind, onder luid gillend en
jammerend geschreeuw vanaf het dek.
Zie het, en bedenk wat er uiteindelijk
uit voort moet komen, wanneer op die manier de ene wreedheid met pure willekeur
tegen de andere optreedt! En bedenk wat voor indruk zulke taferelen maken voor
het aangezicht van Degene die, stervend aan het kruis, de Vader nog om
vergeving voor zijn vijanden bad! Zouden er geen andere middelen bestaan om het
kwaad van de slavenhandel te onderdrukken dan juist zulke, die hoe dan ook
steeds het stempel van nauwelijks voorstelbare wreedheid dragen?
Maar, zullen jullie vragen, wat hebben
de bevrijders van de slaven nu met de slaven gedaan? Denken jullie misschien
dat zij hen naar hun vaderland terug hebben gebracht? O nee, dat hebben zij
niet gedaan. Zij hebben hen weliswaar ook niet verkocht, maar hielden hen zelf
in dienst, aangezien zij zelf bezittingen in Amerika hadden; op deze manier
waren ze voor hen natuurlijk veel goedkoper dan wanneer zij ze hadden moeten
kopen. Zo zien jullie dus dat er nu door Engeland flink toezicht gehouden
wordt, wat de slavenhandel moet tegengaan. Als nu zo’n met slaven volgepakt
schip ontdekt wordt, wordt het onmiddellijk met straffend geweld gevangen
genomen, de slaven worden bevrijd en dan naar believen voor werk gebruikt, maar
daarna ook dikwijls uit de vrije hand verkocht. Deze handelwijze is dus niets
anders dan wat het oude Romeinse spreekwoord zegt: ‘Scyllam
prateris, Charybdim invadis’[5].
Kijk, dit heb Ik jullie alleen maar
laten zien, opdat jullie je een juiste voorstelling kunnen maken van het
zogenaamde opheffen van de slavenhandel. Een laaghartige koopman blijft een koopman,
en schrikt er niet voor terug om zijn schandelijke wisselkramen en
kruidenierswinkeltjes in Mijn heiligdom neer te zetten. Ja, wanneer je zo’n
geldwolf een miljoen goudstukken biedt, verkoopt hij je het bloedende hart van
zijn eigen dochter, en als je hem twee keer zoveel biedt, heeft hij misschien
ook het hoofd van zijn eerstgeboren zoon te koop.
Maar, zullen jullie zeggen, gaat het
er dan op alle schepen zo ellendig aan toe? Wordt er nergens in deze zwalkende
huizen aan God gedacht? Dan zeg Ik jullie: weliswaar is ieder schip voorzien
van één, vaak ook meerdere priesters, die - net als een muziekband terwille van de matrozen - vanwege de ceremonie als ballast
aan een dergelijk schip worden meegegeven. Die laatste benaming is ook de
voornaamste, want al het andere is niets anders dan lege vorm, en de landsvlag
van het schip is op zo’n schip een veel groter heiligdom dan alle priesters en
hun zwalkende godsdienst bij elkaar. Door enkele beteren word Ik alleen
aangeroepen wanneer donderende watergolven hen voor een korte tijd uit hun
winstroes wekken. Overigens is op ieder schip tirannie zo gewoon dat die,
vergeleken bij een heerser in Egypte, deze geen schande zou aandoen; en deze
koude en droge gevoelloosheid van de hogere zeelieden wordt in de morele wereld
scheepstucht genoemd. Maar tot slot van dit 4e uur zeg Ik jullie: laat
dergelijke heerszuchtige handelwijzen maar gedijen; werkelijk, de beloning
daarvoor zal later niet klein zijn!
Vijfde
uur
Nadat we nu op zee hebben rondgevaren,
laten wij eens op zo’n slavenschip klimmen en daarop ook onder zeer gunstige
wind meevaren, en wel naar Amerika. Zie daar: de groene streep die daar
tevoorschijn begint te komen is reeds een welbekende Noord-Amerikaanse
kuststreek. Zie hoe hij steeds maar duidelijker wordt; kijk, daar zien jullie
al een grote stad, voorzien van een grote haven. Zie, wij zijn er al helemaal,
en zie hoe het op de schepen, in de haven en de kaden wemelt en krioelt van op
winst beluste mensen. Zie nu: de vrije slaven worden juist aan land gezet,
iedereen loopt en rent erheen; maar daar komt een buitengewoon goed gevoede
eigenaar van suikerplantages, en die neemt de slaven bij hem in dienst. De
scheepskapitein, die aan deze slaven een zo mensvriendelijk werk heeft
verricht, krijgt voor de meegebrachte slaven weliswaar geen cent betaald, maar
er wordt hem alleen maar een vette beloning gegeven voor zijn mensvriendelijke
instelling. Kijk, op deze manier krijgt een dergelijke afschuwelijke handel een
uiterlijke schijn van humaniteit en mensen- en naastenliefde; maar van binnen
is het niets anders dan dezelfde slavenhandel, alleen onder het mom van een
moreel verantwoorde politiek.
Maar nu we weten hoe het zit, laten we
eens een kijkje nemen op zo’n suikerplantage; en om niet te lang op ons tableau
te hoeven zoeken: kijk maar direct hier! Zie, hier in het midden van het
tableau: niet ver buiten de stad ligt de zeer grote plantage van onze
grootmoedige beloner van menselijkheid, die we eerder hebben gezien. Kijk daar
maar eens op een klein deel van zijn bezitting, hoe daar 100 van zulke arme
mensen bijna helemaal naakt onafgebroken moeten werken. Zie hoe achter iedere
10 van hen een goed doorvoede slavenhoeder loopt, gewapend met geweer en
zwaard, en bovendien nog een scherpe zweep in de hand houdt. En wanneer zo’n
arm mens zich ook maar een minuut lang opricht van de grond om zijn pijn van
het werk te verminderen, omdat door het voortdurend gebukt staan bijna al zijn
ledematen stijf zijn geworden - kijk maar eens hier en overtuig jullie zelf,
hoe wreed de eerlijke, zorgzame beschermer onmiddellijk zijn zweep in actie
laat komen; en in het gebruik daarvan is hij zo bedreven, dat iedere slag het
bloed rijkelijk uit het lichaam van de getroffen arme doet stromen.
Maar jullie zullen denken dat deze
slaven dan tenminste toch menselijk gevoed worden, zodat zij voldoende kracht
krijgen voor zulk werk, waarbij Satan het zou moeten afleggen. Ik zal het
jullie niet vertellen, maar kijk zelf, hier op deze kleine plek: wat jullie
daar zien is nu zo’n slavenmaaltijd. Jullie kijken natuurlijk of er schalen
zijn; alleen: de schalen - en niet slechts één, maar veel, voor zoveel slaven -
zou de eigenaar toch voor geld hebben moeten kopen, en dan vraagt zo iemand:
wat is er goedkoper dan zo’n schaal? En na niet lang nadenken vindt de grote
speculant een uitgeholde boomstam, op de binnenplaats neergezet als een grote
lange trog, praktischer. En kijk nu in deze lange schaal eens naar het gerecht,
dat uit niets anders bestaat dan alleen maar in water half gaar gekookte peulvruchten:
linzen, bonen of op feestdagen een soort gort. Met zulke kost wordt deze trog
dus gevuld, en de arbeiders worden dan door de zogenaamde slavenratel of ook
wel door een knal met de zweep tot de maaltijd genodigd.
Maar het spreekt vanzelf dat voor deze
maaltijd alleen de arbeiders uitgenodigd worden die in de buurt aan het werk
zijn; degenen die veraf werken worden van een soort brood voorzien waar jullie
echt in zouden stikken, of wanneer het werk op die afstand niet al te
noodzakelijk is wordt het hun toegestaan om daar in een speciaal daarvoor
gebouwde hut voor zichzelf hun bekende middagmaal te koken. Maar, let wel:
behalve op een feestdag mag de maaltijd nooit langer dan een kwartier duren.
Wie eventueel te laat zou komen wanneer het sein tot werken weer wordt gegeven,
stelt zich ogenblikkelijk bloot aan de ergste mishandelingen. Alleen op
feestdagen wordt er met houten lepels gegeten. Nu zouden jullie kunnen vragen:
wat voor beloning krijgen deze slaven verder nog? De heel ijverigen,
die zich zogezegd dag en nacht dood werken, krijgen af en toe wat rum en een
paar vruchten, en zelfs een afgedragen jasje om op feestdagen aan te trekken.
Dat is ongeveer wel het meeste, waarmee deze mensen mensvriendelijk bedacht
worden; voor de anderen is een slaap van zes uur en de bekende maaltijd alles
wat zij als beloning voor hun werk krijgen.
Nu zullen jullie vragen: heeft zo’n
mensvriendelijke en grootmoedige eigenaar van de plantage geen heer boven zich,
met betrekking tot de behandeling van zijn slaven? Kijk, dat kan Ik jullie niet
in het beeld tonen, maar Ik kan het jullie rechtuit zeggen: nee! In dit opzicht
heeft hij een onbeperkte macht over leven en dood van zijn arbeiders, en hij
heeft het recht om een ongehoorzame slaaf naar believen op iedere manier terecht
te stellen. Maar om jullie te laten begrijpen hoe heerlijk wreed hun wetten
zijn, laat ik jullie een voorbeeld zien, zoals die daar bij honderden, ja
duizenden voorkomen. Onlangs zijn er twee slaven weggelopen vanwege de al te
satanische behandeling door zo’n duivel. Een naburig huis heeft hen opgenomen;
want dit naburige huis had tenminste nog een klein beetje menselijk gevoel in
het lijf. De benadeelde duivel ging onmiddellijk naar de autoriteiten en eiste
zijn slaven terug. Het naburige huis, zich welbewust van de wetten, meldde zich
direct bij de autoriteiten en hield een betoog ten gunste van de slaven, op
grond van hun bittere klachten. Er ontstond direct een proces tussen deze twee
buren; en hoe denken jullie dat de wijze rechters in deze zaak hebben beslist?
Ik wil jullie hier het complete
oordeel weergeven, dan kunnen jullie op de meest passende wijze zien hoe het er
in Amerika, dat de naam heeft ontwikkeld te zijn, voor staat. Hier komt het
oordeel, dat aldus luidde: ‘De buurman moet, op straffe van een boete van 1000
pond, de beide vluchtelingen dood of levend aan de eigenaar overhandigen;
wanneer ze gaan mogen ze er levend heen gebracht worden, maar ingeval van
weigering moet genoemde buurman hen direct neerschieten en hun hoofden dan wel
hun hele lichamen naar de eigenaar brengen, waarna deze vervolgens naar eigen
goeddunken dient te handelen. Als de genoemde 2 vluchtelingen zich echter vóór
de executie uit de voeten hebben gemaakt, dan heeft ieder het recht en de
plicht om hen overal, waar ze maar aangetroffen mochten worden, onmiddellijk
neer te schieten’.
Nu moet Ik nog één ding vermelden,
opdat jullie de schandelijkheden helemaal kennen. In het oordeel was sprake van
het ‘goeddunken’ van de eigenaar; wat houdt dit eigenlijk in? Kijk maar weer
eens even naar Mijn tableau! Een klein tafereel zal jullie op deze vraag naar
tevredenheid antwoord geven. Zie daar: een vijver; het is een visvijver van
zo’n eigenaar, en kijk: daar in de hoek van deze vijver liggen twee mannelijke
slaven en een vrouwelijk slavin vastgebonden; geen van hen is nog ouder dan
twintig jaar. Naast hen liggen een vrouwelijke en een mannelijke slaaf, dood;
het zijn de ouders van deze jongeren. Zie daar: de bewaker staat op, want hij
ziet dat de eigenaar nadert met twee zogenaamde zwaardvechters, zijn twee
bedrijfsleiders en verscheidene slavenhoeders. Zie: nu zijn ze daar, met een
vreselijke uitdrukking op hun gezichten. Zijn bevel of liever: zijn goeddunken
voor deze armen luidt, dat eerst de twee doden in kleine stukken gehakt en de
stukken vervolgens in de vijver gegooid moeten worden als voer voor de vissen.
Daarna moet het meisje losgemaakt, door alle slavenhoeders die daar zin in
hebben verkracht en daarna pas tot voer voor de vissen geprepareerd worden. De
twee jongens echter moeten ieder op een paal gebonden en vervolgens dood
gegeseld worden, en pas daarna eveneens tot visvoer geprepareerd worden. Kijk,
zo ziet de zozeer geroemde wetgeving in het hoog ontwikkelde Amerika eruit.
Oordeel nu zelf: met welke naam zouden
dergelijke schepselen eigenlijk aangeduid moeten worden? Werkelijk: daarbij
vergeleken is Mijn ergste vijand, de vorst van alle duisternis, een armzalige
prutser. En echt, jullie kunnen Mij
geloven of niet: jullie hebben over bezetenen gehoord dat zij bezeten worden en
werden door duivels en satans; maar Ik zeg jullie dat geen enkele satan ertoe
te bewegen zou zijn om een dergelijke Noord-Amerikaanse
mensenvriend innerlijk in bezit te nemen. Want bij zulke omstandigheden heeft
iedereen nog liever de laagste graad van de hel, dan te wonen in een dergelijke
suikerplanter! Uit deze kleine vergelijking kunnen jullie je wel een idee
vormen van hoe zo’n handelwijze er in Mijn ogen uitziet! O, Ik zeg jullie: op
werkelijk iedere korrel suiker ligt een duizendvoudige vloek van Mij; want
echt, wanneer deze onmensen het daarbij vergoten bloed naar gewicht zouden
verkopen, zou dat de gewonnen suiker meer dan honderdvoudig overtreffen. Jullie
kunnen dus met zekerheid aannemen dat aan een lood suiker 100 lood[6] vergoten mensenbloed kleeft.
Kijk, om jullie gemoed te ontzien heb
Ik Mij voorgenomen jullie alleen naar het beste deel van dit werelddeel te
laten kijken, en jullie kunnen hier dan ook tevreden mee zijn. Want werkelijk,
als Ik jullie het doen en laten in de zuidelijke helft van dit land zou laten
zien, dan zou de pen in jullie hand het begeven, zodat jullie niet in staat
zouden zijn drie zinnen op te schrijven; over zulke extreme dingen wil Ik later
iets vertellen in het laatste, 12e uur, wanneer jullie wat meer gewend zullen
zijn om met Mij naar alle soorten gruwelen te kijken.
Hier zal Ik niets zeggen over een
toekomstig loon, maar in plaats daarvan jullie iets nieuws zeggen: zulke
schepselen moeten geheel en al voor eeuwig vernietigd worden! Amen.
Zesde
uur
Nu jullie voldoende hebben rondgekeken
op een plek in het noordelijk deel van Amerika, willen wij onze blik op het
tableau weer naar de zeekust richten en daar nog een paar ogenblikken blijven
tot het grote schip dat jullie hier aan de kust zien, volgeladen wordt met
suiker. Daarna willen wij samen met dit schip een reis maken naar waar het zijn
steven zal wenden. Maar kijk nu eens naar die kant, naar die plek: zie hoe de
slaven op vele karren grote vaten en kisten naar de oever slepen. Zie hoe hier
een zware kar, die op een wagen[7] lijkt, met als het ware een kleine
berg van kisten bepakt is; zie hoe er ongeveer 40 slaven als ossen voor deze
kar zijn gespannen, hoe de slavendrijvers hen met zweepslagen tot grotere
snelheid dwingen, hoe aan iedere kant van deze rijdende berg een groot aantal
slaven hem met hooivorken en touwen tegen omvallen moeten beschermen, en hoe de
wrede zweep in hun nek zwiept, zodra de wagen ook maar enigszins een nauwelijks
merkbare slingerende beweging maakt. Kijk: nu zijn zij al tamelijk dicht bij de
kust gekomen; het is goed gegaan met de wagen. Maar jullie hebben niet gemerkt
dat een wiel van de wagen het onder het gewicht begeven heeft en door midden
breekt, en kijk: ongeveer 20 slaven liggen nu verpletterd onder grote last van
de veel te zwaar beladen wagen, en de andere helft wordt nu verschrikkelijk
mishandeld, vanwege het feit dat zij de wagen niet overeind hebben gehouden.
Ook de trekkende slaven worden bij deze gelegenheid niet ontzien, zoals jullie
zien. En omdat er een slecht beslagen kist van bovenop de wagen door de
geweldige val nauwelijks 3 lood suikerpoeder uit een barst verloren heeft,
moeten voor deze grote schade tenminste 3 slaven met hun leven boeten. Voor
alle schuld, die bij de afschuwelijke drijvers en hun bijna doorlopende
dronkenschap ligt, moeten deze onschuldige lammeren van de mensheid boeten.
Kijk nu eens: de woestelingen hebben
genoeg gegeseld, en nu wordt er iets nieuws geregeld: er worden nieuwe en
kleinere karren gehaald, en daarmee worden nu al deze kisten onder gejammer en
geweeklaag van de slaven naar de oever gebracht. Zie maar: alles is er nu heen
gebracht. De Engelsman neemt de waren over en maakt de zaak in orde met de
aanwezige boekhouder van de eigenaar van de suikerplantage. Maar nu moeten deze
kisten ook naar het schip gebracht worden; dit werk is bij de handel
inbegrepen, en komt nu weer op de schouders van de slaven terecht. Zie, hoe zij
de vaak vele centenaar[8] zware kisten in kleine bootjes
tillen. Maar gelukkig valt er niet één in zee, wat dikwijls wel pleegt te
gebeuren, in het bijzonder wanneer ergens een slavendrijver teveel brandewijn
in zijn maag heeft gegoten en als tijdverdrijf zijn arme ondergeschikten heeft
mishandeld. Wanneer bij zulke gelegenheden zo’n ongelooflijk grote schade optreedt
- omdat de verzwakte ledematen van de slaven niet in staat zijn om zo’n kist
helemaal in het bootje te tillen en deze in het water valt, en ook al wordt hij
er door de slaven direct uitgevist en is er geen druppel water in de inhoud
binnengedrongen - worden zulke onoplettende arbeiders ofwel met de zweep bijna
dood geslagen of ook wel, al naargelang de wrede luimen van zo’n slavendrijver,
direct doodgeschoten en in zee gegooid. Zulke arme mensen zijn pas helemaal
buiten gevaar, wanneer alle waren voorspoedig aan boord van het schip zijn
gebracht. Daarna moeten de karren natuurlijk mee teruggenomen worden, en in
plaats van de kisten gaan de slavendrijvers erop liggen; voor hun vermaak en
genoegen moet het dan in een constante galop gaan, en dit snelle vervoer weten
zij met het geknal van hun zwepen heel goed te bewerkstelligen.
Jullie zullen misschien vragen: wat
gebeurt er eigenlijk met de verpletterde slaven? Ik zeg jullie: helemaal niets,
maar kijk daar eens, en overtuig jezelf met de ogen van jullie geest, hoe
enkelen van hen met gebroken handen en voeten weeklagen, schreeuwen en jammeren
en op hun manier om hulp roepen. Denken jullie soms dat er een chirurgijn wordt
gehaald, of dat ze misschien naar een slavenziekenhuis worden gebracht? O, dan
vergissen jullie je! Deze duivels van mensen kennen een veel snellere manier
van genezen dan jullie: daar krijgt ieder van hen een stenen pleister
omgehangen, en tenslotte komt er op de bodem van de zee nog een algehele
pleisteromslag bij, en op deze manier zijn ze voor alle eeuwige tijden genezen.
Nu zouden jullie wellicht nog willen
vragen: wanneer deze galopperende slaven met hun slavendrijvers hun huis hebben
bereikt, zal er voor deze arme mensen toch op zijn minst een uurtje rust of
wellicht alleen maar een pauze bij zijn? O, dat is in dat land helemaal niet
gebruikelijk; maar wel kan het zijn, wanneer de eigenaar een heel groot onmens
is, dat zij voor hun onoplettendheid onder bevel van de barbaarse eigenaar nog
speciaal voor zijn genoegen mishandeld worden. En willen jullie het werkelijke
aantal weten van deze ongelukkigen, wier lot wat
ongeluk betreft absoluut niet verschilt? Over het hele gebied van de Noord-Amerikaanse vrije staten verspreid zijn dat er
ongeveer elf miljoen; en jullie moeten je onder deze slaven niet alleen maar
zwarten voorstellen, maar onder hen is op zijn minst ook een vierde deel blank.
Maar omdat een wet de blanke slavernij eigenlijk verbiedt, worden deze witte
slaven speciaal zwart gemaakt en verblijven ze daar ‘zwart’[9].
Welnu, aangezien wij nu ongeveer alles
bekeken hebben, laten wij nu dan ook aan boord van het schip gaan, dat, zoals
jullie zien, juist reisvaardig de haven uitvaart. Zie hoe de matrozen als
koorddansers hun evenwichtsoefeningen doen op het zeiltuig; kijk eens even naar
de door de zee verbrande gezichten van deze mensen, wier naaktheid enkel door
de armzaligste lompen bedekt wordt. Zie hoe onmenselijk en onwezenlijk zij
eruit zien, alsof ze tot een ander soort wezens behoorden dan de menselijke.
Zie: deze mensen zijn dus de veelbesproken Engelse zeematrozen.
O mensheid! In wat voor diepten heeft
jouw wereldse instelling je gestort! Hoe ver verwijderd ben je van Mij, de
oerbron van al het leven, en hoe dicht bij de afgrond van het eeuwige verderf!
De diepte van de zee schrikt je niet af, Mijn stormen razen en bruisen vergeefs
aan je ogen voorbij; jij kent niemand meer boven je dan alleen jezelf! Je tuurt
weliswaar met je vermeende scherpe blik ver over de bedrieglijke golvende
vlakte. Je voorspelt de storm en kent alle klippen en zandbanken in de zee.
Zorgeloos drijf je op dat zwalkende oppervlak tussen leven en dood, op lichte
planken over onafzienbare afgronden, van het ene gebied op de wereld naar het
andere. Maar jij bedenkt niet dat Ik - en niet meer als jouw Vader, maar als
jouw onverbiddelijke rechter - Mij ook aan boord van dit drijvende planken
paleis bevind. Jij kent de weg, en aan de hand van het rimpelen van de zee
bepaal jij je route. Maar zie: jouw tijd is ten einde. Met één vinger beroer Ik
de diepten der aarde, en terwijl jij niets vermoedt heb Ik een nieuwe klip op
jouw weg geplaatst die jij niet kent. En
Ik, de onzichtbare stuurman, zal jouw armzalige maakwerk, deze schandelijke
kist, die volgepropt zit met het vuil van jouw schandelijke verwachtingen, wel
tegen deze onbekende klip weten te slingeren en jou op die manier te gronde te
richten.
O kijk: dit geladen schip loopt nu
juist op zo’n onbekende klip af. Zie - en schrik niet - hoe de wind het daar
pijlsnel heen drijft. Zij vermoeden niets, want Ik heb de klip niet boven de
waterspiegel uit getild. Maar zie: nog twee ogenblikken, en dan ligt die
armzalige kist met zijn hele inhoud aan stukken. Kijk hier! Zie, nu slaat het
met groot geweld met de voorsteven tegen de klip. Zie, hoe die helemaal aan
stukken ligt en hoe het schip begint te zinken. Zie hoe de matrozen zich
inspannen om de roeiboten, die aan het grote schip hangen, los te maken, en zie
hoe enkelen met grote snelheid planken bij elkaar grijpen en drijvend in het
water voor zichzelf een vlot in elkaar duwen. Kijk: het wrak hangt aan de klip
en een groot aantal mensen klemmen zich vast aan de boven de waterspiegel
uitstekende spanten van het schip, en een kleiner aantal drijft op hun
armzalige vaartuigen een wisse dood tegemoet.
Maar de kapitein en de eigenaar van de
waren hurken op de uitstekende mast en worstelen, in de greep van grote
vertwijfeling, nu al voor de 3e dag na de schipbreuk met de dood, evenals de
andere reizigers op de scheepsspanten. Denken jullie dat één van deze mensen
Mij op een of andere manier om hulp gesmeekt heeft? In plaats daarvan turen ze
over de wijde open zee, of ze wellicht een schip zullen ontwaren. Alleen is hun
uitkijken tevergeefs; want Ik zal de andere vaartuigen wijselijk wel zo weten
te sturen, dat die niet zo gauw in de buurt van deze plaats zullen komen.
Kijk nu hier eens hoe deze twee, die
op de mast hurken, met elkaar worstelen; jullie zullen denken dat zij zich met
dit worstelen steviger aan de mast willen vastklemmen. Alleen heeft dit
worstelen een ander doel, en dat heet: hongersnood! En nu wil de één de ander
ombrengen om iets te eten te krijgen. En kijk eens naar de spanten van het
schip: daar kunnen jullie al zo’n maaltijd zien, namelijk hoe een andere
Engelse koopman juist de borsten van zijn kostbare vrouw, die zich aan hem
vastgeklampt heeft, met grote gretigheid opeet. Kijk, dit opeten van elkaar
gaat gewoonlijk de hele tijd door, en deze ene maakt zich tenslotte nog meester
van zichzelf en eet zichzelf zover op als hij maar kan bereiken; en dit tafereel
eindigt na enkele uren gewoonlijk met het doodbloeden. Van de botten wordt
zoveel mogelijk afgeknaagd, en de rest vervolgens - dikwijls vloekend - in zee
gegooid. En omdat wij hier nu niets meer te beleven en zien hebben, willen wij
onze 3 vaartuigen volgen, en zien hoe het daar toegaat!
Kijk eens, daar is er al één! Zie: er
hurken nog maar 3 lijkachtige menselijke wezens op. Dat zijn 3 helden, die -
aangezien ze de rest van het gezelschap in het water gegooid hebben - met
elkaar hebben afgesproken om elkaar niet op te vreten en zichzelf nu,
nauwelijks nog levend, aan het blinde toeval overlaten. Opdat jullie je niet
langer meer bij deze drie hoeven op te houden zullen wij er gauw een eind aan
maken: zie, een machtige golf slaat tegen het zwakke vaartuig, en er wacht al
een goedmoedige haai met groot verlangen op de inhoud van dit vaartuig, dat hij
al lange tijd als trouwe metgezel begeleid heeft. Zie eens: de golf heeft zijn
dienst gedaan en de haai heeft zijn met verlangen verwachte prooi verslonden. Er
is hier voor ons dus ook niets meer te zien; laten wij dus een van de andere
vaartuigen gaan opzoeken.
Jullie zullen nu denken: waar zal dat
zich dan wel bevinden? Maar Ik zeg jullie: maak je geen zorgen. Voor wie met
Mij zoekt zal het vinden niet moeilijk zijn. Kijk nu eens: hier is het al! Tel
de mensen, die zich er nog op bevinden; het zal niet moeilijk voor jullie zijn
om het tafereel te beoordelen. Waarom tellen jullie eigenlijk niet? Jullie
zeggen: wij zien niemand. Ga maar eens wat dichterbij, en kijk eens binnen in
het zwalkende bootje; zie: niets dan afgekloven botten, en toch is het pas de
tiende dag na de schipbreuk! Nu zouden jullie wel willen weten waar de laatste,
die nog aan de botten geknaagd heeft, eigenlijk gebleven is, aangezien hij toch
niet zichzelf tot op het bot opgegeten kan
hebben? Richt jullie blik dan maar eens een klein beetje naar opzij:
zie, hier in de meer westelijke helft van het tableau steekt een bemoste klip
met een omtrek van slechts een paar klafter[10] boven de zeespiegel uit. Zie: daar
hurkt hij vol vertwijfeling midden op dit uiterst kleine eilandje, en zie hoe
hij het mos en het weinige gras bij elkaar schraapt en het in zijn mond propt.
Dat is nu het lot van de laatste, en dit is ook de enige van alle
schipbreukelingen die binnen twee dagen nog levend door een ander schip
opgenomen zal worden, met de bedoeling dat hij zal vertellen wat daar gebeurd
is; en hij is ook de enige, die zich tenminste op dit eiland Mij enigszins
begon te herinneren.
Laat hem daar maar wachten op zijn
redding, en laten wij eens kijken waar het vlot zich bevindt. Kijk daar eens:
daar drijft het vlot! Zie, ook hier is geen mens meer aanwezig, maar er zijn
enkele botten met een touw aan een plank vastgemaakt, en daar in het midden van
het vlot ligt ook een dichtgekurkte, zwarte fles. De laatste schipbreukeling
heeft namelijk de ondergang van het schip, evenals die van hemzelf,
opgeschreven en dat verhaal samen met de fles aan een plank vastgeknoopt. Bij
die gelegenheid struikelde hij, verzwakt als hij was, onvoorzichtig genoeg met
één voet het water in. Zo hield hij zich nog enige tijd met zijn handen vast
aan de plank, tot een haai met een verfijnde smaak hem het halve lichaam
afrukte en tenslotte ook de andere helft verorberde. Kijk, nu zijn wij met onze
scheepvaart geheel en al aan het eind gekomen. En aangezien, zoals jullie
spreekwoord zegt, zelfs de dood zijn rechten verliest waar niets meer is,
willen ook wij ons recht om te kijken opgeven, aangezien de dood alles voor
onze ogen heeft weggeroofd. Laten wij eens kijken of
er voor jullie niet nog iets gedenkwaardigs ronddrijft, wat klaar ligt om
bekeken te worden.
Welnu, kijk daar eens! Daar drijft
inderdaad een Engels lijnschip; behalve de matrozen en de stuurman is er op het
dek niets levends te zien. Jullie zouden nu wel willen weten wat zich binnen de
geteerde planken ervan bevindt? Kijk dan maar eens! Ik zal over dit schip nu
een ‘effata’[11] bulderen, dan zal het schip
onmiddellijk doorzichtig als glas worden, en de inhoud ervan zal jullie duidelijk
genoeg in het oog springen. En dus zeg Ik nu: effata!
Kijk nu, en oordeel wat hier aanwezig en gaande is. Zie in de onderste ruimen
van het schip zo’n 300 bijna helemaal naakte mensen van beiderlei geslacht,
vastgeklonken aan zware kettingen. Kijk eens naar hun lichamen, hoe vermagerd
ze zijn, tel de bloeddoorlopen striemen en kijk naar de armzalige kost die hun
niet dagelijks, maar wekelijks wordt uitgereikt: per persoon nauwelijks een
derde pond steenhard zwaar brood en een kroes troebel water. Zie hoe daar in
een hoek een ouwelijke man, aan wiens voeten enige ratten al begonnen zijn te
knagen, de binnenkomende gevangenbewaarder om de dood smeekt. Zie daar in een
andere hoek een echte vrouwelijke Venus volgens
jullie opvattingen van schoonheid, met kettingen om haar zachte armen; zie hoe
ze angstig schreeuwt en smeekt of men haar alsjeblieft in zee zou willen
gooien, of tenminste één van haar handen vrij zou willen maken, zodat zij het
bijtende ongedierte van haar neus weg zou kunnen houden. Maar wat doet de
bewaker? Hij neemt een scherpe bezem en houdt die voor haar neus, zodat zij
zichzelf kan reinigen; op deze manier bekrast en besmeurt hij haar hele
gezicht, zodat het tenslotte vol zweren en etter komt te zitten. En wanneer zij
over die behandeling klaagt wordt ze bovendien nog getuchtigd.
Kijk eens naar beneden, naar haar
voeten. O die tere voetjes, wat stonden die nog maar 3 weken geleden nog in
hoog aanzien bij een geile en rijke Engelse brasser! Alleen, omdat zijn rijke
beloften weinig uithaalden om dit meisje te verleiden, wist hij aan de
laaghartigheid van zijn wraak lucht en ruimte te geven door een gezworen
rechter om te kopen, die dit arme meisje vanwege een verzonnen, voorgewende
ernstige diefstal daar bracht, waar jullie haar nu zien. En zoals dit arme mens
als misdadigster hierheen gedeporteerd werd, zijn er nog enkele anderen in dit
gezelschap. Kijk daar, in de tegenoverliggende hoek: daar zit een nog tamelijk
jonge man vastgeklonken die, aangezien hij de enige erfgenaam van een rijk man was,
na de dood van zijn vader door zijn eigen moeder met hulp van haar laaghartige
minnaar ook hierheen is gebracht. We zullen ons niet verder in zijn
geschiedenis verdiepen, maar opnieuw een blik werpen op de mooie, tere voeten
van onze mooie gevangene. Zie, hoe druk ze heen en weer springen om het
scheepsongedierte af te weren, zodat het met haar voeten niet hetzelfde zal
doen als met de voeten van die oude man. Kijk maar eens naar beneden, nog
lager, bij haar voeten, hoe zij door haar ijver al een regelrecht kussen van
ratten gemaakt heeft! En denken jullie soms dat de luie scheepsbeesten naar
beneden zouden gaan om tenminste het gedode ongedierte op te ruimen? O nee, dat
doen ze niet. In plaats daarvan roken ze dit ongelukkige gedeelte van het schip
liever dagelijks uit met teer, om zodoende een algehele scheepsziekte te
voorkomen.
Jullie zullen natuurlijk denken dat
zo’n onmenselijkheid alle begrip te boven gaat, en dat er toch artsen en
priesters voor moeten zorgen dat de algemeen geldende wetten in acht genomen
zouden worden. Ik zeg jullie echter dat in Engeland ieder schip, wanneer het de
haven verlaat, geen andere wet heeft dan de eigen wet van de kapitein; maar het
duurt niet lang of alle autoriteiten op het schip trekken één lijn, en dan
heerst er vaak maar één en dezelfde laaghartigheid op het dek. En ook is er
niet méér voor nodig dan - zoals hier het geval was -
dat zo’n mooie, jonge gedeporteerde vrouw geen gehoor geeft aan de wilde
hartstochten van de vaak dronken scheepsofficieren om zich voor alle denkbare
geile laagheden te laten gebruiken; dan is het voor deze wereld
beklagenswaardige oordeel over haar al geveld. Kijk, nu zullen jullie wel
begrijpen waarom het ongedierte niet uit het schip gehaald wordt. Maar dat is
nog niet het enige wat zo’n arme gedeporteerde moet doorstaan; daar bovenop
worden haar door haar lotgenoten van beiderlei geslacht vaak de gruwelijkste
verwensingen toegebruld, omdat het alleen maar aan haar gelegen zou hebben om
hun lot wat draaglijker te maken.
Kijk nog maar eens een beetje rond in
deze treurige vertrekken, en ga dan met jullie blik eens naar boven, naar de
glanzende vertrekken van de heren van het schip: zie eens hoe dol en dwaas het
daar toegaat! Uit hun bekers sproeit schuimende wijn; allemaal schreeuwen ze hun
gezagvoerder een ‘hij leve hoog!’ toe, één van het schreeuwt ook: ‘leve onze
mooie gevangene!’ en allemaal vallen ze hem bij, als door dezelfde waanzin
gegrepen. Kijk eens: nu steken de officieren de koppen bij elkaar; wat zouden
ze dan wel van plan zijn, zouden jullie willen vragen? Maak je maar niet druk
om dit geheim, want het houdt niets anders in dan een slimme truc om de arme
schone te krijgen. En wat denken jullie dat deze truc dan wel is? Kijk, deze
truc houdt alleen maar het volgende in: de knappe vrouw wordt nu direct van
haar boeien bevrijd en onmiddellijk onder effectieve medische verzorging
gesteld; als ze dan weer hersteld is, wordt haar een formeel huwelijksaanzoek
gedaan, krachtens welk zij de vrouw van de één of andere officier kan worden. De
arme vrouw doorziet het bedrog niet, te zeer verschrikt als ze is door de helse
kwelling van de onderste vertrekken, en verbindt zich onder een valse
inzegening - namelijk niet die van een priester, maar van een verklede
scheepssoldaat. Op deze manier gebruikt haar schijnbare gemaal haar nu, en ‘s
nachts komt er in zijn plaats een willekeurige ander. Zo wordt onze arme
gevangene dan onbewust een scheepshoer. Haar maag ontbreekt het natuurlijk aan
niets, en zij leeft in de gelukkige veronderstelling dat zij haar geluk
gevonden heeft; maar haar ogen zullen pas in Botany Bay[12] open gaan, aan de kust van Australië,
aangezien zij net als de andere misdadigers aan een levenslange straf wordt
overgeleverd. Het lot van deze ongelukkigen volgt in
het zevende uur.
Zevende
uur
Aangezien wij het schip, waarvan de
betekenis jullie nu beslist nooit meer vreemd zal voorkomen, voldoende
beschouwd hebben in zijn afschuwwekkende handelwijze, zullen wij het verlaten
en bij wijze van vooruitblik eerst het viernamige
land, dat volgens jullie bepalingen tussen 131 en 171 graden oosterlengte en
tussen 10 en 30 graden zuiderbreedte ligt, enigszins in ogenschouw nemen. Dat
is hier voor jullie noodzakelijk omdat jullie met de gesteldheid, de indeling
en ook met de klimatologische omstandigheden niet in het minst vertrouwd zijn;
kijk dus maar hier, op het jullie welbekende tableau!
Het land dat zich aan jullie vertoont
- en kijk er maar eens goed naar - bestaat in feite uit Australië, Indonesië, Oceanië en Polynesië. Kijk eens
naar het zuidelijke deel van het land, hoe het nog uit onoverzienbare plassen
en moerassen bestaat, waarin jullie - als jullie heel scherp kijken - een
talloze giftige monsters en ongedierte zullen ontdekken. Zie hoe daar verder
naar het zuiden een groot aantal koraaleilanden ligt, die zich uitstrekken tot
bijna aan de zuidpool; om deze reden is het niet
mogelijk om de zuidkust van dit land heen te varen, evenals het ook over land
onmogelijk is om deze zuidelijke kust, die eigenlijk geen kust is, te bereiken
en de gesteldheid ervan te onderzoeken.
En het is nog moeilijker om daar
kennis van te nemen omdat dit land voor het merendeel uit onafzienbare vlakten
bestaat, die alleen hier en daar door kleine heuvels worden onderbroken. Er
zijn namelijk absoluut geen bergen van enige betekenis, afgezien van enige
koraal- en leisteenrotsen bij de kusten. Dit land, voorzover
het tot nu toe bekend is, heeft op zijn continent een oppervlakte van bijna
200.000 vierkante mijlen[13], en op deze oppervlakte wonen
ongeveer 2 miljoen zestigduizend mensen. De bewoonbare landstreken bevinden
zich merendeels aan de oostkust, en deze landstreken zouden jullie wel min of
meer kunnen kennen, zoals bijvoorbeeld gebieden met de namen Carpentaria Golf, Arnhemland, Willisland, Edelland, Eendrachtland,
Lewisland, Nuytsland, Bowdensland, Flindersland, Grantsland, en nog enkele minder bekende namen, die
natuurlijk niet belangrijk zijn. Aan deze oostkust bevindt zich een
landingsplaats met de naam ‘Botany Bay’, en op die plaats zijn in de loop van nog geen 10 jaar
tot nu toe ongeveer 170.000 misdadigers door de Engelsen aan land gezet, en van
daaruit over de verschillende landstreken verdeeld.
Niet alleen deze oostkust heeft echter
zo’n bestemming, maar ook in het westen worden tegenwoordig bijna bij voorkeur
gedeporteerden ontscheept. Zie daar een rivier, die in de zee uitmondt; het is
de zogenoemde Swan River, en aan de oevers daarvan
zien jullie ook een tamelijk grote stad gebouwd, van waaruit nu door de
daarheen gebrachte misdadigers een kolonisatie uitgevoerd wordt; maar met een
veel slechter resultaat dan aan de oostkust. Want hier worden gewoonlijk alleen
de allerslechtste spitsboeven van Engeland gebracht,
tegen een vergoeding van de Hollanders en Nederlanders aan wie deze kust
toebehoort, om hier de uiterst onherbergzame streek te cultiveren. Aan de
oostkust is al langere tijd een stad gebouwd, en wel aan de Botany
Bay; deze wordt Sydney
genoemd, net als de hele kust van New South Wales.
Let voor dit moment echter alleen maar op de westkust; want nadat wij ons schip
in Botany Bay zullen zien
aanleggen zullen wij hierheen gaan, waar de martelarij van mensen
onvoorstelbaar veel erger is dan aan de oostkust. Maar voordat wij dit
hoofdspektakel in ogenschouw zullen nemen, wil Ik jullie nog met het land zelf
meer vertrouwd maken, zodat jullie daarna des te gemakkelijker een werkelijke
voorstelling kunnen maken van wat het wil zeggen om - schuldig of zelfs
volkomen onschuldig - daar als gedeporteerde heengebracht te worden.
Kijk nu eens hier, hoe het er in het
binnenland uitziet! Jullie denken dat deze onafzienbare velden die jullie zien
niets anders zijn dan bosjes en struikgewas. O nee, zeg Ik: dat is gras, en het
moet jullie niet verbazen wanneer jullie daar op sommige plaatsen gras van 3 of
4 manslengten hoog ontdekken. Dit gras lijkt op waterriet, en is op geen enkele
andere manier uit te roeien dan door middel van vuur, wanneer het droog is
geworden. Dat vuur moet echter aangestoken worden wanneer de wind uit het
noorden waait; want wind vanuit het zuiden dooft het vuur uit. Jullie zouden
natuurlijk graag een bomenbos zien, maar zulke bossen zijn er hier maar weinig,
en de bomen die met name in de zuidelijker streken groeien zijn dikwijls
nauwelijks even hoog en groot als veel soorten gras, en brengen heel weinig
eetbare vruchten voort.
In het noordelijke deel evenals aan de
oostkust zijn er weliswaar dikwijls andere soorten begroeiing, maar allemaal,
zonder uitzondering, gedijen die niet zo goed en veranderen langzamerhand ook
merkbaar van natuur. Zo worden de peren vaak helemaal houtig, en bij de steel
breder dan aan hun kroon. Bij de kersen groeien de stenen pitten dikwijls aan
de buitenkant op de huid, en de vrucht zelf is waterig; en zo ondergaan nog
verschillende andere soorten vegetatie dergelijke veranderingen, die jullie
misschien wonderlijk in de oren klinken. Het beste gedijen nog de jullie nog
weinig bekende slangenoten, evenals aan de noordkust
kokosnoten, Indiaanse vijgen, het zogenaamde Johannesbrood en een soort
meloenpruimen.
Er moet echter goed voor gezorgd
worden dat die slangenoten niet door een bepaald rood
insect aangestoken worden; als een dergelijke aangestoken noot daarna in de
grond valt, ontstaat daaruit een buitengewoon giftige soort opslag, die nog
tien keer zo erg is als de zogenoemde ‘bohunupa’.
Want terwijl ze haar bladeren maar 1 schoen hoog boven de aarde uit laat
steken, hebben deze bladeren een zo hevige verwoestende giftige uitwaseming,
dat ze niet alleen alle dieren en mensen doden die daar in de buurt komen, maar
ook dikwijls in een omtrek van een uur gaans een zo hevige verwoesting onder de
planten aanrichten, dat er binnen korte tijd niet eens meer een mosplantje
groeit; het doet alles verdorren en tot een soort as worden. Het is bij deze
plant nog een geluk dat ze niet langer dan een half jaar groeit, maar met de
winter direct weer verdort en bijgevolg onschadelijk wordt. Aangezien wij nu de
plantenwereld enigszins bekeken hebben, willen wij nog een korte blik werpen op
de dieren.
Zie in de eerste plaats hoe de lucht
wemelt van grote witte adelaars, die in
kracht en behendigheid alles in hun soort verre overtreffen; hun roofzucht is
in het bijzonder in de winter zo groot, dat ze meer in het binnenland als
vliegende wolven de mensen aanvallen. Behalve deze is er nog een andere soort
kwaadaardige vogels, die er bijna net zo uitzien als een struisvogel; in plaats
van veren hebben die echter haren; sommige hebben helemaal geen vleugels, maar
andere hebben vleugels als van een vleermuis. Deze vogels hebben vaak poten van
meer dan een klafter lang en kunnen met behulp
daarvan zo snel lopen, dat ze gemakkelijk 10 mijl in een uur afleggen. Wanneer
ze hun prooi bereikt hebben slaan ze die met één poot neer en zetten zich
vervolgens aan hun klaarliggende maaltijd. En zo zijn er nog massa’s andere,
kleinere en onschadelijker vogels.
Er valt onder andere nog een
viervoetig, van een sterke snavel voorzien zoogdier op te merken; de meest
juiste naam zou ‘vogelwolf’ zijn. Dit dier is in zijn soort wreder dan elke
tijger. Wat de grond en de moerassen echter betreft: dit is een waar thuisland
van slangen en allerlei soorten hagedissen waarvan vele soorten vleugels hebben
en die, hoewel ze niet allemaal giftig zijn, toch min of meer schadelijk zijn.
In het binnenland komt dikwijls een soort grote vleermuizen voor die zeer
giftig zijn en nog sterker dan de ratelslang zo’n sterke verdovende werking in
hun blik hebben dat iemand, wiens blik door zo’n vleermuis gevangen is, weldra
op de grond valt alsof hij door een sterke drank verdoofd was; en wanneer
niemand hem te hulp komt en de aanvliegende vleermuis doodt, zuigt deze weldra
zijn laatste bloeddruppels op en vliegt vervolgens verzadigd en schel fluitend
weer weg.
Wat het klimaat betreft: dit is een
ware kameleon. Want afgezien van enkele streken in het oosten en noorden is het
zo veranderlijk, dat in sommige streken iemand op één dag alle vijf
verschillende klimaatsoorten[14] te proeven krijgt. Waarom dit
allemaal zo wonderbaarlijk ingericht is, zal jullie te zijner tijd wel verteld worden;
maar voorlopig kunnen jullie wel onthouden dat Ik met bepaalde landen op aarde
heel andere bedoelingen heb dan dat ze door de schandalige hebzucht van de
mensen voortijdig uitgebuit zouden worden. Maar als de mensen in hun dwaasheid
voortijdig binnendringen in landen die nog niet rijp zijn, dan is het alleen
maar terecht dat het hun vergaat als verwaarloosde kinderen, die onrijp fruit
en giftige bessen opeten. Maar, zoals gezegd, bij een volgende gelegenheid zal
jullie daar meer over verteld worden.
En kijk eens: in de tijd dat wij zo in
dit land rondgezworven hebben, heeft het jullie reeds bekende schip zijn ankers
uitgeworpen in de haven van Botany Bay, en kijk: daar is het al! Want wanneer men alles in één
beeld voor zich heeft, heeft men geen lange reis nodig om te bestemder plaatse
te komen. Kijk nu maar eens heel goed! Ik spreek weer het ‘effata’
uit, en zie: het schip is alweer helemaal doorzichtig geworden. Kijk vooral
eens naar onze knappe schijn-gemalin! Zie hoe zwak ze
is, zodat ze nauwelijks van haar stoel op kan staan. Ga nu eens even naar de
hut van de kapitein. Zie hoe daar reeds drie kolonisten samen met hem de
lijsten doornemen, en wel in tegenwoordigheid van de plaatselijke gouverneur.
Zie: 20 zijn er doorgestreept, en daaronder bevindt zich ook onze oude; maar
onze knappe vrouw is niet doorgestreept. Zie, nu worden ze - dat wil zeggen de
lijsten - door de gouverneur en de kolonisten ondertekend en bekrachtigd; de
gevangenbewaarders begeven zich naar beneden, maken de geketenden
vrij nadat ze hun handen op de rug hebben vastgebonden, en drijven hen op die
manier naar het dek van het schip.
Zie: de gevangenbewaarders gaan nu ook
het vertrek van onze schone binnen, delen haar haar
lot mee, beroven haar van haar kleren en binden haar, terwijl ze in
vertwijfeling vanwege haar lot is flauwgevallen, eveneens de handen op de rug
en sleuren haar naar de anderen boven op het dek. Zie hoe ze hier voor haar
vermeende echtgenoot op de knieën valt, hem smeekt met alle macht en kracht
waartoe een vrouwelijk wezen in staat is, en hem alles vertelt wat ze maar kan
bedenken: hoe ze onschuldig tot dit oord van verschrikking veroordeeld werd, en
hoe schandelijk hij van haar ongeluk gebruik heeft gemaakt om haar, die zo rein
was als de zon, erger te misbruiken dan een bordeelhoer voor Engelse matrozen.
Kijk, en neem een voorbeeld aan een
mens, die het christelijke geloof belijdt!! Zie hoe hij als een grote heer de
gevangenbewaarder beveelt om het schreeuwende dier de mond te snoeren en haar,
als ze zich niet net als de anderen heel rustig gedraagt, onmiddellijk 30
zweepslagen te geven. En kijk eens naar het resultaat van haar smeekbede! Zie
hoe twee beulsknechten haar aan de kleinste mast binden met een touw over haar
borst en haar voeten, en zie hoe schandalig wreed de arme ongelukkige van de
gevangenbewaarders ontelbare zweepslagen krijgt. En zie: nadat haar voeten
helemaal van boven naar beneden door de scherpe zweep stukgeslagen zijn wordt
ze losgemaakt, direct met de andere misdadigers aan touwen over boord gelaten
in kleinere boten en aldus bloedend aan het ongelukkige land gebracht en
onmiddellijk door de gouverneur aan de desbetreffende kolonist toebedeeld.
Denken jullie dat men haar daar naar een of ander hospitaal heeft gebracht? Dan
vergissen jullie je! De pleister op zulke wonden bestaat uit niets anders dan
dat zo iemand een half uur lang in zee mag gaan zitten, waar het heel ondiep
is. Dat is de beroemde geneeswijze daar te lande. En het helpt ook nog! Maar
stel je de brandende pijn voor, speciaal bij een zo gevoelig meisje! Welnu,
hier zijn wij klaar. Laten we nog even gaan zien wat er verder met deze ongelukkigen gebeurt.
Kijk, daar meer naar het binnenland,
volgens jullie berekening ongeveer honderd mijl van de kust: zie hoe deze armen
daar met hun werktuigen onder leiding van verscheidene opzieners moeten vechten
tegen al die kwaden, die jullie nu uit de beschrijving van het land een beetje
kennen; zie hoe ze als het ware tussen twee vuren zitten. Het is werkelijk
zoals jullie uitdrukking zegt: slikken of stikken[15]! Wat geeft zo’n hoofdkolonist erom of
er 20 of 30 van zijn meestal nog met ketenen geboeide ondergeschikten door
slangen opgegeten worden, of dat ze dikwijls in het klafterhoge
gras in plotseling doorbrekende moerassen wegzakken, of dat de een of ander
door de bekende adelaars aangevallen en verscheurd wordt; of wanneer er bij het
uitroeien van zo’n opkomende gifplant nog verscheidene te gronde gaan. Kijk,
daar trekt zo’n kolonist zich allemaal weinig of niets van aan; want voor zijn
huis is voldoende gezorgd, ook zonder zulke arbeiders, die er pas bijgekomen
zijn. Wanneer hij in het gunstigste geval door zulke pogingen om verder in het
land door te dringen weer een aanzienlijk stuk land kan winnen, vindt hij dat
goed, maar wanneer dat ondanks al die wrede pogingen mislukt, dan geeft hij
daar niets om; want hij is, zoals hij zelf zegt, toch wel verzorgd.
Jullie zullen misschien denken, als
deze misdadigers een nieuw stuk land ontgonnen hebben, dat dat
dan misschien aan de een of ander tegen pachtgeld in eigendom gegeven wordt. O
nee, zeg Ik, zo’n kolonist gebruikt het land voor heel andere doeleinden. Hij
laat weliswaar hier en daar arbeidershutten neerzetten, maar wat de grond
opbrengt behoort van A tot Z aan hem toe. De arbeiders hebben niets anders dan
de meest armzalige, nauwelijks eetbare kost en soms, wanneer ze niet helemaal
willen verhongeren, vangen ze slangen en hagedissen, hakken die de kop af,
braden ze boven een strovuur en eten dit vlees met de grootste smaak; want het
is echt zoals een ander gezegde van jullie zegt: honger is de beste kok. Ja,
deze honger gaat bij sommigen zo ver, dat ze niet eens de tijd nemen om zo’n
slang te braden, maar wanneer de kop, de huid en de ingewanden verwijderd zijn,
wordt die onmiddellijk opgegeten. Een nieuwe plaag voor deze arme mensen is
nog, dat ze speciaal in de noordelijke gedeelten op de oorspronkelijke bewoners
stoten, die goede boogschutters zijn en hen met vergiftigde pijlen terugjagen
of hen gevangen nemen en rauw opeten. Kijk, zulke aangename dingen moeten deze
armen hier beleven; en de tuchtigingen, die ze daar bovenop nog eens van hun
bevelhebbers en leiders krijgen en die nog veel onmenselijker zijn dan bij de
Noord-Amerikanen, staan hier in geen verhouding tot de kwellingen van het land.
Kijk eens: ook onze arme vrouw is hier
al aan het werk met gras snijden. Bij jullie is gras maaien een vermakelijk
werk. Maar hier hebben de arbeiders met echte oerwouden van gras te maken, en
in de ondoordringbare warwinkel daarvan huizen met name in de zomer ontelbare
geweldig stekende insecten. Die werpen zich dan zó op de naakte arbeiders, dat
er na een paar dagen alleen maar een samenhangend skelet overblijft. Maar als
het cultiveren in de winter gebeurt, en wel door middel van vuur, dan gebeurt het
niet zelden dat het vuur vaak zo enorm groot wordt dat de vlammen langs de
grond vaak uren gaans ver door het droge gras heenslaan. En wanneer de arme
brandstichters niet snel genoeg op de vlucht slaan verbranden ze helemaal of
raken ze dikwijls toch over hun hele lichaam verbrand. Maar het ergste is,
wanneer een vuur ergens uitgedoofd is. Dan moeten de arme brandstichters vaak
urenlang over zulke nog gloeiend hete as lopen om het vuur weer aan te steken
op de plaats waar het uitdoofde. Het is hun weliswaar toegestaan om een soort
plankjes onder de voetzolen te binden, maar vaak verbranden deze plankjes al
voordat ze halverwege zijn, en dan is het om het even: hun voetzolen raken
desondanks nog heel vaak tot op het bot verbrand. En over ontelbare andere soorten
leed en ziekten, die in dit land thuis horen, zullen we nog maar niet spreken!
Over de westkust hoef Ik jullie alleen
maar te zeggen dat het er daar nog tienmaal onmenselijker toegaat dan in het
oosten, om welke reden de kolonisatie daar heel slecht voortgang maakt. Kijk,
van dit alles is niets anders dan alleen de schandelijke hebzucht van de
‘morele’ en zelfs ‘christelijke’ mens de schuld. Dat Ik zulke gruwelen niet
lang meer aan kan zien, zullen jullie zonder diep nadenken gemakkelijk
begrijpen; want werkelijk: de mensen stapelen hun zonden torenhoog tot reeds in
de derde hemel. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen.
En dus ‘amen’ voor vandaag; het
achtste uur zal jullie nog grotere en opmerkelijker dingen vertellen!
Achtste
uur
Nadat we nu het vasteland van
Australië overzien en overal bekeken hebben, willen we de grotere eilanden nog
een bezoek brengen, om ook daar te zien hoe het daar toegaat. Ik zei: alleen de
grotere eilandstaten; want er zijn nog een ontelbare kleine eilanden in de
oceaan, die echter allemaal zonder uitzondering door de vastelanden, maar ook
wel door de grotere eilandstaten overheerst worden. Want werkelijk, jullie
zouden niet veel meer dan duizend kleine eilandjes in de oceaan kunnen
ontdekken, waar niet door het jullie
bekende Europese despotisme aan geknaagd en gesnuffeld is. En deze
voornaamste wereldveroverende natie heeft alleen die eilandjes min of meer
ongemoeid gelaten, waarbij zij zich na zeer nauwkeurig onderzoek ervan
overtuigd heeft dat er daar voor haar rattengebit niets te knagen valt.
Kijk maar eens hier op het tableau: Ik
zal de hele aarde van pool tot pool voor jullie ogen ontvouwen, en er zal geen
enkel plekje verborgen blijven. Kijk hier, naar het grote gebied tussen Azië,
Australië en Amerika; zie het grote aantal eilandjes, hoe ze verspreid over de
grote watervlakte te zien zijn als sterren aan het firmament! Maar om jullie
een beter idee te geven van de koopmanshebzucht van deze wereldveroverende
natie, wil Ik ook voor ieder eiland de naam in letters erbij zetten, zoals die
door de hebzuchtige ontdekkers gegeven werd. Lees nu maar! Zie al die
onherbergzame, afgelegen schuilhoeken van de aarde! Kijk alleen maar naar de
woorden, dan zal jullie direct duidelijk zijn voor welke natie op aarde alle
klimaten toegankelijk zijn. Want deze mensen geven er niets om of hun zeilen
onder de evenaar van hitte beginnen te gloeien, of dat ze aan de andere kant
driekwart van het jaar invriezen tussen de ijsbergen en hun schepen vaak vele klafter diep onder de sneeuw begraven liggen. Kortom:
jullie zullen weinig andere namen aantreffen dan die van deze mondiale
geldwisselaar. Daarom willen wij ons nog naar de grote eilandstaten begeven, om
daar het doen en laten van deze natie in ogenschouw te nemen.
Zie daar aan de oostelijke kant, in
het noorden, een behoorlijk groot eiland met de naam Nieuw Guinea.
Dit eiland wordt eveneens tot Australië gerekend. Het heeft eveneens maar
weinig bergen en is, gerekend naar het ontstaan, nog jonger dan Australië; want
Australië is pas nauwelijks iets meer dan 3000 jaar oud. Het eiland Guinea is echter bijna 700 jaar jonger dan Australië. Dit
land werd echter door enkele Aziatische volkeren veel eerder ontdekt dan
Australië, en de Engelsen en ook de Hollanders hebben het dus veel
gecultiveerder aangetroffen dan later het vasteland van Australië zelf. Wat was
er nu natuurlijker dan dat door het kanongebulder van deze wereldzuchtige natie
deze vondst zonder meer volledig in bezit genomen werd.
Hier werden weliswaar geen
gedeporteerden neergezet, maar de arme bewoners van dit eiland zijn er zelf
vrijwel geen haar beter aan toe dan de slaven in Noord Amerika. Aan deze mensen
wordt weliswaar tot op zekere hoogte enige cultuur gebracht; maar niet om hen
ter wille van zichzelf in de zogenaamde christelijke religie of in andere
wetenschappen te vormen, maar alleen met de bedoeling - zoals bij jullie wilde
paarden afgericht worden - dat ze handiger en geschikter worden om Engelse
lasten te dragen, om voor hen te werken en te vechten. En terwijl de heren brassen,
valt deze mensen vervolgens ook een beloning ten deel die niet beter, maar
dikwijls slechter is dan wat bij jullie het trekvee na gedane arbeid krijgt.
Want deze voornaamste makelaars van de wereld willen hun brood absoluut niet in
het zweet van hun aangezicht eten, maar zij stellen zich met werkeloze handen
op aan alle uiteinden van de aarde, trekken hun muil wijd open en laten zich
door de onrechtmatig onderworpen volkeren de gebraden duiven in de mond jagen,
zoals jullie zeggen.
Kijk nu eens hier, in het midden van
het tableau, daar waar het eiland heel breed is. Kijk naar de arbeiders, hoe ze
bijna naakt en onder de gloeiende stralen van de zon het zwaarste werk moeten
verrichten. Zie, daar klimmen er velen rond in de bomen om daar een soort wol
te verzamelen, die daar veel mooier en fijner is dan een soortgelijke wol in Oost-Indië; zie hier weer anderen, die bijna dag en nacht
bezig zijn met de aanplant van suikerriet. Zie hier nog weer anderen, die daar
in de diepten van de aarde naar goud en allerlei edelstenen moeten graven. En
zie: nog weer anderen, die net als lastdieren hun werkeloze heren in een
draagstoel moeten ronddragen, en weer anderen, die voor het bouwen van
verdedigingswerken en grote magazijnen gebruikt worden en vanwege het zeer slechte
goud vaak jammerlijk mishandeld worden. Er zou nog een groot aantal ellendiger
situaties te bekijken zijn, maar laat het jullie voldoende zijn wanneer jullie
deze weinige goed in ogenschouw nemen.
En jullie kunnen daar nog aan
toevoegen dat deze wereldzuchtige natie met bijna alle veroverde eilandstaten
op een soortgelijke politieke wijze te werk gaat als de Romeinen vroeger deden
met betrekking tot vreemde goden. Wanneer het hun namelijk duidelijk wordt dat
een heidens volk ergens op een eiland goedmoedig van aard is wordt er over het
christendom niet veel gesproken, maar in plaats daarvan laten zij zich
onderrichten in deze heidense vorm van religie. En wanneer zij daardoor tot het
inzicht zijn gekomen dat zo’n armzalige religie voor hun grote wereldbuidel
beter geschikt is dan de christelijke, zeggen zij, net als Mijn beste Paulus:
wij willen alles met allen zijn, om van allen iets te verkrijgen - natuurlijk
niet zoals Paulus, die voor allen alles wilde zijn om hen voor Mij te winnen,
maar, zoals gezegd, om van allen alles te winnen. Maar wanneer ergens een
heidense religie heel zelfzuchtige grondbeginselen heeft, dan wordt natuurlijk
met het zwaarste kanongebulder de christelijke religie verkondigd; en als deze
heidense natie de christelijke religie heeft aangenomen, dan spreekt het wel
vanzelf wat voor alomvattend loon de heilsverkondigers toekomt. En kijk nu maar
weer naar het tableau.
Zie: weer een ander eiland. Het wordt
New Britain genoemd, en zie daar iets verder naar
boven nog een eiland - men noemt het New Ireland. Ik
denk dat jullie je niet lang hoeven af te vragen wie de heren van deze twee
tamelijk grote eilanden zijn. Kijk: verder naar beneden weer een groot eiland,
omringd door verscheidene kleinere eilanden: New Caladonia.
Jullie hoeven niet te vragen wie de heren van deze behoorlijk grote gebieden
zijn, en hoe het daar toegaat: kijk maar ten dele naar Noord Amerika, Australië
en Nieuw Guinea. Zie nu verder naar het zuiden in het
oostelijke deel van Australië een tamelijk groot, maar heel mager en moeilijk
toegankelijk eiland, Van Diemensland genaamd. Kijk,
het ziet er daar behoorlijk mager uit; daarom werd dan ook zelfs aan de
Hollanders toegestaan dat dit eiland, al stelt het verder niets voor, toch een
Hollandse naam draagt. Ondanks deze Hollandse naam hebben de Engelsen echter
toch de allerbeste landingsplaats uitgekozen. Alleen het westelijke deel staat
tolvrij open voor de Hollanders. Maar wat de grote visvangst in het oosten
betreft weten de Engelsen hun netten heel goed in het water te werpen.
Nu verlaten wij dit eiland, en wenden
ons tamelijk ver naar het zuiden; daar zien jullie twee heel grote eilanden
naast elkaar, die alleen door de zogenaamde rotsstraat gescheiden zijn. Dat is
Nieuw Zeeland. En zie, nog een beetje meer naar het zuiden, een tamelijk groot
eiland met de naam Cornwallis[16]. Kijk, de Engelsen hebben deze
eilanden een vrije soevereiniteit gelaten, tegen betaling van een aanzienlijke
schatting in graan. Dat wil zeggen dat de heersers van deze eilanden nog in hun
ambt zijn gelaten, en wel om verschillende redenen. De voornaamste reden is,
dat op deze manier het regeren van deze zeer ver afgelegen landstreken de
Engelsen niets kost terwijl die hun, zoals reeds eerder gezegd, erg bevallen
vanwege de zeer gastvrije instelling ervan; daarom maakt het christendom hier
ook heel erg weinig voortgang. De tweede reden waarom deze wereldzuchtige natie
nog geen sterker donderende expedities tegen deze landen heeft ondernomen, zijn
de hoge onkosten die daarmee verbonden zijn. De derde reden is, dat dit land
vanwege de dikwijls optredende stormen en de vele klippen en zandbanken voor
grote schepen niet gemakkelijk toegankelijk is. En zo zouden er nog
verschillende andere zelfzuchtige redenen zijn waarom deze ver verwijderde,
maar toch zeer vruchtbare zeelanden nog niet helemaal in de despotische klauwen
van deze wereldberoemde natie zijn gevallen.
Maar kijk eens, daar varen juist
enkele Engelse schepen, die het midden houden tussen koopvaardij- en
oorlogsschepen, zoals jullie zien, naar deze landen; want daar zijn het graan
en andere bruikbare vruchten al binnengehaald. Want jullie zullen wel weten dat
jullie voorjaar daar de herfst is. Kijk, zo zullen deze schepen daar precies op
het goede moment aankomen. Tel ze eens, hoeveel het er zijn? Zie: het is een
flinke karavaan van 170 schepen in totaal, grote en kleine meegerekend; maar Ik
zal deze scheepvaart in de geest versnellen, zodat jullie hun doen en laten
daar in ogenschouw kunnen nemen. Kijk eens, wij zijn al ter plaatse. Zie hoe
deze arme volkeren, voor het merendeel nog echte Kaïnieten,
zwaar beladen met manden en zakken en kisten, die speciaal voor dat doel door
de Engelsen zijn achtergelaten, zich naar de kust haasten om de schatting aan
de vermeende goden te brengen.
Want deze arme mensen houden die wereldzuchtigen voor hogere wezens, die met behulp van
zulke mooie drijvende huizen vanuit de wolken op aarde zijn afgedaald om -
zoals zij denken - aan het einde van hun wereld de offers te ontvangen die hun
toekomen. Dat zij zulke hogere wezens zijn concluderen zij uit het feit dat zij
vanaf deze huizen net zo bliksemen en donderen en geweldige donderkeilen
slingeren als vanuit de wolken. Aangezien de brandschatters van deze zwakheden
van het volk op de hoogte zijn, geven zij hun aankomst ook door middel van
kanongebulder te kennen. En wanneer zij na een verblijf van enkele weken alles
in hun schepen gepakt hebben, wordt deze arme volken als betaling nog een
geweldig kanonnen- en rakettenspektakel gegeven; en dit spektakel zegt de
inwoners dan, dat de goden een voldoende groot offer hebben gekregen. Maar om
te zorgen dat niet een andere natie dezelfde gratis vondst doet zijn de kleine
eilanden, die rondom deze grote eilanden liggen, heel goed voorzien van Engelse
forten. Op deze manier zijn deze grote landstreken als het ware voortdurend
gevangen; want op enkele plaatsen, waar het mogelijk is om op deze eilanden te
landen, hebben de Engelsen hun vuurmonden kris kras opgesteld. En waar het
land, zoals reeds opgemerkt, ontoegankelijk is, is ook geen bewaking nodig.
En zo dienen deze wereld- en zeezuchtigen, ondanks de soevereiniteit van deze landen,
van de kust tot diep in het binnenland als de heersers beschouwd te worden.
Hier bedrijven zij weliswaar geen wreedheid, d.w.z. zij zwaaien hun slavenzweep
en helse fakkel niet over deze armen, maar Ik zeg: juist dit is de plaats waar
deze mensen zichzelf tot de grootste monsters der aarde bestempelen. Want
zolang ergens een mens uit hebzucht en begeerte zijn medemensen tiranniseert,
is hij zeker te vergelijken met een duivel, die een pure dienaar van Satan is.
Maar hoe erg een tirannie ook mag zijn, het is tenminste zeker dat de
mishandelde partij op zijn minst tot in het diepst van zijn merg verdeemoedigd
wordt en er wordt hem, al is het ook op tirannieke wijze, toch op zijn minst
een begrip van het christendom bijgebracht, ten gevolge waarvan zulke armen met
de blik op Mijn kruis gericht hun ellende lijdzaam ondergaan.
Maar wanneer uit schandalige hebzucht
een volk helemaal van al het hogere licht afgesloten en uitgesloten wordt,
terwijl desondanks aan de andere kant leugenachtig tegen iedereen wordt
rondgebazuind wat voor zegenrijke vooruitgang zo’n natie boekt, terwijl zij in
het geheim in de meest schandalige duisternis wordt gelaten - luister: dergelijke
kunststukken kan geen enkele duivel ten uitvoer brengen, maar daar moet een
grootmeester aan het werk zijn. Kijk, dat behoort tot de grootste gruwelen op
aarde! Werkelijk, als een tiran duizend onschuldige mensen een heel jaar lang
met de afschuwelijkste martelwerktuigen om het leven zou brengen, zodanig dat
geen menselijke tong in staat zou zijn zijn
martelarij in woorden uit te drukken, dan zou Ik hem eerder genade kunnen
betonen dan zo’n monster uit het A... van de vorst der hel.
De onuitsprekelijke wreedheid hiervan
dringt natuurlijk helemaal niet zo tot jullie door als wanneer jullie zouden
zien, hoe op een ander eiland de mensen aan hun voeten aan een boomtak worden
opgehangen, zodat hun hoofd tot op de grond hangt, waar ze vervolgens door een
speciaal soort groene mieren worden opgegeten en dikwijls de 6e of 7e dag onder
onuitsprekelijke pijnen de geest geven, en daarna nog zo lang blijven hangen
tot de laatste druppel merg uit hun gebeente door de genoemde mieren opgegeten
is. Ja, Ik zeg dat jullie de haren sneeuwwit ten berge zouden rijzen, wanneer
jullie op een andere plaats zouden zien hoe de mensen tegen een slijpsteen
worden gehouden en tot op de laatste vezel stukgeslepen worden; ja, jullie
zouden je ogen onvermijdelijk sluiten, wanneer jullie op een ander eiland
mensen zouden aantreffen met vastgebonden armen en voeten, met hun
geslachtsdelen aan boomtakken opgehangen, terwijl het vrouwelijke geslacht, met
een touw door hun schaamlippen getrokken, aan de voeten van het mannelijke
geslacht hangt. Ik zou nog een ontelbaar aantal van dergelijke wreedheden voor
jullie kunnen aanhalen; alleen zouden jullie daar niets anders in zien dan
allerlei kruisigingen, door middel waarvan de mensen van het leven beroofd
worden.
Maar kijk, al deze wreedheden zijn te
beschouwen als nauwelijks als een dauwdruppel ten opzichte van de oceaan, die
een dergelijke geestelijke mishandeling van de arme mensheid eigenlijk is. Want
als iemand het ene ledemaat na het andere van het lichaam scheidt, dan zal het
lichaam van zo’n martelaar het maar tot op zekere hoogte uithouden; als het de
ziel eenmaal te bont is geworden, maakt zij zich samen met de geest direct los
van haar omhulsel. Daarna kan de tiran het lichaam knijpen, geselen, branden, slijpen,
kortom: wat voor wreedheden hij er ook maar wil mee uithalen - dat is dan toch
niet zoveel anders dan wanneer iemand van jullie dat zijn uitgetrokken kostuum
zou willen aandoen. Want het lichaam is alleen maar gevoelig voor pijn, zolang
de ziel daar aan gehecht blijft. Als deze is vertrokken wanneer het haar te
bont is geworden, dan heeft ook, zoals gezegd, alle pijn opgehouden. Maar het
mishandelen van de ziel en de geest, een dergelijk uit winstbejag voortkomend
aanleggen van slavenketenen aan de onsterfelijke geest is meer, ja, Ik zeg:
oneindig veel meer dan alle lichamelijke wreedheden die op de hele aarde
bedreven worden. Want denken jullie dat het gemakkelijk is om zulke slaafse
geesten naderhand tot hun vrijheid te bekeren?
O, de menselijke geest is een vrije
geest; maar wanneer hij eenmaal een bepaalde richting is ingeslagen, wie is dan
in staat die te veranderen, zonder de geest te vernietigen? En stel je eens
voor hoe het het hart van de Vader te moede kan zijn,
wanneer Hij als een zorgzaam gezinshoofd werkeloos moet toezien hoe de hagel
Zijn vruchten vernielt. Daarom zeg Ik: wee jullie tirannen, jullie zullen het
lot delen van jullie broeders, de duivels; maar oneindig maal wee jullie, die
de macht in handen hebben om alle volkeren op aarde een waar licht te brengen
en het niet doen, maar hen uit laaghartige hebzucht en wereldse begeerte in een
nog groter labyrint van duisternis slingeren dan waarin zij tevoren in hun
onschuld waren. Ja, Ik zeg nog een keer: oneindig maal wee jullie, wanneer voor
jullie de betaaldag zal aanbreken: werkelijk, jullie zullen datgene ontvangen,
wat Mijn godheid in Haar allerinnerlijkste diepte van
Haar vuur van toorn in staat is uit te vinden en te bedenken! Meer hoef Ik niet
te zeggen. Want een mens zijn God te ontnemen is de allergrootste gruwel; meer
hoef Ik jullie niet te zeggen. Het gebruiken van Mijn woord voor de laagste, hebzuchtigste en begerige doeleinden is, net als al het
voorgaande, de grootste gruwel; meer hoef Ik jullie absoluut niet te zeggen!
Hetzelfde geldt voor de andere
eilanden - behalve Japan, waar het negende uur over zal gaan - waar hetzelfde
het geval is als bij de voorgaande eilanden, behalve op een eiland in het
midden van de oceaan met de naam Haïti. Met dit eiland gaat het bijna net zo als
met Nieuw Zeeland; alleen heeft men hier op enkele plaatsen Europese
wapenoefeningen en hier en daar het christendom ingevoerd. Want dit eiland, hoe
klein het ook is vergeleken bij de andere, voorziet tegenwoordig bijna alle
Engelse eilandstaten van zwavel en uitstekend salpeterzout, en dat is de reden
waarom daar ook heel grote kruitfabrieken gebouwd zijn. De grond van dit eiland
is bijna puur zwavel, vanwege het feit dat zich daar ook één van de grootste
vulkanen bevindt; de krater daarvan heeft een omtrek van verscheidene uren
gaans en is constant vol gloeiende lava.
Dit zou voor jullie nu voldoende
moeten zijn voor dit 8e uur van vandaag; want op basis van de kleine inleiding,
die Ik jullie in dit uur zowel in lichamelijk als geestelijk opzicht heb gegeven,
zal het hierna volgende 9e uur jullie duidelijker inlichtingen geven. Amen.
Negende
uur
Nu wij over het zuiden van de aarde
rondgezworven hebben en de omstandigheden - let wel: meer naar het innerlijk
dan naar het uiterlijk - doorzien hebben, zullen wij weer naar de noordelijke
helft van de aarde terugkeren en, zoals eerder opgemerkt, de eilandstaat Japan
een bezoek brengen. Maar zoals bekend zullen wij geen jaren en maanden nodig
hebben om daar te komen; kijk maar eens hier op het welbekende tableau: de hele
heidense eilandstaat ligt al uitgespreid voor jullie ogen. Bekijk de kusten
eens: zie hoe huiveringwekkend ze vanaf de hoge toppen van hun rotsklippen op
de stormachtige zee neerstaren. Kijk het eiland maar eens rond, en jullie
zullen weinig plekken vinden waar het landoppervlak op gelijke hoogte met de
zee ligt. Kijk: hier in het zuiden is één enkel punt waar schepen kunnen
landen, en krachtens de binnenlandse wetgeving kunnen enkele vreemde naties hun
schepen daar ook heen sturen. Wat de weinige andere landingsplaatsen voor
inlanders betreft, die zijn in de eerste plaats minder goed of helemaal niet
toegankelijk, en in de tweede plaats is het door de zogenaamde allerstrengste en allerrechtvaardigste
regering daar te lande niet toegestaan dat buitenlanders ergens anders
aanleggen dan op die bepaalde landingsplaats, om de volgende redenen: ten
eerste om te zorgen dat deze plaatsen niet ontheiligd zullen worden door
gedegenereerde mensen, en ten tweede omdat de vreemdelingen de grote gevaren
van deze andere kleine landingsplaatsen niet kennen en dus onvermijdelijk
schade zouden oplopen en ten onder gaan.
De derde reden is echter, dat deze
regeerder meent dat hij als enige in het bezit is van alle kunsten, ambachten
en geheimen, en dus leeft hij voortdurend in de begerige vrees dat het met zijn
welstand gedaan zou zijn, als de vreemdelingen dat te weten zouden komen.
Daarom heeft ook maar één landingsplaats aangewezen waar zulke producten, die
naar zijn mening buitengewoon zijn, uit een bijzonder gerechtvaardigd
medelijden verhandeld worden.
Hij is er namelijk vast van overtuigd,
net als zijn hele natie, dat hij zich als enige in het middelpunt van de wereld
bevindt, en dat alle vreemdelingen van de hele wereld naar hem toe zouden
moeten komen om zijn buitengewone landsproducten te kopen, daardoor bezit te
verwerven, en om zich door dit bezit er een voorstelling van te kunnen maken
tot wat voor volmaaktheid het centrale vorstendom van de wereld uitgegroeid is.
Ja, hij meent werkelijk dat de mensen op andere plaatsen op aarde helemaal niet
het vermogen bezitten om zelfs maar te vermoeden hoe een heel simpel
bijenkorfje vervaardigd wordt. En als hem verteld wordt dat de schepen van de
vreemdelingen buitengewoon kunstig gebouwd zijn, dan worden de boodschappers na
zo’n bericht altijd afgeranseld, omdat zo’n bericht als een openlijke
majesteitsschennis beschouwd wordt. Wanneer hij er vervolgens één of twee
commissarissen heen stuurt om zich er heimelijk van te overtuigen of het
inderdaad zo is, en als dezen daarna met bericht terugkomen en de mededeling
bevestigen, dan wordt zo’n bevestiging als regelrecht landverraad beschouwd.
Want deze monarch zegt: ‘Wanneer dat
niet door één van mijn onderdanen aan de vreemdelingen verraden zou zijn, hoe
zou het dan mogelijk zijn dat deze domme vreemdelingen in bezit zijn gekomen
van de geheimzinnige wetenschap om huizen van hout te bouwen, die in staat zijn
hen over de baren van de zee te dragen? Zulke dingen kunnen alleen wij, het
uitverkoren volk van het midden der aarde’. En dan worden er door de hoofdstad
en residentie onmiddellijk onderzoekscommissarissen naar alle drie de
landstreken gestuurd met de opdracht om onder de kustvolken ten strengste te
onderzoeken waar dat verraad vandaan gekomen is. Wanneer die commissarissen
niets hebben ontdekt, worden zij na hun terugkeer eveneens flink afgeranseld en
voor drie jaar uit hun dienst ontslagen. Binnen die tijd moeten ze dan hals
over kop studeren, en wel bij de alleronverbiddelijkste
professoren ter wereld. Na het beëindigen van die studietijd volgt dan een
buitengewoon streng examen; wie dat examen haalt, wordt weer in dienst genomen,
maar wie het niet haalt, wordt nogmaals afgeranseld en moet met de studie weer
van voren af aan beginnen.
Gedurende de tijd echter dat die commissarissen
hun strafstudie moeten doormaken worden er zeer genadig direct plaatsvervangers
benoemd. Deze benoeming gebeurt op de volgende wijze: door zijne zeer
rechtvaardige en zeer gestrenge majesteit worden er negen zogenaamde praktikanten bij zich geroepen, en hij neemt hen zelf een
mondeling examen af. Dit examen houdt in, dat zij in de eerste plaats alle fabrikaten van het land moeten opsommen en hoe deze gemaakt
worden; daarna moeten zij alle bergen, alle rivieren, alle dalen en vlakten,
all dieren, hetzij tamme dan wel wilde, alle bomen, planten en kruiden
letterlijk benoemen en opsommen. Verder moeten zij de namen van alle onderdanen
precies aangeven, en ook waar ieder woont en wat hij bezit; en tenslotte moeten
zij nog de gehele naam van de keizer uit het hoofd opzeggen, wat eigenlijk het allermoeilijkste is voor de praktikanten.
Want deze naam is zo lang, dat jullie die nauwelijks in één regel op een strook
papier van minstens een mijl lang zouden kunnen schrijven in een handschrift
van gemiddelde grootte. Die naam bevat alles - zoals: de ingebeelde oneindig
lange stamboom, vervolgens alle dingen en ambachten van het land, en zo ook de
namen van al zijn onderdanen. Wanneer jullie dat bedenken, dan zullen jullie
wel begrijpen wat voor inspanning van het geheugen ervoor nodig is om deze naam
uit het hoofd te leren, zoals jullie plegen te zeggen.
Nu zullen jullie vragen: waar dient
zo’n lange naam toe? Dat kan jullie gemakkelijk uit de doeken gedaan worden:
het is omdat hij, de monarch namelijk, daarin zijn gehele heerlijkheid,
geschiedenis en bezit heeft opgetekend. Weliswaar hebben ook andere personen in
het land zeer lange namen, maar op straffe des doods mag er niet één langer
zijn dan die van de monarch. Er wordt in dit opzicht ook veel studie besteed
aan de naam van de monarch, om te zorgen dat zij hun eigen naam wat de lengte
betreft niet kunnen vergelijken met de naam van de monarch. En wanneer iemand
ontdekt dat - vanwege een eveneens zeer oude afstamming - zijn naam nog langer
is dan die van de monarch, dan neemt hij het naamprotocol, brengt het jammerend
en met gescheurde kleren aan de voeten van de monarch en smeekt om de straf en
algehele vernietiging van zijn naam. Wanneer de monarch de naam dan met een
passer heeft uitgemeten en ontdekt heeft dat hij inderdaad 2 klafter langer is, wordt er 6 klafter
van de naam afgesneden en verbrand; de smekeling ontvangt dan allergenadigst het passende aantal stokslagen, en daarna
wordt hem pas de nieuwe naam overhandigd.
En nu gaan wij weer terug naar onze praktikanten. Als drie of vier van hen het examen hebben
gehaald, wordt hun direct hun - in jullie taal - bewijs van aanstelling
overhandigd, maar onmiddellijk ook de verplichting opgelegd om als
commissarissen ter plaatse te gaan kijken, om het eerder besproken landverraad
te ontdekken. Maar deze zijn dan gewoonlijk een graadje slimmer dan de vorige.
Bij dit onderzoek blijven ze gewoonlijk 1, 2 of 3 jaar weg, en in deze tijd
zinnen zij op een slimme kunstgreep om hun monarch bij de neus te nemen. Wanneer
ze terugkeren brengen zij gewoonlijk verscheidene omgekochte getuigen mee, die
vervolgens verklaren dat na die afschuwelijke gebeurtenissen de bliksem nog
drie keer op die plaats is ingeslagen[17], en dat daarop alle aanwezigen de
grote God in de zon hebben geprezen, omdat hij voor het volk zo’n groot teken
heeft gedaan om zijn grote vorst te verheerlijken.
Misschien zullen jullie nu vragen:
waarom waren de eerste drie eigenlijk niet zo bijdehand als hun opvolgers? En
jullie zullen je verbazen, wanneer Ik jullie zeg dat de eerste drie nog slimmer
waren dan hun opvolgers. Want zij worden nu onmiddellijk bevrijd van hun studie
en bij monde van de monarch zelf als volkomen rechtmatige, gestrenge en zeer
wetenschappelijke staatsmannen erkend; op deze manier bereiken zij de hoogste
waardigheid, krachtens welke het hun zelfs is toegestaan om vier keer per jaar
het kleed van de monarch aan te raken, en zodoende zijn zij van alle verdere
afstraffing gevrijwaard. Want ook al hebben zij de ware toedracht niet zo opgehemeld
als hun opvolgers, dan maakt dat niets uit; hier geeft enkel en alleen de grote
trouw de doorslag. Maar de opvolgers komen daarna als werkelijk aangestelde
staatsbeambten op het niveau van hun voorgangers.
Jullie moeten niet denken dat dat daar te lande iets onbeduidends is. Een beambte, die
vier keer per jaar het kleed van de monarch mag aanraken, is iets zo
buitengewoons in het land dat, wanneer hij op straat loopt of in een draagstoel
wordt rondgedragen, al het volk op straffe des doods voor hem op het aangezicht
moet vallen. En één woord, dat door hem tegen iemand gezegd wordt, is iets zo
buitengewoons, dat de desbetreffende persoon dikwijls drie dagen lang de plaats
niet verlaat, waar hem een dergelijke genade ten deel is gevallen. En als dat
woord iets ongunstigs is geweest, als de beambte tegen de desbetreffende
persoon wellicht een terechtwijzing of een andere onaangenaamheid zoals
misschien een dierennaam of iets ander oneervols heeft gezegd, begint de
desbetreffende persoon ogenblikkelijk te jammeren en te weeklagen, en smeekt de
hoge beambte om het zeer genadig verlenen van straf - een verzoek wat ook
zonder veel omhaal wordt ingewilligd. Onmiddellijk smeekt hij dan de hoge
staatsman om hem de straf niet te mild op te leggen, maar hem overeenkomstig
zijn strengheid, rechtvaardigheid en genoegen volledig te laten afranselen.
Wanneer de staatsbeambte zo’n verzoek dan in zijn allergenadigst
geneigd oor vernomen heeft, beveelt hij zijn rijkelijke personeel onmiddellijk
om de betreffende rekwestrant bij handen en voeten vast te pakken en hem van de
grond op te tillen. En wanneer deze zich zodoende midden tussen 8 dienaren in
zwevend in de lucht bevindt, komt vervolgens de knuppelaar
met een roede van bamboe, die de rekwestrant net zo lang afranselt tot de hoge
staatsman hem een teken geeft, dat met deze slag zijn genade ten einde is.
Vervolgens wordt de rekwestrant half dood geslagen weer op de grond gelegd, en
zijn buren komen erbij, die vanwege de afgeranselde de hoge wijsheid,
rechtvaardigheid en gestrengheid van de beambte prijzen. Jullie zouden wellicht
wensen dat door het volk ook de monarch lof en eer betoond zou worden, maar dat
gaat niet in dat land; want daar staat de monarch te hoog om door het gewone
volk geprezen te mogen worden.
Dit en nog enkele soortgelijke dingen
zijn eigenlijk nog het beste deel van deze wetgeving; aangezien wij dit nu
hebben leren kennen, is het ook passend dat wij het slechte deel enigszins
belichten. In dit opzicht gaat het hier werkelijk toe zoals nergens anders in de
wereld. Ten eerste heeft niemand in dit land enig eigendom, maar alles is
uitsluitend eigendom van de monarch. Aan ieder mens - of veeleer: iedere klasse
- is precies voorgeschreven wat hij moet doen en hoeveel hij moet werken. Het
voedsel is hem voorgeschreven, evenals de kleding; de woning is hem
voorgeschreven en het gebied, waaruit hij zonder een speciaal staatsbevel nooit
mag weggaan. Verder is hem voorgeschreven hoeveel vrouwen hij mag hebben en
hoeveel kinderen hij bij zijn vrouwen mag verwekken. Het is hem volgens de wet
tot in detail voorgeschreven wat hij moet afgeven van wat hij geproduceerd
heeft. De bewoners van de kusten is het ten strengste voorgeschreven om buiten
de vastgestelde handelsplaats voor vreemdelingen niets weg te geven; het is hun
voorgeschreven om een vreemdeling onder geen enkele voorwaarde ooit het Japanse
land te laten betreden, afgezien van de vastgestelde plaats. En zo zijn ook
alle handelsartikelen precies voorgeschreven, wat er aan vreemdelingen
weggegeven mag worden en wat de vreemdelingen daarvoor mogen bieden. En verder
is hun nog ten strengste voorgeschreven dat van de vreemdelingen er nooit meer
dan één in die plaats als tolk mag verblijven, terwijl die, vanaf het moment
dat hij als zodanig aangenomen is, de kust nooit meer mag verlaten. Bovendien
moet hij zijn taal nog aan drie Japanse commissarissen bijbrengen, maar mag
zich desondanks nooit ook maar een uur gaans het binnenland in begeven.
Kijk, dat is zo ongeveer de korte
samenvatting van de Japanse wetgeving; Ik zeg: zo ongeveer, omdat dit land
absoluut geen zogenaamde vaste staatswet heeft, maar de levende staatswet is de
op dat moment bestaande vorst en zijn hoogste staatsbeambten, en het wordt
bijna helemaal aan hun vrije willekeur overgelaten om voor ieder voorkomend
geval onmiddellijk een nieuwe wet te maken. Want jullie kunnen je er werkelijk
geen voorstelling van maken, wat voor kleingeestige omstandigheden voor de wet
aanleiding zijn voor een heel andere straf op een of andere misdaad.
Ik wil hier slechts één enkel klein
voorbeeld aanhalen. Aan iemand is zijn gebied afgemeten toegewezen, en
daarbuiten mag hij zich niet bewegen. Iemand heeft die grens niet precies
onthouden en slechts een halve voet over de draad gezet; wanneer zijn buurman
dat merkt, meldt hij het weer aan zijn volgende buurman, en deze weer aan zijn
volgende, tot het vervolgens de woning van de zogeheten districtswachter
bereikt.
Deze begeeft zich vervolgens met een
passer direct naar de plaats des onheils en meet de
overtreding precies op; als de overtreding iets meer is dan een halve voet, dan
moeten de overtreder als straf onmiddellijk 100 stokslagen gegeven worden. Maar
wanneer de districtswachter geconstateerd heeft er minstens ¾ van de voet over
de lijn gezet is, dan verhoogt deze omstandigheid de straf met bijna het
dubbele. Maar wanneer iemand zijn hele voet over de grens heen gezet heeft,
krijgt hij in de eerste plaats een ongeteld groot aantal stokslagen, en daarna
wordt hij gedurende drie dagen aan een paal vastgebonden, om daar te wennen aan
zeer nauwe grenzen. Wanneer zo’n geval zeven keer voorkomt, wordt zijn voet,
zover hij die buiten de grens gezet heeft, direct afgehakt. Wie het echter
gewaagd zou hebben om zonder gerechtelijke toestemming slechts enkele stappen
buiten zijn grensgebied te doen wordt opgehangen, bij wijze van genade, of
doodgeranseld. En als het niet op de genadevolle manier gaat, wordt hij naakt
op een kruis gebonden en daar net zo lang op gelaten tot hij gestorven is;
niettemin kan hij zelfs aan het kruis nog de genade verkrijgen om op grond van
een geweldige smeekbede door een lansstoot gedood te worden.
Kijk, uit dit kleine voorbeeld kunnen
jullie je er wel een voorstelling van maken hoe het er in dit land uitziet, en
de instellingen zijn zo gemaakt dat behalve de bekende hoge staatsbeambten
niemand van de doodstraf uitgezonderd is. En zo moet hier in zekere zin op de
ene dwangmaatregel de andere volgen. Nooit zal men een geval meemaken dat een
lagere ambtenaar ter verantwoording wordt geroepen en gestraft wordt vanwege
eventuele wreedheid; maar wel, wanneer hij zich ook maar in het minst de schuld
van een of andere onachtzaamheid op zich geladen heeft. Daarom vormen de passer
en de weegschaal het voornaamste onderdeel van de staatswetgeving; want daar
wordt alles afgemeten en afgewogen. Wanneer jullie nu bedenken dat bij al deze
bij benadering meegedeelde grondvoorschriften de doodstraf met allerlei
variaties van marteling de hoofdrol speelt, zal het jullie ook niet zwaar
vallen om je een redelijk begrip te vormen van hoe het toegaat in een land,
waar het despotisme de hoogste graad van tirannie heeft bereikt. Want
werkelijk, er zou op het oppervlak der aarde nauwelijks een tweede land kunnen
zijn, dat dit land evenaart in zijn willekeur en wrede ontaarding.
Nu heb Ik jullie van dit land ook het
slechte deel voldoende meegedeeld. Maar er bestaat nog een slechtste deel.
Jullie zullen nu natuurlijk denken: kan er in een land dan nog iets ergers bestaan dan wij al gehoord hebben? Hierop zeg Ik
jullie voor dit moment niets, maar zeg jullie alleen maar een blik op Mijn
tableau te werpen. Kijk daar, dat gebouw is een tempel! Ook bij deze tempel zeg
Ik: ‘effata!’ - en kijk nu maar eens naar binnen. Zie
hoe daar in een ver aan de zijkant gelegen ronde cel verscheidene meisjes en
jongens gevoerd worden om hen mooi en heel vet te maken. Kijk, de mannen die in
gele en blauwe kleren tussen hen in zitten zijn offerpriesters. Wanneer dit
land geteisterd wordt door een misoogst, dan wordt direct verkondigd dat God
toornig is geworden op dit land, en om hem gunstig te stemmen moet hem een
offer gebracht worden.
Dan worden op bevel van de
hogepriester onmiddellijk 6 mannelijke en 6 vrouwelijke individuen uit deze cel
gewassen en ieder naar zijn aard heel sierlijk gekleed, en daarna gaat een
priester op een zogeheten wijsheidsstoel zitten; van hier af bepaalt hij dan
met toornige woorden, alsof de vertoornde godheid door hem zou spreken, hoe het
offer aan de godheid gebracht moet worden. Als de meisjes door het voeren heel
mooi en bevallig zijn geworden, dan wijst de godheid het offeren daarvan af en
geeft hen als levenslang eigendom terug aan zijn priesters; maar wanneer één
van de jongemannen niet van zeer uitnemende schoonheid is, gaat de vertoornde
godheid niet zo omzichtig te werk maar worden ze gewoonlijk bestemd om te
worden geofferd. En dat offer vindt plaats doordat ze ofwel levend en wel
verbrand worden of eerst onthoofd en daarna pas verbrand worden, ofwel worden
ze boven op een rots gebracht, die ergens boven zee uitsteekt, en van daar af
in zee gegooid.
Weliswaar vindt dat offeren van mensen
slechts zelden plaats; maar dat is voldoende -
als het ergens nog voorkomt, is zo’n land alleen daarom al in de allerdiepste duisternis en heeft het van een ware God een
zeer schandalige en armzalige voorstelling. Tot dit allerergste behoort ook het
vermoorden van boventallige kinderen; en degene die meer kinderen verwekt heeft
dan was toegestaan, wordt aan zijn geslachtsdelen verminkt. Verder behoort tot
het allerergste ook nog, dat er in dit land met ongehoorde wreedheid wordt
opgetreden tegen het binnendringen van het christendom. In dit land kan zelfs
een wedergeborene, toegerust met alle kracht om wonderen te doen, zich niet
eens wagen; hij wordt namelijk onmiddellijk als vreemdeling, brenger van onheil
en opruier van het volk met de wreedste dood bestraft. Er hebben zich ook
inderdaad gevallen voorgedaan, dat christelijke boodschappers daar door Mij in
leven zijn gehouden, dwars door de meest verschillende manieren van sterven
heen. Maar deze onmensen hebben dat allemaal als van nul en generlei waarde
beschouwd en hebben op die christelijke boodschappers onverzadigbaar alle
denkbare manieren van sterven uitgeprobeerd, totdat volgens Mijn orde de maat
vol was en Ik Mijn afgezanten moest wegroepen, om het heiligdom niet nóg langer aan een dergelijke naamloze verachting
prijsgegeven te zien. Maar onthoudt dit: het moment dat deze vrije zetel van
Satan vernietigd wordt is niet ver meer; als jullie zullen horen dat de
monarchie ten prooi wordt gegeven aan andere volkeren, bedenk dan, dat het
einde der dingen niet ver meer is.
Kijk, in dit verst gelegen morgenland zijn nog vele bevolkingsgroepen die niets van
Mij willen weten. Ik zal daar echter verder weinig boodschappers meer heen
sturen, alleen boodschappers van Mijn nabije gericht; en het zal net zo gaan
als met een vruchtboom in de herfst, waarbij het onrijpe fruit samen met het
rijpe geplukt wordt. Het rijpe wordt bewaard voor de tafel van de Heer, maar
het onrijpe wordt in de pers gegooid en daar stuk gestoten; het weinige sap
wordt er nog uitgehaald om te verzuren en de droesem wordt voor de varkens
gegooid. En het zal zijn als bij een gezinshoofd, op wiens akker de tarwe rijp
is geworden. Werkelijk, hierbij wordt niet naar de rijpheid van het onkruid
gekeken, maar het zal samen met de tarwe van de akker gehaald worden - maar
daarna zal het door de dienaren van de tarwe gescheiden worden. Deze zullen het
in bundels bij elkaar binden en laten verdrogen op het open veld en het daarna
aansteken en volkomen laten verbranden, zodat al het zaad van het onkruid
vernietigd wordt; maar Mijn tarwe zullen zij in de schuren van het eeuwige
leven brengen. Kijk, daarom moeten ook jullie je er niet aan storen, ook al
treffen jullie nog zo veel onrijp fruit en zo veel onkruid tussen de tarwe aan.
Denk niet dat Ik daarom Mijn dag zal uitstellen, maar echt, Ik zeg jullie: Ik
zal die alleen maar bespoedigen, ter wille van de uitverkorenen. Want wanneer
in die tijd van de laatste voorbestemde rampspoed deze dagen niet verkort
zouden worden, zouden werkelijk zelfs de levenden het leven verliezen!
“Wees dus niet bezorgd, en gebruik
deze mededeling niet al te zeer als een letterlijke blik op de wereld die vol
is van vuiligheid, maar gebruik hem veeleer voor jullie eigen innerlijke blik;
want Ik geef jullie dit met de bedoeling dat jullie de wereld in jezelf zullen
herkennen en leren haar te verachten en uit liefde voor Mij te ontvluchten.
Maar pas aan het einde van het laatste uur wil Ik de bedekking voor jullie ogen
wegtrekken, en dan zullen jullie geheel en al zien waar Ik met deze twaalf uren
eigenlijk heen wil. Amen”.
Nog
iets over Japan[18],
als aanhangsel bij het negende uur.
Japan bestaat uit de eilanden: 1. Sachalin[19],
2. Jesso of Hokkaido, 3. Nippon of Honsjoe, 4. Xikoto of Sjikoku,
5. Kinsin of Kiusju, en is
het dichtstbevolkte land op aarde.
Het is qua oppervlak bijna net zo
groot als Groot Brittanië.
De (huidige) Japanners bestaan alleen
uit Mongolen, Maleiers en een klein aantal
oerbewoners; ze zijn absoluut niet verwant met de Chinezen en overtreffen dezen
in alles - zowel in ontwikkeling als in wreedheid.
Wat er ook veel toe bijdraagt dat zij
in de meest uiteenlopende wetenschappen de Chinezen verre overtreffen, is het
feit dat zij in hun taal maar 48 eenvoudige letters hebben, de Chinezen
daarentegen ongeveer 50.000. Hun taal is heel soepel en buigzaam, hun religie
een geraffineerd heidendom en hun wetten in zeer hoge mate tiranniek.
Er bestaan 10 zogeheten kasten onder
de bewoners, en voor elk daarvan bestaan enkele vaste, onveranderlijke wetten
en bovendien nog willekeurige, veranderlijke wetten. Aan iedereen is zeer
strikt een gebied toegewezen, waar hij zonder verleende vrijheid niet uit weg
mag gaan; die vrijheid bestaat in een soort arbeids-vakantie.
De belangrijkste plaatsen zijn: Jeddo of Tokio, aan de rivier de Tonkai,
met 280.000 huizen en meer dan 1 miljoen inwoners; het is tevens de
dichtstbevolkte stad op aarde. Rio of Kyoto met
140.000 huizen en bijna 1 miljoen inwoners. Nagasaki,
een havenstad, met 10.000 huizen en bijna 100.000 inwoners. Mastmaj
of Fukujama met 6000 huizen en 60.000 inwoners.
De noordelijke punt van het eiland Sachalin is door de Engelsen Kaap Elisabeth genoemd, in de
westelijke helft van dit eiland is dat Kaap Patience. Dit meest noordelijke en
ook armste eiland wordt door de Straat van La Pérouse
van het eiland Hokkaido gescheiden. Op de
zuidwestelijke punt van het eiland Hokkaido ligt de
stad Mastmaj of Fukujama.
Het eiland Hokkaido wordt door de Straat van Sangar of Tsugaru gescheiden van
het eiland Nippon.
Dit middelste en grootste eiland is
tegelijkertijd het residentie-eiland. Hier bevindt zich een grote haven,
genaamd Namba, die geen stadsrechten heeft;
vervolgens de residentie Jeddo of Tokio met een grote
haven, die beschermd wordt door de huiveringwekkende Kaap King, en dan de
bergstad Rio of Kyoto, de grootste fabrieksstad van
de Japanners. Dit eiland is tevens het meest bergachtige, terwijl het
noordelijke eiland Sachalin het meest vulkanische is.
Het eiland Sjikoku is om zo te zeggen bijna alleen
een uit de zee stekende berg, en daarom ook dun bevolkt. Het eiland Kiusju met de havenstad Nagasaki
is daarentegen evenwel weer overbevolkt. Dit eiland heeft de strengste wetten
en is alleen voor de Nederlanders toegankelijk, en wel alleen op het eilandje
dat voor Nagasaki ligt en Guelport
heet - een naam die afkomstig is van de verdreven slechte Portugezen en
Spanjaarden.
Iets boven de noordwestelijke helft
van het eiland Nippon bevindt zich nog het tamelijk grote eiland Sado, dat een
toevluchtsoord is voor de oerbewoners, die hier enige voorrechten genieten. Ook
hebben zich op dit eiland enkele Portugezen teruggetrokken; maar die mogen niet
meer weggaan en zij moeten alles van Japan en de volle maan aanbidden.
De gehele bevolking van Japan bedraagt
ongeveer 40 miljoen mensen, en 4/7 deel daarvan is van het vrouwelijk geslacht.
Behalve op het gebied van mechanica, wiskunde, zeevaartkunde, geografie en
astronomie hebben zij een voorsprong op de volkeren op aarde, en zij zijn in
het bezit van grote rijkdommen en geheimen. De bewoners van Sado bezitten af en
toe nog het tweede gezicht, en hebben nog kennis uit de oertijden van Meduhed[20]. Hun aantal bedraagt 3 miljoen
mensen, zonder de Portugezen, wier aantal slechts enkele duizenden bedraagt.
Dit alles moge jullie dienen tot een
nauwkeuriger overzicht van dit land, en kan toegevoegd worden aan het ‘negende
uur’. Amen!
Tiende
uur
Nadat wij nu in vogelvlucht het
buitenland hebben bekeken met betrekking tot de morele cultuur ervan, willen
wij ons naar de vaderlandse bodem wenden. Ik zeg vaderlandse, in de eerste plaats omdat jullie daar geboren zijn,
maar in de tweede plaats vooral omdat Ik op die bodem toch het meest bekend ben
door het christendom, dat evenwel zeer verbrokkeld en geheel en al ontaard is.
Er zouden op aarde nog veel landen zijn, zowel op de continenten als op de
eilanden; maar het gaat er hier niet om jullie een nieuwe statistiek en
beschrijving van de aarde te geven, maar veeleer om jullie geest te wekken, opdat
die des te gemakkelijker zijn eigen inwendige statistiek kan zien en begrijpen
en de overeenkomstige boosheden in zijn eigen naaste omgeving kan herkennen. En
dus is dat wat er tot nu toe over de vreemde landen is gezegd voldoende.
Wat de bijzonderheden van nog andere
bekende grote landen en rijken betreft - zoals het keizerrijk China en ook
andere landen, die deels tot dit rijk behoren, maar ook eilanden die tot het
werelddeel Azië, Australië en ook Afrika behoren, evenals het grote keizerrijk
Brazilië met de rest van Zuid Amerika en al de eilanden, die tot dit werelddeel
worden gerekend of ook onder een andere naam bestaan - kijk, dat alles kunnen
jullie, voorzover nodig, toch wel te weten komen.
Maar op grond van verscheidene overwegingen kan Ik het jullie niet op het
tableau tonen; want aangezien de afgoderij in zulke landen de volkeren in een
te sterke mate verpest heeft, zouden jullie daar echt geen voordeel uit halen,
maar door de aanblik van het beeld zouden jullie zelfs meer vergif dan zegen in
je opnemen.
Een andere overweging is, dat Mijn
heiligheid het niet aangenaam vindt en het krachtens Mijn orde ook niet
mogelijk is om de blik der liefde van jullie kant op die slechtheid te richten,
omdat vanaf het eerste moment dat zo’n land ontdekt werd door een natie die Ik
haat, Mijn vloek op die landen gelegd is; of omdat ze reeds sinds de oude
tijden zo ontaard en gruwelijk geworden zijn dat één blik van Mij, al is het
ook maar op het overeenkomstige beeld, hen ogenblikkelijk zou vernietigen.
Want de gruwelijkheid van de
handelwijzen in deze landen is zo ongehoord dat jullie door een beschrijving
daarvan, in het bijzonder wanneer Ik jullie de inwendige toestanden ook maar
enigszins uiteen zou zetten, zózeer zouden ontstellen
dat niet één van jullie de kracht zou hebben om de pen verder te hanteren.
Daarom laten wij die landen onaangeroerd en, zoals reeds gezegd, nemen wij
innerlijk in ogenschouw wat jullie en Mij in ieder opzicht nader ligt. Het zal
jullie moeilijk vallen te geloven dat er onder de genoemde en deels ook met
opzet niet genoemde landen streken zijn, waarvoor zelfs Mijn vloek te heilig is
en die die dus letterlijk niet waard zijn. Meer hoef
Ik jullie niet te zeggen. Maar jullie zullen nu wel begrijpen waarom Ik Mij
niet inlaat met een nadere uiteenzetting van zulke plaatsen op aarde; want waar
Satan in alles en iedereen zijn heerschappij volkomen gevestigd heeft,
werkelijk, het is niet goed om daarnaar te kijken. En ook al zou Ik jullie
zulke gebieden op Mijn tableau vertonen, dan zouden jullie echt niets anders
zien dan een zwarte en hier en daar geheel gloeiende aarde. Meer hoef Ik jullie
niet te zeggen.
Kijk dus maar liever naar het tableau
en probeer het land te herkennen wat zich nu aan jullie blikken vertoont. Kijk
maar eens goed. Aan welke kant ligt het land? Nee, het ligt helemaal in het
noorden; kijk maar, daar hebben jullie het al. Hoe zouden jullie het ook niet
direct hebben kunnen herkennen? De wijd uitgestrekte ijs- en sneeuwvelden
vertellen jullie immers luidop de naam: Rusland. Zie hoe dit zeer grote rijk
zich over bijna drie werelddelen uitstrekt en tevens, wat de oppervlakte
betreft, het grootste land op aarde is dat door een alleenheerser geregeerd
wordt. Zie hoe het er hier uitziet, in het bijzonder in de noordelijke gedeelten,
alsof de eeuwige vrede daar haar zetel gevestigd zou hebben. Maar je kunt niet
altijd op de schijn afgaan; want ook hier zijn er vele stormen in de gemoederen
van de bewoners van het noorden. Niet alleen omdat zij in ontwikkeling
achterlopen bij de overige volkeren van Europa, maar zij lopen in nog heel veel
andere opzichten achter bij het betere deel van Europa - en dit bestaat in het
feit dat men van de zijde van de regering nog veel te weinig heeft gedaan om
tenminste dat christelijke licht, dat dit rijk in het algemeen eigen is,
intenser te laten stralen.
Deze hier genoemde onvrede is dus
veeleer een morele onvrede dan een politieke; want voor de mens kan er in
geestelijk opzicht geen sussender toestand bestaan
dan wanneer een hele vuurstroom van smerig bijgeloof met een vonkje van het
christendom wordt verbonden. En dan is het gemakkelijker om de door en door
duistere heidenen toegankelijk te maken voor de zuivere waarheid, dan zulke
heidens geworden christenen. En deze toestand - kijk maar hier op het tableau -
strekt zich bijna ononderbroken uit over het hele noordelijke deel van dit
land. Maar bij dat alles is de wetgeving van dit rijk nog zodanig, dat daarin
de waarheid, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, nog ongehinderd toegang
heeft.
Wanneer er ergens een heerser een land
regeert en probeert om het binnen deze grote invloedssfeer van hem zoveel
mogelijk in zichzelf tot eenheid te brengen, dan is dat meer, ja, Ik zeg
jullie, véél meer dan wanneer ergens in een nog zo
ontwikkelde staat een heerser enkel en alleen in naam regeert en zijn
onderdanen de ene constitutie na de andere grondwet geeft om maar niet van zijn
zeer geliefde troon verdreven te worden. Werkelijk, zo’n heerser is er niet
veel beter aan toe dan een misdadiger onder arrest; want alleen zijn blindheid
staat hem niet toe te zien in wat voor slavenketenen zijn constitutionele
volkeren hem geklonken hebben. In de gouden keten ziet hij niet, dat hij een
geketende is; maar ook een gouden ketting is een metalen ketting, en bij zulke
massieve schakels is die vaak tien keer zo zwaar als de ijzeren ketenen van een
misdadiger.
En zo is er voor ons niet veel
opmerkelijks meer te zien op deze bevroren vlakten, behalve dat er helemaal in
het noorden, tegen het gebergte dat de Oeral genoemd wordt, enkele geheel
vereenzaamde families wonen, die het tweede gezicht bezitten.
Dit tweede gezicht is echter geen
teken van een meer gewekte geest, maar het heeft zijn grondslag enkel en alleen
in een enigszins verhoogd zieleleven, en is over het
algemeen het eigendom van verfijnde mensen die gedwongen zijn voortdurend in
grote armoede en natuurlijke afzondering van de wereld te leven. Dat dit tweede
gezicht met het geestelijk gewekt zijn helemaal geen verwantschap heeft, kunnen
jullie duidelijk genoeg zien aan de omstandigheid dat ook zelfs dieren het
vermogen tot zo’n tweede gezicht hebben; de individualiteit van hen draagt
doorgaans niets geestelijks in zich, maar wel een ziel die verder ontwikkeld
kan worden.
Jullie zullen nu natuurlijk vragen wat
voor realiteit datgene bezit, dat zich in het tweede gezicht aanschouwelijk
vertoont? Het zal helemaal niet moeilijk zijn om dit probleem voor jullie op te
lossen. Wanneer jullie nog midden in de winter verkeren en de starre velden van
sneeuw en ijs jullie van alle kanten huiveringwekkend aanzien, ja, wanneer
jullie bovendien nog gedwongen zouden zijn in koude vertrekken te wonen, zeg
eens, zouden jullie dan niet geweldig naar het voorjaar en de zomer beginnen te
verlangen? En zal de fantasie van jullie ziel niet bij voorkeur mee bezig zijn
om jullie het voorjaar en de zomer in een beeld voor de geest te brengen? Kijk,
dit sterk verlangende, als het ware plastische voorgevoel is de eerste trede
van het tweede gezicht, en heeft zijn grondslag in het zachte etherische langs
waaien van datgene, wat de ziel in haar terneergedrukte toestand als weldadig
verwacht. Wanneer iemand nu meer en meer in zichzelf zou keren, zou hij op zijn
minst ‘s nachts niet zelden de situaties van het voorjaar en de zomer als vage
droombeelden aan zich voorbij zien trekken.
Maar wanneer een ziel wellicht nog
meer benauwd raakt door moeizame omstandigheden, dan gebeurt er met haar
hetzelfde als bij het experiment, waarbij de lucht te sterk wordt samengeperst:
ze ontbrandt, en treedt buiten de lichamelijke sfeer. Nu zijn er in de
zichtbare ruimte net zo goed werkingen en bewegingen van de ziel als er in de
wijde lichtruimte werkingen en bewegingen van licht zijn. Het verschil is
alleen dat de trillingen van het licht zich langs natuurlijke weg alleen maar
rechtlijnig kunnen voortplanten; daarentegen komen de die van de ziel meer
overeen met trillingen van het geluid, en ze kunnen zich in alle denkbare
richtingen en ook met alle denkbare krommingen voortplanten, met een snelheid
die groter is dan die van elektriciteit.
Stel je nu eens een of ander feit
voor, van welke aard dan ook; daar liggen in feite altijd drie voorwaarden aan
ten grondslag: een materiële, een psychische[21] en een geestelijke. Wat de eerste
voorwaarde betreft, kan het feit pas door de lichamelijke ogen waargenomen
worden wanneer het plaats vindt, en wel op een zodanige afstand die door het
lichamelijke gezichtsvermogen bereikt kan worden. Wat de psychische voorwaarde
betreft: jullie zullen zonder veel nadenken wel inzien dat een feit eerst van
tevoren in de ziel moet gebeuren, voordat het in de lichamelijke wereld treedt.
Maar als de ziel nu van haar bedekking bevrijd is, kan zij vanwege de snelle
voortplanting van de ziel zo’n feit vaak waarnemen, al geruime tijd voordat zoiets
pas tot materiële werkelijkheid wordt; of zij kan ook achteraf een voorgevallen
feit waarnemen, net zoals jullie een verre echo horen. Ten overvloede wil Ik
hier ook nog drie kleine voorbeelden aan toevoegen over het schouwen van de
mens.
Als iemand die het tweede gezicht
heeft bijvoorbeeld een onbekend lijk voorbij ziet gaan, terwijl de mens die hij
kent nog helemaal gezond en wel is en pas een paar maanden daarna sterft, dan
vindt dit op de volgende, gemakkelijk te begrijpen wijze plaats. De ziel van degene
die gaat sterven voelt het naderende oplossen van haar omhulsel aan, in het
bijzonder op een moment waarop zij door een merkbaar uittreden haar behuizing,
die rijp is om ineen te storten, zuiverder en juister beziet. In deze toestand
treft zij dan reeds alle noodzakelijke voorbereidingen en ceremoniën voor de
overgang; maar tegelijkertijd verkeert ook de ziel van een ander mens in zo’n
verhoogde toestand, en die ziet de gehele gebeurtenis die de ziel van die ander
voor zichzelf reeds beschikt heeft, en dat allemaal op de jullie nu al bekende
wijze van mededelen van de ziel. Kijk, op deze manier worden dergelijke dingen
door de ziel voorzien, net als de lichamelijke ogen de dingen zien die juist
gebeurd zijn.
Als tweede voorbeeld: Een ziel ziet
ergens op grote afstand iets gebeuren. Ook dit schouwen vindt op dezelfde wijze
plaats; want wanneer er ook maar iets gebeurt waar mensen tegenwoordig zijn,
als enkel toeschouwers of als gelukkige of ongelukkige betrokkenen, dan is er
toch ook niets natuurlijker dan dat een dergelijk feit onmiddellijk in het zieleleven van de anderen wordt opgenomen en zich
vervolgens als een zeer teer, magnetisch fluïdum in de sfeer van de ziel vaak
verscheidene duizenden uren ver voortplant, al naar gelang de omvang en aard
van het feit. En wanneer zich dan ergens een mens zich in zo’n verhoogde zieletoestand bevindt, neemt hij dergelijke trillingen
direct waar en krijgt hij door de variaties in trillingen een visioen, op
dezelfde manier als een materieel beeld lichamelijk aanschouwelijk wordt voor
het materiële oog door de variaties in de trillingen van het licht van het
voorwerp, waar zij vanuit gaan.
Als derde voorbeeld kan men het geval
nemen, dat een gebeurtenis, waarbij verscheidene mensen zullen verongelukken,
nog niet heeft plaatsgevonden. Dit soort gezicht is weliswaar iets zeldzamer,
maar komt desondanks voor, net als de andere gevallen. Dit gezicht is op te
volgende wijze te begrijpen: wanneer een ziel in bijzondere gevallen in een
verhoogde toestand raakt, wordt ook de daarin wonende geest gewekt, zij het
natuurlijk maar voor een korte tijd. In de geestelijke bestemming liggen echter
alle feiten onvergankelijk vastgelegd, zowel die al gebeurd zijn als de
toekomstige. Nu kan het schouwen hiervan op twee manieren plaatsvinden,
namelijk: de desbetreffende persoon ziet het eerst vanuit zijn geest. Dat wat
hij ziet gaat natuurlijk over in zijn ziel; maar als het in de ziel is
overgegaan plant het zich ook volgens de jullie bekende wetten voort, en als
zich dan ergens een mens in een verhoogde zieletoestand
bevindt, ziet deze dit in zekere zin prognostische feit ook, samen met alle
omstandigheden die zich daarbij zullen voordoen, en dit schouwen is dan de
tweede manier om zo’n gebeurtenis, die nog plaats moet vinden, te zien.
Dat zo’n mens ook zielen van gestorven
mensen kan zien, wanneer deze zich willen en kunnen laten zien, hoeft echt niet
nader vermeld te worden. Kijk, dat is het hele wezen van het tweede gezicht, en
daaruit kunnen jullie direct opmaken dat het gewekt zijn van de geest daarvoor
helemaal niet vereist is; bovendien is het schouwen van de geest ook heel
verschillend van dat van de ziel. Zoals het waarnemen van het lichaam zich
echter verhoudt tot het schouwen van de ziel, zo verhoudt zich ook het schouwen
van de ziel tot dat van de geest. En zoals het waarnemen van het lichamelijke
oog verscherpt kan worden met behulp van materiële hulpmiddelen zoals allerlei
optische instrumenten, kan ook het schouwen van de ziel verhoogd worden door
middelen, die van nature met de ziel overeen komen. Deze middelen zijn
natuurlijk een sterk en ongeveinsd geloof, een vaste wil en daardoor een
minstens voor helft gewekte geest. En zoals het schouwen van de ziel daardoor
verhoogd kan worden, zo kan ook het gezicht van de geest tot in het oneindige
versterkt worden, en wel door middelen, die de grote Ziener jullie door Zijn
leer geleerd heeft - en deze grote Ziener is Degene, Die jullie daar nu aan
herinnert.
Jullie zullen bij jezelf denken: waar blijven,
bij al deze uitleg, eigenlijk de Europese staatstoestanden, die jullie al
eerder verwachtten? Daarop zeg Ik jullie alleen maar: als jullie die andere
gruwelijke toestanden voldoende hebben leren kennen, kunnen jullie er wel
tevreden mee zijn wanneer het er in jullie landen ook niet al te best toegaat,
maar de omstandigheden desondanks nog zodanig zijn dat iemand, die beter wil,
geen belemmeringen ondervindt om beter te zijn, beter te handelen en goed te
doen. Op deze aarde bestaat er nergens meer een paradijs, wat tegelijkertijd
lichamelijk en geestelijk is. Maar iedereen kan het in de geest bereiken,
wanneer hij het maar wil; want ook al heerst er ergens in een land duisternis,
dan is dat als hindernis niet erg van belang. En ook al heeft de duisternis
zich nog zo diep uitgestrekt over de dalen en bergen, dan zal die toch niets
kunnen uitrichten, wanneer de zon eenmaal begonnen is op te gaan.
Maar erg is het alleen maar in die
landen, waar absoluut geen vrijheid gebruikelijk is, net als in onderaardse
gewelven, spleten en gangen. Dan kunnen er duizend zonnen opgaan in plaats van
één, maar dan zal hun licht desondanks niet eerder in staat zijn om in zulke
verharde diepten door te dringen, dan wanneer de straal van de hoogste
verbrandingsgraad de aarde tot in haar middelpunt in ether heeft veranderd.
En zo zullen wij in de nog resterende
twee uren ook heel andere dingen vinden dan jullie van tevoren verwacht hebben,
en tenslotte zullen jullie zelfs moeten erkennen dat degene, die het laatst
lacht, er het beste voor staat. Wanneer jullie dan al deze uren in een heel
ander licht zullen zien, wat Ik met een kleine instelling in Mijn kamera tot
stand zal brengen, zullen jullie inzien dat Ik jullie geen professoren in de
statistiek heb willen maken, maar heel andere professoren, die in staat zijn ver
boven het vak van statistiek uit te kijken. Wat dus in het volgende uur aan de
orde zal komen, zullen jullie dan ook pas in het volgende uur te horen krijgen.
Kwel jezelf niet met raden, en maak geen vergelijkingen met Mijn statistische
aanduidingen; want van dat alles zullen jullie moeten erkennen dat het volkomen
vruchteloos is.
Maar wanneer jullie iets bedenken,
bedenk dan dat Mij aan Europa, Azië, Afrika, Amerika, Australië en alle
genoemde eilanden en al hun morele en politieke toestanden bij elkaar zo goed
als niets gelegen is; maar waarvoor Ik de beelden daarvan voorzover
noodzakelijk voor jullie - alléén voor jullie -
gebruikt heb, kijk, dat zullen de nog volgende twee uren jullie getrouw
duidelijk maken, zoals het tweede gezicht in dit uur, en nog getrouwer dan dat.
Amen.
Elfde
uur
Jullie hebben in Mijn Boek het verhaal[22] van de verloren zoon gelezen, en
jullie zullen dit verhaal niet slechts één keer, maar al vaker gehoord en
gelezen hebben. Maar Ik zeg jullie, dat er in het hele Boek geen vers en geen
hoofdstuk is, dat iets groters bevat dan het stuk
over de verloren zoon. Ook zal er niet gemakkelijk een tekstgedeelte te vinden
zijn dat voor jullie moeilijker te begrijpen is dan juist dit. En dat heeft een
oorzaak die jullie moeten kennen, omdat die van het grootste belang en op
zichzelf een absoluut noodzakelijke sleutel tot de innerlijke beschouwing is.
Deze oorzaak nu is de volgende: De ene
keer zeg Ik vanuit Mijn wijsheid door de liefde verheven dingen, maar dan
vanuit de liefde door het licht der wijsheid weer dingen die kleingeestig
schijnen te zijn. Onthoudt nu dat jullie in het eerste geval slechts zoveel
geboden wordt als jullie huidige individualiteit in staat is te verdragen; maar
in het tweede geval wordt jullie een verhulde oneindigheid gegeven, met de
eindige ontwikkeling waarvan eeuwigheden nog niet klaar komen. En kijk: ook de
‘verloren zoon’ is zo’n bekrompen lijkende gave; ja, Ik zeg: als jullie zouden
weten wat er achter de verloren zoon steekt, werkelijk, dan zouden aartsengelen
bij jullie in de leer komen.
In de voorafgaande tien uren heb Ik
jullie veel dingen getoond van hoe het in de tegenwoordige tijd op aarde
toegaat, waarbij Ik de allergrootste schandelijkheden overigens nog jullie voor
verzwegen heb. Ik heb jullie het gebrekkige van de jurisprudentie in het
algemeen laten zien; Ik heb jullie de krankzinnigheid van Azië laten zien,
evenals het barbarisme van Afrika; Ik heb jullie de schanddaden van Amerika
laten zien, natuurlijk maar een klein gedeelte ervan; Ik heb jullie de
rechtspleging van Engeland getoond, met name in zijn buitenlandse betrekkingen,
evenals de behandeling van de misdadigers op de kusten van Australië.
Zo heb Ik jullie ver in het zuiden een
mishandeld land getoond, zoals het was en zoals het grotendeels nog is. Toch
moet Ik jullie bij dit land nog op iets opmerkzaam maken, en wel in de eerste
plaats dat jullie vooral dubbele aandacht moeten hebben voor wat Ik over dit
land gezegd heb, en in de tweede plaats dat jullie datgene, wat Ik over dit
land gezegd heb, beslist niet letterlijk moeten opvatten; het vervolg zal
jullie laten zien waarom. Verder heb Ik jullie nog de uiterst tirannieke,
strenge omstandigheden van andere eilandstaten en met name die van Japan laten
zien, en ook in het kort nog iets over de noordelijke staat Rusland.
Hoewel de zaken er in de wereld
weliswaar inderdaad zo voorstaan, heb Ik desondanks deze omstandigheden niet
aan jullie verteld om jullie daaruit te laten zien hoe het overal op de wereld
toegaat, want zulke en nog duizendmaal ergere dingen zullen jullie in de
toekomst toch wel maar al te vaak te lezen krijgen. Maar de reden dat Ik jullie
deze dingen heb meegedeeld, is alleen maar dat jullie daaruit het grote
geheimenis van de verloren zoon enigszins dieper zouden kunnen leren kennen,
tot jullie zeer grote voordeel.
Nu denken jullie natuurlijk: wat heeft
de verloren zoon eigenlijk met al deze wereldse wreedheden te maken? En jullie
zijn nieuwsgierig, hoe de verloren zoon zijn weg uit dit hele labyrint van de
wereld zal vinden. Maar Ik zeg jullie, het is nog gemakkelijker om in al deze
taferelen de verloren zoon te ontdekken en hem te begrijpen, dan dat een kameel
door het oog van een naald gaat.
Om het geheel te begrijpen is het
noodzakelijk, dat jullie in de eerste plaats te weten komen wie eigenlijk deze
verloren zoon is. Als Ik jullie de verloren zoon zal tonen, ook al is het
alleen maar met zijn naam, werkelijk, dan zouden jullie met een meer dan
zevenvoudige blindheid geslagen moeten zijn als jullie niet op hetzelfde ogenblik
zouden merken, dat er een grote bedekking van jullie ogen is weggenomen. En
bereid je nu voor en hoor de naam! Zie, hij heet ‘Lucifer’! Kijk, deze naam bevat in kort bestek de gehele, voor
jullie eeuwig onbevattelijke en eindeloze betekenis van de verloren zoon.
Bedenk nu, dat het geheel van de
huidige mensheid bijna alleen maar de ledematen van deze ene verloren zoon
uitmaakt, en wel met name de mensen die uit Adams niet-gezegende lijn
afstammen. Kijk, deze verloren zoon heeft het hele vermogen, dat hem toekwam,
meegenomen en verspilt het nu gedurende voor jullie begrippen te wijd
uitgestrekte tijdruimten. Uit het verhaal van de verloren zoon weten jullie wat
zijn uiteindelijke lot was. Overzie nu eens al deze omstandigheden op de
wereld: werkelijk, jullie zullen niets anders zien dan het uiteindelijke lot
van de verloren zoon, op zeer grote schaal.
Kijk naar de gebrekkige rechtspleging:
wat denken jullie dat hiervan de reden zou kunnen zijn? Werkelijk niets anders
dan de lichtzinnigheid en de daaruit voortgekomen afstomping van het geweten.
Kijk nu weer eens naar de verloren zoon, of dit bij hem soms niet het geval
was, toen hij het huis van zijn vader verliet? Bekijk de krankzinnigheden van
Azië: wat zijn dat anders dan de natuurlijke gevolgen, die in de loop der tijd
langzamerhand tot het huidige toppunt van gruwelijkheid zijn gekomen? Ga nu
maar weer verder naar Afrika: neem de verloren zoon aan de hand mee, en wanneer
jullie daar nu een enigszins gescherpte geestelijke blik op werpen, zullen
jullie dan niet met een wonderbaarlijke getrouwheid ontdekken - niet alleen in
de huidige gesteldheid, maar in alle denkbare situaties van dit land, ja, Ik
zeg: niet alleen van Egypte, maar van heel Afrika, en natuurlijk niet alleen in
of uit datgene, wat de huidige tijd biedt, maar gedurende alle tijden tot waar
de gedachte van een mens ook maar mag reiken en nog verder - dat de verloren
zoon zich in dezelfde omstandigheden bevond, toen hij zijn vermogen verspild
had en hij tevens op alle mogelijke manieren bedacht hoe hij weer een of ander
bezit zou kunnen verwerven, dat zou lijken op zijn vroegere bezit? Alleen: zie
maar eens waar al die vruchteloze barbaarse inspanningen van dit hele
werelddeel allen, die daar rijk willen worden, toe brengen!
De geschiedenis van het verleden zal
jullie veel tonen, en precies hetzelfde toont jullie onherroepelijk de
tegenwoordige tijd van dit gehele werelddeel. Want Ik zeg jullie: niet alleen
in ieder individueel mens, niet alleen in ieder afzonderlijk volk, maar in het
hele werelddeel van het eerste tot het laatste zandkorreltje, ja, van de eerste
tot de laatste zonnestraal, in alle landstreken, bergen, rivieren, woestijnen
en dieren wordt de situatie van de verloren zoon getrouw weergegeven, vanaf het
begin van de oergeschiedenis tot in de huidige tijd en nog verder.
Neem nu de verloren zoon weer bij de
hand, maar vergeet niet om hem op deze reis slavenketenen aan te doen, en ga
met hem naar Amerika. Werkelijk, jullie zouden blinder moeten zijn dan het
middelpunt van de aarde, wanneer jullie hem daar niet in elke voorstelbare
nuance duizendvoudig versterkt zouden aantreffen. Hier hoef Ik jullie niet meer
te zeggen dan dat het noorden van Amerika zijn innerlijk, maar het zuiden zijn
uiterlijk voorstelt, en dat is de reden dat dit land reeds in zijn uiterlijke
vorm een insectachtige uitgehongerde gestalte van de verloren zoon voorstelt.
Wie oren heeft, die hore, en wie ogen heeft, die zie.
Jullie zullen allemaal wel weten hoe het de verloren zoon in zijn laatste
periode vergaan is, toen de innerlijke heilige vonk van Afrika in hem gewekt
werd; in Australië vindt hij een werkgever die hem niet eens het voer van de
varkens gunt, zodat hij genoodzaakt is om zijn maag te vullen met alles wat hij
maar tegenkomt. Nu zullen jullie denken: wat zal de verloren zoon eigenlijk in
Nieuw Zeeland doen? We hoeven hem helemaal niet naar Nieuw Zeeland te sturen,
maar het zal ons werkelijk niet al teveel moeite kosten om Nieuw Zeeland aan de
verloren zoon zelf te herkennen. Let maar op: het zuiden betekent het meest
uiterlijke van de mens. Kijk nu eens even naar de verloren zoon, hoe hij in
deze laatste afschuwwekkende beproevingsperiode nu niet bepaald volgens de
nieuwste Parijse modebladen gekleed gaat: alleen
schamele en vieze lompen bedekken zijn schaamdelen.
Kijk eens, daar hebben wij al de
getrouwe landkaart, die om de naaktheid van onze verlorene wappert. Laten we
onze verloren zoon eens uitrekken ofwel vergroten, en bij die gelegenheid ook
een kort observerend bezoekje brengen aan de christelijke kerk zoals die
tegenwoordig bestaat. Lijkt die niet op dit land? Jullie kunnen het bekijken
zoals jullie willen, geestelijk, zoals Ik het jullie heb laten zien, of
materieel, zoals jullie het ergens beschreven kunnen vinden: werkelijk, jullie
zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, wanneer
jullie de overeenkomst zou ontgaan tussen dit land en de vodden van de verloren
zoon, en tussen deze en de kerk. Zoals de wind daar, op de juiste manier
opgevat, de armzaligheid van de bewoners verwaait, zo doet de wind dat ook met
de half vergane lompen van de verloren zoon, en hetzelfde doen de heilige
winden van boven nu met die kerkelijk sekten, die allemaal zonder uitzondering
meer heidens dan christelijk zijn. Er zal nu van jullie kant geen al te diepe
wiskundige kennis nodig zijn om te zeggen welk uur van de grote dag het nu is!
Wanneer jullie nog een blik op Japan
werpen, kunnen jullie dat op je vingers natellen en met de allerduidelijkste
tekenen de innerlijke benauwdheid van de verloren zoon en ook van de
tegenwoordige kerkelijke omstandigheden, wat hun inwendige betreft, meer dan
glashelder aantonen. Meer hoef Ik jullie hierover niet te zeggen.
Wat zeggen jullie tegen een erg ziek
mens, wanneer zijn voeten koud zijn geworden en koude zweetdruppels op zijn
hoofd parelen? Werkelijk, er is geen medisch examen voor nodig om in zekere zin
met een profetische geest te kunnen zeggen: nog maar een paar moeizame
hartslagen, en de gekwelde en levensmoede mens is uitgeworsteld!
Bevoel in de eerste plaats maar eens
de voeten van de verloren zoon in het zuiden van de aarde, bevoel in de tweede
plaats eens zijn hoofd in het grote rijk van het noorden, en leg daarna je hand
op het oude, vermoeide kerke-hart: werkelijk, jullie
zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, als jullie
niet op je vingers zouden kunnen uitrekenen het hoeveelste uur van de grote dag
het nu is!
Jullie zullen je van het vorige uur
nog heel goed kunnen herinneren, hoe jullie het ‘tweede gezicht’ meegedeeld en
uitgelegd werd. Jullie zullen nu wel denken: zou dit tweede gezicht ook met de
verloren zoon nog een of andere geestelijke verwantschap hebben? O Mijn
geliefden! Wanneer Ik iemand iets geef, geef Ik het niet zoals de mensen, die
zelfs met de beste wil van de wereld nooit iets helemaal kunnen geven, maar Ik
geef altijd iets helemaal. En dus zeg Ik tegen jullie: juist met dit tweede
gezicht zal het hele geval jullie pas duidelijk worden, en daarna zullen jullie
je ook geen minuut meer vergissen bij jullie berekening.
Laten wij nu weer naar onze verloren
zoon terugkeren, en laten we even toekijken hoe hij met de zeer grote nood van
de dood worstelt. Zie zijn ziel, hoe die op één punt is samengedrongen; en
werkelijk, zover moet het ook komen! Maar kijk: nu gebeurt er met de ziel van
de verloren zoon datgene, wat Ik jullie verteld heb over de zielen die daardoor
het tweede gezicht krijgen. Zie: haar grote nood verspreidt zich nu in snelle
trillingen en deze bereiken het grote Vaderhuis, en de trillingen van de van
liefde vervulde Vader minnekozen de van angst, ellende en nood vervulde
trillingen van de verloren zoon. De ziel van de verloren zoon ervaart zo’n
heilig, zacht waaien vanuit het huis van de grote Vader. Bemoedigd door deze
heilige trillingen keert zij weer terug in haar half vergane huis, verheft het
weer, en wendt zich in de diepste, zichzelf vernietigende deemoed naar het
Vaderhuis - naar het Vaderhuis, aangezien jullie weten dat de verloren zoon
omgekeerd is. Maar wat gebeurt daar? Kijk: slechts de lompen worden de zoon
uitgetrokken en verbrand; de zoon zelf zal, zoals jullie weten, weer opgenomen
worden.
Kijk, nu ligt het hele geheimenis van
het profetische getal van de mens, dat tot op dit moment niet onthuld was, open
en bloot vóór jullie. Wanneer jullie nu enigszins de omstandigheden van de tijd
nagaan, werkelijk, dan zouden jullie meer dan dood moeten zijn, wanneer jullie
nu de heilige genadetrillingen nog niet gewaar zouden worden, die nu in stromen
van het heilige Vaderhuis uitgaan!
Ook jullie zelf zijn ledematen van de
verloren zoon! Spreidt jullie ziel wijd uit en laat de geest in jullie ziel
wekken, en wendt je net als de verloren zoon in alle deemoed getroost naar het
grote gebied van jullie liefdevolle Vader. Werkelijk, Ik zeg jullie: Hij zal
jullie halverwege tegemoet komen!
Zie, de tijd van Mijn genade is bijna
aangebroken, en daarom heb Ik jullie dit ook gegeven, zodat jullie zullen
herkennen dat het de grote tijd is waarover de profeten hebben gezongen - ja,
de tijd die met Mijn eigen mond vantevoren verkondigd
werd. Volhardt dus nog een korte tijd en verheug je, in groot vertrouwen! Want
waarlijk: het grote Vaderhuis is dichter bij jullie gekomen dan jullie
vermoeden!
Maar hoe jullie de verloren zoon en al
deze tijdsomstandigheden in jullie zelf kunnen herkennen, hoe deze verloren
zoon in ieder mens weergevonden wordt of liever zichzelf weervindt, hoe de
‘grote mens’ in het klein gewonnen wordt, lieve kinderen - dat zal het laatste
uur jullie getrouw meedelen! Amen!
Twaalfde
uur
Nadat we in het elfde uur de verloren
zoon van zijn opgang tot zijn neergang hebben begeleid en belicht, de tijd
hebben berekend, en ook bijna het uur hebben vastgesteld dat van zijn ondergang
moet getuigen, zullen wij in dit twaalfde uur zien waar en hoe deze verloren
zoon, door en door verdeemoedigd, weer in het grote Vaderhuis terug zal keren.
Om dit volkomen te begrijpen is het
niet alleen voldoende dat wij het planetaire stofje, dat aarde heet, enigszins
overzien hebben. Maar we dienen - aangezien Ik, zoals reeds gezegd, voor dit
doel in jullie geestelijk bewuste ‘camera obscura’
een kleine extra voorziening heb aangebracht - in deze nieuw ingerichte ‘kamer’
nog een keer een nu enigszins verder reikende blik te werpen. Maar Ik zeg
jullie van tevoren: wees voorbereid; want deze aanblik zal jullie iets laten
zien, wat tot op dit moment nog geen mens in gedachten is gekomen. Vanwege deze
nieuwe voorziening zal, om zo’n groot beeld op te nemen, het tableau zelf natuurlijk
ook iets groter moeten worden en in plaats van een horizontale positie, zoals
eerst, nu een verticale positie innemen.
Kijk eens: onze voorziening is
getroffen. Richt jullie blikken naar het vergrote tableau, dan zullen jullie
direct het grote beeld daarop waarnemen. Want enkel en alleen op deze wijze is
het mogelijk om jullie de eindeloos uitgestrekte schepping in één beeld voor
ogen te plaatsen.
Kijk maar goed naar het tableau; zodra
Ik het woord ‘effata’ zal uitspreken, zullen jullie
het machtige beeld op het tableau zien. Nu dan, nu jullie blikken erop gericht
zijn, zeg Ik: ‘Effata!’.
Welnu, wat vinden jullie van dit
beeld? Inderdaad, jullie zien op dit tableau niets meer of minder dan de
duidelijke figuur van een mens, wiens lendenen nog maar nauwelijks door enige
lompen bedekt zijn en wiens haren, die er ongekamd uitzien, van zijn hoofd tot
halverwege zijn lichaam hangen. Inderdaad, jullie zullen wel denken: ‘aan dit
beeld is niet erg veel bijzonders te zien, behalve dat het op dit tableau in een
zeer kolossale vorm is weergegeven. Overigens zou iedere enigszins ervaren
tekenaar zo’n beeld met witte verf op een zwarte ondergrond hebben kunnen
ontwerpen’. Ik kan jullie daarop alleen maar zeggen dat jullie voor de hand
liggende conclusie niet juist is; en als jullie nog iets dieper nadenken,
kunnen jullie in deze witachtige figuur ook al gauw de gestalte van de verloren
zoon zien.
Maar kijk, Mijn lieve kinderen! Het
tableau is een beetje te ver weg geplaatst voor jullie ogen; laten we daarom
helemaal naar het tableau toe gaan. De gehele gestalte hebben jullie immers nu
al gezien, en daarom willen wij de verf, waarmee deze figuur op het tableau is
aangebracht, enigszins nader onderzoeken en bekijken. Welnu, nu zijn wij bij
het tableau. Kijk, dit zwak glimmende oppervlak van een klafter
breed is een deel van de voet van deze hele figuur. Kijk er maar eens van heel
dichtbij naar, en zeg Mij wat jullie daarop ontdekken. Kijk maar heel
nauwkeurig: inderdaad, jullie ontdekken uitsluitend bijna aan elkaar geregen,
kleine, zwak oplichtende bolletjes. Jullie weten dat dit geen geschilderd beeld
is, maar alleen maar een lichtbeeld van een uiterlijk voorwerp.
Wat denken jullie nu, dat deze
bolletjes in werkelijkheid zijn? Kijk, Ik wil jullie er niet langer naar laten
raden. Maar wanneer jullie denken dat deze bolletjes misschien getrouwe
afbeeldingen zijn van ver verwijderde zonnen, planeten, manen en kometen, dan
moet Ik jullie toch zeggen: ‘Kinderen! Oordeel niet te voorbarig, anders zouden
jullie je geweldig kunnen vergissen!’ Maar voordat Ik jullie het wezen van deze
zeer nietige bolletjes onthul, moeten jullie eens proberen om op een plekje zo
groot als een linze deze bolletjes te tellen!
Wel, zijn jullie al klaar? Ja, ja, Ik
zie het al: jullie komen daar niet gemakkelijk klaar mee; want op dit linze-grote plekje is een voor jullie nauwelijks te
benoemen groot aantal van zulke zwak lichtende puntjes aanwezig, en het zouden
er wel eens meer dan een triljoen kunnen zijn. En nu jullie je een beetje
vertrouwd gemaakt hebben met de verf, zeg Ik jullie waar zo’n puntje eigenlijk
een getrouwe afbeelding van is. Zoals gezegd, niet van zoiets als een zon of
een ander soort hemellichaam, maar elk puntje - of, zoals het zich aan jullie
geestelijke blik voordoet, als bolletje - is niets meer of minder dan de
afbeelding van een hulsglobe; en hoe het met een ‘hulsglobe’ gesteld is, hoef
Ik jullie niet meer te verklaren[23]. Laten we nu een paar stappen terug
doen, en weer de gehele figuur beschouwen.
Zie, hoe het een volmaakte menselijke
gestalte is. En aangezien jullie deze figuur nu voldoende hebben bekeken, zeg
Ik jullie: deze figuur stelt, vanuit en volgens Mijn eeuwige orde, het
universum voor en kan in zijn soort door niemand, behalve door Mij, op deze
manier in werkelijkheid gezien worden. En ook heeft nog geen enkele geschapen
geest dit beeld gezien, zoals jullie het nu gezien hebben.
Maar Ik zie alweer, wat jullie willen.
Jullie zouden in deze mens wel graag jullie aarde zien. Maar het is niet
mogelijk jullie dat te tonen, zolang de hele figuur op het tableau prijkt. Maar
wacht maar even; want kijk, Ik ben een goede opticien, en Ik wil in onze
‘camera’ dus eerst een verandering aanbrengen, en na die verandering zal er van
deze hele figuur niet anders dan één enkel lichtend puntje overblijven. Kijk
maar: de figuur is verdwenen; alles is al in orde. Laten we nu maar weer
dichter naar het tableau toegaan, en ons puntje opzoeken. Wel, hebben jullie
het al gevonden? Eén enkel puntje geeft natuurlijk niet veel licht, maar span jullie
ogen maar in, dan zullen jullie het wel vinden. Jullie moeten niet naar boven
kijken naar het uitgebreide tableau, maar kijk daar helemaal onderaan, waar
jullie tevoren de linkervoet van de hele figuur hebben gezien, en daar ook nog
helemaal aan de buitenkant van de bal van de kleine teen. Dit bolletje is de
hulsglobe, waarbinnen zich ook jullie aarde zich bevindt.
Maar om bij onze aarde te kunnen
komen, zal Ik Mijn ‘effata’ wel weer over het zwak
oplichtende puntje moeten laten klinken, en dus zeg Ik dan ook: ‘Effata!’. Welnu, zie hoe dit bolletje uit elkaar is gegaan
en nu bijna de gehele ronde vorm van het tableau inneemt. Zie de talloze
lichtende puntjes nu weer door elkaar schitteren. Zoek nu jullie aarde maar op.
Inderdaad, jullie kunnen haar niet vinden, temidden
van dit ontelbaar grote aantal schitterende puntjes. Ja, Ik zeg jullie: jullie
zouden ook vergeefse moeite doen; want het puntje dat jullie daar zien bestaat
ook weer niet uit zonnen, maar uit hele zonnewerelden-gebieden.
Daarom zal Ik nu weer een puntje, en wel het goede, uitzoeken en al het overige
van het grote tableau wegvegen.
Wel, daar is het uitgekozen puntje, en
om sneller bij ons doel te komen zeg Ik direct weer ‘Effata!’.
Kijk, ons tableau is alweer vol met nieuwe lichtende puntjes. Alleen, deze
lichtende puntjes zijn alweer geen zonnen, maar louter zonnewerelden-allen;
het vinden van de aarde zal hier dus niet lukken. En nu zal Ik uit deze puntjes
weer het juiste kiezen, en al het overige van het tableau vegen. Wel, daar is
het puntje. Zie, hoe het eenzaam en zwak oplicht op het grote oppervlak! Maar
nu Mijn ‘effata!’. Kijk, ons tableau is alweer vol
met louter glanzende puntjes. Zouden jullie uit al deze triljoenen maal triljoenen
puntjes niet de aarde kunnen zoeken? Alleen: ook hier moet Ik jullie weer
zeggen: doe maar geen moeite; want ook deze puntjes zijn nog geen zonnen, maar
afzonderlijke zonnen-gebieden - ze vormen datgene wat
jullie onder een zogeheten sterrenevel verstaan. Maar
om ons doel sneller te bereiken wil Ik ook daarin het juiste puntje uitkiezen
en al het overige van het tableau vegen, en er direct het ‘effata!’
aan toevoegen. Kijk nu eens naar het tableau. Inderdaad, jullie zien een
grijze, zwak schitterende wolk die zich horizontaal over het hele tableau
uitbreidt, en zeven keer zo lang als breed is. Kijk eens, daar zo ongeveer in
het midden zullen wij weer zo’n grijs, zwak lichtend wolkje uitkiezen en weer
al het overige van het tableau vegen. Welnu, alles is alweer gebeurd, zoals
jullie zien, en moge Mijn ‘effata’ dit puntje weer
zijn juiste gedaante geven.
Kijk nu eens heel goed: nu zullen
jullie wel weten waar jullie zijn. Zie: daar in het midden is een lichtend
schijfje, zo groot als een linze; kijk, dat is het beeld van jullie zon. Kijk
nu nog eens wat scherper: de derde zwak oplichtende punt vanaf de zon, aan de
linkerkant, iets naar beneden, is jullie aarde. Ik hoef dit beeld maar een
beetje voor jullie te vergroten, dan zullen jullie je aarde onmiddellijk
herkennen. En dus, aarde-punt: open je, zodat Mijn
toeschouwers je kunnen herkennen. Zie, hoe deze punt nu langzamerhand groter
wordt en nu de doorsnede heeft verkregen die voldoende is om jullie
natuurlijke, smerige woning te herkennen.
Aangezien wij nu alles hebben gezien,
keren we weer terug naar onze verloren zoon. Kijk maar naar het tableau: onze
eerste figuur prijkt er alweer op. Maar zie: nu wordt deze figuur kleiner en
kleiner, en zie: nu heeft die nauwelijks nog de grootte van een kind, en zie
nog eens: nu is ook dit kind tot een punt ineengesmolten. Maar kijk: aan de
rechterkant van het tableau begint een ander groot beeld van een mens naar
voren te komen. Nu is hij ook in het midden van het tableau, en onder zijn
linkervoet ontdekken jullie nog het vroegere, gekrompen puntje, dat daar in de
juiste verhouding is weergegeven ten opzichte van de grootte van dit nieuwe
beeld.
Wat denken jullie nu, dat dit beeld
voorstelt? Jullie, die de ‘grote mens’ min of meer uit de geschriften van Swedenborg hebben leren kennen, zullen misschien denken dat
dit nu de ‘grootste mens’ is. Maar Ik zeg jullie: dat is helemaal mis! Deze
mens, die jullie daar zien, is niets meer of minder dan de verloren zoon die
zichzelf weergevonden heeft, evenwel niet in zijn alomvattendheid, maar het is
die verloren zoon, die zichzelf in ieder individueel wedergeboren mens heeft
weergevonden. Of met andere, gemakkelijker te begrijpen woorden: dat is een van
de allerminsten in Mijn nieuwe rijk. In dit beeld is
de juiste verhouding weergegeven en het laat jullie de volmaakte maat zien van
een mens, die oneindig veel verhevener is dan het hele eindeloos schijnende
universum in de gedaante van de verloren zoon, dat Ik jullie hiervoor door
opsplitsing heb laten zien!
Wanneer jullie dit beeld nu enigszins
in je opnemen, zouden jullie ook enigszins kunnen beginnen te begrijpen hoe het
gesteld is met de terugkeer van de verloren zoon.
Jullie moeten niet denken dat deze
Lucifer, die jullie in het elfde uur hebben leren kennen, als geheel persoon
weer terug zal keren. Als zoiets mogelijk geweest zou zijn, echt, dan zou er
nooit een materiële schepping hebben plaatsgevonden. Maar deze verlorene wordt
weergevonden in ieder individueel mens die volgens Mijn woorden leeft en door
het woord en de verlossing wedergeboren wordt, en zo zal hij terugkeren in het
grote Vaderhuis! Ik zeg jullie niet voor niets: ‘in het grote Vaderhuis’. Want
voor mensen die zo groot zijn geworden moet er ook een heel groot huis gereed
zijn, waar zij bij hun Vader weer hun intrek kunnen nemen.
Dat het zo is, kunnen jullie uit al
het voorgaande helder en duidelijk afleiden. Want lijdt bij de algemene
kwelling niet ieder mens voor zichzelf, en wordt niet iedereen geslagen in zijn
eigen persoon? Al deze slagen gelden echter één en dezelfde verloren zoon. Maar
als een mens geslagen wordt, is het dan niet zo, dat hij als degene die
geslagen wordt als enige de pijn voelt, terwijl degene die niet geslagen wordt
dikwijls genoeg zonder pijn toekijkt? Of als er een hele natie in een ander
werelddeel mishandeld wordt, zeg eens, of jullie ooit één zweepslag op jullie
huid hebben gevoeld? En als iemand sterft, sterft hij dan voor zichzelf of voor
anderen? Of kunnen jullie beweren, dat iemand voor een ander ter wereld is
gekomen? Of gelden Mijn verlossing en Mijn woord niet evenzeer voor ieder mens
afzonderlijk als voor hele volkeren? En kan niet ieder mens voor zichzelf Mij
volledig opnemen met zijn liefde en het daaruit voortkomende levende geloof,
zodat Ik in hem en hij in Mij woont? Wanneer jullie dit alles overwegen, kunnen
jullie dan ook maar in de verste verte staande houden dat Ik in één mens minder
zou zijn dan in allen tezamen?
Maar als Ik met een mens één ben
geworden en hij met Mij, zeg eens, wat ontbreekt er dan nog aan het weervinden
van de verloren zoon in een individueel mens? Heeft hij niet alles ontvangen en
in zich opgenomen, die Mij heeft opgenomen? Waarlijk: ieder afzonderlijk mens
die één is geworden met Mij is meer, ja, Ik zeg: oneindig veel meer dan de
grote Lucifer ooit was in zijn grootheid, die voor jullie langs natuurlijke weg
niet te begrijpen is!
Zie: onder deze verloren zoon, die
Lucifer heet, wordt dus ieder afzonderlijk mens op zichzelf verstaan; en als
een heel volk één is geworden met Mij, wordt dit hele volk eveneens maar één
mens met Mij. En alle mensen, die ooit op aarde hebben geleefd en nog zullen
leven, zullen ook maar één mens zijn in Mij, wanneer zij één met Mij zijn
geworden. Dat wil zeggen: allen zullen bezield worden en tot leven komen door
één en dezelfde heilige geest van alle liefde, alle waarheid, alle macht en
alle kracht; en velen zullen niet meer zijn dan één en één minder dan velen,
maar allen zullen volmaakt één zijn in Mij. En velen zullen niet meer macht en
kracht hebben dan één, maar allen zullen leven als één, vanuit dezelfde kracht
en macht van de heilige geest van alle liefde en alle waarheid uit Mij!
Jullie hebben echter gehoord dat de
lompen van de verloren zoon door de wind als kaf verstrooid zijn, en dat de
resterende lompen hem werden uitgetrokken en verbrand. Weten jullie wat onder
deze lompen verstaan moet worden? Daaronder moet niets anders verstaan worden
dan de gestorven, vroegere universele mens op ons tableau; want door het winnen
van ieder afzonderlijk mens is het edele, dat van Mij uitgaat, ofwel de
verloren zoon weer teruggewonnen. De lompen, ofwel het eigenlijke door en door
kwade, zullen in het vuur gegooid worden, waaruit ze in feite zijn
voortgekomen. Maar dit vuur is datgene in de Godheid, waaraan alle dingen hun
materieel bestaan ontlenen. Wie dus aan de wereld hangt en aan de materie
gehecht is, hecht zich aan de lompen van de verloren zoon. Maar alle materie,
die jullie reeds haar grote verwantschap met vuur toont, vormt ook de lompen om
de lendenen van de verloren zoon.
Maar zo zal het gebeuren! Opdat God
weer een vrije God wordt, zal het vuur - ofwel datgene wat aan de toorn verwant
is - weer moeten terugkeren naar waar het als zodanig vandaan is gekomen. Het
zal net zo gebeuren als wanneer jullie ergens op je lichaam een harde plek
hebben en er hete omslagen op leggen om die plek weer zacht te maken; zo zal
ook Mijn eeuwige vuur deze door en door slechte verharding in zijn
alomvattendheid aanpakken, om het daardoor weer in zijn eigen wezen zelf te
assimileren.
Er is nog een vraag aanwezig in
jullie, namelijk of de wezens die onder de lompen worden verstaan ook
voortdurend een zelfbewustzijn hebben, of niet. Ik zeg jullie: de vraag stellen
is haar bijna ook beantwoorden, want jullie kunnen toch onmogelijk aannemen dat
er in de Godheid ergens een punt zou kunnen zijn dat zich niet van zichzelf
bewust zou zijn. Deze vraag lost zich dus vanzelf op; maar de vraag, of dit een
lijdzaam bewustzijn is of niet? Kijk, dat is een andere kwestie. Om deze echter
op de juiste wijze te begrijpen, zouden jullie eerst moeten begrijpen dat ieder
streven om zichzelf te vinden noodzakelijkerwijs in zichzelf een zeker lijden
moet bevatten. Het hangt er alleen maar vanaf, of dit lijden pijnlijk of
weldadig is! Wanneer dit lijden inhoudt, dat het wezen in zichzelf voortdurend
zichzelf aanpakt en zodoende voortdurend moeite doet om zichzelf tot een
eenheid te vormen, dan is een dergelijk lijden zeer weldadig en de beleving
vanuit het zeer heldere zelfbewustzijn uiterst zaligmakend. Maar wanneer het
lijden of de zelfbewuste beleving van een wezen in zichzelf verscheurend en
vernietigend is, dan is het ook zeer smartelijk.
Jullie kunnen dat gemakkelijk zien in
de natuur, wanneer jullie eens een met ontsteking gepaard gaande ziekte hebben
bekeken, die niets anders inhoudt dan dat bepaalde lichaamsdelen meer en meer
beginnen op te zwellen. Hoe heftiger zo’n gebeuren begint op te treden, des te
pijnlijker wordt het. Uit dit alles volgt dan ook dat de toestand van het door
en door slechte, dat het aan het vuur verwant is en zich van zijn toestand
bewust is, ook uiterst lijdzaam en pijnlijk moet zijn. Jullie zullen nu
misschien denken dat de Godheid daardoor in zekere zin voortdurend uiterst
pijnlijk zou moeten lijden, wat betreft haar delen die woede in zich dragen.
Alleen: dat is niet zo! Maar het is precies zoals wanneer voedsel in jullie
maag verteerd wordt: daar barsten ook de hulsjes van het gegeten voedsel,
daartoe aangezet door het vuur van de maag. Maar vraag jezelf eens af, of het
vuur van jullie maag in natuurlijke toestand bij dit afschuwelijke
vernietigingsproces ooit pijn gedaan heeft!
Maar omdat Ik jullie nu al zover
gebracht heb, wil Ik jullie bij deze gelegenheid een nog nooit geuite wenk
geven! Als jullie de uiteindelijke oorzaak van alle wereldse materiële oer-slechtheid willen zien, werp dan een blik in jullie
maag en kijk eens naar wat daar gebeurt met de daarin opgenomen spijzen, en
hoe, en waarom! Dan zullen jullie een groot deel van Mijn wegen zien, en zien
wat er zal gebeuren. De tijd staat echter niet in jullie maag geschreven, en
het is voldoende voor jullie dat Ik jullie het doel getoond heb.
Kijk nu eens, lieve kinderen! Dat is
alles wat jullie gegeven kan worden; dit is alles wat jullie kunnen verdragen.
Meer hoeven jullie niet te weten, maar neem dit van punt tot punt in acht, en
wel van het aan jullie gegeven eerste uur tot aan het laatste uur. Doorloop
langs deze weg de hele aarde in jullie zelf, en vindt op deze manier de
verloren zoon in jullie zelf. Doe hetzelfde wat hij gedaan heeft en nog steeds
doet, in iedere afzonderlijke zondaar die naar Mijn rijk streeft. Laat in de
innerlijke kamer van jullie geest op het tableau van jullie wereldse begeerten
datgene gebeuren met de wereld, wat jullie op het aan jullie getoonde tableau
het laatst met de universele mens zagen gebeuren.
Dan zal in ieder van jullie de
verloren zoon weergevonden worden en zal zijn toestand worden zoals Ik jullie
heb laten zien, aangezien er een ander
mens in de plaats is gekomen van de vroegere, die tot één punt is
samengevloeid. Dan pas zullen jullie als weergevondenen de grote waarheid, die
Ik jullie in deze twaalf uren heb gegeven, in het helderste licht in jullie
zelf zien en herkennen. Want zoals eerder gezegd werd dat alle mensen ook één
mens uitmaken, zoals één allen: zoek dan ook al het kwaad in jullie zelf. En
als jullie het gevonden hebben en met Mijn krachtige hulp uit jezelf verwijderd
hebben, zal Ik als jullie heilige Vader, die jullie al meer dan halverwege
tegemoet is gekomen, geheel en al tot jullie komen, jullie vervolgens van je
lompen bevrijden en daarna opnemen in het grote Vaderhuis van Mijn eeuwige
liefde!
Tot slot maak Ik jullie er nog
opmerkzaam op dat Ik in deze tijd niet alleen jullie, maar ook al veel andere
verloren zonen tegemoet ben gekomen. Maar let vooral op Mijn komst in jullie
zelf, en bekommer je minder om de algemene. Wat jullie echter ten aanzien van
het algemene ervaren, draag Mij dat biddend in jullie harten op en bekommer je
niet om al het andere; want het grote ‘wanneer’, ‘hoe’ en ‘waarom’ wordt goed
bewaard in de beste handen. Amen. Dat zeg Ik, jullie grote, heilige, zeer
liefdevolle Vader. Amen.
Over
de naam en het wezen van
Jezus
Nu
we de grote verloren zoon hebben leren kennen, zou het passend zijn om ook
enige woorden te presenteren over zijn grote Terugbrenger, als eeuwige zoon van
de Vader, om beter te kunnen instemmen met de hymne: ‘Ere zij God in den hoge,
en vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen!’. Moge deze aanvulling hier
zo ruimte vinden. (De uitgever)
(Uit
‘De geestelijke zon’, in de sfeer van de apostel Johannes, die zegt:)
“O broeders en vrienden! Als jullie
zouden kunnen vatten wat Jezus, deze naam aller namen, wil zeggen, wat hij is,
en wat voor uitwerking erin ligt, zouden jullie ogenblikkelijk ontsteken in
zo’n machtige liefde voor Jezus waarvan het vuur toereikend zou zijn om een
heel leger van zonnen te doen ontbranden, dat die in hun eindeloos wijde
gebieden in de ruimte daardoor nog duizend keer helderder zouden vlammen dan nu
het geval is. Ik zeg jullie: Jezus is iets zo onmetelijks, zo geestelijk-wezenlijk groots, dat de hele oneindigheid beeft
van zeer diep ontzag wanneer deze naam innig in de geest van liefde wordt
uitgesproken.
Als jullie ‘God’ zeggen noemen jullie
weliswaar ook het allerhoogste Wezen, maar jullie noemen Het in Zijn
oneindigheid, aangezien Het het oneindige Al vervult
en met Zijn oneindige kracht werkt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Maar met de
naam Jezus duiden jullie het volmaakte machtige, essentiële centrum van God
aan; of, nog duidelijker gezegd: Jezus is de waarachtige, allerwezenlijkste,
essentiële God als mens, uit Wie pas alle Godheid, die de oneindigheid vervult,
als de geest van Zijn oneindige macht, kracht en heerschappij voortkomt, zoals
stralen uit de zon. Dientengevolge is Jezus het alomvattende begrip van de
algehele volheid van de Godheid, ofwel: de Godheid in haar alleroneindigste
volheid woont werkelijk lichamelijk en essentieel in Jezus. Daarom wordt de
hele goddelijke oneindigheid dan ook altijd in beweging gebracht wanneer die
oneindig heiligste verheven Naam wordt uitgesproken!
En tegelijkertijd is het ook de
oneindige genade van de Heer, dat Hij zich heeft laten welgevallen het lichaam
van een mens aan te nemen. Maar waarom deed Hij dat? Luister, ik wil jullie nu
een klein geheim onthullen!
Vóór het neerdalen van de Heer kon een
mens nooit met het eigenlijke wezen van God spreken. Niemand kon dat ooit
aanschouwen zonder daarbij het leven geheel en al te verliezen, zoals bij Mozes
dan ook staat: “Niemand kan God zien en tevens leven!” Weliswaar is de Heer in
de oorspronkelijke kerk, evenals in de kerk van Melchisedek
waar Abraham een aanhanger van was, wel vaker persoonlijk verschenen; Hij heeft
gesproken met Zijn heiligen en Zijn kinderen Zelf onderwezen. Maar deze
persoonlijke Heer was eigenlijk toch niet direct de Heer Zelf, maar altijd
slechts een voor dat doel van de Geest Gods vervulde engelengeest. Vanuit zo’n
engelengeest sprak dan de Geest van de Heer, alsof de Heer Zelf direct sprak.
Maar in zo’n engelengeest was niettemin nooit de meest volkomen volheid van de
Geest Gods vertegenwoordigd, maar alleen in zoverre als voor het beoogde doel
nodig was.
Jullie kunnen het geloven: in die tijd
konden niet eens de allerzuiverste engelengeesten de
godheid ooit anders zien dan jullie daar de zon aan het firmament zien. En geen
van de engelengeesten zou het ooit gewaagd hebben om zich de Godheid in een of
ander beeld voor te stellen; iets dergelijks
werd nog ten tijde van Mozes ook het Israëlische volk ten strengste
verboden, namelijk dat het zich van God geen gesneden beeld, dus volstrekt geen
figuratieve voorstelling moest maken. Maar luister nu: dit oneindige wezen van
God heeft het eenmaal behaagd - en wel in een tijd dat de mensen daar het minst
aan dachten - om zich in Zijn hele oneindige volheid te verenigen en in die
vereniging de volmaakte menselijke natuur aan te nemen!
Stel je nu eens voor: God, Die nog
nooit door een geschapen oog aanschouwd was, kwam als van de alleroneindigste liefde en wijsheid vervulde Jezus op de
wereld! Hij, de Oneindige, de Eeuwige, voor Wiens adem eeuwigheden als los kaf
verstuiven, wandelde rond op aarde en onderwees Zijn schepselen, Zijn kinderen;
en niet als een Vader, maar als een Broeder! Maar dat zou allemaal nog te
weinig zijn. Hij, de Almachtige, liet zich zelfs vervolgen, gevangen nemen en
door Zijn nietige schepselen naar het lichaam doden! Zeg mij: zouden jullie je
een oneindig grotere liefde, een grotere welwillendheid kunnen voorstellen dan
deze, die jullie in Jezus kennen?!
Door deze onbegrijpelijke - albeminnende en verlossende - daad heeft Hij alle dingen
van de hemel op een andere manier vorm gegeven. Al woont Hij ook in Zijn
genadezon, van waaruit het licht alle hemelen onuitputtelijk toestroomt, toch
is Hij helemaal dezelfde lijfelijke Jezus, zoals Hij op aarde in al Zijn
goddelijke volheid rondgegaan is als een ware Vader en broeder, als volmaakte
mens tegenwoordig onder Zijn kinderen. Hij geeft al Zijn kinderen al Zijn
genade, liefde en macht, en leidt hen Zelf persoonlijk en essentieel om binnen
Zijn ordening eindeloos machtig werkzaam te zijn!
Voordien was er tussen God en de
geschapen mensen een oneindige kloof, maar in Jezus is die kloof bijna volledig
opgeheven. Want zoals jullie weten, heeft Hij ons dit immers Zelf zichtbaar
getoond: ten eerste door Zijn menselijke neerdaling; ten tweede, doordat Hij
ons niet eenmaal maar herhaalde malen ‘broeders’ noemde; ten derde, doordat Hij
met ons at en dronk, en al onze lasten met ons droeg; ten vierde, doordat Hij
als Heer van de oneindigheid zelfs aan de wereldlijke macht gehoorzaamheid
betoonde; ten vijfde, doordat Hij zich zelfs door een wereldse macht gevangen
heeft laten nemen; ten zesde, doordat Hij zich zelfs door die werelds machtige
intrige aan het kruis heeft laten nagelen en laten doden; en tot slot, als
zevende, doordat Hij Zelf door Zijn almacht het voorhangsel, dat in de tempel
het allerheiligste van het volk scheidde, doormidden gescheurd heeft!
Daarom is Hij ook als enige de weg,
het leven, het licht en de waarheid. Hij is de deur, waardoor wij tot God
kunnen komen, dat wil zeggen: door deze deur overschrijden wij de oneindige
kloof tussen God en ons en vinden daar Jezus, de oneindig heilige broeder! Hem,
die aldus gewild heeft dat deze kloof opgeheven zou worden, kunnen we toch
zeker boven alles liefhebben!
Daarom, zoals ik direct aan het begin
al heb gezegd, is voor het wekken van onze liefde voor Jezus zeker één enkele
gedachte al voldoende: alleen Zijn naam, uitgesproken in ons hart, moet eeuwig
genoeg zijn om in alle liefde voor Hem te ontbranden. Als ook jullie dus deze
naam bewust en zo waardig mogelijk in je hart uitspreken, zullen jullie zelf
gewaar worden in wat voor volheid het vuur van de liefde uit jullie harten zal
losbreken om het hout van het leven te doen ontbranden, waardoor de heidenen
aan dit nieuwe offeraltaar zouden moeten genezen.
Zulke heidenen, zoals mijn broeder
Paulus die eens bekeerde, zijn er in deze tijd nog heel veel, terwijl ze zich
christenen noemen maar in hun hart erger zijn dan degenen die vroeger Moloch en
Baäl aanbaden! Wanneer het hout op dit altaar zal
beginnen te branden zullen jullie in deze wereld, die uit jullie zelf is
opgeroepen, veel dingen gewaar worden die jullie tot nu toe nog niet gezien
hebben. Want ik zeg jullie: in de wereld van de geesten bestaan
ondoorgrondelijke diepten; geen geschapen geest zou deze ooit in hun volle
omvang kunnen overzien. Maar wij zijn hier in de Geest van de Heer. Zijn Geest
leeft, heerst en werkt in ons, en in deze Geest is geen diepte ondoorgrondelijk
voor ons; want niemand kan weten wat in de Geest is dan alleen de Geest Gods.
Jezus, de verenigde God in al Zijn volheid, heeft ons echter vervuld van Zijn
Geest. En met deze Geest van Hem in ons kunnen we ook doordringen in Zijn
goddelijke diepten. Haal je dus nu de Naam aller namen voor de geest, de
heiligste van alle heiligheid, de liefde van alle liefde, het vuur van alle
vuur - en het hout op het altaar zal branden!”.
Inhoud
Eerste
uur
Inleiding. Laat ons zien hoeveel er
wel niet mis is in de wortel van het leven, d.w.z. op het gebied van religie in
het algemeen en in het bijzonder. Iedereen onderzoeke
derhalve bovenal zijn eigen innerlijke
wereld, want die wordt bedoeld in de eerste regel, in het hele boek. 1
Tweede
uur
Azië, met zijn grote heidendom.
Vervolgens de burcht van Brahma en zijn dienaren met
hun wandaden, alhoewel zij (tenminste de hoger ontwikkelden) in het bezit zijn
van de leer van de kerk van vóór de zondvloed. De religieuze toestanden in Perzië, Arabië, Turkije, China,
Siberië, enzovoort. De Heer dreigt met het vuur van het gericht.2
Derde
uur
Afrika. De roofstaten met hun afgod
Mohammed. Het huidige Egypte en terugblik op het oude Egypte, waarvan de
wijsheid van de kerk van Noach stamt. Centraal Afrika. Het bergland met het
laatste heiligdom van de Thomas-christenen. De gruwel
van de slavenhandel. Land van de goede hoop.6
Vierde
uur
Andere tekenen van ‘cultuur’. Een lijnschip
op de Atlantische Oceaan op ontdekkingsreis. Bloeddorst van de zogenaamde
beschaafde christenen. Een veroordeeld slavenschip. Over de Engelse
handelsgeest. De zogenaamde scheepstucht.8
Vijfde
uur
Reis naar Noord Amerika. Hoe het in
dat land in werkelijkheid gesteld is met
de menselijkheid. Bezoek aan een suikerplantage.
Heerlijke wetten. Vloek van de koloniale suiker.12
Zesde
uur
Bevrachting en reis van het Engelse
suikerschip. De ramp. Geciviliseerde kannibalen. Het einde van de mensen op het
schip. Aan boord van een Engels transportschip voor misdadigers. Een
onschuldige vrouw ongelukkig als gevolg van corrupte rechtspraak. Inzicht in de
Engelse cultuur. Nobele scheepsheren.15
Zevende
uur
Australië belicht. Landing van de
bannelingen in de misdadigerskolonie Botany Bay. Opneming en behandeling, leven en toestanden aldaar. De vloek van de hebzucht.18
Achtste
uur
Bezoek aan Polynesië.
Aanwijzing over de ouderdom van Australië en Nieuw Guinea.
Geestelijke mishandeling van goedige eilandbewoners door de politiek van de
Engelse handelsgeest. Haïti.26
Negende
uur
De situatie in Japan (vóór het
ontwaken voor de cultuur van het westen). Een teken voor de laatste tijd.
Heilswenken voor iedereen. Aanhangsel over Japan.32
Tiende
uur
Blik op Europa met zijn weggekwijnde
christendom. Aanwijzingen over het eigenlijke doel van dit geschrift, voor
iedereen. Korte zijdelingse blik op Zuid Amerika. Rusland met zijn tot bijgeloof vervallen christenen.
Over het tweede gezicht (in de Oeral). Verschil tussen het schouwen van de ziel
en dat van de geest. Geestelijk-optische hulpmiddelen
bij schouwen. Een aanwijzing over het paradijs. Nog eens over het speciale doel
van dit geschrift.42
Elfde
uur
Toelichting op de gelijkenis van de
verloren zoon. Over de oorzaak van de corrupte rechtspraak. Terugblik op de tot
nu toe getoonde gruwelen. De grote
verlorene. Diagnose van de zieke verloren zoon
Aanwijzingen over zijn heilsproces. De Heiland
nadert, als de barmhartige Vader. Een treurig beeld van de kerk, als
voornaamste teken van de tijd.48
Twaalfde
uur
Onthulling van de kern van deze
boodschap als ‘kosmorama’ van God de Vader, waarbij
het grootste zich in het kleinste bevindt.51
Aanhangsel
De apostel Johannes spreekt over de
naam en het wezen van Jezus.59
UpToDate 2023-2024
[1] Oorspr. een woordspeling in het Duits: ‘Die Welt das Wort im
Sinne hat, und Ich den Sinn im Worte’.
[2] De beelden in dit boek werden aan Lorber en de mensen in zijn gezelschap
getoond in een levend-realistisch visioen, een geestelijk ‘tableau vivant’. De
lezer moet zich dan ook voorstellen dat deze tekst beschrijft, wat Lorber als
een levend beeld voor ogen stond.
[3] Zie ‘Die Haushaltung
Gottes’, deel I.
[4] Oude lengtemaat, ongeveer 20 cm; de maximale afstand tussen gespreide duim
en wijsvinger.
[5] Wat zoveel wil zeggen als: ‘Het maakt niet uit of je door de hond of de
kat gebeten wordt; gebeten wordt je toch’.
[6] Lood: oude gewichtsmaat, ongeveer 1/30 deel van een pond. Een Oostenrijkse
pond was 561 gram.
[7] Oorspr. ‘Karren’ en ‘Wagen’. Een ‘Karren’ is een klein, meestal tweewielig
vervoermiddel (bijv. kruiwagen, ossekar); een ‘Wagen’ is groter en heeft meer
wielen (bijv. treinwagon, vrachtwagen).
[8] Centenaar: oude gewichtsmaat, overeenkomend met een gewicht van 100 pond.
[9] Oorspronkelijk een Duitse woordspeling: sie werden... geschwärzt und ‘eingeschwärzt’.
Beide woorden betekenen ‘zwart maken of verven’, maar ook ‘smokkelen’,
‘illegaal laten verblijven’. Dit laatste is te vergelijken met onze betekenis
van ‘zwart’ geld e.d.
[10] Klafter: oude lengtemaat; de spanwijdte van de
zijwaarts gestrekte armen.
[11] ‘Effata’, dat is: word geopend! (Mark. 7: 34).
[12] Baai in N.S.Wales in Australië, waar Cook in 1770
landde. Het tegenwoordige Sydney ligt aan deze baai.
[13] De Oostenrijkse mijl had een lengte van 7586
meter.
[14] Op ieder halfrond worden in grote trekken vijf
klimaatsoorten onderscheiden: tropisch regenklimaat, droog klimaat, gematigd
warm regenklimaat, sneeuw- en bosklimaat, sneeuwklimaat.
[15] Oorspronkelijk: ‘Vogel friß oder stirb!’.
[16] Waarschijnlijk wordt hiermee Stewart, het ‘derde’
eiland van Nieuw Zeeland bedoeld.
[17] Namelijk de plaats waar het ‘landverraad’ zou
hebben plaatsgevonden. Op deze manier zijn natuurlijk de ‘verraders’ vernietigd
en dus niet meer te achterhalen, maar tevens bevestigt de bliksem de goddelijke
macht van de keizer.
[18] De gegevens in dit gedeelte gelden anno 1841.
[19] Vanaf 1875 hebben Rusland en Japan herhaaldelijk
getwist over het bezit van Sachalin. Sinds 1945 behoort het definitief niet
meer bij Japan.
[20] Zie in ‘Die Haushaltung Gottes’.
[21] Oorspronkelijk ‘seelisch’, d.w.z. ‘betrekking
hebbend op, of van, de ziel’. ‘Psyche’ is Grieks voor ‘ziel’.
[22] Luk. 15: 11 e.v.
[23] Onder andere in het ‘Groot Evangelie van
Johannes’ van Jakob Lorber en in ‘Schöpfungsgeheimnisse’ van Gottfried
Mayerhofer wordt het begrip ‘hulsglobe’ nader besproken.