Hoofdstuk 7
"Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus"
(Lucas 23:52)
2 januari 1844 's avonds
1. Weer wordt u ook hier de vrije keus gelaten zo’n centraalzon
uit het boek des levens te citeren; kies daarom een tekst.
2. "Deze ging
naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus".
3. U hebt de tekst gekozen; maar Ik heb u niet geholpen, dat u juist zulke
teksten kiest, die voor onze zaak schijnen te zijn gemaakt.
4. Jozef van Arimathea ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van de Heer, dat hem door Pilatus ook werd gegeven.
5. Deze Jozef van Arimathea was een vriend van Nikodemus
en deed dat meer in naam van zijn vriend, die goed bekend stond, dan in zijn
eigen naam. Want Nikodemus was in het geheim een
groot vereerder van Christus: maar uit een zekere vrees voor de hogepriesters
en de Farizeeën durfde hij dit niet helemaal openlijk te doen; daarom droeg hij
dit over aan zijn vriend, die eveneens een grote vriend van Christus was, maar
heel in het geheim. Deze korte verklaring is noodzakelijk om beter te begrijpen
hetgeen volgt.
6. Hoe past dan
echter deze tekst en tenminste dit kleine voor val in onze bedoeling?
7. Stel je onder Nikodemus de verborgen liefde voor de Heer voor; en
onder Jozef van Arimathea het geloof aan de Heer.
S. Wat is het geloof met betrekking tot de liefde? Hij is daarvan de
handlanger. Zo was ook Jozef van Arimathea hier een
handlanger van Nikodemus, die de Heer in het geheim
liefhad.
9. Maar wat verlangde het geloof van
Pilatus? Hij verlangde het lichaam van de Heer,
wikkelde het, toen hij het van het kruis had genomen in wit linnen, nadat hij
het van tevoren met kostelijke specerijen had gezalfd en legde het daarna in
zijn eigen tuin in een rotsgraf, waar nog nooit iemand in had gelegen.
10. Wat betekent dat allemaal ? Dat
alles betekent de weetgierigheid van het geloof, dat bevredigd wil worden.
Deze op zichzelf edele weetgierigheid zoekt alles wat maar te bedenken is op,
om daarin dan een levendige bevrediging te vinden.
11. Ze gaat naar Pilatus
en vraagt toestemming; dat wil zoveel zeggen als: zulke weetgierigheid gaat
naar de wereld en probeert daar al het mogelijke te vinden, wat haar tot
bevestiging van de waarheid kan dienen.
12. Heeft ze van de wereld alles
ontvangen wat ze zocht, dan wendt ze zich tot de Gekruisigde. Maar hoe? Ze
probeert daar alle woorden en alle verklaringen in een helder licht te stellen,
om ze te bevrijden van de geheimzinnige schijnbare tegenspraken, die in de
Heilige Schrift voorkomen.
13. Dit gelukt haar ook; ze heeft
het lichaam met recht van het kruis, dat in zijn vorm een tegenspraak
voorstelt, bevrijd. Maar wat heeft zij, die edele weetgierigheid namelijk, nu
verkregen? Kijk, een dood lichaam, waar nu geen leven meer in is!
14. Deze edele weetgierigheid ziet
dat ook in, maar toch is ze innerlijk verheugd over deze gelukkige bevrijding
van het kruis. Ze balsemt het lijk met kostelijke specerijen, wikkelt het in
wit linnen en legt het dan in een nieuw graf, waarin nog nooit iemand heeft
gelegen.
15. Wat wil dat zeggen? Door zulk een zo grondige belichting van het woord uit
de Heilige Schrift wordt ongetwijfeld de goddelijkheid daarvan zichtbaar en
wordt ook daardoor geacht en zeer geëerd. Dat is de zalving. Want niet zelden
spreekt iemand in de meest verheven termen over de waarde en de goddelijke
grootheid van de heilige schrift; maar dat alles is de balseming van het
lichaam.
16. De mens met deze edele
weetgierigheid ontwikkelt zo'n erkende waarheid met de hoogste en zuiverste
hoogachting - ja, hij huivert van de grote wijsheid in dit boek; en dat is
niets anders dan de omwikkeling van het lichaam met wit linnen. Zo onschuldig
en zuiver zulk linnen op zichzelf is, zo is dat ook de gelijkwaardige
deemoedige erkenning; maar het lichaam, de balsem en ook het linnen, zijn niet
levend en geven ook geen leven.
17. Men zal dit lichaam nu in een
nieuw graf leggen. Wat is dat dan? - De kennis, die de mens tengevolge van zijn
edele weetgierigheid zich heeft eigen gemaakt, geeft hem geen leven, geen
levendige overtuiging; daarom neemt hij alles bijeen en legt het in het graf
van zij n diepere verstand, legt daar een steen overheen, wat zoveel wil
zeggen als dat hij over deze zuiver erkende waarheid een heel zware twijfel
legt, want hij zegt: "Al deze oplossingen van de verborgen geheimen uit
de Heilige Schrift lijken erg mooi, maar een duidelijke overtuiging geven ze
toch niet".
18. En kijk, dat is toch letterlijk
de toestand van iemand die veel leest! Hij mag al het gelezene
nog zo goed begrijpen vanaf de natuurlijke tot de innerlijk geestelijke
betekenis; als hij echter van al het gelezene een
werkelijk bewijs wil hebben, dan komt hij tot de ervaring, dat niet eens een
zonnestofje voor zijn wil buigt. En wil hij het leven van de geest, dan ontmoet
hij in plaats daarvan altijd de nacht van het graf, waarin hij het lichaam
heeft gelegd; of met andere woorden: hij krijgt over het hiernamaals geen in
zichzelf zichtbare zekerheid, maar alles is bij hem een hypothese, helemaal
niets meer, dus een lichaam in een graf.
19. Maar wat is hij daarmee
geholpen? Al heeft hij nog zoveel gelezen, maar hij kan door al dat gelezene niet tot een levende overtuiging komen, dan lijkt
hij op Jozef van Arimathea, die wel een lichaam van
het kruis neemt en zalft en in wit linnen wikkelt, - maar het lijk blijft een
lijk en wordt altijd naar het graf gedragen.
20 Laten we daarnaast weer naar onze
Magdalena kijken! Ze heeft dit gebeuren ook wel bijgewoond; maar ze wikkelde
het lichaam of het woord niet in linnen en legde het niet in het graf, maar in
haar van liefde gloeiend hart; en toen ze dan bij het graf kwam, was de steen
van de twijfel door de macht van de liefde weg gewenteld. Het linnen was
ordelijk bij elkaar gelegd in het graf, wat zoveel wil zeggen als: haar liefde
heeft het goddelijke woord in haar levendig geordend. Ze vond geen lichaam
meer, maar ze vond daarvoor in de plaats de Levende die uit het graf was
opgestaan.
21. Wat is nu beter; het lichaam in
het graf te leggen of de Levende buiten het graf te vinden? - Ik denk dat het
tweede duidelijk beter is dan het eerste.
22. Waarom dan vond Magdalena wat
Jozef van Arimathea niet heeft gevonden? Omdat ze
weinig heeft gelezen, maar veel heeft liefgehad. Jozef van Arimathea
had echter veel gelezen net zoals Nikodemus - maar
daardoor minder liefgehad. Daarom bekommerde hij zich ook om het dode lichaam,
- maar Maria Magdalena om de Levende!
23. Ik ben van mening dat dit ook duidelijk is; de volgende keer nog een
nieuwe centraalzon!
verkorte tekstweergave > blbtkst.7.htm