Hoofdstuk 4

 

"Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij."

(Joh.14:6)

 

27 december 1843 's avonds

 

1. Zal het moeilijk zijn om nog een centraalzon hierheen te ha­len? O neen, niet in het minst! Want we hoeven alleen maar de eerste de beste tekst uit het boek van het Nieuwe Testament aan te halen en er staat al een nieuwe centraalzon voor u met hetzelfde oerlicht en met dezelfde kracht en uitwerking. Bijvoor­beeld: "Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader - dan door Mij".

2. Kijk, daar hebben we dadelijk alweer een centraalzon. Wie haar licht in zijn binnenste kan zien, die zal met een dergelijke belichting zeker inzien, dat alleen maar lezen zo goed als geen uitwerking heeft om daarmee het eeuwige leven te verkrijgen.

3. De Vader is de eeuwige liefde in Mij, zoals ook Ik in Mijn hele goddelijke Wezen van eeuwigheid her volkomen in haar ben. Want Ik en de Vader zijn één, of Ik en Mijn eeuwige liefde zijn één, of, zoals de liefde eeuwig in haar wijsheid levend woont, zo woont ook de wijsheid eeuwig in de liefde, waar ze uit voortkomt.

4. De Vader of de liefde is de grond van alle leven; wie niet terugkeert tot deze levende oerbron van alle leven, die blijft dood en hij kan nergens anders een leven verkrijgen.

5. Waar is echter de deur tot de Vader? En wie is deze deur? Zijn het de vele boeken en geschriften die iemand leest, of ben Ik het?

6. Ja, men zal hier goedwillend wel dadelijk mee instemmen en zeggen: "Ja zeker, als men de leer van Christus nauwkeurig onder­zoekt, dan zal men niet licht een andere mening zijn toegedaan dan deze, dat men alleen door navolging van deze leer een eeuwig leven voor geest en ziel kan bereiken. En in dit opzicht is het ge­heel juist wat Christus over Zichzelf heeft gezegd, dat namelijk alleen Hij de weg, de waarheid en tevens het leven Zelf is!"

7. En waarlijk, Ik zeg u: Er zijn er duizenden en nog eens dui­zenden, die zulk een bekentenis afleggen en dat wel op grond van hun goede inzicht; en toch zeg Ik: Zij zijn dood en hebben noch de weg noch de waarheid, noch de deur en het leven gevonden.

8. Men zal hier zeggen: "Dit klinkt grof en meedogenloos! Hoe kan de allergrootste liefde van God dit zeggen? Wat kan een mens meer doen, dan door ijverige studie tot een volkomen inzicht in de grote waarheid en goddelijkheid van de grote Leermeester te geraken? Wat hogers kan een mens doen dan pogen om de ware, hoogste, heilige waarde van het goddelijke woord duidelijk te er­kennen, en door zijn vlijt ook werkelijk tot die erkenning ko­men?"

9. Ik zeg echter: Dat is aan de ene kant wel waar - het is beter zo iets te doen dan alles te verwerpen en dan de hoogmoed van de wereld de vrije teugel te laten, maar in de Schrift staat ook: "Velen zullen in die tijd tot Mij zeggen: 'Heer, Heer!", en dan staat er wat Ik tegen hen zal zeggen: "Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij!"

10. Dat is de reden van die u zeker bekende plaats in het Nieuwe Testament. Door de uitspraak 'Heer, Heer!' wordt uitgedrukt, dat Christus wel als de weg, de waarheid en het leven wordt erkend. Maar wat voor nut heeft dat erkennen als niemand op de weg wil wandelen en geen zin heeft daadwerkelijk naar die waarheid te handelen om zo door haar tot het leven te komen?

11. Ik ben toch zeker geen toneelspeler, die zich tevreden laat stellen met de lege bijvalsbetuiging van het handen klappen, maar Mijn doel is eeuwig en ernstig en daarom verlang Ik ook een ernstige daad en niet alleen maar lege bijvalsbetuigingen.

12. Hoe zou een rijke bruidegom wel staan te kijken, als ver­schillende bruiden hem bijval betuigden en hem loofden en pre­zen; en wanneer een van hen, wanneer hij haar zou willen aan­nemen, zou weglopen en hem bovendien in haar hart zou honen over zulk een driestheid?

13. Zeg eens, zal de bruidegom wel één van zulke dwaze brui­den tot vrouw nemen? Waarlijk, hij zal naar buiten gaan en zal een hoer opzoeken en tot haar zeggen: "Ik weet dat je een hoer bent, maar ik zeg je: laat af van die bezigheid en ik zal je tot vrouw nemen!"

14. En de hoer zal van haar bezigheid afzien, omdat ze door haar pas ontwaakte echte liefde daartoe wordt aangezet en ze zal een zeer geliefde vrouw van de bruidegom worden - en ze zal zijn als een Magdalena, die eerst onder alle vrouwen van Israël de laatste was; toen de ware bruidegom haar echter riep, werd ze de eerste onder alle vrouwen, die met de Bruidegom Zelf de grote opstanding tot het eeuwige leven vierde!

15. Voorwaar, zij las geen boeken, maar toen ze de Ware had herkend, deed ze dadelijk afstand van haar wereldse bezigheden en vatte een vaste onuitroeibare liefde op voor Degene, die zij als de Ware had herkend, en ze bracht Hem vanwege haar grote liefde alles ten offer wat ze op deze wereld bezat.

16. Zie, voor zulk een bruid was Ik in de echte levende werk­zaamheid de weg, de waarheid en het leven!

17. In die tijd waren er heel veel, die Mij ook als zodanig had­den herkend, maar die van het handelen daarnaar niets wilden weten; daarom slaat op hen ook de tekst: "Vele eersten echter zullen de laatsten zijn en laatsten de eersten".

18. Maar is dan de weg, de waarheid en het leven metterdaad werkelijk zo moeilijk? Staat er niet: "Mijn juk is zacht en Mijn last is licht"? - Ja waarlijk, zo is het ook! De hele weg, de waar­heid en het leven en het zachte juk en de lichte last zijn besloten in de twee geboden der liefde.

19. Is het dan werkelijk zo moeilijk Hem lief te hebben die die eeuwige liefde Zelf is, en is het moeilijk de eigen broer lief te hebben? Voorwaar, niets is gemakkelijker dan dat! - Verwijder alleen maar de wereld, deze oude pest van de geest, uit je borst en je zult ervaren hoe heerlijk en gemakkelijk het is de eeuwige liefde en ook zijn broeder lief te hebben!

20. Maar het is inderdaad moeilijk de eeuwige liefde en de broe­der lief te hebben, als het hartvol is van de wereld, vol van wereld­se berekeningen, vol van geld, vol speculatie en vol van helse mathematiek, die op een haar weet te berekenen wat een stuiver per jaar voor rente oplevert als je ermee woekert.

21. Ja waarlijk, waar het hart vervuld is met dit soort vaardig­heden, daar zal het "Heer, Heer!" niet veel helpen, en de weg, de waarheid en het leven zal daardoor zo smal en doornig worden, dat hij wel bezwaarlijk ooit bewandeld zal kunnen worden.

22. Wat heeft het lezen van duizenden nog zo waardevolle boe­ken dan voor zin? Zullen ze iemand tot leven wekken die dage­lijks bezig is zijn hart meer en meer met alle afval van de wereld vol te stoppen?

23. Zeg eens, zal iemand van u met een standbeeld kinderen kunn en verwekken? Of zal een nog zo kunstig geschilderde zaad­korrel opkomen, als jullie die in de aarde leggen? Toch zeker noch het één noch het ander! Het levende kan slechts met het levende nieuw leven verwekken; zo kan ook het levende woord slechts in het levende hart weer vrucht dragen.

24. Voor de geestelijk dode echter is ook het levende woord niets anders dan een geschilderde zaadkorrel en hij kan talloze van dergelijke zaadkorrels in zich strooien, maar dan zal hij toch nooit een vrucht tot stand kunnen brengen; omdat hij het woord niet levend maakt, wordt het ook niet levend in hem.

25. Wie echter slechts weinig hoort maar wel ernaar handelt, die handelt naar Mijn woord en zoekt het Rijk van God werkelijk, en al het andere wordt hem erbij gegeven. Ik geloof dat dat ook duidelijk is; maar de volgende keer nog meer centraalzonnen!

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.4.htm