Hoofdstuk 35

 

"Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede hebt. In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen".

(Joh. 16:33)

 

23 februari 1844 's avonds

 

1. "Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede hebt. In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen!"

2. Deze tekst behoort weer tot degene, die erg doorzichtig zijn, zodat iedereen de geestelijke betekenis op het eerste gezicht al letterlijk kan inzien. Ik zal u daarom de betekenis van deze tekst in weinig woorden verklaren en u zult in deze weinige woorden zijn volkomen ware, geestelijke betekenis herkennen. Luister dan!

3. Alles wat Ik u nu vertel is ook van dien aard, dat het u in elke levensomstandigheid de ware, innerlijke vrede van uw hart in de liefde tot Mij moet geven, als u hetgeen Ik zeg ook maar enigszins in daden omzet.

4. De wereld zou u wel van alle kanten willen verdrukken; maar ze kan het niet, omdat ze door Mij is overwonnen. Als u Mij in u hebt door uw liefde, dan hebt u ook de eeuwige overwinnaar van de wereld in u. Want de wereld heeft Mijn macht ervaren; daarom kan ze degene die waarlijk Mijn vrede in zijn hart bergt, geen haar krenken.

5. Zodra iemand zich echter uit deze vrede wil verheffen, en dan zelf aan de wereld de handschoen voor de strijd toewerpt, die heeft het dan alleen aan zichzelf te wijten, als hij door de wereld gevangen genomen en mishandeld wordt. Maar wie werkelijk in Mijn vrede blijft, die is voor eeuwig geborgen en geen wereldse inblazing kan hem ook maar een haar krenken.

6. Hier zullen wel velen zeggen: "O Heer! Zie, de apostelen en Uw discipelen en zoveel van de eerste Christenen en ook in latere tijd ijverige strijders voor het zuivere evangelie zijn tot marte­laars geworden, en de wereld heeft zich op dezen, die met Uw vrede vervuld waren, op schandelijke, gruwelijke wijze gewroken. Waarom, o Heer, heeft Uw vrede ze niet beschermd tegen de klauwen van de wereld? Want U hebt toch zelf voor Uw lijden erover gesproken, dat de overste van deze wereld is geoordeeld. Hoe kan deze geoordeelde dan de macht hebben om de wereld tot zulke afgrijselijke daden tegen Uw vrededragers op te zetten?"

7. Deze vraag is zeer dom en wie maar enigermate in de geschie­denis thuis is die zal duidelijk weten, dat alle martelaren, vanaf de apostelen tot in latere tijden, niet door één of andere dwang of door een door Mij toegestane beschikking, maar vrijwillig daar­om uit een heldhaftige liefde als martelaren zijn gestorven, omdat Ik, hun Meester, Zelf werd gekruisigd.

8. Ik zeg u: Elke martelaar had ook, zonder martelaar te wor­den, Mijn evangelie kunnen verbreiden. Maar deze verbreiders kenden Mij, ze hadden het eeuwige leven voor ogen en begeer­den daarom ook niet lang in de wereld te blijven; ze konden maar nauwelijks de tijd afwachten, waarop hen het vlees zou worden afgenomen, opdat ze daar zouden komen waar Ik hen was voor­gegaan

9. Maar Johannes had Mij het meeste lief; daarom schuwde hij de vervolgingen der wereld niet en wilde die liever tot op de laatste druppel verwerken, dan dat hij Mij van zijn aardse levens­tijd als het ware iets zou hebben afgebedeld. Hij was dus met Mijn ordening volkomen tevreden, terwijl vele anderen bedelaars waren en zich liever smadelijke lichamelijke martelingen wilden laten welgevallen, dan nog enkele jaren langer te werken voor Mijn rijk

10. Daar bij Mij echter iedereen kan krijgen waar hij ernstig en in vol geloof om vraagt, kon Ik bij Mijn eerste getuigen toch ook niet Mijn woord terugnemen, waar is gezegd: "Alles wat u zult bidden in Mijn naam, dat zal Ik u doen!"

11. Vanuit deze belichting blijkt duidelijk, dat Mijn woord geen bloedgetuigen nodig had; want Ik heb immers de Ene eeuwig geldige getuige, Mijn Heilige Geest Zelf aan al diegenen beloofd, die Mijn leer zullen aannemen en ernaar zullen leven. En deze getuige is de blijvende, terwijl het bloed van de eerste martelaren allang voor alle latere tijden zelfs geschiedkundig spoorloos is verdwenen.

12. Als deze Geest echter een eeuwige getuige is, waarom zou Ik dan de bloedgetuigenis van Mijn navolgers verlangen? Wie zelf een bloedgetuige wil worden, die moet het dan ook worden; laat niemand echter geloven dat hij Mij daarmee een dienst bewijst; maar ieder die dat doet, die doet dat voor zijn eigen en niet voor Mijn voordeel.

13. Het is zoals wanneer een vader tot zijn kinderen, die nog goede kleren hebben, zou zeggen: "Ik zal jullie prachtige nieuwe kleren geven, als jullie deze eerst hebben afgedragen!" Sommige kinderen laten zich door de hoop en voorliefde voor nieuwe kleren verleiden, en ontzien de oude kleren niet in het minst meer. Als deze dan weldra versleten zijn, dan geeft de vader hen wel de beloofde kleren; maar een paar van deze kinderen, die de vader meer liefhebben dan kleren, dragen wel zorg voor de oude kleren, om de vader niet voortijdig op onkosten te jagen.

14. Hoewel bij Mij van bepaalde onkosten geen sprake kan zijn, dan zijn er toch andere onkosten, namelijk rekening houden met het bewerkstelligen van iets dat onordelijk is. Want Ik heb elk mens vanuit Mijn ordening een bepaald levensdoel gesteld en dat bestaat niet uit het vuur of uit het zwaard: want de dood door vuur en zwaard is een gericht. Wie echter willekeurig en eigen­zinnig in welke ordening van Mij dan ook ingrijpt, die moet zich dan ook een klein gericht in zoverre laten welgevallen als hij in de door Mij gestelde orde heeft ingegrepen.

15. Daniël wilde niet sterven; daarom bleef hij behouden in de leeuwenkuil en met de jongelingen in de vuuroven ging het even­zo en er zijn nog meer dergelijke voorbeelden. En zie, hen allen werd geen haar gekrenkt en heel veel duizenden van degenen die Mij liefhebben werd ook geen haar gekrenkt, omdat ze de kracht van Mijn vrede ongestoord in hun hart bewaarden. Maar ieder die zich boven deze vrede wil verheffen, moet daarvoor ook de onvrede van de wereld ondervinden.

16. Men zal hier ook wel zeggen: "Als dat zo is, dan is het het beste om de wereld met al haar schandelijke bedrijven maar de wereld te laten, en iedereen die beter is moge geheel onbe­kommerd om de wereld in zijn vrede verder leven; en als allen dat doen, zal dan niet al gauw de ellende in dewereld hemelhoog opgestapeld liggen ?"

17. Goed, zeg Ik, reken maar terug! Sinds de tijd van de aposte­len zij n er toch zeker ontelbare ijveraars geweest, die als het ware met het vurige zwaard in de hand de wereld wilden verbeteren. Stromen van bloed werden vergoten. Vraag uzelf wat voorresul­taat dat had? Kijk dan om u heen in de wereld en die zal u van alle kanten het zonneklare antwoord geven.

18. Tot op uw tijd moet het grote aantal ijveraars toch zulk een herinnering achtergelaten hebben, dat tengevolge daarvan de hele wereld duidelijk een paradijs zou moeten zijn en toch is de wereld in deze tijd waarin u leeft tienmaal slechter dan ze in de tijd van Noach was!

19. Waarom zei David dan: "O Heer, wat zijn alle mensen als niets tegenover U, en alle hulp van mensen dient tot niets". ­David zei dat, omdat hij Mij kende; maar u spreekt anders, omdat u Mij niet zo kent, zoals David Mij gekend heeft.

20. Denkt u dan, dat Ik niet weet wat de wereld doet en dat Ik te onverschillig zou zijn, om de wereld wegens haar wandaden te tuchtigen? Ik zeg u: geloof toch anders en laat de leiding van de wereld aan Mij over!

21. Wie het zwaard trekt, komt door het zwaard om. Met open­lijk geweld zal niemand ooit wat uitrichten tegenover de wereld; want waar de wereld geweld ziet, daar beantwoordt ze dat weer met geweld en op deze manier brengt het ene volk voortdurend het andere om.

22. Wie de wereld echter wil bestrijden, die moet dit doen met geheime wapenen en deze wapenen zijn Mijn liefde en Mijn vrede in u! Iedereen moet echter eerst met deze wapenen de eigen wereld in zich overwinnen: dan pas zal hij deze wapenen al tijd met succes tegenover de buitenwereld kunnen gebruiken.

23. Waarlijk, wie niet innerlijk meester over de wereld is, die zal het uiterlijk des te minder worden. Ieder echter, die in zichzelf nog een vleugje 'vurige' ijver bespeurt, die is nog niet klaar met zijn eigen wereld, want deze ijver stamt nog van de geheime tweestrijd in de mens tussen Mijn vrede en de wereld.

24. Want de wereld is het, die ijvert en richt en vuur van de hemel roept en zich een masker opzet om op listige manier het te doen voorkomen of ze voor Mijn zaak strijdt; maar Mijn geest en ook Mijn vrede ijvert niet, maar werkt machtig in stilte en ge­heel onopgemerkt door de wereld en heeft geen ander uiterlijk schild dan de werken der liefde en het kleed van de deemoed. En vanwege de ware liefde en deemoed is volgens Mijn weten sinds Mij n Johannes nog nooit iemand door de wereld berecht.

25. Zie, daarin bestaat dus de ware innerlijke vrede en daarin ook die machtige overwinning op de wereld, die Ik Zelf heb be­vochten! Sla daarom acht op deze uitlegging, dan zult u de wereld binnenin u en ook elke andere altijd en eeuwig overwinnen door Mijn naam en door Mijn vrede! Amen.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.35.htm