Hoofdstuk
33
"Zie er komt een uur en het is gekomen, dat u verstrooid zult worden,
ieder naar het zijne, en u Mij alleen zult laten; en toch ben Ik niet alleen,
omdat de Vader met Mij is".
(Joh. 16:32)
19 februari 1844 's avonds
1. "Zie, er komt een uur en het
is gekomen, dat u verstrooid zult worden, ieder naar het zijne, en u Mij alleen
zult laten; en toch ben Ik niet alleen, omdat de Vader met Mij is".
2. Deze tekst geeft te kennen, wat
ook u algemeen bekend is en reeds na Mijn hemelvaart aanwezig was. Deze tekst
is dan ook één van de gemakkelijkste, omdat zijn betekenis voor het grijpen
ligt.
3. Alleen moet hier worden
opgemerkt, dat er een groot onderscheid bestaat tussen hetgeen soms wordt
gezegd: "De tijd komt. . " of, als wordt gezegd "Het uur komt. .
. " Onder de 'tijd' wordt een later komende tijdsruimte verstaan, die op
een onbekend tijdstip zal aanbreken. Onder het 'uur' echter wordt een dadelijk
na het gezegde intredende tijdsduur aangeduid.
4. Soms kan men in deze tekst het
woord 'tijd' in plaats van 'uur' aantreffen. Maar dan is het verkeerd; want het
moet zijn "Het uur komt. . ." en wel daarom, omdat dadelijk na het
profetische woord het ook bewaarheid werd.
5. Wat moeten we dan onder dit
verstrooien verstaan? Misschien het persoonlijk uiteengaan van Mijn leerlingen
en apostelen en dan ieder naar een andere streek? O neen! Dat was immers hun
bestemming en daartoe heb Ik ze ook geroepen, opdat ze zouden uitgaan naar
alle landen en daar voor alle schepselen het evangelie prediken.
6. Zou het niet dwaas van Mijn zijn
geweest om over hun roeping een euvele profetie uit te spreken? Dan zouden
degenen die geroepen waren Mijn woord uit te dragen, om niets verkeerds te doen
zich voortdurend in een groep hebben moeten ophouden, zoals in uw tijd zovele
orden dat doen, die in hun bestaan net zo weinig nuttigs tot stand brengen als
een hoop meteoorstenen op de bodem van de zee, die ook degene die ze in de zee
neer ziet vallen doet vermoeden, dat ze een vreselijke uitwerking zullen
hebben; maar als ze eenmaal de rustige zeebodem hebben bereikt, dan rusten ze
daar werkeloos en dienen hoogstens wat vraatzuchtige poliepen tot steun.
7. Dus van een persoonlijke en plaatselijke
verstrooiing is bij deze voorspelling niets te vinden, wat men al in de tekst
zelf kan lezen waar gezegd wordt: "Als u Mij alleen zult laten, ben Ik
toch niet alleen, omdat de Vader met Mij is".
8. Oordeel nu zelf: kan iemand Mij
persoonlijk en plaatselijk verlaten? Waarheen zou hij wel moeten gaan om Mij
meer nabij of verder van Mij af te zijn? Waar zal hij verder van Mij verwijderd
zijn, in Zuid-Amerika of Noord-Azië? Ik geloof dat dat voor Mij, die alom tegenwoordig is, wel niets zal
uitmaken. Dus van een persoonlijke en plaatselijke verstrooiing is hier als
reeds gezegd geen sprake.
9. Wat voor een verstrooiing wordt
hier dan wel bedoeld? Kijk naar de sekten, die tegenwoordig overal bestaan en
ook reeds tijdens Mijn leven onder de apostelen enigszins voorhanden waren - om
welke reden Ik deze voorspelling ook heb gedaan. En als u let op de debatten
tussen Mijn twee eerste apostelen, moet het u des te duidelijker worden welke
verstrooiing Ik Mijn apostelen en leerlingen heb voorspeld, waarvan, zoals Ik
in het begin al zei, de verklaring voor het grijpen ligt.
10. In weinige eeuwen na Mijn
hemelvaart was de verstrooiing al zo groot, dat niemand meer precies wist wie wie was. Men moest enorme concilies beleggen, maar bleef na
het concilie zoals tevoren verstrooid.
11. Hoe het er nu uitziet hoef ik u
wel niet te tonen: waar je ook kijkt zul je de verstrooiing ontdekken.
12. Men zegt: Een ieder op zijn
eigen plaats. Dat wil zoveel zeggen als: elke sekte houdt zich voor de beste en
zuiverste. Ben Ik daarom echter alleen? O neen! De Vader, of de eerste liefde
is immers in Mij.
13. Aan de liefde herken ik de
Mijnen maar niet aan de sekte!
Die Mij liefheeft en Mijn woord houdt, die heeft de liefde van de Vader in
zich, zoals Ik de Vader in Mij heb en die is één met Mij, zoals Ik één ben met
de Vader! Daarom ben Ik niet alleen; want zoals de Vader in Mij is, zo ben Ik
in een ieder en een ieder die Mij liefheeft en volgt is ook in Mij.
14. De sekte maakt dan geen verschil
en degene die uit wereldse overwegingen de ene sekte boven de andere
voortrekt, zij vervloekt! Want in geen enkele sekte is waarheid en leven;
alles berust op geloofsdwang en op overredingskracht, wat al geen haar beter
is. Vraag: Waar blijft dan de vrije mens?
15. Wanneer heb Ik ooit iemand tot
geloof gedwongen? Ik liet een ieder vrij. Wie aan Mijn werken en aan zijn eigen
innerlijke overtuiging niet genoeg had, die werd door geen ander middel
gedwongen. Want Ik heb Mijn leer niet voor het geloof, maar slechts voor de
daad gegeven.
16. Ik heb niet gezegd: "Wie
Mij zal geloven, uit diens lendenen zullen stromen van levend water
vloeien", maar Ik heb gezegd: "Wie naar Mijn Woord zal handelen, die
zal het ervaren, of Mijn leer van God of van de mensen is!"
17. Wat zou een oproep tot geloof ook
voor nut hebben gehad? Want zoveel moest Ik toch vooruit kunnen zien, dat één
en hetzelfde licht de voorwerpen die het beschijnt net zo verschillend
belicht, als dat de voorwerpen zelf verschillen.
18. Zo is het ook met het licht van
het geloof! Al naar gelang het een verschillend gekleurd menselijk gemoed
beschijnt, zal het dat gemoed ook verlichten. Een eis, dat één en hetzelfde
licht door die duizenderlei gekleurde gemoederen volkomen wit zal teruggekaatst
worden, is daarom toch zeker de grootste dwaasheid.
19. De uitwerking van het licht moet
wel verschillend zijn; maar de werking van de liefde blijft dezelfde, net zoals
de warmte slechts één werking heeft, namelijk zo: ze verwarmt het rood op dezelfde
manier als het blauwen alles kan gloeiend worden gemaakt en de kleur van de
ware levende liefdesgloed is eeuwig één en dezelfde en een gloeiend stuk goud
onderscheidt zich niet van een gloeiend stuk ijzer.
20. Zie dat is de betekenis van deze
tekst! Verstrooi u daarom niet, maar blijf in de liefde, dan zult u leven!
Amen.
verkorte tekstweergave > blbtkst.33.htm