Hoofdstuk 31

 

"En hij (Zacheüs) liep snel vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien; want Hij zou daar langs komen".

(Lucas 19:4)

14 februari 1844 's avonds

 

1. "En hij (Zacheüs) liep snel vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien; want Hij zou daar langs komen".

2. Dit vers geeft slechts de vermelding van een feit weer en u kunt tengevolge van een voorafgaande lering menen, dat hierin ook een nooit geheel te bevatten diepe betekenis verborgen ligt; maar dat is hier niet het geval en wel daarom, omdat deze hande­ling niet door de Heer maar slechts door een mens wordt uitge­voerd. Toch heeft deze schijnbaar onbeduidende scène een inner­lijke geestelijke waarde en wordt daarom in het evangelie ver­meld, omdat er een goed te gebruiken les voor elk mens in besloten ligt.

3. Hier zou menige wijsgeer zeggen: "Wat kan er nu achter deze zeer gewone alledaagse gebeurtenis steken? Wat wist Zacheüs meer van Christus dan wat wij tegenwoordig misschien weten van een zogenaamde duizendkunstenaar?"

4. Als we echter van te voren in een plaats horen, dat zo'n wereldberoemde duizendkunstenaar voorbij zal komen, dan zal iedereen zich op straten en pleinen begeven en zal verlangend naar de intocht van deze wonderman uitzien. Staan er nu door een gelukkig toeval gemakkelijk te beklimmen bomen langs die weg, dan zullen die zeker door jongens en soms ook door nieuws­gierige oudere mensen in beslag worden genomen.

5. Wat voor betekenis ligt er achter dit verschijnsel? Zeker geen ander dan de voor de hand liggende, namelijk dat veel nieuwsgie­rige lieden die wonderman ook hebben willen zien.

6. De moraal die men hieruit zou kunnen trekken, zou hoog­stens kunnen luiden: "Luister eens, jongens en nieuwsgierige mensen en jullie die klein van stuk zijn, zodat je niet over de grote lummels heen kunt kijken! Zorg bij zulke gelegenheden dat je bij­tijds een boom bemachtigt, opdat je in zulke gevallen je kijklust bevredigen kunt, zonder er rekening mee te houden of door het in acht nemen van deze moraal ook veel bomen beschadigd wor­den!"

7. Hier hadden we een uitleg, zoals de wereld die geeft. Ik gaf hem daarom van tevoren, om het de wereld gemakkelijker te ma­ken, later, bij de beoordeling van Mijn voor hen onbegrijpelijke exegesen, deze zonder moeite of bezwaar belachelijk te kunnen maken.

8. We willen nu echter eens zien, wat voor een heel andere be­tekenis en moraal achter deze eenvoudige tekst steekt. We zullen deze uitleg zo zonderling mogelijk beginnen, en willen met het praktische deel aanvangen en het theoretische er dan achteraan, als het ware uit zichzelf, laten volgen.

9. En zo zeg Ik: de hele wereld is vol Zacheüssen en u bent het niet minder! Doe daarom wat hij deed, en Ik zal dan ook tegen u zeggen en doen wat Ik tegen Zacheüs zei en later ook deed.

De weg die Ik gewoonlijk met de Mijnen ga, is u bekend; u bent evenals Zacheüs zondige wereldse tollenaars.

10. Maar wat deed Zacheüs om Mij op die weg te zien? Hij was klein van stuk; hij liep vooruit en klom in een moerbeivijgenboom, dat wil zoveel zeggen als: de zondige mens erkende dat hij tegen­over Mij geen waarde had, dus was hij vol deemoed en geleek of gelijkt op de tollenaar in de tempel, die zijn ogen zelfs niet naar de hemel durfde opheffen.

11. Maar de deemoed is het voornaamste voedsel der liefde. Door haar wordt de liefde machtiger en krachtiger voor Hem, tegenover wie ze haar grote onwaardigheid voelt. En hoe onwaar­diger ze zich voelt, des te groter wordt de aantrekkingskracht tot Hem, omdat haar achting in die mate groeit, als waarmee ze in haar eigen waarde daalt. Zulke liefde denkt dan alleen maar aan Degene, die ze als haar hoogste goed, het hoogste acht.

12. In dit bezig zijn met het hooggeachte voorwerp van zijn liefde, ontstaat een steeds sterker wordend licht waarin de mens denkt en denkt en zoekt en zoekt, hoe hij het meest vereerde voorwerp van zijn beschouwing naderbij kan komen. En dit den­ken en denken en zoeken en zoeken is gelijk aan het vooruit­snellen van Zacheüs.

13. Hij is op de juiste weg; maar hij weet ook, dat de Heer het meest innerlijke van alle dingen is en dus in dit grote gedrang op deze weliswaar rechte weg, toch niet te ontdekken zal zijn. Maar de begeerte om de Heer te zien is machtiger dan die tegenwerping en machtiger dan dit hinderlijke gedrang en vordert van de mens alle kracht, zich zo hoog mogelijk te verheffen en zo'n punt te bereiken, waarvandaan men over het gedrang heen en toch temid­den van het gedrang, de Heer kan zien.

14. Een boom wordt uitgekozen en beklommen: een moerbeivijgenboom; gelijk aan de boom der kennis in welks bladeren de fijn glanzende stof voor de koningsklederen is verborgen. Dus door hogere kennis en door het licht van het geloof wil de mens de Heer zien; daarom snelt hij vooruit en klimt in de symbolische boom der kennis, die weliswaar een zoete vrucht heeft, maar nochtans niemand verzadigt. Het lijkt wel of hij verzadigt, maar na zo'n schijnbare verzadiging volgt gewoonlijk meer honger dan men van tevoren had.

15. Zo ligt ook de verhouding tot de hogere kennis op de weg van het verstandelijk onderzoeken. Deze kennis schijnt in het be­gin de geest ook verrassend te verzadigen, maar al gauw zegt zijn hongerig begerende maag: "Die paar zoete trosjes hebben me al­leen maar slaperig gemaakt, maar niet verzadigd: ik had wel even een gevoel verzadigd te zijn, maar was het toch niet.

16. Kijk, dat is een duidelijk beeld van wat de moerbeivijgenboom betekent, waar Zacheüs wel met de allerbeste bedoelingen in­klom; het zou voor alle zulke geleerde tollenaars en zondaren goed zijn, als ze met dezelfde bedoeling als Zacheüs in de boom der kennis aan de weg des Heren klommen. Ze zouden het­zelfde bereiken, wat ook Zacheüs bereikt heeft.

17. Maar helaas wordt de boom der kennis maar hoogst zelden beklommen op de manier waarop Zacheüs het deed, en zo veel Zacheüssen klimmen ook wel met een wat beter doel in de boom der kennis, maar gewoonlijk in één die niet langs de weg van de Heer staat.

18. Tot hier was alles duidelijk; nu is de vraag: is het voor het eeuwige leven voldoende, als men met de beste bedoelingen doet zoals Zacheüs?

19. Deze vraag wordt beantwoord op die plaats in het evangelie, waar de Heer tegen de in de boom uitkijkende Zacheüs zegt: "Kom naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huisverblijven!"

20. Dat wil zoveel zeggen als: "Zacheüs! Bevrijd je van je hoge bespiegelingen over Mij en daal af in de kamer van je liefde voor Mij: in dit huis van jou is eten voor Mij; daar zal Ik verblijven en Ik zal in je huis eten!"

21. En nog duidelijker gesproken wil dat zoveel zeggen als: "Zacheüs, daal af in je eerste deemoed en liefde; dan zal Ik Mijn intrek bij je nemen en Mij verkwikken met de vrucht van je hart".

22. Kijk, dat is het praktisch theoretische van deze tekst en in het kort is de moraal: "Kijk naar je broeder Zacheüs en volg zijn voorbeeld, dan zal het ook jou vergaan zoals het Zacheüs ver­ging!"

23. Ik denk, dat elke verdere theorie hier volkomen overbodig zal zijn, want wat werd gezegd is zonder meer zeer duidelijk. Wie het zal lezen en in acht nemen, zal ongetwijfeld het aandeel van Zacheüs ten deel vallen, en Ik zal hetzelfde tegen hem zeggen, wat Ik tegen Zacheüs heb gezegd.

24. U moet dat allen zeer goed ter harte nemen! Amen.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.31.htm