"En hij (Zacheüs)
liep snel vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien; want Hij zou
daar langs komen".
(Lucas 19:4)
14 februari 1844 's avonds
1. "En hij (Zacheüs)
liep snel vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien; want Hij zou
daar langs komen".
2. Dit vers geeft slechts de
vermelding van een feit weer en u kunt tengevolge van een voorafgaande lering
menen, dat hierin ook een nooit geheel te bevatten diepe betekenis verborgen
ligt; maar dat is hier niet het geval en wel daarom, omdat deze handeling niet
door de Heer maar slechts door een mens wordt uitgevoerd. Toch heeft deze
schijnbaar onbeduidende scène een innerlijke geestelijke waarde en wordt daarom
in het evangelie vermeld, omdat er een goed te gebruiken les voor elk mens in
besloten ligt.
3. Hier zou menige wijsgeer zeggen:
"Wat kan er nu achter deze zeer gewone alledaagse gebeurtenis steken? Wat
wist Zacheüs meer van Christus dan wat wij tegenwoordig
misschien weten van een zogenaamde duizendkunstenaar?"
4. Als we echter van te voren in een
plaats horen, dat zo'n wereldberoemde duizendkunstenaar voorbij zal komen, dan
zal iedereen zich op straten en pleinen begeven en zal verlangend naar de intocht
van deze wonderman uitzien. Staan er nu door een gelukkig toeval gemakkelijk te
beklimmen bomen langs die weg, dan zullen die zeker door jongens en soms ook
door nieuwsgierige oudere mensen in beslag worden genomen.
5. Wat voor betekenis ligt er achter dit verschijnsel? Zeker geen ander dan
de voor de hand liggende, namelijk dat veel nieuwsgierige lieden die wonderman
ook hebben willen zien.
6. De moraal die men hieruit zou
kunnen trekken, zou hoogstens kunnen luiden: "Luister eens, jongens en nieuwsgierige
mensen en jullie die klein van stuk zijn, zodat je niet over de grote lummels
heen kunt kijken! Zorg bij zulke gelegenheden dat je bijtijds een boom
bemachtigt, opdat je in zulke gevallen je kijklust
bevredigen kunt, zonder er rekening mee te houden of door het in acht nemen van
deze moraal ook veel bomen beschadigd worden!"
7. Hier hadden we een uitleg, zoals
de wereld die geeft. Ik gaf hem daarom van tevoren, om het de wereld
gemakkelijker te maken, later, bij de beoordeling van Mijn voor hen
onbegrijpelijke exegesen, deze zonder moeite of
bezwaar belachelijk te kunnen maken.
8. We willen nu echter eens zien,
wat voor een heel andere betekenis en moraal achter deze eenvoudige tekst steekt.
We zullen deze uitleg zo zonderling mogelijk beginnen, en willen met het
praktische deel aanvangen en het theoretische er dan achteraan, als het ware
uit zichzelf, laten volgen.
9. En zo zeg Ik: de hele wereld is
vol Zacheüssen en u bent het niet minder! Doe daarom
wat hij deed, en Ik zal dan ook tegen u zeggen en doen wat Ik tegen Zacheüs zei en later ook deed.
De weg die Ik gewoonlijk met de Mijnen ga, is u bekend; u bent evenals Zacheüs zondige wereldse tollenaars.
10. Maar wat deed Zacheüs om Mij op die weg te zien? Hij was klein van stuk;
hij liep vooruit en klom in een moerbeivijgenboom, dat wil zoveel zeggen als:
de zondige mens erkende dat hij tegenover Mij geen waarde had, dus was hij vol
deemoed en geleek of gelijkt op de tollenaar in de tempel, die zijn ogen zelfs
niet naar de hemel durfde opheffen.
11. Maar de deemoed is het voornaamste voedsel der liefde. Door haar
wordt de liefde machtiger en krachtiger voor Hem, tegenover wie ze haar grote
onwaardigheid voelt. En hoe onwaardiger ze zich voelt, des te groter wordt de
aantrekkingskracht tot Hem, omdat haar achting in die mate groeit, als
waarmee ze in haar eigen waarde daalt. Zulke liefde denkt dan alleen maar
aan Degene, die ze als haar hoogste goed, het hoogste acht.
12. In dit bezig zijn met het
hooggeachte voorwerp van zijn liefde, ontstaat een steeds sterker wordend licht
waarin de mens denkt en denkt en zoekt en zoekt, hoe hij het meest vereerde
voorwerp van zijn beschouwing naderbij kan komen. En dit denken en denken en
zoeken en zoeken is gelijk aan het vooruitsnellen van Zacheüs.
13. Hij is op de juiste weg; maar
hij weet ook, dat de Heer het meest innerlijke van alle dingen is en dus in dit
grote gedrang op deze weliswaar rechte weg, toch niet te ontdekken zal zijn.
Maar de begeerte om de Heer te zien is machtiger dan die tegenwerping en
machtiger dan dit hinderlijke gedrang en vordert van de mens alle kracht, zich
zo hoog mogelijk te verheffen en zo'n punt te bereiken, waarvandaan men over
het gedrang heen en toch temidden van het gedrang,
de Heer kan zien.
14. Een boom wordt uitgekozen en
beklommen: een moerbeivijgenboom; gelijk aan de boom der kennis in welks
bladeren de fijn glanzende stof voor de koningsklederen is verborgen. Dus door
hogere kennis en door het licht van het geloof wil de mens de Heer zien; daarom
snelt hij vooruit en klimt in de symbolische boom der kennis, die weliswaar een
zoete vrucht heeft, maar nochtans niemand verzadigt. Het lijkt wel of hij
verzadigt, maar na zo'n schijnbare verzadiging volgt gewoonlijk meer honger dan
men van tevoren had.
15. Zo ligt ook de verhouding tot de hogere kennis op de
weg van het verstandelijk onderzoeken. Deze kennis schijnt in het begin de
geest ook verrassend te verzadigen, maar al gauw zegt zijn hongerig begerende
maag: "Die paar zoete trosjes hebben me alleen maar slaperig gemaakt,
maar niet verzadigd: ik had wel even een gevoel verzadigd te zijn, maar was het
toch niet.
16. Kijk, dat is een duidelijk beeld
van wat de moerbeivijgenboom betekent, waar Zacheüs
wel met de allerbeste bedoelingen inklom; het zou voor alle zulke geleerde
tollenaars en zondaren goed zijn, als ze met dezelfde bedoeling als Zacheüs in de boom der kennis aan de weg des Heren klommen.
Ze zouden hetzelfde bereiken, wat ook Zacheüs
bereikt heeft.
17. Maar helaas wordt de boom der
kennis maar hoogst zelden beklommen op de manier waarop Zacheüs
het deed, en zo veel Zacheüssen klimmen ook wel met
een wat beter doel in de boom der kennis, maar gewoonlijk in één die niet langs
de weg van de Heer staat.
18. Tot hier was alles duidelijk; nu
is de vraag: is het voor het eeuwige leven voldoende, als men met de beste
bedoelingen doet zoals Zacheüs?
19. Deze vraag wordt beantwoord op
die plaats in het evangelie, waar de Heer tegen de in de boom uitkijkende Zacheüs zegt: "Kom naar beneden, want vandaag moet Ik
in uw huisverblijven!"
20. Dat wil zoveel zeggen als:
"Zacheüs! Bevrijd je van je hoge bespiegelingen
over Mij en daal af in de kamer van je liefde voor Mij: in dit huis van jou is eten
voor Mij; daar zal Ik verblijven en Ik zal in je huis eten!"
21. En nog duidelijker gesproken wil
dat zoveel zeggen als: "Zacheüs, daal af in je
eerste deemoed en liefde; dan zal Ik Mijn intrek bij je nemen en Mij verkwikken
met de vrucht van je hart".
22. Kijk, dat is het praktisch
theoretische van deze tekst en in het kort is de moraal: "Kijk naar je
broeder Zacheüs en volg zijn voorbeeld, dan zal het
ook jou vergaan zoals het Zacheüs verging!"
23. Ik denk, dat elke verdere
theorie hier volkomen overbodig zal zijn, want wat werd gezegd is zonder meer
zeer duidelijk. Wie het zal lezen en in acht nemen, zal ongetwijfeld het
aandeel van Zacheüs ten deel vallen, en Ik zal
hetzelfde tegen hem zeggen, wat Ik tegen Zacheüs heb
gezegd.
24. U moet dat allen zeer goed ter harte nemen! Amen.
verkorte tekstweergave > blbtkst.31.htm