Hoofdstuk 30

 

"En Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; u echter, blijft in de stad, totdat u wordt bekleed met de kracht uit de hoogte"

(Lucas 24:49)

 

12 februari 1844 's avonds

 

1. "En Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; u echter, blijft in de stad totdat u wordt bekleed met kracht uit de hoogte".

2. Dit vers geeft in zijn letterlijke betekenis al duidelijk te ken­nen, wat het innerlijk bevat en lijkt in dit opzicht op een vriende­lijk mens, die om zo te zeggen zijn hart op zijn hand aan zijn vrienden aanbiedt; waardoor ook niet iemand hem gemakkelijk miskent en iedereen al op het eerste ogenblik kan raden, wat deze vriendelijke man in zijn schild voert.

3. Met deze tekst is precies hetzelfde het geval. Want als de Zoon ten hemel vaart, dan komt de belofte van de Vader in volheid tot diegenen, die met de ware hoop vanuit de liefde, met ongeduld op deze belofte wachten.

4. Wat betekent echter de hemelvaart van de Zoon, opdat daardoor de wachtenden en de getuigen de belofte van de Vader zullen ontvangen? - U weet wat men onder 'Zoon' moet verstaan, namelijk de wijsheid van de Vader. De zoon komt dus in elk mens overeen met dat, wat in ieder mens tot de wijsheid behoort. Tot de wijsheid behoren het verstand, de rede, allerlei soort wetenschap en kennis.

5. Wat tot de wijsheid behoort moet echter tegelijkertijd ook in elk mens die verdeemoediging doormaken, als het ware een krui­siging, en moet dan als gedood in een nieuw graf in het hart wor­den gelegd, daaruit dan weer opstaan en dan, terwijl hij zich geheel aan de Vader geeft en opoffert, omhoog stijgen om één te worden met de Vader.

6. Is dat gebeurd, dan pas openbaart zich in het leven van de mens de belofte van de Vader, die het eeuwige leven is. Dat noe­men we de wedergeboorte.

7. Maar op deze wedergeboorte volgt niet tegelijkertijd de doop met de geest van de kracht, zoals ook niemand dadelijk na de ge­boorte een kind moet dopen, maar tenminste pas een paar dagen later, - zoals dat bij de Joden ook op zijn vroegst na de achtste, tiende of twaalfde dag gebruikelijk was. Vaak ook volgde de besnij­denisdoop veel later, en zo wordt ook hier tot de apostelen en discipelen gezegd, dat ze na Mijn hemelvaart een tijdlang in de stad samen zullen blijven, totdat de kracht uit de hoogte over hen zal worden uitgestort.

8. Deze toestand moet ook elk mens in acht nemen en hij moet ook niet eerder naar buiten treden, voordat hij de geestesdoop heeft ontvangen! Want zonder deze lijkt de wedergeboren geest op een zwak kind, dat wel in elk opzicht rein is als een engel, maar gebrek heeft aan de werkzame kracht en aan het daarvoor noodzakelijke vrije oordeel.

9. U weet dat de nederdaling van de kracht uit de hoogte over de discipelen en apostelen op de tiende dag na de hemelvaart is gevolgd. Wat wil dat zeggen? Dat betekent en bewijst de volko­men onderwerping van de Mozaïsche tien geboden aan het vrij geworden leven van de geest. Want de geest moet immers van tevoren van alle banden en ketenen worden vrijgemaakt, voordat hij het gewaad der goddelijke kracht uit de hoogte kan aantrekken.

10. Wanneer dat aan hem is voltrokken, dan is hij een geheel nieuwe creatuur uit de geest der liefde en alle kracht uit haar en kan dan pas werkzaam zijn in de volle kracht van de goddelijke liefde en erbarming. Want pas door zulk een doop met de Heilige Geest uit de hoogte wordt de mens verlost van alle doodsbanden en wordt één met en in Christus en kan dan ook zeggen: "Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij! Niet meer ik ben nu mijn Ik, maar Christus Zelf is het Ik in mij!"

11. Daarom moet ook van tevoren - wat al eerder werd aange­toond - al het met de Zoon overeenkomstige in de mens de weg van de mensenzoon gaan, en voor iedereen geldt onherroepelijk: "Neem uw kruis op en volg Mij na anders kunt u niet tot opstan­ding en tot hemelvaart naar de Vader komen!"

12. En hier past voor onze zaak alles op een haar, namelijk dat geen mens door de veelzijdige ontwikkeling van zijn verstand met behulp van welvoorziene bibliotheken en hoogdravende univer­siteitsprofessoren tot wedergeboorte en tot doop met de Heilige Geest kan komen, maar alleen door de deemoed en grote liefde van zijn hart.

13. Hij moet alles, wat hij van de wereld heeft, tot op de laatste penning aan de wereld teruggeven, dus ook de hoogmoedig ma­kende wetenschappen van zijn hoofd, anders zal het er met de wedergeboorte en de krachtige doop van zijn geest heel erg benard uitzien.

14. Geloof maar niet, dat iemand, ook al heeft hij zijn hele ver­mogen aan de armen gegeven, daardoor al dadelijk het hemelrijk zal binnengaan, ook al zou hij in zichzelf denken en zeggen: "Heer! Weest U net zo barmhartig tegenover mij, als ik het was!" Wie zo spreekt, die mist nog behoorlijk veel van het Godsrijk; want dan zijn Christus en hij nog niet één, maar duidelijk twee, waarbij de een de ander in zekere zin redelijke voorwaarden stelt.

15. Onder u mensen ben Ik altijd de armste, of duidelijker ge­zegd: bij elk mens is de eigenlijke levenskracht van zijn hart het allerarmst en het meest behoeftig. Deze moet eerst nog behoorlijk rijk begiftigd worden, als een andere gave naar buiten enige waar­de wil hebben; of uw hart moet geheel levend worden uit liefde tot Mij. Ik Zelf moet uw hele liefde uitmaken; dan pas kunt u van­uit deze liefde waarlijk verdienstelijk werken voor het eeuwige leven en wel daarom, omdat het verdienstelijke alleen Mij toe­komt. U echter blijft louter slechts consumenten van Mijn liefde, genade en erbarming.

16. Want zolang nog iemand zegt: "Ik ben bezig geweest en ik heb gegeven!", dan is hij nog verre van degene die zegt: "Ik ben al­tijd een luie en nutteloze slaaf geweest!" en hij is daarom nog ver van Mijn rijk verwijderd. Slechts als hij het zichzelf levendig be­kent en zegt: "Heer, mijn God en Vader! Ik ben in alles niets, zoals ook alle mensen voor U niets zijn, maar U alleen bent Alles in Allen!" dan is hij Mijn rijk nabij en Mijn rijk is dichtbij hem gekomen.

17. Sla dus evenzo acht op alles, wat u wordt gezegd, dan zult u ook, met de kracht van Mijn geest tot hemelvaart en doop gera­ken; want ook naar u wordt zojuist de belofte van de Vader ge­zonden. Amen.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.30.htm