Hoofdstuk 20

 

"En toen Hij zag dat zij zich aftobden met het roeien, want zij hadden de wind tegen, kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake tot hen, terwijl Hij op de zee liep; en Hij wilde hen voorbij gaan".

(Marcus 6:48)

 

22 januari 1844 's avonds

 

1. "En toen Hij zag dat zij zich aftobden met het roeien, want zij hadden de wind tegen, kwam Hij omstreeks de vierde nacht­ wake tot hen, terwijl Hij op de zee liep; en Hij wilde hen voorbij­gaan".

2. Lange verzen hebben een korte verklaring nodig, omdat deze er meestal in besloten ligt. Korte verzen hebben meestal een langere verklaring nodig, ten eerste omdat ze vanwege hun kort­heid de verklaring niet in zich sluiten, en ten tweede, omdat ge­woonlijk het licht in hen nauwer en vaster is opgesloten en het daarom meer vereist om al hun licht vrij te maken, dan bij langere verzen, die zonder meer al sterk genoeg licht geven.

3. Daarom kan Ik u ook geen uitgebreide verklaring over boven­staande tekst geven, omdat zijn licht al zeer sterk is; en als u ook maar even daarover zou willen nadenken, dan ligt het zo voor de hand, dat u het dadelijk begrijpen zult. Opdat u dat inziet, wil Ik dat door korte aanwijzingen aantonen en dat zal genoeg zijn om deze tekst te begrijpen. Luister maar!

4. De 'zee' duidt de wereld aan: de 'tegenwind' is het doen en laten van de wereld en zij n begeerlijkheden, waartegen een echte schipper tot de vierde nachtwake, die zijn laatste levensdagen aangeeft, dus zijn hele leven, moet strijden; want onder 'nacht' wordt het materiële leven op aarde verstaan.

5. De Heer is niet op het schip. Waarom niet? Omdat Hij niet in de wereld is; want het schip stelt de in de wereld levende men­sen voor en de Heer is daar niet, omdat de mensen vrij zijn.

6. Toch wandelt de Heer op wonderbaarlijke wijze achter de schipper aan en loopt even gemakkelijk over alle deiningen en golven van de wereld, alsof het vasteland was. Hij bekommert zich niet om de schippers die op zee zijn; waar Hij er een ziet, daar gaat hij voorbij, opdat Hij ze niet in hun vrijheid stoort.

7. Als Hij echter een schip ziet waarop zich Zijn leerlingen be­vinden, dat wil zeggen zulke mensen die Hem herkennen en aan­roepen, komt Hij toch dichterbij, terwijl Hij anders zou zijn voor­bijgegaan: want op het schip bevinden zich immers Zijn leer­lingen, of: deze mensen hebben een hart, dat de Heer liefheeft, vast in Hem gelooft en Hem aanroept.

8. Het hart is aanvankelijk wel bevreesd en houdt Hem voor een verschijning, dat wil zeggen: een mens die nog veel verwarde voorstellingen van Mij heeft, houdt het voor onmogelijk of zelfs voor een hersenschim, dat Ik hem zou kunnen naderen en zelfs zijn schip zou kunnen betreden.

9. Als hij daardoor in zijn liefde toch niet zwakker wordt, dan nader Ik zijn schip en laat hem weten dat Ik er ben; en als hij Mijn stem heeft gehoord en Ik tot hem spreek: "Wees niet bang; want Ik ben het, je Meester, je Heer, je God en Vader!", dan zal de vrees voor de verschijning weldra verdwijnen en die mens zal Mij met veel vreugde in zijn schip opnemen.

10. Zie, nu heb Ik de hele tekst al verklaard. Maar er blijft één vraag over, namelijk: Wat voor soort schip moet het zijn waarop Mijn leerlingen zich bevinden? Is het misschien een vernuftig ge­bouwd stoomschip, of is het een met drie masten en honderd zestig kanonnen voorzien slagschip, misschien een fregat, een schoener, een brik of misschien een rijk beladen koopvaardij­schip? - O neen! Mijn leerlingen varen niet op zulke schepen en ook Ik ontwijk ze gewoonlijk zo ver, dat ze Mij niet eens als een schim zien. Wie zou ook in de buurt willen komen van derge­lijke schepen, die van kanonnen voorzien zijn? Hun bescherming is de dood; maar de schepen die de dood ter bescherming hebben, zijn dan ook zeker voor de dood - want de dood heeft van de dood niets te vrezen. Maar waar de dood een wijde kring om een schip heen vormt (de reikwijdte der kanonnen) daar gaat het leven er ver aan voorbij.

11. Hoe moet dan het schip er uitzien dat de leerlingen draagt? Ik zeg u: heel erg eenvoudig! Het is slechts een vlot dat bestaat uit veel stevige balken, die goed bevestigd en samengebonden zijn: het ligt bijna even hoog als het wateroppervlak en de schepe­lingen bevinden zich hoogstens een paar voet boven de water­spiegel. Het mag geen zeilen hebben, opdat het niet door de we­reldse winden zal worden overmeesterd, maar het heeft aan elke kant sterke roeiriemen, zodat het zo min mogelijk de invloed van de verschillende wereldwinden zal ondergaan en volgens de wil van de zeevaarder vrij overal heen kan koersen met zijn stevige roeiriemen.

12. Als Ik op zo'n deemoedig schip kom, herken Ik dat als een schip dat Mijn leerlingen draagt; zo'n schip nader Ik dan en Ik ga aan boord. Waarom dan? Ten eerste, omdat het schip niet zo snel loopt, omdat het geen zeilen en geen raderen heeft, er zijn alleen maar roeiriemen, waardoor je nooit zo heel snel vooruit kunt komen: en Ik kan het dan gemakkelijk inhalen; ten tweede, omdat zo'n schip geen doodskring om zich heen heeft, waar Ik geen vriend van ben, omdat Ik Zelf het leven ben; en ten derde, omdat men vanaf de oppervlakte van het water gemakkelijk zon­der enige inspanning op een schip, dat zo laag ligt, kan komen.

13. Ik houd volstrekt niet van grote inspanningen; wat bij Mij niet met het grootste gemak, nagenoeg helemaal vanzelf kan ge­beuren, dat laat Ik gaan, zoals het gaat. U zult best begrijpen waarom. Want elk mens heeft zijn volkomen vrijheid, die door Mij altijd wordt ontzien.

14. Waar Ik dan toch zo'n scheepje waar men gemakkelijk aan boord kan komen over de deinende golven van de wereld zie varen en waar Ik word herkend, stap Ik ook aan boord, al was Ik ook van plan verder te gaan. En ben Ik eenmaal in het scheepje, dan daagt het ook dadelijk en overdag ziet men gemakkelijk de vaste oever - en Ik, als een goede meesterschipper, zal dan ook de oever wel weten te vinden.

15. Ik geloof dat u deze uitleg wel begrijpen zult. Gaat u dan ook aan boord van zo'n scheepje, hoe lager het ligt hoe beter; en dan zal Ik ook dat scheepje naderen en zeker aan boord gaan! Amen.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.20.htm