Hoofdstuk 15

 

"En ze brachten de ezelin en het veulen tot Jezus en legden hun kleren daarop en Hij ging erop zitten" (Matth. 21:7)

 

13 januari 1844 's avonds

 

1. Schrijf, zoals gewoonlijk, uw tekst maar op!

2. "En ze brachten de ezelin en het veulen tot Jezus, en legden hun kleren daarop en Hij ging erop zitten".

3. Kort, maar goed is de tekst; die kunnen we juist heel goed ge­bruiken, - want hij toont in een levendig en overduidelijk beeld wat voor ons van belang is.

4. Ze brachten de ezelin naar Hem toe, legden hun kleren daar­ op en pas dan ging de Heer op de ezelin zitten.

5. De ezelin was vastgebonden, toen de discipelen haar vonden en ze was nog het eigendom van een mens van de wereld. Wat wil dat zeggen? Dat betekent de gebonden eenvoud, deemoed en lief­de, die nog door de wereld gebonden is, of de geest in de mens, die nog niet werd vrijgemaakt, ofschoon hij vanwege zijn dee­moedige en liefdevolle aard de Heer volledig is toegewijd en dus zijn hele bestemming in en voor de Heer is. Als de Heer zo'n geest ziet, stuurt Hij dadelijk Zijn dienaren, opdat die hem vrij maken en tot de Heer leiden en de wereld heeft dadelijk elk schijnbaar recht en alle macht over degene verloren tot wie de Heer spreekt: "Ik heb hem nodig!"

6. Waarom is het echter een ezelin en geen ezel? Omdat het wijfje hier nog duidelijker de diepste deemoed en de vrucht­dragende liefde aanduidt dan het mannetje.

7. Nu bevindt de ezelin zich bij de Heer; en de leerlingen be­dekken haar met hun kleren. - Dit geeft aan hoe de ware deemoed en de vruchtbare liefde, zodra ze bij de Heer is gekomen, dadelijk met de ware wijsheid wordt bekleed. Want kleren betekenen de wijsheid, naar haar nuttig gebruik. Hoe eenvoudiger ze zijn, een des te hogere graad van wijsheid uit de Heer geven ze ook aan; want de liefde en de deemoed zonder meer is naakt.

8. Als daarbij nog zeer uitgezochte en prachtige kleren komen betekent dat, dat de wijsheid groter en sterker is dan de liefde. Daarom zijn bijvoorbeeld ook de engelgeesten in de wijsheids­hemel met de grootste pracht bekleed; maar de engelgeesten van de hoogste hemel, die pure liefde tot de Heer zijn, verschijnen zeer eenvoudig gekleed, ja vaak geheel naakt, in het bijzonder als hun liefde tot de Heer de hoogst mogelijke graad heeft bereikt.

9. Dus ook hier betekenen de eenvoudige kleren van de leer­lingen, waarmee de ezelin was bedekt, de zuivere goddelijke wijs­heid en als zulke vruchtdragende liefde vanuit haar deemoed met zulke zuivere goddelijke wijsheid wordt bekleed, dan is ze pas vol­komen geschikt om de Heer te ontvangen en te dragen en is dan ook geheel één met de Heer.

10. Zulke vruchtbare liefde, met de wijsheid bekleed, draagt de Heer; de Heer leidt ze echter Zelf, zodat ze onmogelijk een of andere misstap kan maken en de rit gaat dan regelrecht op de stad van God af, die het eeuwige rijk van God aanduidt of het ware eeuwige leven. - Dat is het beeld en zijn betekenis.

11. Men zal zeggen: "Het is alles juist voorgesteld; maar zoals het hier staat begrijpen we niet precies waarom het voor ons van belang is!"

12. Ik zeg echter: als het licht er eenmaal is, mag u het plaatsen waar u maar wilt, en het past overal precies zo, alsof het al vanaf de eeuwigheid hiervoor bestemd was.

13. Probeer dat maar eens met een brandende kaars! Zet hem op verschillende plaatsen in uw kamer en hij zal nergens vreemd en niet op zijn plaats lijken, maar zal overal heel gezellig passen.

14. Zo veranderen ook de verschillende sterren aan de hemel, tenminste schijnbaar, voortdurend van plaats. Kunt u echter zeg­gen of de Orion bij het opkomen of als hij in het zuiden staat of 's avonds beter uitkomt tegen het firmament? Waar hij zich ook bevindt, daar lijkt hij altijd op zijn juiste plaats te staan. En net zo goed komt ook de zon overal even schitterend uit: en waar zijn licht schijnt verricht hij overal dezelfde dienst.

15. Zo is het ook met het helder aangewakkerde licht van onze tekst. U kunt het plaatsen waar u maar wil, dan zal het overal net zo schitterend passen als was het juist daarvoor geschreven. Of het nu ook hier voor ons past zullen we dadelijk proberen vast te stellen; en we zullen het plaatsen en het zal zich daar precies zo voordoen als was het juist daarvoor gemaakt. Luister dus: we zullen het proberen!

16. Vraag: Had de Heer Zich niet even goed een paard of ten­minste een goed afgerichte ezel kunnen laten brengen in plaats van een ezelin? Zeker! Elk dier zou in dit geval aan de Heer ontegenzeglijk dezelfde dienst hebben moeten bewijzen. Een leeuw, een tijger, een panter, een kameel, een olifant, een paard, een muilezel, die allemaal waren in de eerste plaats veel sterker geweest en hadden aan de Heer der eeuwigheid, de almachtige Schepper van alle dingen op één wenk moeten gehoorzamen; en bovendien was dan zo'n rit toch duidelijk indrukwekkender ge­weest dan de rit op een zwakke ezelin.

17. Dat zou zeker zo zijn geweest, maar alleen ad hominem* ( Bij de mensen, d.w.z. als het ging om een gewoon mens.) ge­nomen, ad Dominem **( Bij de Heer.) verhoudt de zaak zich anders. - Degene die alles geordend heeft en de grondoorzaak van alle dingen is, han­delde niet als een mens, bij wie het er niet zo op aankomt, maar bij Hem is alles in de meest onomstootbare orde een voorbeeld, dat tot in de eeuwigheid de mensen zal beleren.

18. Deze krachtiger dieren duiden hoofdzakelijk kennis en wijs­heid aan: maar hen ontbreken de zegeningen der liefde en dee­moed in hun diepe eenvoud.

19. Had de Heer zo'n dier uitgekozen, dan had Hij daardoor metterdaad aangetoond, dat de mens zich in de eerste plaats zou moeten werpen op de verrijking der wetenschap en op alle mo­gelijke kennis en wijsheid daaruit. Ja, Hij had hem daarmee aan­getoond, dat hij alle bibliotheken van de wereld of tenminste zoveel mogelijk zou moeten bestuderen; maar de Heer wist wat Hij deed en Hij hield Zich hier aan het grondbeginsel dat Hij al van het begin af aan had verkondigd, toen Hij sprak: "Zodra u van de boom van de kennis*** (D.w.z.: in zijn niet gezegende toestand.) zult eten, zult u sterven".

20. Maar juist omdat de Heer een met schamele kleren bedekte ezelin bereed, toonde de Heer in beeld en ook daadwerkelijk aan alle mensen, dat zij op geestelijk gebied hetzelfde moeten doen en zich alleen aan de zegenrijke ware liefde en haar deemoed moeten houden; dan zal de Heer hen van de wereld vrijmaken en zal Hij hen met kleren van de ware wijsheid bekleden, en Hij Zelf zal hen net zo leiden, als zij Hem dragen, met zulke liefde namelijk, in hun hart, en op de rug van hun deemoed.

21. Maar niet op paarden, olifanten, kamelen, leeuwen, panters en tijgers zal de mens rijden; of klaar en duidelijk gezegd: Niet naar kennis en naar geleerdheid en wijsheid moet de mens jagen ­want dat is alles een vrucht van de boom der kennis - maar in de ware liefde en deemoed moet de mens de Heer verwachten! En als die tijd daar is, dan zal de Heer komen en zal hen vrijmaken en zal dan de boom van de kennis zegenen; of op de ezelin wor­den dan de kleren gelegd, en de mens zal dan van deze gezegende boom alle vruchten van de ware wijsheid in alle eeuwigheid kun­nen genieten.

22. Nu vraag Ik of het licht van deze tekst bij onze zaak past of niet! - Ik denk, dat een kind dat begrijpen kan; maar daarom toch volgende keer weer een centraalzon.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.15.htm