Hoofdstuk
12
"Wees niet bang Paulus, u moet
voor de keizer verschijnen; en zie, God heeft u allen geschonken die met u
varen".
(Handelingen 27:24)
10 januari 1844 's avonds
1. Schrijf maar op wat u hebt!
2. En (de Engel van God) sprak: "Wees niet bang, Paulus, u moet voor
de keizer verschijnen, en zie, God heeft u allen geschonken die met u
varen".
3. U hebt de tekst gekozen - deze
keer wel geen centraalzon, maar een nevenzon; want de
centraalzonnen zijn alleen bij de profeten en de vier
evangelisten te vinden, voorzover het de vier
evangeliën betreft. Wat daarbuiten valt heeft meer betrekking op bepaalde
historische gebeurtenissen en heeft minder betrekking op de algemeenheid, maar
veel meer op de beperktere sfeer, waarin het historische deel zich afspeelde.
4. En daarom is de gekozen tekst,
ofschoon door een engel gesproken, een boodschap aan Paulus, die dan ook in
zijn geldigheid geheel is afgesloten en daarom is hij, zoals u gemakkelijk kunt
begrijpen geen centraalzon, maar slechts een neven -
of planetaire zon.
5. Maar
desalniettemin bevat hij toch geestelijke betekenis en geeft hij dus ook ver in
de omtrek licht; want het maakt een groot verschil of er een engel namens de
Heer spreekt of handelt, of wanneer de Heer Zelf uit Zichzelf spreekt
of handelt.
6. Het was noodzakelijk hier van
tevoren aan te herinneren, opdat u de woorden van de Heer en de handelingen van
de Heer tegenover die van de engelen en apostelen, op waarde weet te schatten
en goed vermag te onderscheiden. En nu u dit weet, zullen we zien wat en
hoeveel van het algemene licht in de aangehaalde tekst voor onze zaak
voorhanden is.
7. "Wees niet bang
Paulus", spreekt de engel, "want je moet voor de keizer
verschijnen!" Dat wil zoveel zeggen als: 'Jij, die naar de woorden van de
Heer handelt, wees niet bang, want de Heer wil dat de wereld je in je handelen
herkent. En zal de wereld je herkennen, dan zal ze je navolgen! En in deze
navolging bestaat de beloofde schenking van die mannen, die met Paulus op het
schip zijn. Want ze geeft te kennen, dat deze mannen evenals Paulus zelf, niet
alleen toehoorders van Gods woord zullen worden, maar dat ze er ook naar
zullen handelen.
8. Uit deze korte uiteenzetting
volgt dan ook duidelijk, dat de Heer Paulus daardoor niet heeft willen zeggen
dat hij aan de keizer voorgesteld zou worden om een beroemd redenaar of een toneelspelervan hem te maken, of dat de Heer hem de mannen
van het schip niet daarom gegeven had opdat Paulus redenaars of een
toneelgezelschap uit hen zou vormen, die dan onder zijn leiding misschien voor
de Keizer van Rome zou optreden.
9. De Heer heeft dus de
scheepsgenoten niet aan Paulus geschonken terwille
van schitterende wereldse doeleinden en heeft ze ook zeker niet tot lijfeigenen
van Paulus gemaakt, maar het geschenk bestond daaruit dat de Heer de harten
van de scheepsgenoten van Paulus verwarmde door een nieuw aangewakkerd vuur
van liefde, waardoor ze de korte leer van Paulus begrepen en al spoedig volgens
deze gingen handelen.
10. Dus het geschenk van de Heer aan
Paulus bestond uit de levende navolging van het voorbeeld van Paulus door zijn
scheepsgenoten en daarom moest Paulus ook niet als een geleerde filosoof of als
iemand die goed van de tongriem gesneden was aan de keizer worden voorgesteld,
maar als een mens die goed handelde en wel met alle scheepslieden als getuige,
die door de krachtdadige wijsheid van Paulus, tot welzijn van Rome zowel als
van de keizer, voor de ondergang werden bewaard.
11. Hieruit kunt u alleen nog des te
duidelijker zien dat het daar, namelijk bij Mij, noch op veel woorden noch op
allerlei onbelangrijke ceremoniële schouwspelen aankomt, maar alleen maar op
het ware handelen volgens Mijn woord, om tot het ware licht te geraken. Want
zou het op veel woorden aankomen, dan had de engel die naar Paulus werd
gestuurd wel drie dagen kunnen praten; maar hij sprak maar weinig, en Paulus
deed daarna veel. En dat was beter dan wanneer de engel veel tot Paulus had
gezegd, maar Paulus heel weinig had gedaan.
12. Bij Mij gaat het niet zo toe als
bij uw advocaten in de wereld, die veel schrijven en ook veel spreken en als
dan tenslotte veel geschreven en gesproken is, dan komt daar tenslotte voor de
cliënt een bespottelijk klein resultaat uit.
13. En bij Mij gaat het ook niet zo
als bij de predikers in de wereld, die vanaf de kansel wel een heel uur lang
luid van alles staan te verkondigen; als de preek ten einde is, dalen ze zelfs
zo van de kansel, dat ze daarna zelfs niet met één vinger datgene daadwerkelijk
aanroeren, waarover ze gepreekt hebben, en negen tiende van de toehoorders gaat
het bedehuis uit zonder ook maar drie woorden van de hele preek te hebben
gehoord, en één tiende van de toehoorders, die wel wat van de preek opgestoken
heeft, zegt aan het eind: "Vandaag heeft hij weer heel mooi
gepreekt!"
14. Als hem echter enkele schreden
buiten de kerk een arm, behoeftig mens tegemoet komt en om een aalmoes vraagt,
dan krijgt die als resultaat van zo'n mooie preek, als het goed gaat, wel een
koperen geldstuk, dat de gever niet zelden geïrriteerd met veel moeite uit een
beurs vol betere geldstukken tevoorschijn haalt; of de aangesprokene zegt tegen
de arme, die om een aalmoes vraagt: "God zal je helpen! Een volgende
keer; Vandaag heb ik geen kleingeld bij me!"
15. Kijk, uit deze uit het leven
gegrepen voorbeelden zal toch wel duidelijk genoeg blijken hoe schandelijk
weinig er werd gedaan en gehandeld na zo'n verbazend lange preek. Zou het niet
beter zijn, als de preek maar uit weinig woorden had bestaan, en dat na die
woorden de prediker zelf zijn toehoorders met een prediking metterdaad, zoals
Paulus dat deed, voor zou gaan, welk voorbeeld dan een groot aantal van zijn
toehoorders tot een gelijkwaardige handeling zou aanzetten, opdat Ik dan ook
tot deze prediker zou kunnen zeggen: Zie, allen die hier in dit huis zijn, heb
Ik u geschonken, omdat u ze door uw daad tot daders van Mijn woord hebt
gemaakt.
16. Er staat wel geschreven, dat men
iemand weldaden in stilte moet bewijzen. Dat is ook waar en goed. Als het alleen
maar om ondersteuning gaat, dan moet de daad verborgen blijven; maar als de
daad een leer inhoudt, dan mag haar licht niet onder een korenmaat
geplaatst worden, maar dan is het nodig, dat Paulus aan de keizer wordt
voorgesteld. En aan hem, die leert door de daad, zullen ook diegenen gegeven
worden, die hij door zij n daad heeft opgewekt!
17. Als iemand echter alleen maar
door praten anderen tot een goede daad heeft bewogen, dan blijft het gewoonlijk
ook alleen maar bij die ene daad; en moet er dan een tweede daad geschieden,
dan is daarvoor ook weer een ellenlange redenering nodig, waarvan je in de vele
oproepen tot weldadigheid de meest sprekende voorbeelden vindt.
18. Als in een of andere krant een
geprivilegieerde marktschreeuwer, meestal volgens een ambtelijk verzoek, zulk
een oproep tot weldadigheid plaatst, dan doen velen wel wat, omdat hun naam
eventueel ook in de krant bekend zal worden gemaakt en mogelijk de overheid van
zulke weldoeners goede nota zal nemen - maar werkelijk uit liefde doet niemand
iets. En is de oproep eenmaal voorbij, dan kraait er geen haan meer naar de behoeftigen, waarvoor de oproep was geplaatst.
19. Zullen zulke weldoeners dan ook
nog tot een geschenk worden voor degene die de oproep gedaan heeft? O neen,
die gaan hem zo weinig aan als u het middelpunt van die zon, die eerder zal
vergaan dan dat haar licht op uw aarde zal aankomen.
20. Ik denk dat het licht van deze
'nevenzon' ook helder genoeg zal zijn; wie het benut, wordt met een centraalzon beloond. Wij willen echter, ongeacht haar
helderheid, toch weer verder gaan naar een andere centraalzon!
verkorte tekstweergave > blbtkst.12.htm