Hoofdstuk 11.

 

"Hij nu wierp zijn kleed af, sprong op, en kwam bij Jezus".

(Markus 10:50)

 

9 januari 1844 's avonds

 

1.   Als u hebt gekozen, schrijf de gekozen tekst dan maar vlug op.

2.   "Hij (Bartimeüs) nu, wierp zijn kleed af, sprong op en kwam bij Jezus".

3. U hebt een buitengewoon passende tekst gekozen; deze tekst moest allen die blind in deze wereld staan tot een machtige lei­draad dienen, opdat ze zouden doen wat deze blinde heeft ge­daan, om het ware licht voor het oog van de geest te verkrijgen.

4. Waarom wierp de blinde het kleed weg? Hij had ook wel met zijn kleed aan naar de Heer kunnen toesnellen, toen Deze hem had geroepen. De blinde was verstandig, hij wist en berekende het ook, dat de zware mantel bij het snel naar de Heer toelopen hem zou hinderen. Daarom wierp hij het zware kledingstuk vlug weg en ontdeed zich zo van het obstakel, dat zijn lopen zou heb­ben gehinderd. En het voordeel was, dat hij daardoor des te snel­ler bij de Heer kwam en van Hem het licht in zijn ogen terug­kreeg.

5. Wie is dan eigenlijk deze blinde? Deze blinde is de geleerde wereldmens, die echter de goede zelfkennis heeft, dat hij zich van zijn blindheid bewust is en ook is het goed dat hij weet wie hem van zijn blindheid genezen kan.

6. Er zitten veel van die blinden langs de wegen en ook velen tasten op allerlei plaatsen rond. Maar die aan de weg zitten, sla­pen in, helemaal bedwelmd door de opiumdrank van hun geleerd­heid en dromen dan zo, alsof ze konden zien. Ze weten in de ver­doving van hun geleerde droom niet wanneer de Heer hen op de weg voorbijgaat, en ze weten ook niet dat ze blind zijn; daarom roepen ze ook niet: 'Zoon van David, help mij!'

7. Anderen echter, die op alle mogelijke plaatsen rondtasten en zo half en half Diegene zoeken, die hun ziende zou kunnen maken, verwijderen zich van de weg; en als de zoon van David langs komt, zijn ze er niet en verzuimen door hun domme gezoek het ogenblik, waarop de zoon van David zich op de weg naar Jericho bevindt: daarom roepen ze ook niet, maar verblijven in hun blindheid.

8. Wat is deze weg dan? Deze 'weg' is het pad door deze wereld, waarop men beproefd wordt; en 'Jericho' is de uiteindelijke ver­zamelplaats voor diegenen, die deze weg hebben afgelegd of, met andere woorden: het is allereerst de wereld der geesten.

9. Onze blinde was niet bang voor de hem dreigende discipelen, want hij wist heel goed, dat de Heer machtiger en barmhartiger is dan Zijn discipelen, die hem hadden bedreigd; daarom ver­hoorde de Heer hem ook en toen Hij hem riep, wierp hij zelfs de laatste belemmering van zich af, namelijk zij n mantel, om zo snel en zeker mogelijk Diegene die hem geroepen had, te bereiken.

10. Deze blinde is dus een goed voorbeeld en Ik zeg u: Doe evenzo, want u bent ook blinden langs de weg. Wacht met onge­duld langs de weg op de Heer en als Hij voorbijtrekt, laat je dan niet afschrikken door de wereld, maar roep Hem in je hart toe of Hij Zich over u wil erbarmen en u het licht van het eeuwige leven wil geven. En waarlijk, Hij zal zich over u erbarmen en zal u geven waarom u Hem hebt geroepen!

11. De blinde wierp zijn kleed weg. Wat is dat kledingstuk? Het is de wereld en ook alle belezenheid en geleerdheid van het uiterlijke verstand. Werp deze weg, opdat ze je niet hinderen in het komen tot Mij, want Ik roep u immers dagelijks.

12. Maar zou het verstandig van de blinde geweest zijn, als hij, toen Ik hem had geroepen, zich met nog meer mantels had inge­pantserd? Waarlijk, die hadden hem tenslotte zo bezwaard, dat hij zich niet van de grond zou hebben kunnen oprichten en dan met een paar vlugge schreden naar Diegene had kunnen toesnel­len, Die hem had geroepen.

13. Maar als Ik u elke dag roep, zoals Ik de blinde heb geroe­pen, zou het dan verstandig zijn, als u zich daarvoor met alle mogelijke jassen en mantels van wereldse geleerdheid zou willen bekleden? Dat zou zeker de grootste dwaasheid zijn. Gooi liever alles weg en snel in uw hart naar Mij toe en Ik zal u de ogen openen en u ziende maken en levend in de geest, zodat u dan met één blik meer kunt uitrichten dan wanneer u in uw blindheid duizenden jaren rond zou tasten!

14. Wat helpt een blinde zijn gefantaseerde licht in de ogen in zijn droom? Als hij ontwaakt dan is hij toch blind en blinder dan ooit tevoren.

15. Wat voor nut heeft een kledingstuk van zware geleerdheid en wijsheid? Het bezwaart hem, want hij kan zich nooit oprich­ten als hij wordt geroepen om het levende licht te ontvangen.

16. De geest van de mens heeft bovendien alles al in zich: hij hoeft alleen maar zijn ogen open te doen om het eindeloze wonder van het leven in zichzelf te zien.

17. Maar wat wint de geest daardoor, als de mens met louter dode hulzen en schaduwen zijn geheugen en verstand aanvult? Niets - maar hij verliest er zelfs nog bij en wordt in een chaos van uiterlijke omhulling, door hulzen en allerlei schaduwen zo inge­pantserd, dat hij niet gemakkelijk ooit tot een vrijheid en nog minder tot het ontvangen van het levende licht in zijn ogen kan geraken.

18. Veronderstel dat u de hele bijbel uit het hoofd zou kennen; een ander heeft maar een paar verzen eruit geleerd, maar heeft daar zijn hele leven streng naar geleefd. Bij deze worden die twee verzen levend en maken zijn geest vrij; bij u echter is de hele schrift dood, er is ook zelfs niet één vers levend voor u.

19. Wat is nu beter, die twee leven gevende verzen of de hele letterkraam van de Heilige Schrift, waarvan niet één enkel vers in het leven werd opgenomen? Zeker zullen hier de twee leven brengende verzen beter zijn.

20. Men zal hier misschien zeggen: "Als iemand meer weet, kan hij ook des te meer in zijn levende werkzaamheid opnemen". Ik zeg echter: de mens is Mijn werk en daarom weet Ik het best wat goed voor hem is.

21. Neem bijvoorbeeld een scholier - Ik neem een voorbeeld uit de muziekwereld - stuur hem dadelijk naar een hele grote school en laat hem met alle vakken tegelijk beginnen. Wat denkt u dat dan het resultaat is? Niet veel! Want hij zal moe worden van de grote hoeveelheid en weldra de hele studie eraan geven.

22. Neem echter een kleine school en begin bij de eerste toon­ladder en laat hem deze goed oefenen. Als hij met weinig moeite de eerste toonladder al heel vlug kan spelen, geeft dat dan niet een beter resultaat dan wanneer hij met al het werk tegelijk be­gonnen was?

23. Daarom zeg ik u: Werp het overbodige kledingstuk weg­maak de school klein, en u zult net zoals de blinde langs de weg des te gemakkelijker op kunnen staan en met des te vluggere schreden daarheen snellen, waar Ik u dagelijks, zoals ook nu, roep.

24. Waarlijk, u kunt alle bibliotheken van de wereld aan elkaar lezen, maar dan zult u voor Mij geen haartje beter zijn en ook niet meer weten, dan wanneer u nooit iets gelezen had. Waarom dan? Omdat u dat alles moet laten schieten, als u het licht van Mij wilt ontvangen; want dat is alles niets anders dan leeg omhulsel en leeg stro, dat voor het vuur bestemd is.

25. Verwijdert u die lege hulzen en dat stro niet uit u, voordat Mijn vlammend licht van liefde tot u komt, dan zal dit vuur het stro in vlam zetten en dat zal tot een vertwijfelde brand in u leiden. Gooi toch al die rommel naar buiten en werp het domme en ijdele kledingstuk weg en als dan het licht van Mijn vuur in u zal komen, dan zal het geen brand veroorzaken, maar het zal u dadelijk heerlijk doorwarmen en de hele geest verlichten, - net zoals ook de blinde op de weg in één ogenblik ziende werd, toen hij tot Mij kwam.

26. Ik geloof dat dit beeld onmogelijk helderder en duidelijker gegeven kan worden; maar het moet, zoals ook alle voorgaande, in het leven opgenomen zijn, als het een levend licht wil afwer­pen. Zolang dat niet het geval is, zult u het wel met instemming lezen en dan zeggen: "Dat is werkelijk heel mooi!" En Ik kan daarop niets anders zeggen dan: Dat is werkelijk heel dom van u: want zolang u Mijn levende roep niets anders dan alleen maar mooi vindt, bouwt u huizen op het zand, en Mijn levend zaad valt bij u op de weg en wordt gemakkelijk platgetreden en zal dan geen vrucht voortbrengen.

27. Als u dat echter dadelijk levend in u opneemt en ernaar handelt, dan bent u verstandig; want dan bouwt u uw huis op de rots en Mijn zaad valt in goede aarde.

28. Er is Mij weinig aan gelegen of u Mijn woorden mooi vindt of niet; maar het is heel belangrijk voor Mij, dat u daarnaar han­delt: want niet om bewonderd te worden, maar terwille van uw eigen heil geef ik ze u.

29. Wil dat goed overwegen; want anders zal het u niet helpen! - Volgende keer nog een centraalzon!

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.11.htm