De Ark van Noach
De berg ARARAT in het voormalig ARMENIË
De Heer in Jakob Lorber: ‘Ik zeg je, dat wij nu eigenlijk allemaal zijn
zoals Noach. De wereld met haar leugens en bedrog en al de daaruit voortkomende
verleidingen is de eeuwigdurende vloed. Om daardoor niet verslonden te worden,
moeten wij zo vlijtig mogelijk de opdracht voor het bouwen van de ark
uitvoeren. Deze ark is de bevestiging van het leven van onze ziel om daardoor
het goddelijke, geestelijke leven in de ziel te behouden en uiteindelijk
volledig te vormen.’
GJE3-43:9
Noach werd 20 jaar voor het tijdpunt
der ware zondvloed bevolen om veel hout te hakken voor de bouw van een ark.
Vijf jaar lang bewaarde hij het hout droog en de ark werd 15 jaar later
gebouwd. De bouwconstructie van het schip bepaalde de Heer Zelf. Het gebeurde
in de Kaukasus, noordelijk van Kura. Het begin van de vloed geschiedde op 17
februari 2495 v. Chr. of 1656 n. Adam. [17 is een zeer heilig Bijbels getal
volgens Swedenborg] – De reddingsvaart verliep door de Kaukasus van het noorden
naar het zuiden en had een omvang van 400 kilometer. Noach is uiteindelijk op
17 juli 2495 v. Chr. op de berg Ararat [5161 m] in het land Armenië geland.
[Huishouding van God, deel 3-360-6,17] Zeven maanden later mochten allen uit de
zeer omvangrijke ark, dus op 27-2-2494 v. Chr.
Volgens
Genesis 8:4 bleef de Ark op de 150e dag van de grote zondvloed vastzitten op
het ‘gebergte van Ararat’. Deze plek – het gedeelte van deze berg, grenst
vandaag nog aan de grens tussen Armenië en Turkije. De Turken hebben een deel
van Armenië in bezit genomen, waardoor de ark- die nu gevonden is, op Turks
grondgebied ligt. De berg Ararat, gelegen in het uiterste noordoosten van
Turkije, op de grens met Armenië en Iran. De afmetingen die gevonden zijn is een schip van 5 meter hoog en 45
meter lang.
Begin met de bouw van de Ark van Noah, 1656-20
jaar = 1636 jaar n. Adam
Aan de voet van de
Ararat vestigden zich in een verlaten kazerne, de Turkse Pamirs, mannen
met camouflagepakken, die door het
Turkse leger zijn achtergelaten toen ze het complex verlieten. Iets verderop
begint de helling van de eenzaam boven het landschap uitstekende bergketen
Ararat, diens onherbergzame toppen volgens de overlevering zich nog altijd de
Ark van Noach zou bevinden, bedekt door meer dan vierduizend jaren van modder,
sneeuw en ijs.
In de Bijbel horen we voor het eerst over Noach als hij
al vijfhonderd jaar oud is. Hij was de zoon van Lamech en kleinkind van
Methusalem. Noachs opa zou van 2948 tot 1998 voor het begin van de Gregoriaanse
jaartelling hebben geleefd en de gezegende leeftijd van 950 jaar hebben
bereikt. Genesis 6:7 vertelt dat Noach drie getrouwde zonen had, Sem, Cham en
Jafeth.
God geeft Noach precieze aanwijzingen om een enorme «kist
van gopher» te bouwen. Hetzelfde cipressenhout gebruikten de Phoeniciërs ook om
hun schepen te bouwen. De afmetingen en het bouwmateriaal zijn op de centimeter
nauwkeurig in de Bijbel bewaard gebleven. Voor die dagen moet de «kist» op de
bevolking erg indruk hebben gemaakt als van een enorme cruiser, want Noachs
boot telde niet minder dan drie verdiepingen, ingedeeld in vele kamers. De ark
had bovendien een dak en een deur en was van buiten en binnen geteerd.
Na 190 dagen «herinnert God zich aan Noach» en laat
winden over de Aarde waaien, waardoor de wateren werden weggeblazen en de ark
op de zeventiende dag van de zevende maand landde op de «bergen van Ararat».
Dat zou ongeveer 4500 jaar geleden hebben plaatsgevonden.
nogmaals een blik op de berg ARARAT
In de zomer van 1916 voerde de Russische luitenant
Roskovitski een expeditie uit in het gebied om de Osmaans-Turkse
troepenbewegingen te observeren. Halverwege de massieve berg Ararat ontdekte
hij het half vergane geraamte van een gigantisch schip met twee stompe masten
en een smalle loopplank. De Russen dachten in eerste instantie te maken hebben
met een geheim Osmaans wapen.
Nader onderzoek wees uit dat het moest gaan om een
eeuwenoud schip, dat op miraculeuze wijze op deze berg was gestrand. Een
priester in het gezelschap concludeerde dat het niets anders kon zijn dan de
ark van aartsvader Noach zelf.
In 1959 fotografeerde een piloot van de Turkse luchtmacht
tijdens een Navo-missie in Oost-Turkije een ongebruikelijk object op de helling
van de Ararat. De foto’s van deze vreemde formatie verschenen in de wereldpers.
Ook Life Magazine maakte in zijn uitgave van 5 september 1960 melding van de
vondst van Noachs ark. Vanuit het huidige Pamirköy vertrok een expeditie van
het Turkse leger. Om toegang tot het binnenste van de ark te forceren, plaatste
men dynamiet. Tussen de restanten werd wat vergaan hout ontdekt.
De link: https://youtu.be/M3UokoGKJb4
Volgens houtdeskundigen zou het hout 4800 jaar oud zijn
en GEVONDEN OP EEN BERGHOOGTE VAN 4000 METER EN MINSTENS 40 METER LENGTE EN
BEDOLVEN ONDER VEEL SNEEUW, ijs en stenen.
Het nu navolgende is uitvoerig beschreven in Lorbers
Geschriften, met name in het derde deel van ‘Hemelse Geschenken’:
‘En zo’n zeven dagen later overspoeld het water al de hoogste bergen van
deze streken tot aan het allerhoogste gebergte van de Himalaya dat het land van
de Sihinieten van heel het andere Azië scheidde. En alleen dit gebergte rees
vijftien el boven de hoogste waterstand uit; en alle andere hoge bergen stonden
minstens zo diep onder water. Natuurlijk bevonden zich door het hoogteverschil
sommige lagere bergen ook wel een paar honderd vadems onder water…[Huishouding
van God, deel 3, hfdst. 357: 6,7]
Hoe en waarheen vloeiden de wateren
van de zondvloed? – Hoofdzakelijk naar Midden-Azië waar nog heden het Aralmeer
en de Kaspische Zee de meest gedenkwaardige overblijfselen zijn; want waar nu
de Kaspische Zee is, daar stond eens het grote en trotse Hanoch, en het zou
vandaag de dag nog mogelijk zijn om de resten van deze stad te vinden, maar wel
meer dan duizend vadem diep. [Huish. v.
God-3-357:8]
En op de plaats van het Aralmeer was
eens dat meer met zijn omgeving en zijn eiland van de watergoden dat wij ook
zeer goed kennen; ook zijn het Baikal – of nu het Balchasjmeer en het meer van
Tsany [of Canymeer] met soortgelijke zondige resten van vóór de zondvloed, die
gedenktekens van toen herbergden. HGt.03_357,09]
Vanaf deze belangrijkste plaatsen vloeide het water rijkelijk naar Siberië alsook naar Europa, dat in die tijd nog niet
bewoond was. Een deel brak door naar het zuiden naar het huidige Oost-Indië
en het meeste naar Arabië; ook het
noordelijk deel van Afrika tot aan de hooglanden werd ernstig geteisterd
van waaraf dit land slechts onder kleine overstromingen te lijden had. Amerika
werd slechts in het noorden vanuit Siberië enigszins getroffen; het zuiden bleef geheel vrij
evenals de meeste eilanden van de grote zeeën. [HGt.03_357,10]
Waarom werd hier eigenlijk gezegd
waar de vloed allemaal naartoe stroomde? Regende het dan niet op de hele Aarde?
En was de vloed niet overal even sterk? HGt.03_358,01
Daarover zeg Ik: De
vloed verspreidde zich op deze wijze, omdat het niet op de gehele Aarde had
geregend en de vloed daarom ook niet overal even sterk kon zijn, - en wel omdat
het niet overal kon regenen en de vloed ook niet overal nodig was. HGt.03_358,02]
Had het wel in de meer dan koude poolgebieden kunnen regenen, waar zelfs de
lucht bevriest?! En waarom zo’n het
veertig dagen in die gebieden moeten regenen waar nog geen mens woonde en ook
weinig of in het geheel geen dieren?! En wat had de regen op de wereldzee
moeten bewerkstelligen? De vissen laten verdrinken soms? En als tenslotte de
natuurlijke vloedwateren op de gehele Aarde op ieder punt een hoogte van drie duizend vadem zou hebben bereikt, waar had het dan
naartoe moeten stromen?! HGt.03_358,03]
Om die reden zou er dan nu overal nog een even hoge vloed staan als ten
tijde van Noach zoals de hele zee met enkele plaatselijke veranderingen
dezelfde is als in Adams tijden. Daarom teisterde de vloed alleen die gebieden
op verderfelijke wijze waar de slechte mensheid woonde, en bedekte in het
bijzonder Midden-Azië tot op een hoogte van vierduizend vadem boven de
zeespiegel van waaruit zij dan wijd en zijd naar alle richtingen
wegstroomde! HGt.03_358,07-08]
En wanneer er in de Schrift ook staat: ‚over alle bergen van de Aarde, en
behalve wat de ark droeg, bleef er niets levends op de aardbodem!‘- dan moet dat niet letterlijk op
de natuur zelf worden betrokken; want onder ‚bergen‘ wordt alleen de hoogmoed en heerszucht van de
mensen verstaan. En dat er op Aarde geen leven overbleef behalve in de ark, wil
zeggen, dat alleen Noach getrouw bleef aan een geestelijk leven in God en
vanuit God.
Wie dat goed in acht neemt, zal wel inzien dat de vloed van Noach wel een grootschalige, maar daarom toch geen
volledig algemene was, - en vanwege het feit dat alleen in Midden-Azië
de mensen er door roekeloosheid zelf de voornaamste oorzaak van waren, wat in
de andere werelddelen niet het droevige geval was. [HGt.03_358,09-10]
Nu laten wij over deze buitengewone grote ruimte een meer dan drieduizend
vadem hoge watermassa komen, en het zal blijken hoe ver dan de overstroming kan
reiken, - en vooral wanneer men als bewezen kan aannemen dat Midden-Azië
het hoogste land van de Aarde was en dat voor het grootste deel in de richting
van het Zuid-Oosten tegenwoordig nog existeert.
Men zou hier weliswaar tegenin kunnen brengen: ‚goed, als de vloed van Noah
alleen maar een plaatselijk hoogwater over een uitgestrekt gebied was, hoe kon het dan op natuurlijke wijze
zo’n huiveringwekkende hoogte bereiken zonder tevoren naar alle kanten in
honderd mijlen brede stromen weg te vloeien?’
[HGt.03_359,03-04]
Om deze omstreden tegenwerping recht te zetten, kan het volgende
dienen: ten eerste was de veertig dagen durende regen wel over
geheel Azië, een groot deel van Europa, alsook over Noord-Afrika verbreid en veroorzaakte
op zichzelf al grote overstromingen in de dalen; maar aangezien in deze landen
de ondergrondse wateren of de vloed niet zo’n hoogte bereikten als in Azië,
waar de doorbraak van de ondergrondse wateren vooral de doorslag gaf.
En wanneer men zeker kan aannemen dat ten tweede in Azië bij de hevigste
regen honderdduizenden geweldige springbronnen kwamen, waarvan de kleinste in
een minuut tien miljoen kubieke voet water naar de oppervlakte van de Aarde
bracht, dan wordt het wel begrijpelijk hoe de vloed van Noach over Azië zo’n
hoogte heeft kunnen bereiken ondanks de gelijktijdige machtigste afvoer alom.
[HGt.03_359,05-07]
De voornaamste sporen [van de overstroming] van Noachs vloed zijn de vaak
voorkomende hoogten van aangevoerd rivierpuin, de hier en daar voorkomende
versteende botten van dieren van vóór de tijd van Noach alsook de veel
voorkomende bruinkoolafzettingen en vervolgens ook de zichtbare erosie van de
bergen, zodat die er nu geheel naakt bijstaan.
Alle andere vormen behoren ofwel tot de veranderingen van de zee of tot
grote plaatselijke vuuruitbarstingen. [HGt.03_359,08-09]
Hoe lang heeft dan de die vloed op Aarde in volle omvang geduurd? De volle
omvang, dus het hoogste peil van de vloed, duurde honderdvijftig volle dagen.
Hoe was dat dan mogelijk, omdat het volgens de eerste vermelding slechts
veertig dagen heeft geregend? De
stromende regen is na veertig dagen wel opgehouden, maar het steeds machtiger
wordende water dat vanonder opkwam duurde honderdvijftig dagen en hield steeds
dezelfde waterhoogte in stand. [HGt.03_360,03-4]
Pas op de honderdvijftigste dag wendde de Heer Zijn aangezicht weer naar de
Aarde, en de bronnen in de diepte
werden afgesloten en
de waterzakken van de ether volkomen dichtgebonden; want tot de
honderdvijftigste dag had het steeds plaatselijk geregend zoals nu bij onweer
een stortregen op de Aarde valt. Even na deze tijd begon het water weg te
lopen, en op de zeventiende dag van de zevende maand [17 juli] kwam de ark aan
de grond en zat op de zeer ruime top van de berg Ararat,
daarheen geleid door Mahals geest door de kracht van de Heer.
[HGt.03_360,05-6]
Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin
Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het
zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de producten van de hel zal
verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!’ [GEJ.01_094,14]
UpToDate 2024-2025