Jij bent als Abraham
De Heer zei: 'Jozef (van
Maria), weet jij wie Melchisedek, de koning van Salem, was? - Jij weet het
niet! Maar Ik weet het en Ik zeg je: de
koning van Salem was de Heer zelf, maar niemand behalve Abraham mocht het vermoeden! Daarom boog Abraham zich voor Hem ter aarde
en gaf Hem vrijwillig een tiende deel van alles. Jozef, Ik ben dezelfde
Melchisedek en jij bent als Abraham! Waarom geef je
Mij geen tiende van deze goede vissen?
Wie heeft de vissen als de zee gemaakt? Was het Maria, of Ik, een Koning
van Salem van eeuwigheid? Zie, Ik ben
hier in Mijzelf van eeuwigheid, en jullie willen niet eens een hele portie vis
voor Mij neerzetten? Dat ziet er zeldzaam uit! Maar daarom zal het ook komen dat op een dag de mensen
veel grotere porties aan Mijn Lichaamsmoeder zullen opdienen dan aan Mij. En Ik zal moeten toezien op wat voor de moeder wordt
gezet, en de orde van Melchisedek zal ver weg zijn!" [Jeugd Jezus: 01_169 van 11-19]
De gehoorzaamheid van
Abraham, waardoor God zijn geloof testte toen Hij hem de ram toonde die tussen
de doornen hing, betekende ook de gehoorzaamheid van de gezegende maagd vooraf.
Zij geloofde het woord van Gods boodschapper en verlangde dat het met haar zou
gebeuren volgens het woord van diezelfde boodschapper. Daarom bekleedde de Zoon
van God zich met haar vlees. [Let op: Maria van Jozef!]
Abram
vestigde zich bij de terebintbomen van Mamre, ongeveer twee mijl ten noorden
van Hebron (Gen.13:18)
HIJ werd voorafgebeeld door de ram die in de doornen hing. God zei ook dat het geslacht van deze Abraham
vermenigvuldigd moest worden volgens de sterren van de hemel. Want in dit
geslacht voorzag hij wat zou worden opgenomen in het volle getal van de hemelse
gemeenschap. En omdat die [Abraham] God in alles trouw geloofde, werd hij ook
de vader genoemd van hen die erfgenamen zouden zijn van het koninkrijk der
hemelen. (Bron: Het Boek der
Goddelijke Werken - Liber Divinorum Operum - H.v.Bingen].
Na deze dingen gebeurde
het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tegen hem:
"Abraham!", waarop hij zei: "Hier ben ik!". En Hij
vervolgde: "Neem alsjeblieft je zoon, je enige zoon, die je zo lief hebt,
Izaäk, en ga op reis naar het land Morịa, en offer hem daar als
brandoffer op een van de bergen die Ik voor je zal aanwijzen."' En Izaäk
begon tegen Abraham, zijn vader, te zeggen: "Mijn vader!" Toen zei
hij: "Hier ben ik, mijn zoon!" Toen vervolgde hij: "Hier is het
vuur en het hout, maar waar is het schaap voor het brandoffer?" ….
Toen hief Abraham zijn
ogen op en keek, en daar was een ram met zijn horens verstrikt in een struik
[NB: of briar = kruishout]. Toen ging Abraham heen, nam de ram en offerde die
als brandoffer in plaats van zijn zoon.
Toen keerde Abraham tot zijn knechten terug, en zij stonden op en gingen
samen op weg naar Beersheba; en Abraham bleef in Beersheba wonen. [Genesis 22:1-19] [1] (Bè'eer Sjava betekent 'put [van
de] eed' בְּאֵר
שֶׁבַע)
Het
huidige Bersheba bij Mamron waar Abraham woonde in zijn tenten
UpToDate 2024-2025