Waarom de Heer op deze Aarde kwam?
[via Jakob Lorber ontvangen
in 1840 van de Heer]:
Eenmaal per dag draait de Aarde om haar as, zodat u dagelijks
vierduizend mijl verplaatst wordt; weet u nu wanneer u boven bent en wanneer
aan de onderkant?' Ik heb echter juist
deze Aarde uitgekozen, omdat haar kinderen de laatsten en de laagsten zijn van
de hele oneindigheid. Daarom
heb ik het kleed van de diepste nederigheid aangetrokken om het alle schepsels
in Mijn eindeloze schepping mogelijk te maken Mij te benaderen; van de
allerlaagste planeetbewoners tot en met de allerhoogste bewoners van de
oorspronkelijke zonnen van het centrum moet iedereen op een en dezelfde wijze
naar Mij toe kunnen komen. Je moet je er daarom niet over verwonderen dat je
Mij aantreft op deze planeet, die de onvolmaaktste en laatste planeet van de
gehele schepping is. bron: GJE1-216
Voor de oprechte vrienden van God is het
eigenlijke, ware hemelrijk van God is overal, voor de vijanden van God echter
nergens. Voor hen daarentegen de hel overal, waarheen je ook je ogen en andere
zintuigen wenden kunt en wilt. Beneden en daarboven is daar hetzelfde. Kijk
niet omhoog naar de sterren, want zij zijn Aarden zoals deze Aarde, waar je
(Faustus) op staat - en kijk ook niet naar beneden naar de Aarde, want zij is
geoordeeld, net als jouw lichaam, dat eens moet sterven en vergaan! Onderzoek
daarentegen je hart en zoek er vlijtig in; dáár zul je vinden wat je zoekt.
Want in ieder mensenhart is het levende zaad gezaaid, waaruit het eeuwige
ochtendrood van het eeuwige leven zal opbloeien. bron: GJE2-8
Aards geluk is
bedrieglijke schijn
Je moet in je aardse geluk niet al
te zeer opgaan! Houd de wereld en zijn aardse geluk liever voor een toneel van
bedrieglijke schijn! Dan pas zul je van dit leven op Aarde echt in wijsheid
kunnen genieten! Want op deze Aarde is alles precies het tegendeel van wat
het schijnt te zijn. Alleen de liefde die recht uit het hart komt, die is
echt en terecht! Waar je leven zonder liefde waarneemt, daar is geen leven,
daar is de dood! Het ware leven kan door niemand worden teniet gedaan. Verdiep
je dus niet al te zeer in de dingen van deze wereld en verheug je niet over ontdekkingen van aardse
geheimen; want wie te diep graaft in wat van deze wereld is, die bewerkt daardoor
zijn eigen ondergang! Vertrouw
nooit te zeer op je eigen standpunt, want dat is wankel en het kan je ondergang
worden als je het als een mijn blijft uitdiepen! Bedenk dat alles op
deze wereld dodelijk kan zijn, omdat al het aardse nu eenmaal de dood in zich
draagt. Alleen de liefde niet, als je die zuiver weet te houden!
Vermeng je haar echter met wereldse dingen, dan wordt liefde moeilijk vol
te houden. Zo'n liefde kan dan doden, niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk!
Houd je liefde dus zuiver en onbaatzuchtig, bemin de Ene God als je Vader en je
Schepper boven alles, bemin de mensen als je broeders en als jezelf, dan zul je
in die liefde het eeuwige leven bezitten!’ (bron: jeugd van Jezus.hfdst.111)
Aarde laatste en laagste planeet
Ik heb
echter juist deze Aarde uitgekozen, omdat haar kinderen de laatsten en laagsten
zijn van de hele oneindigheid, daarom heb Ik het nederigste kleed aangetrokken,
om het alle schepsels in Mijn eindeloze schepping mogelijk te maken om Mij te
benaderen; vanaf de allerlaagste planeetbewoner tot en met de allerhoogste
bewoners van de oorspronkelijke zonnen van het centrum moet iedereen op een en
dezelfde wijze naar Mij toe kunnen komen. Je moet je er daarom niet over
verwonderen, dat je Mij aantreft op deze planeet, die de onvolmaakts te en
laatste planeet van de gehele schepping is! Want dat is Mijn eigen wil; en wie
kan Mij voorschrijven dat Ik iets anders doen moet?!' GJE1-216 (4,5)
Inwendige bouw der
Aarde
In dier en mens is er maar een
drijfkracht voor nodig voor de talloze bloedvaten en het functioneren ervan. In
het Aardehart zoals ook van mens en dier pulseert, stuwt en stoot via de
polshartslag energie naar de vaten. Dit wordt in de Aarde als polshartslag om 6
uur herhaald ‑ alle levenssappen uit het binnenste der Aarde worden in
alle delen der Aarde gedreven er bestaan geen andere stuwkrachten der Aarde dan
deze ene. Eb en vloed staan hiermee in verbinding. Evenals aardse verhogingen
of de winden. Het aardehart vertegenwoordigt ook de longen. Alles bestaat uit
drie lichamen. Ook mens, dier, plant en natuurlijk de Aarde. Van de boom hebben
we eerst de bast, het vaste hout en de kern. Van de vrucht eerst de dop met
tweeledige bast zoals bij de boom, de beschuttende laag, de meest vaste en de
kiemhuls. Van het dier de huid, geraamte, ingewanden (ook bij mens). In alles
vinden wij dezelfde structuur. De opbouw is gelijksoortig en daarom lijken
kinderen op hun ouders. De Aarde heeft als buitenkant de bijna dode schors met
gevoelige meer levende bast. Deze Aardelaag is gemiddeld 150 km dik. Daarna
begint de tweede Aarde. Het meer vastere deel en nog dieper gelegen ligt de ingewanden
der Aarde of de levende kern met daarin het Aardehart binnenin dit tweede deel
der Aarde
Mens en dier eten spijzen die
dodelijk zijn en die ook levenverwekkend de lever is het afscheidingsapparaat.
De bouw van de lever lijkt op die van de milt wat betreft de innerlijke
constructie ‑ de uiterlijke vorm lijkt meer op de longen. De
voedingsstoffen die wij eten bevatten namelijk koolstof en blauwzuur; ook de
lever bestaat uit leverkamertjes maar kleiner dan die van de milt. Er lopen 4
hoofdbuizen door de lever verbonden met kleinere. Een deel van de vaten komt
van het hart en deze voert rijkelijk bloed naar de lever. Als het blauwzuur en
de koolstof de belangrijkste giftige stoffen in ons lichaam niet afgevoerd
worden, dan sterft mens en dier. De lever echter voert af. Innerlijk lijkt ze
veel op de milt en uiterlijk op de longen. Ook de leveringewanden bestaan uit
vele aaneengeregen kamertjes, maar nauwer dan de milt deze heeft; zij wordt
doorkruist door 4 buisachtige vaatjes die gelijkvormig zijn en verbonden met
nog kleinere vaatjes. Een deel ervan komt uit het hart en voert rijkelijk bloed
naar de lever. Dat bloed heeft de nodige koolstof en de nog mindere hoeveelheid
blauwzuur nodig om het verteringsproces in de spijsverteringsorganen te vormen.
De opperhuid wordt hierdoor
gevormd. Voor inwendig gebruik is het bloed onbruikbaar leverziekten zijn
gemakkelijk te herkennen aan de opperhuid. Het 2e soort vaten loopt van maag
naar de lever dat waterachtige bestanddelen opneemt waarin het zeer verdunde
blauwzuur wordt weggeleid en in de lever door de kleine verbindingsvaten in
een juiste verhouding aan het bloed afgegeven wat aan bloed overblijft wordt
afgevoerd door de nieren naar de blaas als onbruikbaar materiaal. Het 3e soort
vaten gaat ook weer van de maag naar de galblaas en lever. De maagslijmvlies
wordt ermee verbonden ‑ door deze vaten wordt de galstof ‑ de
slijmerige KOOLSTOF van de maagspijzen afgezonderd en voor het grootste deel in
de galblaas bewaard. Waarom? Als we te weinig galstof hebben die nodig is voor
de vertering die we uit de spijsbrij in de maag halen, de lever weer wat van
haar voorraad aanvult aan de maag ‑ alle vertering is een soort
gistingsproces ‑ de lever heeft een reservoir aangelegd van koolstof en
giststof, want soms eten wij producten die daaraan een te kort hebben en anders
onvoldoende verteerd zou worden het 4e soort vaten zijn in de lever kleine
gewonden adertjes, die van de long uitgaan en in verschillende krommingen en
windingen worden geleid. Door deze vaatjes die van de longen uitgaan zijn het
die de galblaas gedeeltelijk vormen en gedeeltelijk op gelijkmatige spanning
houden. Deze vaatjes brengen ook een juiste hoeveelheid lucht in de galblaas en
door deze atmosferische lucht wordt zoveel zuurstof toegevoegd, dat de gal niet
teveel gaat gisten. Onvoldoende zuurstof in de gal maakt dat de boosaardige
stof koolstof en blauwzuur toenemen in de gal waardoor ontstekingen,
reumatiek, jicht enz. ontstaan. Lucht die bedorven is en dus heel weinig
zuurstof bevat maar meer stikstof vind je in tabaksrookruimten die zich
voorbereiden op de allerbeste stank van de hel.
De lever kent dus viertal vaten met
hun actie en reactie en dit wordt ‑ evenals bij de milt ‑
bewerkstelligd door het elektrisch fluïdum die door een wrijvende beweging van
leverkamertjes wordt opgewekt. Het elektrisch vuur van de lever wordt opgewekt
door het miltvuur de lever kan niet zonder de milt en dus ook niet in staat om
te werken. Waar bevindt zich de lever? Rondom de maag omdat zij daar het meest
nodig is ook de Aarde heeft een lever in de grootste afmeting. Eerst belangrijk
is de milt, dan de lever, maar toch is dat echter zeer belangrijk. Uit
Aardelever komt voort wat de aardkost in zich en op zijn oppervlakte draagt.
Het zeewater is uit de lever afkomstig en is in feite afgestoten urine. Deze
verdampt weer en gaat in wolken op en door de lucht en inwerking van licht
wordt het in zoet, voedzame water omgezet.
De bomen en planten hebben
transparante organen waardoor ze binnen 24 uur in‑ en uitademen. De
ademhaling van de Aarde is makkelijk waar te nemen aan de zeekust waar de zee
regelmatig opkomt en weer terugvalt. De Aarde zuigt de lucht op. De longen der
Aarde hebben een inhoud van 1000 kubieke mijlen, dat is 1000 x 7.4, dus 7.400
kubieke inhoud. Het bevindt zich vlak onder de harde, vaste Aarde 150 km.
dieper vanaf onze Aardelaag en heeft wel circa 3600 vierkante km aan
oppervlakte. In de longen zijn kamers met grote en kleine elastisch gevoelige
buizen. Als deze uitzetten worden de kamers vernauwd e er wordt lucht
uitgestoten, enz. De Aardeziel heeft ook zuurstof nodig. De zuurstof of
levensstof blijft als stikstof achter. Bij het inademen wordt de positieve pool
in een negatieve veranderd. De positieve pool correspondeert niet met stikstofgas
‑ en de negatieve pool wordt dan ook weer positief uiteindelijk. Elke
zes uur wordt een keer ingeademd en ook weer uitgeademd. De Aarde wordt
weliswaar continue gevoed maar feitelijk om de 12 uur. Daarom krijgt de Aarde
2x 24 uur, dus elke 12 uur voedsel binnen en ook 2x in‑ en uitademt. Elke
dierlijke long stamt af van de aardse long.
De milt is bij een dier de
eigenlijke energiebron. Het is net zo belangrijk tot behoud van leven als hart,
maag en longen. Het is de stookplaats. Het vuur is de drijfkracht. Het opwekken
van elektromagnetisch vuur komt door een voortdurende wrijving van haar
celweefsels. De buidelvormige vaten worden gevuld als in kleine elektrische
flessen. Het positieve deel gaat naar het hart het negatieve naar de maag. De
milt van de Aarde is eerst voor de maag van belang maar staat ook in verbinding
met het hart der Aarde. De maag betrekt zijn verbrandingswarmte van de milt.
Ook het hart is evenals de longen afhankelijk van de milt, het laatste dan in
mindere mate de longen hebben voor de helft een geheel vrije beweging die met
de wil van de ziel is verbonden, bijv. onze ademhaling kan ineens sneller en
langzamer gaan. Vuurspuwende bergen hebben hun oorzaak te danken aan de
hoofdvuurkeuken van de miltaarde. Verder de waterbronnen kokend heet dan de
wolken, winden, nevels. Ook waterdampen en gassen uit de Aarde in de vorm van
aardbevingen, orkanen, wervelwinden, vuurhozen: dit zijn allemaal verschijnsels
van de milt. Ook de golvende stormachtige zeebeweging (niet eb en vloed) en ook
zeestromingen.
Zeezout komt van de milt die door
de verbranding de door vuur opgeloste stoffen doet laat verzilten alle
meteorologische verschijnselen die in de dampkring rondom de Aarde optreden,
komen uit de milt en van de vegetatieve kracht op de Aarde de nier heeft 3
belangrijke taken en zonder deze is geen voortplanting mogelijk. De nier geeft
vrolijke STEMMING en opgewektheid en wordt in de Bijbel vaak aangehaald ‑
welke taak heeft de nier? Het afgescheiden water uit de lever op te nemen (het
onbruikbare water). Wat daar nog bruikbaar is wordt opgenomen. De rest gaat
naar de blaas. Het geabsorbeerde deel, het edele deel is de feitelijke
materiële stof van het bevruchtende zaad. Dit wordt eerst nog door het bloed
opgenomen en daardoor in bijzondere reservoirtjes geleid, waarna het als
positieve polaire kracht door de negatieve kracht van de zogenaamde teelballen
geschikt gemaakt voor de bevruchting.
In de nier liggen heel kleine
verborgen vaatjes die in verbinding staan met hart, longen maag en lever.
Tijdens de geslachtsdaad woont de ziel tijdelijk maar wel noodzakelijk in de
nier. Het wekt op geeft een blij gevoel of een welbehaaglijk gevoel aan de ziel
en laat zich bemerkbaar maken in het lichaam bij de geslachtsgemeenschap
ontstaat een verrukkelijk gevoel. Dat geslachtsgemeenschap niet altijd nodig is
staat op bladzijde 57 in Aarde en Maan. Als je je er lang van onthoud kun je
zelfs ook een opgewekt gevoel krijgen. Ook in alles wat je ziet en doet vrolijk
bent. De nieren zijn omgeven van een zeer gemakkelijk kussentje waar zij goed
kunnen uitrusten de nier zorgt voor de lichamelijke gelukzaligheid. Volgens dit
boek werkt de ziel voornamelijk in hart en hoofd en rust zij bekwaam uit in de
nier ook bij somnambulisme (helderziend) treedt de ziel in de nier. Dit orgaan
staat in nauwe verbinding met de maagholte door de zenuwcellen of de
ganglioncellen. De ziel neemt dan alles waar.
De bouw van de
nier
Ook de nier heeft een gelijkenis
met de milt en lever, maar nu omringt met een kussentje. Aan beide kanten
bevinden zich kwabzakken gescheiden door een pittige indeuking en een
celweefsel van witachtige substantie. Hier doorheen lopen de belangrijkste
waterkanalen die de edele zaadstof aan de kwab leveren. Ze hebben het
leverwater opgenomen. In de kwabben wordt dit sap door de in haar opgewekte
elektriciteit rijper subtieler en meer vloeibaar gemaakt. Zo wordt het in de
tere nierbloedvaten opgenomen en samen met het bloed naar het hart gevoerd en
op de feitelijke nierbloedvaten in de voor hem bestemde voorraadkamer wordt
geleid waar het constant door de teelballen zijn voedsel verkrijgt nodig voor
de feitelijke bestemming. De Aardenier ligt tamelijk zuidelijk. Ongeveer even
ten zuiden van de equator en dicht bij de Zuidpool. De Aardenier lijkt op de
nier van een varkensnier en nog meer op een olifantsnier. Olifant en zwijn of
varken zijn van elkaar familie. Alle zeeën putten haar water uit de Aardenier.
De Aarde heeft ook veel urineblazen die zich vooral als grote waterreservoirs
tussen de aardkost en het binnenste der Aarde bevinden een Aardeblaas of
urineblaas is groter dan bij een heel werelddeel, bijv. Europa. De zee krijgt
haar voedsel van zo’n Aardeblaas. Daarna ook de rivieren.
De tweede taak is de afscheiding
van het edele water dat voor de teelt zorgt. Let wel i.v.m. de teelballen
afkomstig uit de grovere Aarde-urine. Dit teelwater stijgt niet gelijk naar de
Aardeoppervlakte, maar wordt naar het hart van de Aarde teruggeleid. Van
daaruit door een paar speciale kanalen en aderen omhoog gebracht naar de oppervlakte.
Daar verschijnt het gedeeltelijk als zout en bronwater en gedeeltelijk als dauw
en dit alles heeft weer bevruchtende invloed op de hele plantenwereld.
De opbouw van de milt
en de vorming van het bloed
Waar haalt de milt zijn vuur en
brandstof vandaan? De milt bevat veel kubusvormige KAMERTJES. Soms ook
piramiden die driezijdig zijn de kubusvormige kamertjes zijn door cilinders
organisch aan elkaar verbonden de miltwanden in de kamertjes zijn vrij en
voelen zacht luchtig aan. Tussen de kamertjes in de scheidingswanden lopen
talrijke bloedvaten die uit nauwe en wijde buizen bestaan als sterke elastische
draden van een kruisspin. Je kunt die buizen ook vergelijken als een sterk
parelsnoer door de hele lengte in de milt en ook de breedte. Een bloedvat staat
in verbinding met de maag en eindigen in een hoofdbloedvat dat direct met het
hart verbonden is. De milt is door een zachte huid omgeven. De miltkamertjes
zijn dus te zien als parelsnoerachtige bloedvaten en als donkerrode wratjes. De
milt hangt samen met maag en hart. De milt neemt maagsappen in zich op voor de
bloedvorming voor de hartafgave. Bloed opgeven komt van milt die overvol is.
Zelden door de longen. Hoe maakt de milt bloed? Het maagsap ziet eruit als
eiwit dat naar de milt gaat. Dit blijft bepaalde tijd in de parelsnoer adertjes
zitten en met elke polsslag gaat dit een parel verder ‑ tevens vindt bij
elke polsslag een wrijving van de miltkamers plaats.
De miltkamertjes vullen zich met
elektrisch vuur dat bij de maagstreek een positieve pool en bij de hartstreek
een negatieve pool vormt. De miltkamers hebben bij de maagstreek meer scherpe
kanten en bij de hartstreek eivormige kanten. Door dit elektrisch vuur ontstaat
de miltperistaltiek. De miltzijkanten van de miltkamertjes staan in verbinding
met de miltcilindertjes en bloedvatkogeltjes waardoor de bloedvatsappen in een
gistingsproces geraken. Er ontstaat miltkoolstof die overtollig is en deze
wordt door de miltkamertjes gedeeltelijk aan de gal en aan het vet afgegeven.
Door de miltgisting ontstaan kleine miltblaasjes en deze verschrompelen en
worden lensvormig als ze onder de invloed komen van negatieve elektriciteit de
lensvormige miltblaasjes worden voor de helft met deze elektriciteit aangevuld
en verkrijgen dan een saffraanachtige gele kleur en komen zo aan als geel
saffraanachtig bloed in de hartkamer ‑ bloed is geen gelijkmatige
bloedvloeistof een bloedbrij die bestaat uit kleine lensjes.
Deze zijn aan de oppervlakte erg
glad en glibberig en deze verdeelt de negatieve elektriciteit in het hele
lichaam. Het verwarmt het organisme als de lensjes door de nauwe miltbloedvaten
worden gestuwd, spatten ze uit elkaar en wordt de milthuls vloeibaar en gaat
over in de zogenaamde lymfsappen. Door het uiteenspatten van de lenzen komt er
elektriseert vrij en dit wordt gebruikt als een ijzerhoudende ether om zenuwen
tot leven te brengen. De miltvuurkamer der Aarde lijkt op een dierlijke milt en
ook de menselijke milt. De Aarde heeft dus een zeer grote milt met enorme
omvang. En de zon nog weer veel groter en de centrale zon weer groter maar
anders de Aardemilt heeft grijsbruine wanden en daar continue een ontelbare
bliksemflitsen er doorheen en met een miljoenvoudig gedonder. Uit de
milt-aardekamers lopen kanalen die erg breed zijn waardoor een geweldige vloed
stort. De aanhoudende elektrische vlammen lossen die vloed op en dampen die
onder druk staan. Met een enorm geweld. Niet te meten dringen deze door andere
kanalen onder verschrikkelijk geraas. Dan komen er weer nieuwe vloedgolven in
de miltkamers. Weer een zieden, bruisen, sissen de vloedgolven stormen door de
miltbloedvaten en wringen zich peristaltiek m. huiveringwekkende reuzenslangen
uit de oertijd door deze kanalen
De torenklok
De torenklok als gelijkenis was
achthoekig met acht vlakken en op elke hoek kon men zien hoe laat het was ‑
en veel meer astromische vaardigheden. Deze klok werd echter door een drijfveer
bewogen ondanks de duizenden radarwerken en vreemdelingen verbaasden zich
hierover ‑ dat kon niet een mensenhand gemaakt hebben. De ware betekenis
hiervan getuigd van maar een iemand die zoiets kan: het hele universum is ook
zo gemaakt door een DRIJFVEER en dat is Jezus‑Jaweh‑Zebaoth.
Het hart van de Aarde
Het hart is de werkplaats van het
lichaam ‑ het zwaartepunt staat in verhouding tot het lichaam. Er is een
noodzakelijke VERHOUDING. In het hart zijn vele hartkamers waarin kracht kan
worden opgewekt. Het Aardehart is niet aan te geven met een getal omdat het dan
weer krimpt en dan weer uitzet. Het Aardehart kan uitzetten tot 7.4 km x 100 =
740 km of het dubbele 1480 km en inkrimpen tot 370 km. Het Aardehart is van een
substantiële kracht. Een vast organisme zoals de beenderen bij dieren. Het komt
op kwaliteit der materie aan de krachten in haar ontwikkeld worden. Het hart
der Aarde kan ook nooit geschaad worden door de sterkst werkende krachten. God
heeft overal de juiste verhoudingen getroffen. Platina komt voor in de
noordelijke streken der Aarde. Het zand of grond van de Aarde is een uiterlijke
ongevoelige huid der Aarde. Niet te vergelijken met de ware materie der Aarde.
De Aarde bestaat uit dierlijk materiaal. Aan welke kant in de Aarde bevindt
zich het zwaartepunt der Aarde d.w.z., het hart van de Aarde, niet in het
midden.
Het doel van de materie kan niet
liggen in haar bestaan op zichzelf. Materie immers vergaat en ontstaat. Alles,
ook vegetatie ontstaat en vergaat, ook bergen worden kleiner door de scherpe
winden. Het zwaartepunt der materie moet wel veranderen. Eens waren er
kolossaal grote dieren op de Aarde, ook oerwouden met reusachtige bomen waar is
de mammoet. Een boom bevatte vroeger meer hout dan nu een klein bos. Vloedgolven
kwamen en deden alles dieper in de Aarde verzinken vernietigden duizenden
generaties van bomen en dieren. We zien in de archeologie wat versteende
beenderen, maar ooit zal een uitbrekend vuur deze musea verdelgen tot as wat
uit de oertijd kwam. As is het laatste zeer vluchtige overblijfsel der materie.
De overblijfselen als STEENKOOL is nog bemerkbaar. Al die vuurstootuitvindingen
zullen de laatste resten uit de schors der Aarde hebben gehaald en verbruikt.
Het vuur verandert het laatste zwaartepunt der Aarde en dit wordt as,
verstrooid over de akkers en velden materie is de dood. Vlees is de zonde door
de dood. Het leven ligt gevangen in de dood als de dood (materie) sterft kan
het verder leven. De materie bestaat als een middel ter regulering en vrijmaking
van het vrije leven. Als middel tot het doel. Is dat doel bereikt dan vergaat
ze weer alsof ze nooit heeft bestaan. Materie is op zichzelf niets anders dan
een doelmatige verschijningsvorm van Mijn uit Mijzelf gefixeerde wil.
Materie kan dus ook weer opgelost
worden als ze een gefixeerde gedachte was van de Schepper. Hij laat dit
geleidelijk doen in dat proces, dus nooit abrupt voor de ogen van de mens. Bij
de grote hemellichamen gaat dit proces het langzaamst wat het vergaan der
materie betreft. Het zwaartepunt der Aarde wordt ook steeds kleiner tot ook zij
het lot van alle materie zal delen. Materie is dus vergankelijk. Het
zwaartepunt der Aarde is als vuur dat met ongelooflijke snelheid door de
organen der Aarde schiet die daarvoor geschikt zijn en er ontstaat een reactie
die noodzakelijk moet zijn voor het behoud. Met een geestelijk oog zijn het de
oergeesten die verbannen zijn in de Aardematerie om deze tot daadwerkelijk
leven te stimuleren en op gepaste tijd zelf hoger en hoger opstijgen en dan met
lichtere materie bekleed in de loop der tijd stap voor stap in het volkomen
vrije leven kunnen overgaan. Zij bepalen het werkzame zwaartepunt dat alle
materie tot leven brengt. De Aarde heeft ook diverse Aardelagen zoals
ingewanden, beenderen, vlees en bloed, ernaast ook nevenzwaartepunten.
Het zwaartepunt van de Aarde
Het zwaartepunt van een lichaam is
heel iets anders dan het meetkundig middelpunt van dat lichaam. Het middelpunt
der Aarde bestaat uit niets ‑ het zwaartepunt der Aarde moet grote
afmetingen hebben en die ruimte is nodig om speciale levenswerkzaamheden te
verrichten. Het hart is een ongewoon kunstig celweefsel, waarin de levende ziel
en in haar weer de geest van de mens als een wever op zijn weefgetouw bezig is
hij kan dit, omdat door zijn vakkundige constructie de handen van de ziel
alles kunnen opwekken, wat voor het vervaardigen van het fysieke leven nodig is
‑ is dit weefgetouw eenmaal in zijn natuurlijke constructie niet meer zo
goed functionerend, dan gaat het met het verder opwekken van het fysieke leven
niet meer zo goed ‑ maar is het tenslotte volkomen onbruikbaar geworden,
dan kan de ziel het ook niet meer gebruiken en het is dan ook tijd voor haar om
deze nutteloze werkplaats te verlaten naast het belangrijkste zwaartepunt
bestaan er ook nevenzwaartepunten.
Leg maar twee balken op elkaar en
bepaal zelf dan waar het zwaartegewicht ligt. Dat zijn dan de aanrakingspunten
van de materie die op elkaar inwerken ‑er is sprake van gewichtsveranderingen
met een dubbel gewicht. Dwarsbuisjes in een boom doorsnijden, evenals bij twee
waterbuizen, die elkaar treffen in een werveling en vervolgens hun weg weer
gaan. De boom heeft diverse aquaducten. Hoe verder naar de schors des te meer
kanalen voor geleiding en stralen op een punt. De bast van een boom heeft een
afzetting van diverse vloeistoffen. Men vindt daar het sponsachtige van de
kern. Het vezelachtige van het hout. De jaarringen van een boom getuigen van de
kleine nevenzwaartepunten als nawerkingen in de kern van wortels en twijgen
beschadiging van het zwaartepunt = hart zou dood brengen. Hoe dichter de
organen bij het hart liggen, hoe groter ze zijn. Hoe meer verwijderd hoe
kleiner en dus ook meer vertakkingen. Een boom zuigt regendruppels en dauw.
Uit de Aarde door zijn
wortelhaartjes naar binnen. De Aardesappen worden zorgvuldig onderzucht door de
daar aanwezige scheikundigen en in de overeenkomende voorgeleidingkanalen
geleid en verder gevoerd. Substantieel is er weinig stoffelijks aanwezig. Onze
ziel is ook substantieel en daarin zit nagenoeg geen koolstof en zuurstof, dus
geen chemie. Het meetkundig middelpunt der Aarde is niet te bepalen omdat zijn
ligging aan heel belangrijke veranderingen onderhevig is. Het zwaartepunt der
Aarde brengt de materie tot leven. Zowel in de Aarde als ook op de Aarde
(bomen, gewassen, struiken). Een boom is in zijn groei flexibel want dan zie je
aan de ene kant zijn vruchtbaarheid, in een ander jaar een andere zijde meer
fruit. Het ene jaar meer aan de noordkant en zwakker aan de zuidkant. Er is een
polaire wisseling te ontdekken, dus ook weer andersom ‑ of het blad
verwelkt eerder dan anders in de herfst. Dit komt door de steeds veranderende
positie van het levenverwekkende zwaartepunt of de eigenlijke levenverwekkende
positieve polariteit.
Het doel van de MATERIE is niet om
te blijven bestaan dus een appelboom blijft geen appelboom. Anders kun je
spreken van een gefixeerde polariteit, dat bijna samenvalt met het meetkundig
middelpunt en des te vaster en duurzamer. Daarom moet het zwaartepunt
veranderlijk zijn ‑ dier en mens bewegen zich en hebben daardoor een meer
bepaalde plaats voor zijn levenszwaartepunt als hart. Wij hebben dus een vaste
plaats voor het hart. De Aarde echter niet omdat deze zich niet vrijwillig
bewegen kan daarom moet het levenszwaartepunt a.h.w. in hun inwendige rondreizen
om doelmatige reacties teweeg te brengen in alle delen van het Aardelichaam.
Het Aardehart kan dus uitdijen van IJsland, Noorwegen, Zweden, lapland tot onder
de middellandse zee. Bij de hoofdluis zien we identieke verschijnselen maar in
een zwakke gelijkenis. In ieder geval bij de laagste dieren met hun onbestendige
zwaartepunt.
De Aarde is een groot organisch
dierlijk lichaam. Het heeft ook voedsel nodig om te kunnen leven. De wortels
van bomen en planten zijn ook zogenaamde poliepachtige zuigsprieten. De
meeldraden van bloemen zijn eetsprieten zowel dieren als planten zijn bedekt
met zuighaartjes om de elektrische en etherische levensstof uit de vrije lucht
naar binnen te zuigen. Ook de Aarde heeft een mond, zuig‑ en eetslurven
en een afvoerkanaal en kleinere in de Noordpool bevind zich de mond van de
Aarde. De Zuidpool met haar afvoerkanaal. De Noordpool mond is erg groot. De
afmeting varieert van 7.4 km x 25 = ongeveer 185 kilometer. Dan de slokdarm en
dan de maag der Aarde de maag der Aarde ligt vlak onder het hart der Aarde en
de omvang is gemiddeld 5180 km met een doorsnee van ongeveer 400 kilometer.
Deze maag bestaat uit een zogenaamde gummiezak van elastische aard en de maag
heeft verder dwarsstutten.
Vanuit de maag loopt een schroefvormig
hoofdkanaal naar de Zuidpool en deze is ook gummieachtig maar harder bij de
uitmonding op de Noordpool is een nevelmassa steeds dichter wordend met in
de winter ontelbare lichtkluwens als vallende sterren en sneeuwkristallen. De
Noordpool eet dit Noordpoolijs met grote magnetische kracht. De maagwand
vibreert en er wordt elektriciteit en opgewekt en voedzaam water verder geleidt
‑ onverteerbare resten uit de maag worden door een negatieve
elektriciteit afgevoerd naar de Zuidpool.Het noordelijk deel der Aarde is ook
veel compacter dan het zuidelijk deel der Aarde. De voedingsstoffen die slecht
zijn worden via de Zuidpool afgevoerd. Door dit uitdrijven van de laatste
uitwerpselen wordt de rotatie van de Aarde bewerkstelligd. Zij maken dat de
Aarde draait, roteert ‑ vergelijk het met een raket die omhoog gaat door
haar opstuwende luchtkracht en zich in de juiste baan schiet. (bron: Aarde en
Maan – Jakob Lorber)
UpToDate 2024-2025