Hoofdstuk 79

 

De andere Aziatische Kleine Eilandbewoners. De Javanen vormen een aparte stam; het binnenland van Java is ongezond door giftige dampen. Hun eigenaardige (Janus-achtige) god. Andere lokale eigenaardigheden. De vallei des doods met de Bohonupas (bomen). Giftige grotten met brandbaar gas. Ze hebben zowel de Koran als de Bijbel. Voordelen van dit volk ten opzichte van de vorige. Hun overtuigingen zijn nergens op gebaseerd (d.w.z. ze zijn niet eens fout). Belangrijke hint over liefde. Instructie in het hiernamaals. Uitmuntendheid van de bekeerde geesten van dit volk. (5 mei 1847)

De inwoners van de meeste eilanden die Azië wijd omringen, hebben min of meer dezelfde constitutionele kenmerken, hoewel sommige bijna volledig rooms-katholiek of protestants zijn; alleen het eiland Java is een echte uitzondering.

Dit eiland wordt bewoond door een geheel afzonderlijke stam; het spreekt voor zich dat alleen de inboorlingen hieronder moeten worden verstaan. Het eiland wordt vanuit China bestuurd door middel van een onderkoning, maar desondanks behoren de kusten grotendeels toe aan de Europeanen. Het binnenland wordt echter nog maar zelden door de Europeanen bezocht, omdat ze het niet lang kunnen uithouden vanwege de vele giftige dampen die vooral op dit eiland heersen.

De inboorlingen daarentegen zijn op een bepaald niveau al meer geacclimatiseerd, en hun hele lichaamsbouw is veel geschikter voor de onschadelijke opname van deze giftige dampen dan die van de Europeanen. Volgens dit vreemde klimaat hebben de inwoners de vreemdste opvatting over de Godheid; ze erkennen slechts één God, maar deze God heeft als het ware twee lichamen die aan de achterkant aan elkaar zijn gegroeid.

Op deze twee lichamen bevindt zich een hoofd met twee gezichten; het ene lichaam is helemaal stralend wit, terwijl het andere helemaal donkergrijs is. Overdag draait de godheid het witte deel van haar lichaam en gezicht naar de mensen, maar ’s nachts het donkergrijze deel. Uit het witte deel komt al het goede voort, terwijl uit het duistere deel al het vreselijke en slechte voortkomt; daarom durft niemand ’s nachts naar buiten, omdat hem daar niets goeds kan overkomen, maar alleen al het vreselijke en slechte.

De reden hiervoor is dat op dit eiland, vooral in de binnenste valleien, zich voortdurend een giftige lucht ontwikkelt die Europeanen kan doden, of in ieder geval de inboorlingen erg ziek kan maken. Het kan soms zelfs dodelijk zijn als ze deze lucht te lang inademen. Om deze reden leven de inboorlingen van dit eiland altijd op de bergen en gaan ze alleen overdag naar de valleien, wanneer de zon boven de bergen is verschenen en de slechte lucht heeft verdrijvend, om daar bepaalde werkzaamheden te verrichten.

Eén vallei in dit land is geheel onbewoond, en de inwoners noemen deze de vallei des doods. In deze vallei staan de eerdergenoemde giftige bomen, Bohonupa's genaamd, die zulke giftige dampen verspreiden door de hele vallei, die enkele kilometers lang is, dat geen levend wezen er fysiek weerstand aan kan bieden; alleen degenen die door de koning van dit land ter dood worden veroordeeld voor een misdaad, moeten een reis naar deze vallei maken en de giftige hars van deze boom halen, waarmee overspelige vrouwen worden gedood.

Alleen de koning bezit dit vergif in een goed bewaard gouden kistje; en als het wordt gebruikt, kan er slechts een klein naaldje in worden gedoopt om iemand het leven te ontnemen door de geringste kras in de loop van enkele minuten, met de meest afschuwelijke pijn. Als er honderd de vallei in worden gestuurd, komen er meestal hooguit twee terug, maar die krijgen dan het leven. Wanneer deze ongelukkigen daarheen worden gestuurd, moeten ze precies uitzoeken hoe de wind waait.

Als de wind in de richting van het kleine bosje met giftige bomen waait, moeten ze de wind volgen, maar als de wind van richting verandert, moeten ze plotseling weer vluchten; want zodra ze de luchtlaag van dit giftige bosje bereiken, zijn ze reddeloos verloren. Maar als de wind lange tijd in dezelfde richting blijft staan, kunnen ze één van de dichtstbijzijnde bomen bereiken en daar voorzichtig hun behoefte doen, waarna ze zich haasten om tegen de wind in terug te marcheren zonder uit te rusten, en een tocht van minstens tien mijl moeten maken totdat ze veilig zijn voor de gevolgen van de giftige lucht van deze vallei; die in feite maar een bekken is van ongeveer 20 mijl lang en een mijl breed, maar waar geen druppel water is, noch enige andere vegetatie, want alles sterft door de damp van deze giftige boom.

Evenzo zijn er in dit land ook grotten waaruit een constante giftige adem opstijgt; alleen verspreidt deze zich niet zo ver in zijn giftige intensiteit als de giftige miasma van de hierboven beschreven giftige boom. De inwoners kunnen soms heel dicht bij zulke grotten komen, maar natuurlijk alleen afhankelijk van de wind. Dan gooien ze brandende bundels in zo’n grot, waardoor dit licht ontvlambare gas snel ontbrandt, en soms jarenlang brandt; maar als het brandt, is het ook volledig onschadelijk.

De eigenaardigheid van dit land is dan ook de reden voor de eigenaardige geestelijke vorming van deze mensen, zoals hierboven al is opgemerkt; hun dubbele godheid komt hieruit voort. Wat jou echter weer vreemd zal voorkomen, is dat de inwoners niet veel belang hechten aan deze godheid; zij hebben ook de Al-Quran, en tegenwoordig ook de Bijbel. Sommigen geven de voorkeur aan de Bijbel, anderen aan de Koran; maar hun godheid is bij hen bijna volledig uit de gratie geraakt. Sommigen zijn van mening dat een perfect persoon alle religies zou moeten kennen en er het beste uit zou moeten halen (eclectici).

Anderen zeggen weer dat van de vele religies er slechts één de juiste kan zijn; maar om dit uit te vinden zou de moeilijkste taak zijn voor de wijste onder hen. Daarom zou het het beste zijn om in de tussentijd iets voor alle religies te doen totdat men de juiste heeft gevonden, want in elke religie is er iets wijs en iets stoms; zo brengt men alleen hulde aan het wijze in elke religie en verwerpt men het stomme, waardoor men uiteindelijk wijs genoeg wordt om de juiste uit de vele religies te vinden.

Deze mensen zijn in wezen niet zo dom als iemand in eerste instantie zou willen geloven, want zij zijn gebaseerd in het niets; daarom zijn ze ook het meest toegankelijk in het geestenrijk. Alleen met de liefde is het een beetje moeilijk, omdat zij de liefde beschouwen als de grootste domheid in de wereld; de reden hiervoor is dat zij onder de term liefde alleen die passie verstaan die lijkt op dronkenschap, waardoor de twee seksen elkaar als in een blinde razernij aangrijpen en ontucht met elkaar plegen als dieren, een daad die de wijsheid van de mens soms lager plaatst dan die van de laagste dieren.

Echter, zoals heel gemakkelijk te zien is, is dit slechts een zeer foutief concept van liefde, waarbij een vals en verkeerd geleid instinct van liefde wordt aangezien voor het geheel van liefde. Zodra de geesten van deze mensen helder zijn over dit begrip, zijn zij de meest bekwame wezens in het geestenrijk en tegelijkertijd de meest bereidwillige en de meest stipte bij de vervulling van elke zaak die hen wordt toevertrouwd.

Dat is iets bijzonders over dit volk; daarom werd het hier op een nogal omslachtige manier gegeven. Al het andere betreffende dit volk behoort niet tot ons onderwerp; daarom gaan we nu verder in het volgende hoofdstuk met een ander volk.