Hoofdstuk 26
Verschijnselen in de derde luchtregio
8-2-1847
(1) Nu
moet men al die verschijnselen niet als helemaal gelijksoortig beschouwen, daar
men er onder de lichtende meteoren ook werkelijk enkele vindt die op zodanige
wijze ontsteken, dat met het ontsteken ook werkelijk verbranding plaats vindt.
Maar desalniettemin stamt de ontsteking van zulke meteoorachtige lichamen
nochtans uit de derde regio; het verbrandingsproces begint echter pas dan, als
zo'n meteoor met een behoorlijk grote doorsnede in de tweede of vaak zelfs in
de eerste regio van de aarde aankomt en een zeer snelle beweging heeft. Want
een middelmatig snelle of eerder nog een sterk afnemende beweging veroorzaakt
geen ontsteking. Een meteoor moet minstens 1 - 5 Duitse mijlen (* 1 Duitse
mijl = 7,420 km).per seconde afleggen, wil hij werkelijk na het ontsteken tot
verbranding komen; is een beweging langzamer, dan volgt geen ontsteking waaraan
een verbranding is verbonden.
(2) Een bijzonder verschijnsel bij het ontsteken of nog
beter bij het lichten van de door de derde luchtregio vallende meteoren is
vooral, dat de kop van zo' n meteoor het meest lichtend is. Dit licht geven van
de kop tijdens het doorschieten van de derde luchtregio is van dezelfde aard
als het lichten van zijn staart. Het is een geconcentreerde stralenreflex,
omdat het vaste, gewoonlijk ook nog ronde lichaam, de hem omgevende lichte,
etherische lucht uiteen drijft en om zich heen, vooral aan de voorkant van de
kop, een luchtomhulsel vormt, dat op
zijn beurt om het lichaam een glanzend vlak vormt als van een holle spiegel,
die het licht van de lichtgevende hemellichamen opneemt en het dan verder naar
de aarde omlaag stuurt. Als iemand een ronde steen heel hard in helder water
zou gooien, zou hij zich van dit verschijnsel in het klein een voorstelling
kunnen maken, want al zou die steen ook zwart zijn, toch zal men hem onder
water met een geheel witte kop naar beneden zien schieten. Dit witte aan de kop
is niets anders dan een door de snelle beweging van de steen gevormde holle
spiegel van water, die de in het water vallende stralen geconcentreerder
opneemt en weer terugkaatst. Om deze reden lijkt ook het schuim van het water
wit, omdat de luchtbellen als het ware louter holle spiegels zijn, die heel
veel stralen in zich opnemen en ze dan geconcentreerd weer terugzenden. Wat
hier het water laat zien, dat laat daar het lichten van een meteoor zien,
namelijk niets anders dan een geconcentreerde reflex van het licht.
(3) Als echter een meteoor van een groter volume in de tweede regio naar
beneden komt, dan ontsteekt hij vaak werkelijk en wel door wrijving in de
zwaardere luchtlaag. Is de beweging heel snel, dan kan zo' n meteoor zelfs nog
brandend op de aarde neerkomen, wat echter uiterst zelden gebeurt. Bij een
vertraagde beweging, die door de dichtere luchtregio gemakkelijk te verklaren
valt, treedt dan weldra het uitdoven op en het lichaam valt dan geheel donker
op de aarde neer. Toch zou zelfs een grotere meteoor bij een zeer snelle
beweging niet ontsteken, als hij van te voren niet met de zeer gemakkelijk
brandbare, etherische lucht van de derde regio zou zijn verzadigd. Deze
etherische lucht is dan eigenlijk het brandbare wezen van zo'n meteoor als deze
in de dichtere luchtregio is aangekomen.
(4) Dit is nu alles over de bijzondere verschijnselen in
onze derde regio en tevens over de speciale eigenschappen van deze regio. We
hoeven nu alleen nog maar uiteen te zetten, hoe deze lucht en de in haar
optredende verschijnselen vanaf de aarde worden gezien. Hoe de meteoren worden
gezien, behoeft geen verklaring meer. Maar er zijn nog andere verschijnselen
die uit deze luchtlaag stammen en die moeten we ook nog aanroeren, zodat we dan
alles kennen wat tot de materie van de aarde behoort.
(5) Jullie zullen wel vaak hele witte, fijne, krullige
wolken hebben gezien, de zogenaamde schapenwolkjes. Deze zijn heel subtiel en
zo doorzichtig, dat ze zelfs het licht van de sterren bijna ongehinderd door
zich heen laten schijnen. Deze schapenwolken zijn de hoogste wolken die boven
de aarde voorkomen. Ze ontstaan door een soort verbinding van de zuivere ether
met de oppervlakte van de derde luchtregio. Eigenlijk zijn ze geen wolken,
maar slechts golfachtige bewegingen op de hoogste oppervlakte van de derde
luchtregio. Deze worden daardoor veroorzaakt, als door de wijde etherruimte
bepaalde lichtwezens de aarde beginnen te naderen, welke lichtwezens langs de
jullie al bekende weg van de zonnelichamen afstammen. Daar deze fijn lichamelijke
wezens toch wel een zeker gewicht hebben, brengen ze door het neerkomen op de
zeer gevoelige oppervlakte van de derde luchtregio daar een golvende beweging
teweeg. Deze beweging laat de invallende zonnestralen niet meer rechtlijnig,
maar wel zeer gebroken door, en deze verschillende soorten breking op de golven
van de derde luchtregio veroorzaken dan juist dat verschijnsel, dat zich als
witte, fijn gekrulde schapenwolkjes vertoont.
(6) Dat na zo'n verschijnsel gewoonlijk onweer optreedt,
komt heel duidelijk door de aankomst van vreemde gasten, aan wie door de
geestelijke aardbewoners in zekere zin gevraagd wordt, waar ze vandaan komen en
wat ze hier doen. Bij zulke vragen ontstaan dan altijd strubbelingen en
voorbereidingen hoe zulke nieuw aangekomenen - op een voor de aarde
onschadelijke manier - daar plaats moet kunnen vinden. Willen de pas
aangekomenen zich geduldig schikken - wat zelden het geval is - dan komt er na
de schapenwolkjes geen onweer. Is dat echter niet het geval, dan wordt er
recht door de macht der orde gehandhaafd en moeten diegenen, die zich eerst
vrijwillig hadden kunnen schikken, zich alsnog voegen. - Dat is dus alweer een
kenmerkend verschijnsel uit de derde luchtregio, een verschijnsel zoals ook
vanaf de aarde kan worden gezien.
(7) Tenslotte is er nog een verschijnsel, dat wel minder
vaak wordt gezien, maar toch zeer de moeite waard is om te worden opgemerkt,
omdat het zogezegd een zuiver geestelijk verschijnsel is, dat echter toch met
het lichamelijk oog kan worden waargenomen. Dit verschijnsel vertoont zich
slechts op zeer warme dagen en is te zien als een soort wit-blauwe strepen.
Deze strepen zijn een moment, waarop de zalige geesten als het ware allen
gemeenschappelijk samenkomen, zich in de rust verheugen en dan beraadslagen
wat te doen en hoe aan de nieuwe geesten bestuurlijke taken voor te leggen. Op
zulke dagen is het dan ook op de aardbodem bijna doodstil. Geen blaadje beweegt,
geen gewone wolk is te zien en op aarde is het drukkend heet. Deze toestand
duurt echter niet lang. Wordt als het ware deze zitting opgeheven, dan komt
alles weer gauw in beweging, vooral als er nieuwe geesten voor het beheer van
de lucht, de bergen en de zeeën worden aangesteld. Dan is het niet zelden het
geval dat de nieuwe bezems schoner vegen dan de oude. Daarom komen er na zulke
verschijnselen allerlei winden en de barometers zullen aanhoudend op
'veranderlijk' staan, zodat het bij dergelijke verschijnselen met de bestendigheid
van het weer een tijdlang is afgelopen.
(8) Deze boven beschreven wit-blauwe strepen zijn dus
niets anders dan als het ware rustig bijeen zijnde scharen van geesten en wel
op de oppervlakte van de derde en zuiverste luchtregio, die op de voren beschreven
wijze zelfs door het menselijk natuurlijke oog waargenomen kunnen worden.
(9) Geestelijk ingestelde mensen, die tevens met hun
geestelijk oog kunnen waarnemen, zullen zeker méér zien dan alleen maar
witblauwe strepen. Maar dergelijke mensen zijn in deze tijd, waarin men alles
uit ijzer begint te vervaardigen, nog zeldzamer geworden dan diamanten in de
noordelijker streken van de aarde; deze komen daar weliswaar voor, maar - zoals
al gezegd werd - uiterst zelden; en als ze voorkomen zijn ze klein,
onaanzienlijk en dus niet van bijzonder grote waarde - of anders gezegd: er
zijn tegenwoordig nog maar bijzonder weinig Paulussen en Petrussen meer.
(10) Hiermee is echter ook de uiteenzetting over de
natuurlijke of materiële aarde ten einde en we zullen dus hierna de geestelijke
aarde beschouwen.