Hoofdstuk 24
Het oog van de aarde
5-2-1847.
(1) De derde luchtregio rust ongeveer net zo op de tweede
als de heel zuivere etherische olie op helder water zou rusten. Deze olie vermengt
zich dan niet met het water, maar drijft boven en doet geen afbreuk aan diens
zuiverheid, maar verleent integendeel aan de oppervlakte nog mooiere glans.
Deze derde luchtregio werkt ook net zoals etherische olie; ze is als het ware
het vet waardoor de beide onderste luchtlagen gesmeerd worden en is
tegelijkertijd het etherische zout, dat de onderste luchtlagen zout en ze voor
het gebruik door planten en dieren een goede smaak verleent.
(2) Alle heerlijke geuren komen vanuit de derde
luchtregio naar beneden, waar ze door het licht en zout - dit is een etherisch
zout - omlaag gebracht worden om door de in de nabijheid van de planten
verzamelde elektriciteit in de planten zelf geleid te worden en hen de
etherische olie en daardoor de meest uiteenlopende heerlijke geuren te geven.
Bij veel planten kan men deze olie als zeer kleine, hoogst doorzichtige hars
bolletjes met het vrije oog of zeer goed met een microscoop ontdekken.
(3) Kortom: De reuk en ook grotendeels de smaak en de
vele mooie kleuren, vooral die van de bloemen en vruchten, zijn hoofdzakelijk
afkomstig uit deze derde luchtregio; want de smaak, de reuk, evenals voor het
grootste deel de mooie kleuren zijn zuiver etherische substanties en kunnen
dus alleen maar dáár vandaan stammen, waar ze het dichtst aan de ether grenzen,
waar al deze vele etherische specifieke substanties vandaan komen.
(4) Deze specifiek - etherische substanties grijpen
elkaar in deze derde luchtregio aan en vormen samen als het ware een fluïdum,
dat met de daar doorheen lopende verschillende stralen uit de talloze sterren,
als het ware een chemische affiniteit vertoont, zich met hen verenigt en naar
de aarde afdaalt en dan die planten en dieren substantieel vervult, die met de
verschillende specifieke grondstoffen van het licht overeenkomst hebben.
(5) Deze derde luchtregio komt ook met elke plant overeen
en wel met zijn uiterste delen; dat zijn bij de planten altijd de knoppen, bloemen
en vruchten en ook hun bladeren met hun elektriciteit opzuigende spitse
uiteinden. Al deze plantendelen hebben een etherisch zuiver voorkomen. Dit komt
dus overeen met de derde luchtregio. Want gewoonlijk zijn ze uiterst zacht en
subtiel en hebben een goede smaak, maar sommige planten zijn ook wel afstotend
van reuk. Doch deze onaangename geur is slechts het gevolg van een overwicht
van de innerlijke, tellurische sappen, die als het ware door zuivere hemelse
substanties niet kunnen worden overtroffen.
(6) In de dieren verenigen de substanties uit deze derde
luchtregio zich nog opvallender. Weliswaar zijn ze hier in zekere zin al uit de
tweede hand en daardoor al niet meer zo zuiver etherisch zoals bij veel
planten. Maar het merg in het hoofd dat gewoonlijk door de haren de specifica
uit de lucht opzuigt en zeer in het bijzonder ook de heel zuivere vloeistoffen
van het oog - vooral die van onder het eerste hoornvlies alsook het hoornvlies
zelf - worden door de wenkbrauwen en oogleden uit de lucht geabsorbeerd en in
het oog geleid. De derde luchtregio lijkt dus in zekere zin op het oog en wel
daarom, omdat ze naast de hierboven beschreven doeleinden ook datgene voor de
gehele aarde is, wat het oog is voor mens en dier.
(7) Deze derde luchtregio is dus ook eigenlijk het oog
van de aarde.
Want had de aarde dit algemene gezichtsvermogen niet, dan
zou ook geen enkel wezen op aarde dat kunnen hebben. Want de zaak is heel
natuurlijk: wat iemand niet heeft, dat kan hij ook niet geven; heeft men het
echter, dan kan men het geven. Anders gezegd: waar niets is, verliest de keizer
zijn recht.
(8) Maar niet alleen de aarde heeft in deze derde
luchtregio haar oog, dat rondom de hele aarde is, maar ook elke plant heeft de
delen, die met deze luchtregio overeenkomen en een gezichtsvermogen of als het
ware een soort oog, waardoor ze het licht in zich opneemt. Dat de plant zeker
en gewis ook een oog heeft of liever een voor haar speciaal vermogen tot zien
bezit, volgt al uit het feit dat we kunnen waarnemen, dat bijna alle planten en
bloemen zich naar de zon keren om haar licht op te zuigen. Ook kan men deze
waarheid kennen uit het feit dat een plant, die in een donkere kelder ontkiemt,
haar kiem precies daarheen keert, waar zich een opening voor het licht bevindt
en als ze deze gevonden heeft, buigt ze haar hoofd niet meer terug, maar groeit
voortdurend in de richting van het heldere licht.
(9) Velen zullen wel vragen: waarom heeft de aarde na dit
alles zo'n groot algemeen oog nodig? Wat ziet ze daarmee; en kan ze zich wel
een voorstelling maken van wat ze ziet?
(10) Dan zeg Ik: Alles op zijn eigen wijze! De aarde ziet
voortdurend de hele oneindige ruimte om zich heen. Deze algemene waarneming
roept in de aarde zelf bij alle in haar wonende geesten een algemeen
overeenkomstige voorstelling op, waaruit elk afzonderlijk geestelijk wezen zijn
intelligentie voor de buitenwereld put. Dat zou onmogelijk zijn zonder het
algemene grote gezichtsvermogen van de aarde. De aarde als lichaam weet in haar
algemene wezen weliswaar niets van hetgeen ze ziet. Het zou ook niet nodig
zijn om de aarde een eigen zichzelf bewuste kennis te geven, omdat ze - zoals
we in het nog volgende geestelijke deel zullen horen - geen apart zelfstandig
wezen is, maar een eindeloos veelvoudig wezen, dat bestaat uit talloze aparte
intelligenties. Deze intelligenties zijn het, die het grote algemene aardoog
nodig hebben, zoals ook elk mens en elk dier zonder dit algemene aardoog met
zijn eigen oog niets zou zien. Want juist door dit oog kan de mens de zon, de
maan en de sterren zien. Het zal toch wel duidelijk zijn dat de mens met zijn
kleine oog onmogelijk ooit die grote zon zou kunnen overzien, als niet van
tevoren het grote aardoog een klein beeld van de zon zou opnemen en dat aan het
menselijk oog zou overdragen. En zo ziet niemand de zon of de maan en de
sterren, zoals ze in hun eigenlijke hoedanigheid en in hun grote afstand zijn,
maar men ziet slechts hun beeld op het oppervlak van het grote, algemene aardoog,
waarvan de oppervlakte, zoals al werd opgemerkt, meer glanst dan de zuiverste
waterspiegel en die daarom zeer geschikt is voor het opnemen van de beelden van
de grote hemellichamen om haar heen.
(11) Tengevolge van deze eigenschap van de aarde zijn er
dan ook werkelijk al dwaze astronomen geweest, die meenden dat de zon hoogstens
tien mijl verwijderd was en die de zon voor een meteoor hielden, die
gemakkelijk binnen 24 uur om de aarde kon cirkelen. Maar tot deze dwaze mening
heeft hen alleen de schijnbare aanblik geleid, waardoor het beeld dat jullie
van de zon zien werkelijk niet veel verder van de aarde afstaat. Maar dat beeld
is niet de werkelijkheid, maar het is slechts een klein beeld van de grote
zon, die meer dan 20 miljoen mijl van de aarde afstaat. Tegelijkertijd neemt
dit oog ook beelden op van de oppervlakte der aarde en geeft die door aan de
andere hemellichamen, evenals die andere hemellichamen hun oppervlaktebeelden
weer door hun algemene oog naar het algemene oog van de aarde voeren. Uit deze
eigenschap zijn vooral in de tropische landen de zogenaamde fata morgana
verschijnselen te verklaren - en met name in de tropische landen, omdat daar de
derde regio soms zelfs lager komt te liggen dan de niet eens zo hoge bergen.
Ook zijn de in de bergen van deze tropische landen niet zelden voorkomende
balsemachtige geuren het gevolg van het feit, dat deze derde regio soms zo diep
omlaag zinkt; en dan zouden jullie het daar van louter welriekende geuren niet
kunnen uithouden.
(12) Wat deze derde regio nog voor verdere eigenschappen
heeft, welke verschijnselen daar nog te zien zijn en hoe deze soms vanaf de
aarde gezien worden, daaraan zullen we hierna enige beschouwingen wijden.