Hoofdstuk 11

 

De lever van de aarde

 

16-1-1847

 (1) Na de milt is de lever één van de belangrijkste organen. Ze is het afscheidingsapparaat in het dierlijke zowel als in het aarde­lichaam en verdient daarom evenals de milt onze bijzondere aandacht.

(2) Mens en dier eten spijzen die evenveel dodelijk gif bevatten als leven verwekkende voedingsstoffen. Dientengevolge zou elk mens evenals elk dier na de genoten maaltijd sterven, als zich in het lichaam geen orgaan bevond, dat al deze giftige stoffen, hoofdzakelijk koolstof en blauwzuur, begerig naar zich toetrok, ze gedeeltelijk in een speciaal reservoir verzamelde en deels door de urineleider afvoer­de. Dit nuttige orgaan is nu juist de lever. Haar bouw lijkt veel op die van de milt wat betreft de innerlijke constructie, maar de vorm lijkt meer op die van de longen.

(3) Dit deel van de ingewanden bestaat dus eveneens uit een grote hoeveelheid aan elkaar geregen kamertjes, die net zoals die van de milt - maar dan wat nauwer - met elkaar zijn verbonden. Naast deze kamertjes wordt de lever hoofdzakelijk doorkruist door vier verschillende soorten buisachtige vaatjes, die echter niet dezelfde vorm hebben als die van de milt, maar het zijn gelijkvormig door­lopende organen die met elkaar door nog kleinere doorgangs­vaatjes verbonden zijn, zodat alle organen van dit deel van de inge­wanden in een onderlinge verbinding staan.

(4) Een deel van deze vaten komt uit het hart en voert rijkelijk veel bloed naar de lever, opdat dit bloed hier met de benodigde hoeveel­heid koolstof evenals met een naar verhouding kleine dosis blauwzuur wordt verzadigd. Dan pas is het voldoende geschikt om het verte­ringsproces in de spijsverteringsorganen te voltrekken en vandaar verder naar buiten ook de opperhuid te vormen. Want voor inwendig gebruik is zulk bloed onbruikbaar geworden. Daardoor zijn leverziek­ten dan ook vooral gemakkelijk te herkennen aan de opperhuid. Dit is één soort van doorlopende vaten.

(5) Een tweede soort vaten loopt van de maag naar de lever. Dit soort vaten neemt alle waterachtige bestanddelen op, waarin het zeer verdunde blauwzuur wordt weggeleid en dan in de lever door kleine verbindingsvaten in een juiste verhouding aan het bloed wordt afgege­ven. Wat overblijft wordt uit de lever door de nieren afgevoerd naar de urineblaas, die het dan als onbruikbaar materiaal van zich afstoot en door de urineleiders helemaal uit het lichaam verwijdert. Dit is het tweede soort vaten dat door dit orgaan van de ingewanden loopt.

(6) Een derde soort vaten gaat ook weer van de maag uit en verbindt speciaal diens slijmhuid met de galblaas en de lever. Door de­ze vaten wordt de slijmerige kool - of galstof van de spijzen in de maag afgezonderd en voor het grootste deel in de galblaas bewaard. De re­den daarvoor is dat, als de mens of het dier iets te weinig van deze stof - die voor de vertering nodig is - uit de spijsbrij in de maag haalt, de lever van haar voorraad weer wat aan de maag moet terug­geven. Want alle vertering is een soort gistingsproces waartoe, zoals bekend, sommige voedingsstoffen zich beter lenen dan andere. Ook hebben enkele stoffen die zeer waterachtig zijn maar weinig gist­stof in zich, wat iedereen in de natuur al dadelijk merken kan. Neem bijvoorbeeld een schaal met zuiver water en voeg een beetje zemelen erbij, dan zal dit mengsel lang moeten staan voordat het gaat gisten. Neem nu een andere schaal met wijnmost en doe er ten overvloede nog wat gerste - of rijstemeel bij, dan zal dit in een paar uur zo'n gisting teweegbrengen, dat men zich nauwelijks raad weet. Als echter daaruit al blijkt dat enkele stoffen, die de mens evenals het dier als voedsel tot zich neemt, meer of minder kool - of giststof bevatten, dan moet het ook duidelijk zijn dat er in de lever voor een teveel van deze stof een re­servoir aanwezig moet zijn om daarmee een tekort aan deze stof te hulp te komen, als deze in de opgenomen voedingsmiddelen in onvol­doende mate aanwezig is. - Door deze vaten hebben we nu de derde soort leren kennen.

(7) Een vierde soort vaten die door dit orgaan heen loopt zijn de kleine gewonden adertjes, die van de long uitgaan en in de verschillen­de krommingen en windingen worden geleid. Door deze vaten wordt de galblaas gedeeltelijk gevormd en gedeeltelijk op voortdurend ge­lijkmatige spanning gehouden. Tevens wordt door deze vaten steeds een juiste hoeveelheid atmosferische lucht in de gal gebracht en door die atmosferische lucht zoveel zuurstof, dat de gal niet teveel gaat gis­ten en daardoor die boosaardige stof in het lichaam opwekt, waaruit hoofdzakelijk allerlei ontstekingen, reumatiek, jicht en dergelijke ziekten ontstaan. Daarom is het voor de mensen ook erg ongezond om zich op zulke plaatsen en in zulke vertrekken op te houden, waar zij in plaats van de tot leven brengende zuivere atmosferische lucht al­leen maar bedorven lucht inademen, die maar heel weinig zuurstof be­vat maar des te meer giftig stikstof. Dit vind je vooral in die vervloekte kroegen, waarin de gasten door de afschuwelijke tabaksrook zich het allerbeste op de stank van de hel voorbereiden.

(8) We hebben nu vier soorten vaten van de lever leren kennen; hun actie en reactie wordt weer als bij de milt door het eclectisch fluïdum bewerkstelligd, dat in de voornoemde kamertjes, net zoals bij de milt, door een wrijvende beweging van de kamer­tjes wordt opgewekt. Natuurlijk wordt het elektrisch vuur van de le­ver hoofdzakelijk door het vuur van de milt opgewekt, want ook de le­ver zou zonder de milt dood zijn en niet in staat om te werken.

(9) De lever bevindt zich bij de mensen - evenals bij alle dieren ­ rondom de maag, omdat zij daar het meest nodig is. Daar is dit orgaan, maar dan in de grootste afmeting, ook in de aarde geplaatst. Zijn functie is geheel dezelfde als die van de lever bij de dieren. Hoewel ze maar een secundaire werking uitoefent ten opzichte van de werking van de milt, is ze toch een niet minder machtig orgaan tot verwekking van leven in elk dierlijk organisch lichaam. Want uit de lever van de aarde komt aanvankelijk alles als het ware voort wat de aardkorst in zich en op zijn oppervlakte draagt. Zo is ook al het zeewater uit de lever afkomstig en is in de grond van de zaak niets anders dan de uitgestoten urine van het aardelichaam, welke urine echter deson­danks weer verdampt en in wolken opgaat, die op hun beurt in de lucht door de inwerking van het licht in zoet, voedzaam water wordt omgezet.

(10) We hebben nu op deze manier in het kort zo grondig als mogelijk was ook dit orgaan leren kennen en zullen hierna weer tot een ander overgaan.