Hoofdstuk 10

 

De opbouw van de milt en de vorming van het bloed

 

15-1-1847

 

 (1) Als jullie een stukje milt van een dier door een goede microscoop bekijken, zullen jullie heel veel kamertjes ontdekken die meestal kubusvormig zijn, doch soms ook driezijdige piramiden vormen; zel­den zijn deze kamertjes rond in de vorm van een ei. Deze kamertjes zijn aan de hoeken door cilindertjes organisch met elkaar verbonden. De wanden van deze kamertjes zijn vrij, waardoor een milt zacht en luchtig aanvoelt. Tussen de rijen van de met elkaar verbonden kamer­tjes lopen talrijke bloedvaten, die niet gelijk van vorm zijn, maar uit gedeeltelijk nauwe, gedeeltelijk wijde buizen bestaan en er voor het oog ongeveer zo uitzien als de draden van een kruisspin, als ze die met haar grijswitte kleverige parels heeft bezet; want je zult al wel hebben gezien hoe dit dier zijn elastische, sterke draden zelf met kleverige pareltjes versiert; die pareltjes dienen er voor dat een insect op het ogenblik dat het de draad aanraakt, als een vogel aan de lijmstok wordt gekleefd en zich nooit meer daarvan los kan maken.

(2) Zo is het dus met een bloedvat in de milt gesteld; het zal nog gemakkelijker te begrijpen zijn als Ik het met een zeer fijn snoer van kleine pareltjes vergelijk. Zulke bloedvaten vindt men door de gehele lengte van de milt en ook in grote hoe­veelheden in de breedte daarvan. Ze beginnen in een enkel vat, dat in verbinding staat met de maag en ze eindigen in een hoofdbloedvat dat direct met het hart verbonden is. Tevens is het hele miltweefsel door een zachte huid omgeven, waar doorheen de miltkamertjes en de parelsnoerachtige bloedvaten als donkerrode wratjes te zien zijn. Om­dat de milt bij dieren echter een uiterst teer weefsel is, is ze nog extra met een laag vet omgeven, waardoor ze beter beschermd is en ook van­wege haar voortdurende wrijvende werking een goede vette stof om zich heeft, zodat ze zich door deze werkzaamheid nergens bezeert.

(3) Nu hebben we zo goed als in het kort mogelijk was een enigszins anatomische beschrijving van de milt gegeven, die ech­ter in dode toestand een heel andere vorm aanneemt dan hier beschreven. Ook moeten we nu weten wat voor werk ze hier eigenlijk verricht en hoe juist voor dit werk haar inrichting zo geschikt is.

(4) We hebben al gehoord dat de milt met haar bloedvaten met de maag en het hart samenhangt; waarom is dat? Omdat ze de sappen uit de maag, die voor het vormen van het bloed zijn bestemd, in zich opneemt, ze in bloed verandert en dan zo aan het hart aflevert. Daardoor kan het bij mensen, die veel bloed hebben, gemakkelijk gebeuren dat de milt te overvol met bloed wordt, omdat ze niet alles wat in haar gevormd wordt in het hart kan afzetten, zodat het bloed dat zich in de milt ophoopt dan terug loopt in de maag, waardoor die mens bloed opgeeft. Vindt het bloed deze uitweg niet, dan kan daaruit gemakkelijk een ontsteking en metter­tijd - wat nog erger is - een verharding van dit orgaan veroorzaakt worden. Daarom gebeurt het opgeven van het bloed meestal vanuit de milt en hoogst zelden uit de longen.

(5) Op deze manier hebben we al één functie van de milt gezien; maar nu is de vraag hoe de milt het bloed maakt. Ook dat zullen we in het kort bekijken.

(6) Wanneer het als eiwit uitziende sap vanuit de maag in de milt overgaat, dan blijft het een bepaalde tijd in de parelsnoerachtige bloed­adertjes zitten en verplaatst zich met elke polsslag een parel verder. Te­gelijkertijd wordt met elke polsslag een wrijving van de miltkamers opgewekt. Daardoor vullen deze kamertjes zich met elektrisch vuur, dat bij de maagstreek een positieve en bij de hartstreek een negatieve pool vormt. Vandaar dat de kamertjes in de streek van de maag meer scherpe kanten hebben, terwijl ze naar de streek van het hart meer ei­vormig worden.

(7) Door dit elektrisch vuur worden de kamertjes nu eens sterk ver­groot, en dan weer sterk samengetrokken. Omdat de kanten van deze kamertjes door de cilindertjes onderling, alsook met elk bloedvaten­kogeltje in verbinding staan, wordt daardoor bewerkstelligd dat de sappen in de bloedvaten meer en meer in een gistingsproces geraken. Door deze gisting wordt de overtollige koolstof, die ze nog bevatten, uitgescheiden en deze wordt door de kamertjes gedeeltelijk aan de gal, gedeeltelijk ook aan het vet afgegeven. Tevens ontstaan door deze gis­ting louter kleine blaasjes, die, als ze onder invloed van de negatieve elektriciteit komen, in elkaar schrompelen en lensvormig worden.

(8) De lensvormige blaasjes worden dan voor de helft met negatieve elektriciteit aangevuld, en krijgen daardoor een saffraan­achtige gele kleur en treden zo reeds als bloed in de hartkamer. Het bloed is geen gelijkmatige vloeistof, maar een brij die bestaat uit klei­ne lensjes, die met zijn kleine lenzen - die aan de oppervlakte erg glad en glibberig zijn - de negatieve elektriciteit in het hele lichaam rond­brengt en verdeelt.

(9) Deze elektriciteit verwarmt dan het hele organisme. Waar deze lenzen dan door hele nauwe vaten worden gestuwd, spatten ze uit elkaar, waarna de huls vloeibaar wordt en in de zogenaamde lymfesappen overgaat, terwijl de elektrische stof die door het uiteenspatten is vrijgekomen als een ijzerhoudende ether wordt gebruikt om de zenuwen tot leven te brengen.

(10) Nu hebben we in zo kort mogelijke tijd de milt, haar bouwen haar functie bekeken; en omdat we nu op deze manier een heel aanschouwelijke basis hebben, kunnen we ons welgemoed en zo goed mogelijk voorbereid - tenminste voorlopig - in een weliswaar wat grotere vuurkamer van onze aardemilt wagen.

(11) Haar bouw lijkt op de boven beschreven bouw van de kleine dierlijke milt, waartoe ook de menselijke gerekend kan worden. Alleen is zo'n kamer vele biljoenen malen groter dan de miltkamer van een dier, ja in veel van zulke aardemilt kamers zouden meerdere miljoenen mensen naast elkaar wel plaats kunnen vinden, waaruit we kunnen afleiden, dat de bouw van de aardemilt wel zeer indrukwek­kend moet zijn. Maar nog groter is die van een zon en nog heel veel groter die van een hoofdcentraalzon, wiens bouw toch, zoals in het al­gemeen van zonnen, heel anders is dan de bouw van een aardbol; zoals overigens ook de bouw van de ene aardbol zoveel van de bouw van een andere aardbol verschilt, dat alleen het oog van de Schepper het al­gemeen gemeenschappelijke in hen kan zien. Daarom moeten jullie ook niet denken, dat - als het binnenste van de aarde bekend is - jullie daarom ook al het inwendige van Jupiter of van een andere planeet zouden kennen; en nu zullen we ons dus in zo’n aarde milt­kamer begeven en kijken hoe het daar toegaat.

(12) Kijk naar de grijsbruine wanden, hoe elk ogenblik ontelbare bliksemflitsen er doorheen schieten. Men hoort hier ook voortdurend een miljoenvoudig gedonder. En kijk, uit de kamers lopen brede kanalen, waardoor zich een geweldige vloed stort. De aanhoudende elektrische vlammen lossen die vloed op in sterk onder druk staande dampen. Met voor jullie niet te meten geweld, dringen deze dampen door andere kanalen verder onder verschrikkelijk geraas. Nieuwe vloedgolven storten weer de kamers binnen; weer is er een zie­den, bruisen en sissen als er op de oppervlakte van de aarde nog nooit werd gehoord. Ga uit de kamer naar buiten en bekijk de bloedvaten, die zich op de eerder beschreven manier tussen de rijen kamers uitstrekken. Hoor hoe de geweldige vloedgolven door hen heen stormen, hoe hier en daar deze kanalen op de plaats waar ze nauwer worden, zich als grote reuzenslangen uit de oertijd huivering­wekkend samentrekken en dan weer uitzetten, om de in haar woedende, geweldige vloedgolven verder te stuwen. Zie hoe hier in het groot hetzelfde gebeurt en gebeuren moet als in de dierenmilt in het klein.

(13) Dat deze sappen op dezelfde wijze als bij het dier vanuit de aardemaag in de aardemilt overgaan en daarna in het aardehart

worden afgezet als het aan alles voedsel verstrekkende aardebloed, hoeft nauwelijks te worden gezegd.

(14) Op deze manier hebben we dit orgaan, zo precies als het in het kort maar mogelijk is, leren kennen en zullen ons hierna naar een ander orgaan van de aarde begeven. [bron: Aarde en Maan – Jakob Lorber]