Hoofdstuk 7
(1) Omdat de aarde als het ware een groot organisch dierlijk lichaam is,
moet het als zodanig voedsel tot zich nemen om te kunnen leven. Daartoe zijn -
zoals bij elk dier of zelfs bij elke plant óf een mond óf ook meerdere eet -
of zuigslurven nodig. Bepaalde dieren, zoals bijvoorbeeld de poliepen en
andere soortgelijke dieren, hebben veel van dergelijke zuig - en eetslurven.
Een zuigslurf onderscheidt zich van een eetslurf daardoor, dat de zuigslurf
alleen maar vloeibaar voedsel opneemt en dat ter verdere voeding van het
dierlijk lichaam in de daarvoor bestemde verteringsorganen leidt; maar een
eetslurf neemt ook lichamen zoals allerlei insecten en ook bepaalde kleine
planten met wortels in zich op, wrijft ze fijn door zijn over elkaar heen
wrijvende stevige spieren en brengt ze dan pas fijngewreven in de verdere
verteringsorganen.
(2) Datzelfde is ook min of meer het geval met alle
planten, bomen en struiken, omdat vooral hun wortels niets anders dan
poliepachtige zuigsprieten zijn. Hun bloemen en vooral hun meeldraden zijn
grotendeels als eetsprieten te beschouwen, die - hoewel voor korte tijd - de
bevruchte stuif deeltjes in zich opnemen, ze kneuzen en dan het bevruchte sap
naar de komende vrucht leiden om deze tot leven op te wekken en te voeden.
Tegelijkertijd echter is elk dierlijk evenals elk plantaardig lichaam met heel
veel kleine zuighaartjes bedekt, die er speciaal voor dienen om de elektrische
en etherische levensstof uit de vrije lucht door zich heen naar binnen te
zuigen.
(3) Daar echter alle dingen, zoals planten en dieren,
kleine overeenkomstige voortbrengselen van het aardelichaam zijn, is het
begrijpelijk dat dit alles op grotere schaal ook in het aardelichaam moet worden
aangetroffen. De aarde heeft daarom evenals elk dier een aan haar wezen
aangepaste grote hoofdmond, waardoor ze ook het voornaamste voedsel in zich
opneemt. Naast deze hoofdmond heeft ze echter nog overal talrijke grote en
kleine zuig - en eet slurven, waartegenover ze dan tevens een overeenkomstig
hoofdafvoerkanaal heeft en daarnaast ook nog talloos vele kleinere
afvoerkanaaltjes.
(4) We zullen om niet onnodig te ver uit te weiden, eerst
de hoofdmond en dan het daarmee overeenkomende hoofdafvoerkanaal verkennen,
omdat deze op de roterende beweging van de aarde de meeste invloed uitoefent.
De talrijke kleine voedings - en afvoerkanalen zullen we maar aan een korte beschouwing
onderwerpen en dus gaan we over naar de hoofdmond.
(5) De noordpool
is de hoofd voedingsmond van de aarde en de zuidpool haar daarmee
overeenkomende voornaamste afvoerkanaal.
(6) Hoe ziet
deze mond er dan uit? Hij is tamelijk groot. De doorsnede van de mond, gerekend
vanaf de buitenste rand, waar de ingang trechtervormig begint, heeft gemiddeld
een afmeting van tussen de 20 en 30 mijl * ( Oude lengtemaat. 1 Duitse mijl =
7,420 km ), .maar aan de onderkant wordt hij nauwer en meet daar iets minder
dan een achtste mijl. Met diezelfde dikteafmeting gaat de slokdarm tamelijk
recht naar beneden tot in de maag van het aardelichaam. De wanden van deze
slokdarm zijn zeer oneffen en geribbeld en over lange afstanden zó met puntige
uitsteeksels bezet, alsof ze met de huid van een reuzenegel zijn overtrokken.
(7) De maag van de aarde ligt vlak
onder het hart, tamelijk in het midden van de aarde. Het is een ongeveer 10
vierkante mijl omvattende holle ruimte, die in alle richtingen door kleine en
grotere dwars zuilen - vele met een doorsnede van wel 200 klafter (** Oude
lengtemaat (vadem). 1 Weense klafter = 1,9 m.) als het ware in alle richtingen
deels groter wordt gemaakt, deels wordt ondersteund. Deze maag en de zich
daarin bevindende dwars stutten, die er uitzien als ovale stroken en ook als
ovale zuilen met bovengenoemde doorsnede, bestaan niet uit een vaste massa,
maar ze hebben ongeveer dezelfde hoedanigheid als een grote elastische
gummizak, waarvan de binnenwanden ook met dezelfde gummi achtige massa verstevigd
zijn, zodat ze niet door een van buitenaf werkende zwaartekracht samengedrukt
kunnen worden.
(8) Vanuit de nu beschreven maag gaat een schroefvormig
hoofdkanaal door het hele aardelichaam heen, mondt uit aan de zuidpool en is
van dezelfde materie als de maag, maar wordt bij de uitmonding geleidelijk
steeds harder.
(9) Dat vanaf deze hoofdmaag van de aarde en vanaf haar
hoofdafvoerkanaal talloze voedingskanalen en vaten lopen, hoeft nauwelijks
vermeld te worden omdat dat wel vanzelf spreekt. We hebben dus nu de mond, de
maag en het afvoerkanaal van de aarde bekeken en wel zo goed en zo snel als
mogelijk is voor zo'n groot geheel.
(10) Nu we de mond, de maag en het afvoerkanaal kennen,
komt de vraag waarmee de aarde door haar mond wordt gevoed; en omdat het de
hoofdmond is, gaat het hier ook om het hoofdvoedsel.
(11) Degene die ooit de gelegenheid heeft zich over de
aardoppervlakte naar het hoge Noorden te begeven en daarbij ook kennis van de
natuur bezit, zal in deze noordelijke poolstreek verschijnselen ontdekken, die
men op geen enkele andere plaats van de aarde zal aantreffen. Ten eerste is
het een zeer koude luchtstreek, die vooral 's winters een voor jullie
instrumenten nauwelijks meetbare hoge graad bereikt. Met deze zware, koude lucht
verenigt zich in de richting van de Noordpool een steeds dichter wordende
nevelmassa, waar vooral in de winter ontelbare lichtkluwens als vallende
sterren doorheen schieten; verder zal de reiziger rondom de wijde poolrand een
ontzaglijke dijkachtige opeenhoping van sneeuwkristallen aantreffen en zo nu en
dan ook nog enorme hoge pieken van ijs.
(12) En kijk, daar hebben we het voedsel al; de aardmond
trekt deze sneeuwen ijsmassa's met grote magnetische kracht naar binnen en
leidt ze in de grote maag, waar dit voedsel in de vorm van kristallen afzet op
de wanden, de dwarsstutten en de steunen van de maag. Als de maag als het ware
gevuld is, komt daarbij de warmte van het aardehart en deze zet de maagwanden
in een vibrerende beweging. De dwarsstutten in de maag trekken zich dan ook
spoedig nauwer samen en zetten zich dan weer uit. Daardoor wordt de kost
fijngewreven en vermalen en door deze actie wordt een nieuwe elektrische stof
opgewekt, die in de maag de voedzame waterdelen ontleedt en in de talloze
voedingskanalen leidt. Dan grijpt een negatieve elektrische stroom de
onverteerbare resten uit de maag en drijft ze met grote kracht weg door het
schroefachtig gevormde afvoerkanaal. Op deze weg moeten deze excrementachtige
voedingsresten ten gevolge van voortdurende, krachtige wrijving nog het
laatste wat er van de voedzame substantie overblijft afgeven, waardoor dan ook
het noordelijk halfrond veel compacter is dan het zuidelijk halfrond, omdat op
dit zuidelijk deel ook merendeels de laatste en slechtste voedingsstoffen
aankomen.
(13) Door het uitdrijven van de laatste excrementen
(uitwerpselen), wordt ook de rotatie van het aardelichaam bewerkstelligd en wel
doordat deze zeer luchtig uitziende excrementen in de spiraalvormige beweging
buiten op de vrije ether stuiten en de aarde daardoor een draaiende beweging
geven, net zoals een om een rad gewonden raket dit rad in beweging zet als hij
aangestoken wordt. Dat komt omdat de uit de raket ontwijkende lucht zo' n grote
druk uitoefent, dat de lucht erbuiten niet even snel kan ontwijken. Daardoor
wordt tussen de uitstromende lucht van de raket en de buitenlucht een
ononderbroken drukzuil gevormd, die het rad waarop de raket is bevestigd, in
een noodzakelijke ronddraaiende beweging brengt, op de manier waarop een
opstijgende raket door een dergelijke snel onder haar groeiende luchtzuil
omhoog wordt gedragen.
(14) Uit dit gemakkelijk te begrijpen voorbeeld kunnen
jullie inzien, hoe de dagelijkse rotatie van de aarde door haar eigen volkomen
natuurlijk mechanisme wordt opgewekt en voortdurend gelijkmatig wordt
onderhouden. Hiermee hebben we één van de belangrijkste plaatsen van de
binnenste aarde beschouwd en wel in kort bestek zo nauwkeurig en goed als maar
mogelijk was. Op dezelfde manier zullen we de volgende keer een andere, niet
minder belangrijke plaats uitzoeken en daar een korte tijd blijven om haar te
beschouwen. [bron:
Aarde en Maan – Jakob Lorber]