Hoofdstuk 6

 

Over de zwaartepunten en de sappen van de aarde

 

5-1-1847

(1) Als het jullie mogelijk zou zijn door ogen met de vergrotingssterk­te van een microscoop in één keer dwars door een boomstam heen te zien, van zijn kern tot aan de schors en ook vanaf de onderste wortel­vezels tot bovenaan de hoogste knop, dan zou je naast de naar boven lopende buisjes met hun talloze pompen, sluitkleppen en openings­ventielen nog een heleboel kleinere dwarsorganen ontdekken, die zich vanaf de kern van de boom tot aan de buitenste schors uitstrek­ken in een ongelooflijk aantal windingen en krommingen. Overal waar ze de omhoog lopende buisjes kruisen, zijn ze voorzien van elas­tische kleppen. Al deze pompen, kleppen en ventielen zijn als het wa­re speciale zwaartepunten, waardoor het levensprincipe in de hele boom wordt verdeeld en al deze hoofd - en zijbuisjes of de jullie bekende drie bomen zijn onderling door de genoemde dwarsbuisjes, die zich van het merg tot aan de schors uitstrekken, verbonden. Tot in alle delen van de zo even aangegeven boom werkt dan het hart, het voornaamste levensprincipe van de boom.

(2) We hebben al eens aangeduid, dat naast het belangrijkste zwaartepunt zich nog veel andere, kleinere zwaartepunten in de materie bevinden; maar we hebben het 'waar' niet besproken, omdat we het in een later stadium beter zouden kunnen verklaren. Nu is het dan het juiste tijdstip en de geschikte plaats om het 'waar' van de nevenzwaartepunten op een heel aanschouwelijke manier vast te stellen. We weten al uit het voorgaande, dat het zwaartepunt in de organische materie het eigenlijk leven gevende werkingspunt is; omdat dit ontegenzeglijk het geval is, is in zekere zin elke plaats in de materie daar ook een klein nevenzwaarte - of werkingspunt, waar de boven besproken dwarsorganen de omhooglopende organen als het ware doorboren en hier op het kruispunt in de opstijgende orga­nen een bijzondere werking teweegbrengen, wat iemand zich ook met andere hulpmiddelen plastisch kan voorstellen.

(3) Legt men bijvoorbeeld twee stukken hout dwars over elkaar heen, dan zal op het punt waar ze elkaar raken een licht waarneembare werking ontstaan. Het onderste van beide gekruiste delen zal namelijk op het ogenblik van de aanraking met het bovenliggende stuk, diens gewicht met dat van hemzelf verenigen. Wil nu iemand de onderste dwarsbalk opheffen, dan heeft hij niet alleen rekening te houden met diens eigen gewicht, maar ook met dat van de daaroverheen liggende dwarsbalk, uit welk verschijnsel duidelijk en helder volgt, dat dit nieuwe aanrakingspunt een duidelijke verandering in gewicht in de onder hem liggende balk heeft teweeggebracht en dus een nieuw zwaartepunt. Wordt de bovenliggende dwarsbalk zelfs met de onder­liggende door middel van een band of spijker verbonden, dan hebben beide delen hun gewicht veranderd, omdat beide het gewicht van de ander juist door dit verbindingspunt opnemen.

(4) Door dit voorbeeld heb je al enigszins een begrip gekregen, hoe bepaalde aanrakingspunten van de materie op elkaar inwerken.

(5) Hier was alleen sprake van een gewichtsverandering, wat zeker ook een belangrijke verandering is, omdat daardoor een dubbelge­wicht van deze twee lichamen in een groter veranderd wordt. Laten we echter naar een ander voorbeeld kijken:

(6) Stel je een waterleiding voor, waarbij het gaat om het punt waar twee waterleidingbuizen, waardoor het water in een bassin vanaf twee punten moet worden geleid, elkaar moeten doorbreken. De ene waterstraal moet dan als het ware door de andere heen; in het snijpunt remt de ene waterstraal de andere. Na het snijpunt waar beide geremd worden, zet het water zijn gewone weg weer voort, juist zoals het daarvoor tot aan dit punt toe gegaan is.

(7) Wat voor verschijnselen zullen in dit punt optreden? - Het water uit beide buizen zal zich eerst in een werveling vermengen en vanuit deze werveling zal het verenigde water in de beide, verder doorlopende pijpen dringen wat nog aanschouwelijker en begrijpelijker zou worden als de ene pijp water en de andere wijn zou bevatten. Tot aan dit bepaalde punt zou zeker iedereen uit de ene pijp wijn en uit de andere water krijgen; maar na dit punt zouden beide pijpen met water gemengde wijn vervoeren.

(8) Kijk, uit dit voorbeeld blijkt de belangrijke waarneembare werking die door dit doorgangspunt, dat derhalve een nevenzwaarte­punt is, wordt uitgeoefend. Iets dergelijks bewerken ook de dwars­buisjes in een boom op die punten, waar de opstijgende buisjes ze doorsnijden.

(9) Nadat we dit voorbeeld, dat duidelijker was dan het eerste, hebben bekeken, willen we nog een derde soortgelijk doch ingewik­kelder voorbeeld onder ogen nemen.

(10) Stel je weer een waterleiding voor, waarbij echter op één punt tien of nog meer buizen elkaar straalvormig doorsnijden. Het water zou zich in dit verenigingspunt van buizen door een sterk wervelende beweging verenigen en daarvandaan in de afvoerbuizen gemengd doorstromen, zodat tenslotte uit elke buis als het ware tien - of veelvoudig gemengd water zou komen.

(11) Om dit echter duidelijker te onderkennen laten we door elke voor - of binnenleidingbuis een heel andere vloeistof stromen, zoals bijvoorbeeld door de ene bronwater, door de tweede mineraal­water en door de derde wijn, door de vierde bier, door de vijfde melk, door de zesde azijn, door de zevende alcohol, door de achtste olie, door de negende een loog en door de tiende zelfs mede. Tot aan het verenigde doorgangspunt zal iedereen die de buizen opent de oorspronkelijke vloeistof krijgen; maar na het verenigingspunt een mengsel van alle bovengenoemde tien vloeistof­fen en dat zou er zeker niet meer zuiver uitzien.

(12) Zulke kleine aquaducten, die we hier beschreven hebben, heeft onze boom in ontelbare hoeveelheden. Hoe verder naar de schors toe, des te meer kanalen vindt men er voor geleiding en ook des te meer stralen op één punt. Daarom is gewoonlijk de bast van de boom een afzetting van dergelijke gemengde vloeistoffen. Men vindt in de bast het sponsachtige van de kern, het vezelachtige van het hout en nog veel meer dooreen gemengde bestanddelen, die in het binnenste van de boom meer afzonderlijk in verschillende buisjes opstijgen, om daar hun speciale doel, het vormen van een of ander deel van de boom, te bereiken.

(13) Hier hebben we weer een ons nog duidelijker voor ogen staand nevenzwaartepunt, waardoor het oorspronkelijke functioneren van de levenssappen van een bepaald lichaam verandert en weer andere werkingen teweegbrengt, wat ook bij een dwars doorgezaagde boom gemakkelijk te zien is.

(14) Deze verschillende ringen, die jullie onder de naam 'jaarringen' bekend zijn en het tussen hen liggende zachte en witte spint, evenals de van het centrum tot de schors uitgaande stralen, getuigen van de werking van de boven beschreven kleine nevenzwaartepunten. Ze zijn eigenlijk alleen maar nawerkingen van de voornaamste leven ver­wekkende werking, die zich ongeveer daar in de boom bevindt waar de kernen van alle wortels en twijgen in de hoofdkern van de stam uit­monden. Daar bevindt zich dan ook het voornaamste zwaartepunt of het gewone hart van de boom. Een beschadiging daarvan zou de boom onherroepelijk de dood brengen.

(15) Zoals jullie echter nu bij de boom hebben gezien, dat in hem de al bekende drie bomen door deze verschillende kanalen verbonden zijn, en hoe daar de verschillende werkingen ontstaan, zo is dat ook het ge­val bij het aardelichaam, maar dan in een naar verhouding veel grotere en sterkere mate, wat gemakkelijk te begrijpen is, omdat de aarde toch zeker een groter lichaam is dan een boom.

(16) Zoals bij een boom uit zijn hart talloos vele kanalen opstijgen en zoals van de kern van de boom, die in zekere mate een voortzetting van het hart van de boom is, ook weer vele nog kleinere dwarsbuisjes lopen en de omhoog lopende kanalen vooral in de buurt van de stam steeds vaker gekruist doorbreken, zo is dat ook bij het aardelichaam het geval. Hoe dichter de organen bij het hart liggen, des te groter zijn ze. Hoe verder ze daarvan verwijderd zijn, des te kleiner zijn ze en des te meer tot in het oneindige vertakt.

(17) Uit deze zo duidelijk mogelijke uiteenzetting kunnen jullie begrijpen hoe ook de drie aarden, waarover al werd gesproken, met elkaar tot één geheel verbonden zijn en hoe het voornaamste zwaartepunt daar door talloze kanalen en hun vele doorsnijdingen tot aan de oppervlakte toe werkzaam is, en hoe zogenaamde nevenzwaartepunten zijn ingericht en hoe ze er uitzien.

(18) Maar Ik hoor hoe na het doorlezen van deze regels iemand vraagt: "Dat is juist en men kan hier niets tegen in brengen, maar waar haalt het aardehart al die verschillende sappen vandaan, die het aanvankelijk in enkele grote kanalen voort geleidt en die ze pas bij de doorsnijdingspunten in een tweede gemengde substantie verandert, die meer gemengd is naarmate ze dichter bij de oppervlakte komt?"

(19) Daarover moet Ik jullie het volgende vertellen:

    (20) Ook een boom zuigt alleen maar regendruppels en dauw van de aarde door zijn wortelhaartjes naar binnen. Maar in zijn hart en maag heb Ik goede chemici aangesteld, die in staat zijn deze ingezogen sappen behoorlijk te onderzoeken en te verwerken en wel op een manier, die zelfs de geleerdste scheikundige niet kan uitvinden of beseffen.

(21) Dat is evenzo het geval met de sappen van de aarde. Al worden ze in het binnenste van de aarde in nog zulke eenvoudige substanties opgenomen, toch worden ze door de daar aanwezige scheikundigen ó zo zorgvuldig gescheiden en in de goede verhouding in de overeenkomstige voortgeleidings kanalen dusdanig geleid en verder gevoerd, dat niet één druppeltje van de een of andere substan­tie te veel of te weinig op de bestemde plaats aankomt.

(22) Hoe zoiets gebeurt kan langs de natuurlijke weg nooit worden verklaard, maar wel via de geestelijke, waarop we pas later terug zullen komen. Daarom moet ook niemand zo naïef zijn om te vragen: 'Van welk natuurlijk materiaal zijn deze oersubstanties ge­maakt?' en moet ook niemand aankomen met koolstof en zuurstof en met wat voor stoffen dan ook; want als het om substanties gaat is er weinig stoffelijks aanwezig. De ziel van dieren en mensen is ook sub­stantieel en daarin zit weinig koolstof en zuurstof.

(23) Daar we de aarde nu reeds in zoverre beschouwd hebben, dat we weten hoe haar inwendige bouw in het algemeen is ingericht, willen we hierna juist deze bouw - voorzover dat nodig is - meer spe­cifiek gaan bekijken; of we willen de inwendige vetrekken van de aar­de met het geestelijk oog als het ware doorlopen en in elk van de eer­der genoemde drie aarden overal even vertoeven, waar zich iets bijzon­der gedenkwaardigs bevindt.