Hoofdstuk 5
De inwendige bouw van de aarde
4-1-1847
(1) Als jullie een dierlijk lichaam, van welke soort dan
ook, bekijken, dan zullen jullie, zonder overigens de anatomie van alle
dierenlichamen ter wereld te hebben bestudeerd, heel gemakkelijk inzien en begrijpen
dat het bloed ofwel de sappen op precies dezelfde manier door alle aderen en
andere vaten stromen als door de aderen en vaten, die in het eigenlijke
dierlijke hart aanwezig zijn en wel op alle punten op hetzelfde ogenblik als
waarop in het eigenlijke hart de polshartslag plaatsvindt. Men kan gemakkelijk
inzien, dat er in een dierlijk lichaam niet meerdere drijfkrachten aanwezig
behoeven te zijn; maar dat er slechts één nodig is voor de talloze bloedvaten.
(2) Dit is ook het geval met het hart van de aarde. Door
de pulserende of stuwende stoot van het aardehart, die elke zes uur herhaald
wordt, worden alle verschillende levenssappen uit het binnenste van de aarde in
alle delen van het aardelichaam gedreven en er is geen tweede, vierde of vijfde
stuwkracht van een andere soort nodig; dientengevolge zijn alle verschijnselen
van het levensproces van het aardelichaam afhankelijk van deze enige
stuwkracht.
(3) Eb en vloed en andere verhogingen van de uitwendige
aardkorst evenals de daardoor ontstane winden, hebben daar allemaal hun
oorsprong; want dit hart van de aarde vertegenwoordigt ook de longen van het
dierenlichaam. Daaruit is te verklaren dat zowel de regelmatige als ook de
onregelmatige uitzettingen en samentrekkingen van het aardelichaam alleen
daardoor veroorzaakt worden.
(4) Om echter hetgeen hier nu voorafgegaan is beter te
begrijpen, zal het noodzakelijk zijn, de inwendige bouw van de aarde in het
kort zo goed mogelijk te schilderen, om door dit beeld aanschouwelijk te
maken, hoe vanuit dit ene belangrijke zwaartepunt, zowel in de aarde zelf als
in de lichamen van dieren, ook talloze andere nevenzwaartepunten in een
gelijke beweging gezet worden.
(5) Hoe ziet het inwendige van de aarde er dan uit?
(6) Om hier een grondige kennis van te krijgen, moet
allereerst duidelijk gemaakt worden dat niet alleen de aarde, maar zelfs elk
gewas, elke vrucht aan een boom evenals elk dier en tenslotte ook de mens zelf
als het ware uit drie lichamen bestaat.
(7) Laten we een boom bekijken. Wat
is het eerste wat we aan hem ontdekken? Dat is de bast die op zichzelf weer kan
worden verdeeld in de buitenste dode schors en in de daarbinnen levende bast,
spint genaamd; dat is de eerste boom. De tweede boom, die geheel verschillend
is van de eerste, is het eigenlijke vaste hout, een combinatie van talrijke
buisjes die in de mooiste orde naast elkaar lopen. Dat is de tweede boom. De
derde of de inwendige boom is de kern, gewoonlijk een wijdere buis die geheel
met een sponsachtig cellenweefsel opgevuld is; die cellen zuigen het sap eerst
uit de aarde op, zuiveren het en stuwen het dan door hun uitzettende en
samentrek kende kracht in de
talloze organen van de andere boom naar buiten.
(8) Op deze manier hebben we nu in
één boom drie bomen gezien.
(9) Laten we een vrucht aan de boom
bekijken. Wat ontdekken we het eerst bij een noot, een kastanje, een eikel,
kortom bij wat voor een vrucht dan ook? Het eerste is de dop, die evenals de
bast tweeledig is. Dan komt de beschuttende laag als tweede deel van de vrucht,
die is gewoonlijk de meest vaste. Onder deze bolster komt pas het derde en
belangrijkste deel van de vrucht, waarin pas het hart of de kiemhuls rust.
(10) Laten we nu een dier bezien. Iedereen ziet duidelijk
bij een dier het eerst de huid, die geheel opgevuld is en de gestalte van het
dier duidelijk laat zien. Binnen de vaak uit meerdere lagen bestaande huid is
het vaste beenderenstelsel, dat door een spier- en gedeeltelijk
kraakbeenachtige vleesmassa stevig bij elkaar wordt gehouden, net zoals de
harde schaal van een noot of de schedel van elk hoofd. Dat is het tweede dier,
ook wel geraamtedier genoemd. Binnen dit beenderenstelsel zijn diens
ingewanden, zoals longen, lever, milt, darmen en temidden
van deze meer edele delen van het dier het hart zelf, dat het leven
voortbrengt; dat is nu het derde dier waardoor de beide buitenste delen hun
voeding en leven ontvangen, en wel door de talloze organen en vaten, die van
binnenuit in de twee buitenste uitlopen.
(11) Dezelfde verhoudingen vinden jullie in je eigen
lichaam. Wil je het nog duidelijker zien, neem dan eens een ei; daar zul je
hetzelfde vinden. Kort en goed, je kunt van alle planten degene nemen die je
maar wilt en daarvan de vruchten en zaden bekijken en ook kun je het hele
dierenrijk doorgaan en overal zul je één en dezelfde structuur vinden.
(12) Waarom is deze opbouw zo gelijksoortig? Het antwoord
daarop is gemakkelijk te vinden en bij rustige beschouwing vindt men dezelfde
oorzaak, waardoor kinderen op hun ouders lijken en de vruchten op de
zaadkorrels, waaruit ze weer als zaadkorrels tevoorschijn komen. Zo is
bijvoorbeeld de tarwekorrel een zaadje dat, als het in de aarde wordt
gestrooid, weer dezelfde zaadkorrel als vrucht tevoorschijn brengt. Zo hebben
ook al de organische levende wezens op de aarde die een lichaam hebben, de
structuur van het aardelichaam zelf
(13) Ook bij het aardelichaam is de buitenkant als het
ware de dode schors, waarbinnen zich een reeds meer levende en gevoeliger bast
bevindt. Zoals echter de schors van een boom, hoewel dikwijls zeer doorgroefd,
toch niet helemaal zo dood is, dat ze niet in staat zou zijn de op haar
groeiende mosplantjes genoeg voedsel te geven en zoals ook de huid van de
dieren niet zo dood is, dat door haar niet tal loze haren en haartjes en niet
zelden ook parasieten voldoende voeding zouden kunnen krijgen, zo is ook de
buitenste en slechts in bepaald opzicht dode of eerder ongevoelige aardkorst,
niet zo dood dat door haar talloze planten en dieren niet de voor hen
noodzakelijke voeding zouden krijgen.
(14) Aan de binnenkant van deze buitenste aardlaag die
ongeveer 150 km - soms ook wel minder - dik is, begint het eigenlijke, meest
vaste deel van het aardelichaam, dat is de tweede aarde en het eigenlijk vaste
deel van de aarde, weliswaar niet overal even vast, maar toch altijd vast
genoeg, om de zich over haar uitstrekkende aardkorst gemakkelijk te dragen.
(15) Binnenin dit tweede deel van de aarde ligt eindelijk
de eigenlijke levende kern ofwel de ingewanden van de aarde, waarin zich haar
hart bevindt.
(16) Hoe deze drie aarden met elkaar verbonden zijn en
hoe door hen de innerlijke drijfkracht van het hart werkt, zullen we in de
volgende uiteenzettingen nader bespreken.