· De geestelijke
weersomstandigheden
Swedenborg en Lorber
beschrijven identieke sferen in het hiernamaals, zowel in de stoffelijke wereld
‘In de geestelijke
wereld bestaat er, zoals in de natuurlijke wereld - in gelijke mate ook dezelfde
weersomstandigheden. Alleen zulke klimatologische zones komen overeen met de
geestelijke toestand. In deze wereld bestaat er absoluut niets, dat evenzo niet
in de andere wereld aanwezig is, alleen zijn ze verschillend volgens hun
afkomst. In de geestelijke wereld bestaan er dus ook diverse atmosferen, maar
deze zijn dan geestelijk. De atmosfeer van de hoogste hemel is een zuivere, als
het ware een etherische atmosfeer. De atmosfeer van de tweede of middenhemel is
een luchtige. Van de onderste hemel een dunne, waterige en zuivere. De
atmosferen in de hellen verschijnen als dik, donker en drassig en daar is
herkenbaar, hoe de geaardheid van het valse is.’
Bij diegenen, die de
uiterlijke mensen van de kerk zijn, wordt dit de zee genoemd, omdat hun woning
in de geestelijke wereld in de verte verschijnt als wonend op een zee. Want de
geestelijke engelen in de onderste hemel wonen alsof in een waterige zuivere heldere sfeer.
In Lorber
lezen we hierover: De overledene
bisschop Martinus kwam aan in gene zijde en voelde zich omringd door water en
nog eens water: ‘Daar aan
de overkant van deze eindeloze zee zal wel weinig levends meer zijn - maar
waarschijnlijk wel onmetelijk ver achter mijn rug. Als ik maar terug kon, dan
zou ik dit willen proberen en ze opzoeken. Jammer genoeg ben ik hier zo door
water omringd en ingesloten, dat een terugkeer bijna onuitvoerbaar lijkt.’ [BM,
hfdst.12:4]
Het uiterlijke van de
hemel en de kerk, waarin de eenvoudigen vertoeven,
hebben daarover op een natuurlijke wijze gedacht en zich weinig bekommert om
geestelijke zaken. De Heer van eeuwigheid, die Jehova is, heeft het wereldal en al Zijn delen immers uit Zichzelf maar NIET uit
het niets geschapen.
In de natuurlijke wereld
zijn de verschillen van het weer
afhankelijk van de zonafstand tot aan de equator, in de geestelijke wereld zijn
ze in overeenstemming daarmee afhankelijk van de bereikbaarheid der
gewaarwordingen van de wil en de daaruit voortvloeide gedachten, tot en met de
ware liefde en geloof. In de koude zones van de geestelijke wereld verschijnen
zulke dingen daar zoals in de natuurlijke wereld. Want ook in de geestelijke
wereld verschijnen daar bevroren stukken land en water met sneeuwmassa’s
daaroverheen.
[Opm. de sfeer waarin mensen verblijven, of dit nu een natuurlijke
of geestelijke sfeer is, kenschetst de geaardheid!]
In zo’n omgeving komen
en wonen die mensen, welke op de Aarde hun intellect met een zekere traagheid
over geestelijke dingen in slaap hebben gesust… [Bron: gelezen als Swedenborgs
collectie‘- nr. 185]
De
mensen hebben [op aarde en aan gene
zijde] de slechte weersomstandigheden aan zichzelf te danken. Is God daarom
dan een God van toorn en wraak? NEE, want zegt de Heer in GJE4-144:2: ‘dit
alles is een gevolg van hun verkeerd gebruik van de aarde’.
De Heer: ‘Ik
zeg jullie: Alle onheil, epidemieën, allerlei ziekten bij mensen en dieren,
slecht weer, magere en onvruchtbare jaren, vernietigende hagel, grote, alles
vernietigende overstromingen, orkanen, grote stormen, grote sprinkhanenplagen
en dergelijke meer, zijn louter gevolgen van de tegen de orde ingaande
handelwijze van de mensen! Als de mensen zoveel mogelijk volgens de gegeven
orde zouden leven, zouden zij dat alles niet hoeven te verwachten. De jaren
zouden als parels aan een snoer elkaar opvolgen, het ene net zo gezegend als
het andere.’
‘Het bewoonbare
deel van de aarde zou nooit door te grote koude of te grote hitte geplaagd
worden. Maar wanneer de slimme en bijzonder intelligente mensen uit zichzelf
allerlei ondernemen wat ver boven hun eigen behoefte uitstijgt, wanneer zij op
aarde te grote bouwwerken en te overdreven verbeteringen uitvoeren, hele bergen
afgraven om heerwegen [tunnels] aan
te leggen, als zij vele honderdduizenden hectaren met de mooiste bossen
vernietigen, als zij ter wille van goud en zilver te diepe gaten in de bergen
slaan, als zij tenslotte zelf onder elkaar in voortdurende twist en onenigheid
leven, terwijl zij toch altijd door een
groot aantal intelligente natuurgeesten omringd zijn die zowel voor het weer,
als de zuiverheid en gezondheid van de lucht, het water en de bodem zorgen,
is het dan te verwonderen dat deze aarde steeds meer geteisterd wordt door
ontelbare kwalen allerlei aard?!’
‘Gierige en
hebzuchtige mensen sluiten hun schuren met slot en grendel af en stellen
bovendien nog strenge bewakers aan bij hun meer dan overvloedige schatten en
rijkdommen, en wee degene die daar onbevoegd bij zou willen komen, die zou
meteen hard aangepakt worden! Daar wil Ik niet mee zeggen, dat iemand zijn
moeizaam verworven eigendom niet zou moeten beschermen; Ik heb het hier over
hoogst onnodige, tot in het immense reikende overvloed. Zou het dan niet
uitvoerbaar zijn ook schuren te bouwen waar iedere arme en zwakke terecht zou
kunnen, zij het dan onder toezicht van de wijze gever zodat geen arme meer zou
nemen dan wat hij voor zijn levensonderhoud nodig heeft? Als op deze wijze de
hebzucht en de gierigheid van de aarde zouden verdwijnen, zouden ook -luister
goed naar Mij! -alle magere jaren op aarde verdwijnen.’
De Heer: ‘Je vraagt
hoe dat dan mogelijk is. En Ik antwoord daarop: Op de natuurlijkste wijze ter
wereld, dat wil zeggen: als men ook maar
een beetje op de hoogte is met de innerlijke werking van de gehele natuur
dan moet men dat niet alleen al gauw inzien, maar dan is het zelfs erg voor de
hand liggend! Daar voor ons staat nog de geneeskrachtige plant en daar wat
verder naar voren de uiterst schadelijke, vergiftige plant! Voeden beide zich
niet met hetzelfde water, met precies dezelfde lucht en met hetzelfde licht en dezelfde
warmte? En toch zit deze plant vol geneeskracht en de andere vol dodelijk gif!’
‘Ja, waarom is
dat zo? Omdat de geneeskrachtige plant dank zij haar innerlijk goedgeordende
karakter al de haar omringende, natuurgeesten in overeenstemming brengt met
haar goede aard, waarop deze in alle vriendelijkheid en vreedzaamheid, de
plant voedend, zich naar haar voegen zowel van buitenaf als van binnenuit,
waardoor alles in de gehele plant heilzaam wordt, en overdag in het zonlicht
zullen haar uitwaseming en de haar in wijde omtrek omgevende, natuurgeesten zowel op mensen alsook op vele
dieren een ongemeen heilzame invloed uitoefenen.’
‘Bij de
gifplant daar, waar van binnen een erg zelfzuchtig en grimmig, toornig karakter
huist, worden echter diezelfde natuurgeesten ook door dit karakter beïnvloed en
zodoende helemaal veranderd; zij voegen zich eveneens, de plant voedend, naar
haar en hun gehele karakter wordt daarop helemaal gelijk aan het
oorspronkelijke karakter van deze plant. Maar ook haar omgeving en als het ware
haar uitwaseming is giftig en schadelijk voor de menselijke gezondheid, en de
dieren komen met hun gevoelige neusvleugels niet in haar buurt.’
Een Egyptenaar
vertelt in het bijzijn van Jezus dat hij soms dingen in de lucht waarneemt op
grote hoogte. Hij zag soms luchtverschijnselen van wel tien keer de hoogte van
de berg Hermon.
[2814m. x 10 is ca. 30 km]
De ‘echte’
hemel zit in de mens [GJE9-141:5-11], want de aarde vanaf haar middelpunt tot
ver over haar hoogste luchtregio, is zielensubstantie…
[GJE10-21:1-6, en GJE10-22:1]
Volgens
Swedenborg bestaan er natuurlijke sferen, die door de
zon ontstaan. De onderste atmosfeer zou het dan bij de mens mogelijk maken, dat
wezens kunnen horen. De pure zuivere atmosfeer is bijv. van de luchtsfeer
gescheiden en maakt, dat we kunnen zien. De zichtbare dingen geschiedt door het
terugstralen van de lichtglans. De eerste en dus ook de laagste atmosfeer werkt
in op het natuurlijke gemoed van plant, dier en mens. Een daarop hoger gelegen
atmosfeer, die uit pure ether bestaat, brengt magnetische krachten teweeg en
omgeeft de gehele aarde. Dit magnetisme is mede verantwoordelijk voor het
rationele denken. [ratiocinia]
[Opm. magnetisme kan ook
verkeerd toegepast worden. Ikzelf ondervond dat tijdens een hypnosezitting,
waarbij de ‘hypnotiseur’ – zonder dit vooraf opmerkzaam te maken, twee zware
magneten met een plus- en minus pool langs beide kanten van het hoofd plaatste,
waardoor het inktzwart werd voor de ogen…]
Nog
een ander etherische sfeer werkt op het natuurlijk gemoed in. Dit wordt bij Swedenborg verstand
genoemd, zodat de mens ‘verstandig’ met de aardse en hemelse dingen omgaat,
maar toch in verbinding staat met de wereld der gedachten vanwege de
geestelijke invloeden. Deze sferen behoren allen toe aan de zon en kunnen
vandaar ‘natuurlijke zonnen’ genoemd worden. Het innerlijk gemoed van de mens is niet een natuurlijke, maar
geestelijke. Deze correspondeert met de hemelse sferen en dit wordt het
hemelse in de mens genoemd [Swedenb. 222 – op
27-10-1747]
‘Bij
de mens existeren drie gradaties in zijn leven, die eveneens een
overeenstemming hebben met de eerste, tweede en derde hemel. Degenen die zich
in de derde graad of sfeer bevinden, zijn in de liefde en de wijsheid en
afgestemd op de zuivere etheratmosfeer. Zij, die zich in de tweede graad of
sfeer bevinden, zijn in de liefde en zuiver luchtatmosfeer. Tenslotte zijn
degenen, die in de laagste of derde sfeer zijn, de liefde en erkentenis hebben,
en deze leven gelijktijdig in een zuivere waterige dunne heldere atmosfeer. Men
kan hieruit al zien, dat deze drie gradaties ook de drie hemelen aangeven.’
Jakob Lorber
beschrijft, dat de aarde vanuit haar middelpunt tot ver over haar hoogste
luchtsfeer, een zielensubstantie is [dus
alle werelden, planeten sterren en manen, waar dan ook in het universum]. Maar
tot een bepaalde tijd van hun aflossing, bevinden deze zich nog in velerlei
harde of mild gerichte omstandigheden, waaronder ook onze aarde. Daartoe
behoren nu eenmaal alle steensoorten, mineralen, aardelagen, water, lucht en
alle nog ongebonden stoffen.
[GJE10-21:1]
(De Heer:) Maar zoveel kan Ik je als
aanduiding nu wel zeggen, dat alles en nog meer, wat de aarde van haar
middelpunt tot ver boven de hoogste luchtregio bevat, zielensubstantie is; maar die substantie verkeert gedurende een
bepaalde tijd, totdat ze bevrijd is in zeer uiteenlopende gerichtstoestanden,
van zwaar tot minder zwaar, en daardoor wordt ze voor het lichamelijke oog
alsook voor het gevoel van de mens op deze wereld zichtbaar en voelbaar als
volkomen dode, hardere of zachtere materie. Hiertoe behoren om te beginnen
alle steensoorten, mineralen, aardsoorten, water, lucht en alle nog ongebonden
stoffen daarin.
In
het boekdeel ‘Grossglockner’ – ook van dezelfde
schrijfprofeet van God – hfdst.8:3, verhaalt hier hoe de natuurgeesten zich
door de materie kunnen bewegen. Ook in de navolgende verzen kunnen we lezen, op
welke wijze goede en slechte mensen in de bergen scherp onderscheiden
[geselecteerd] worden door de berggeesten. Want als er werklui zijn, die met
hen een loopje nemen, zullen deze streng en onverbiddelijk door hen worden
bestraft. Zij zullen zich bitter wreken op hen [de berggeesten], maar de goedaardige verdwaalden helpen ze niet
zelden door geheime bergingangen naar veilige plekken.
De Heer: ‘Wie zich van het bestaan van
deze geesten wil overtuigen, zoekt maar het gezelschap van rechtschapen en
onbevangen mijnwerkers op. Hij zal onder deze mensen zeker velen aantreffen,
die in hun leven minstens één, twee of driemaal een zogenaamd bergmannetje
hebben gezien. Deze geesten komen maar zelden naar de oppervlakte der aarde,
want binnen in hun bergwereld vinden ze het veel heerlijker dan in de
waardeloze wereld daarbuiten, zoals ze plegen te zeggen. De materie hindert hen
bij het heen en weer lopen niet. Waar zo'n geest zich ook maar heen wil
begeven, gaat hij door water, vuur of steen veel gemakkelijker heen dan jij je
door de lucht beweegt. Want waar jij materie ziet, daar ziet de geest alleen
maar de overeenkomstige substantie (het geestelijke) daarvan; deze bestaat
alleen maar voor hem; de eigenlijke grove materie bestaat voor hem zo goed als
niet.’
‘Worden deze geesten door een
ongelovige smadelijk behandeld en daardoor geprikkeld, dan zijn ze gauw bereid
zich op zulke mensen te wreken. Wee degene die dan in hun handen komt! Maar een
zachtmoedig mens heeft daarentegen niets van hen te vrezen. Integendeel, als
een gelovig en goedmoedig mens in de onderaardse holen en gangen van de berg is
verdwaald, wijzen ze hem bijna altijd een veilige weg naar buiten. Dit kun je
oude mijnwerkers uit de meest verschillende streken horen vertellen.’ [Geheimen
der natuur, hfdst.8:3]
‘Deze soort [berg]geesten zijn slechts
zelden voor de mensen zichtbaar, want ze
hebben veel te weinig tijd om zich zonder reden zichtbaar te maken. Toch
vindt men in de bergen nog menige vrome herder, die zulke geesten meerdere
malen gezien heeft. Deze herders weten ook te vertellen hoe zulke geesten hun
koeien en schapen bij hevig onweer vaak tegen ongelukken behoed hebben. Al kan
een weinig gelovige zulke geesten ook niet zien, toch wordt hij vaak door hen geprikkeld, vooral in uitgestrekte
bergwouden of op vrije bergweiden, of wanneer hij langs grote kudden paarden,
koeien of schapen loopt. Deze prikkeling
bestaat uit een min of meer onrustig gevoel, waarop dan een lichte huivering
volgt. Als iemand zoiets heeft ervaren, kan hij ervan verzekerd zijn, dat
zulke [berg]geesten hem hebben benaderd.’
‘De derde soort wordt uiterst zelden
gezien en ook niet de werking die van de geesten uitgaat, en nog minder worden
zijzelf als wezen opgemerkt. Het werk
van deze geesten bestaat uit het waken over de lucht en de ether. Door de
ouden werden ze daarom 'luchtgeesten' genoemd.’
‘Als je het waaien van de wind gadeslaat, vooral van die uit het noordoosten en dan liefst rond middernacht
of vaak ook 's avonds één of twee uur voor zonsondergang, kun je hun inwerking
bemerken, die zich door een huivering kenbaar maakt; ook de huisdieren worden
onrustig. Wees er dan van verzekerd dat zulke verschijnselen afkomstig zijn
van de luchtgeesten van een lagere
soort.’
‘Als je naar de vaak merkwaardige vormen van de wolken kijkt, kun je ook
weer zeker zijn, dat zulke vormen het
werk van die geesten is. De wolk zelf bestaat niet uit deze geesten. Hun
vorm hangt echter af van hoe de luchtgeesten de ene luchtlaag om de andere
draaien en wenden, zodat de wolkengeesten –namelijk die van de onderste, kwade
soort -alleen de vormen kunnen aannemen die hen door het draaien en wenden van
de luchtlaag wordt toegestaan.’
‘Dit gebeurt opdat de vredesgeesten -aan wie het vrijstaat hun
gestalte te vormen -de boze geesten en hun bedoeling aan hun vormen
zullen herkennen.
Hier is dus alleen de werking te zien,
de werkende geest zelf echter niet. Een nog hoger staande soort van deze
geesten, die zich al in de ether bevinden, zien we in de zeldzame verschijning
van een fata morgana.’
‘Als de bovenste ethergeesten de
luchtoppervlakte geheel tot rust hebben gebracht, wordt deze oppervlakte
voorspiegeling geschikt -en wel op dezelfde manier als een in rust zijnde
wateroppervlakte. Wordt het luchtoppervlak echter door deiningen en golven uit
elkaar gerukt, zoals de oppervlakte van een meer of zee, als die door winden of
vloedgolven onrustig wordt, dan is een spiegeling natuurlijk onmogelijk.’
‘De fata morgana 's op zichzelf zijn
er daarom, opdat het daardoor voor de in de hoge etherverblijvende ethergeesten
gemakkelijker wordt, het geheime doen en laten van de boze geesten in de kloven
en ravijnen van de bergen waar te nemen; of ook om van zulke geesten die zich
in de gestalte van wolken al in de lucht hebben verheven, de heimelijke
bedoelingen met zekerheid vast te kunnen stellen. Je moet niet denken dat de
bewegende lucht hen bij het gadeslaan hindert. Ze kunnen met hun oneindig
scherpe, grote en diepziende geestenogen de intriges van de boze geesten
gemakkelijk waarnemen. De rust van de luchtoppervlakte is slechts een gevolg
van de opmerkzaamheid, die de hogere geesten bij zulke gelegenheden tegenover
de lagere aan de dag leggen.’
‘Dit is dus de derde soort geesten,
die zich tezamen met de andere hogere vredesgeesten in rustige ogenblikken in
de buurt van hoge gletsjers ophouden en -als het nodig is -zich met de snelheid
van de gedachte over alle streken van de aarde kunnen uitbreiden. Maar onder de
derde soort moet je niet de vormen van de onderste wolkengeesten en ook niet de
vredesgeesten zelf verstaan, maar alleen de voor een sterfelijk oog bijna nooit
zichtbare ethergeesten, door wie deze rust van de luchtoppervlakte wordt
veroorzaakt.’
‘Maar er zijn nog andere hogere
geesten, die in het heelal de werelden en zonnen leiden en tenslotte nog
hogere geesten, die de mensen moeten helpen. Maar voor dezen is weer een
andere, grotere plaats bestemd en ze hebben niet direct te maken met de
ordening op aarde.’ [Geheimen der natuur, hfdst. 8]
De
Heer zegt via Jakob Lorber
o.a.: ‘De bewoners van de zon hebben andere en betere ogen, dan aardse mensen
hebben. Zonbewoners hebben grotere ogen en de pupillen lijken meer afgevlakt,
waardoor zij ook een grotere lichtbundel kunnen opnemen. De zon zelf ontvangt
haar licht van een andere zon, die zeker wel zeven biljoen en bijna één miljoen
mijlen van haar verwijderd is.’ [Natuurlijke Zon, hfdst.53:9,10]
‘Op
deze wijze gebruikt de zon ook haar stralen van nog andere zonnen. De polaire
verhoudingen zijn echter dezelfde als die van onze aarde. Ook daar bestaat
sneeuw en ijs, tot op zekere hoogte. Maar hoe hoger, hoe minder men daar sneeuw
of zelfs sneeuwloze continenten aantreft. De
hoogste berg van de aarde is nagenoeg niet de Mount Everest,
maar Chimborazo, maar dan gerekend vanaf het
middelpunt van de aarde is deze zelfs 2000 meter hoger, omdat de diameter van
de aarde het grootst is op de evenaar, en wat een gevolg is van het feit, dat
de aarde een wat afgeplatte bolvorm heeft.’ [zie ook: GJE10-22:3-8]
In
de geestelijke wereld bestaan dus ook atmosferen, zoals wij deze kennen in de natuurlijke
wereld. De mens kan geleidelijk uit een natuurlijke in een geestelijk leven
overgaan. In die eerste ‘wereld’ verschijnen de waarheden daar als kristal
helder water…
UpToDate 2023-2024