Wanneer
heeft het Paasgebeuren in Palestina plaatsgevonden?
De
prefectuur van Pilatus duurde in de Romeinse tijd van
26-36 n. Chr. Als dit gegeven juist is, dan kan Jezus NOOIT daarvoor Zijn
Missie op Aarde gebracht hebben. Pilatus was een
Romein en de geschiedenisdata van de Romeinen lijken erg betrouwbaar te zijn.
Wat de regeringstijd van koning Herodus, de Jood
betreft: we weten niet of de Romeinen de data van zijn geschiedenis in hun
archief opgenomen hebben. Josephus Flavius, ook Jood,
heeft er wel aantekeningen van gemaakt, maar we weten niet of deze erg
betrouwbaar zijn. Temeer ook, omdat hij over de historie van Jezus nauwelijks
aandacht schonk.
Jeruzalem
werd in augustus 70 n. Chr. compleet verwoest. Waarschijnlijk zijn alle
data-archieven, ook die van de tempel, verbrand. En zou nog iets achtergebleven
kunnen zijn in Bethlehem, dan hebben de toenmalige Turken het een en ander
mogelijk meegenomen, ook uit de restanten van Jeruzalem’s
tempel en mogelijk is hiervan nog wat terug te vinden in geheime archieven in
Ankara of in Tibet.
Wat we
over Jezus weten is, dat Hij kort voor het aanbreken van de joodse zondag
[=sabbat = zaterdag] gestorven is. [Matth.27:45-56].
De
joodse sabbat brak altijd aan op een vrijdagavond 18.00 uur of nog preciezer:
bij ZONSONDERGANG.
Het
staat onomstotelijk vast dat Jezus gekruisigd werd op een vrijdag. Johannes, de
evangelist vermeld, dat deze kruisiging plaatsvond op de dag van de
sabbatvoorbereiding, dus op een vrijdag. Dit wordt ook bevestigd door Marcus
15:42: ‘voorsabbat’. [Joh.19:14]. En de dag daarop was groot. [ Joh.19:31]
De
opstanding van Jezus was voor ons op een zondag. Voor de joden geldt de
zaterdag, hun sabbat, zoals gezegd, niet op onze zondag! Volgens het Oude
Testament [OT] van de joodse wetten en tradities begon het Pasen met het
offeren van een lam tussen 15.00 uur en 17.00 uur. Of de joden zich ook in de
tijd van Jezus daaraan hielden? Want dit
zou dan op de 14e van de Nisan zijn, dat
is 27 maart. En de joodse dagrekening begon met een nieuwe dag met
zonsondergang, rond 18.00 uur, als het donker begint te worden. Het feitelijke
paasmaal begon op de 15e dag van de Nisan,
een feest dat bij de toenmalige joden 7 dagen duurde.
In het
Nieuwe Testament [NT] wordt OPVALLEND geen woord gerept over de 14e
dag van de Nisan en is het niet zeker, of het Paasgebeuren in maart of april heeft plaatsgevonden, dat
weer afhankelijk is van de Maanstand.
Synchroon
aan dit gebeuren had Jezus [we laten de periode van het Pasen even buiten
beschouwing] vlak daarvoor een avondeten of een speciaal ‘avondmaal’
gearrangeerd voor Zijn directe leerleerlingen, de twaalf discipelen. Het was
geen paasavondmaal! [Matth.26:17-19 en Matth.14:12-17] Dit was van Jezus
‘laatste avondmaal’, [Het Heilig Avondmaal], vlak voor Zijn kruisiging.
Volgens
het OT begint de maand Nisan als de eerste maand van
het joodse jaar. De ‘marsmaand’…. {de maand van het ‘ontwaken’ en ‘doen’!] Deze
maand was op een donderdag begonnen. Nogmaals weten we niet of de gewoontes van
het OT zich verder ook doorgezet hebben in het NT, ten tijde van Jezus. De maand Nisan
begint met de Nieuwe Maan.
Volgens
Joh.18:28 zouden de joodse leiders op de dag van Jezus’ kruisiging de
paasmaaltijd nog niet gegeten hebben. Jezus zou gestorven zijn, precies op het
moment waarop in de tempel de eerste paaslammetjes geslacht werden. Daarom
noemde Johannes – analoog aan dit meest bijzondere gebeuren in het oneindige
UNIVERSUM, HET LAM VAN GOD. [Joh.1:29,6]
In de
Jeugd van Jezus ‘viert’ Jozef van Maria in Egypte in Ostracine
een aantal keren het paasfeest, dat KORT NA DE WINTER plaatsvond en niet lang
na 15 maart. Want we lezen over Cyrenius, dat deze
half maart van zijn residentie in Syrië [Tyrus en Sidon], per schip naar Noord-West-Egypte
voer voor militaire dienstaangelegenheden. En niet lang erna mocht Jozef in de
burcht van Cyrenius in het bijzijn van het Kindje Jezus
en de familie, het Paasfeest vieren.
Volgens
GJE, deel 1 en hfdst.1, heeft het Paasgebeuren in
Jezus’ tijd bijna 3 maanden later plaatsgevonden. Want Jezus noemt de
tegenwoordige christenen in onze tijd, dat deze de oude traditie van het Oude
Testament [OT] overgenomen hebben en daarom het Pasen zelfs al in begin maart
kan plaatsvinden. Als je inderdaad daar drie maanden bij optelt kom je bij eind
mei! Maar er zitten hier en daar wel
haken en ogen aan en op de keeper beschouwt zijn we nogal tegengestelde Paasdata tegengekomen, wat in het navolgende ook
blijkt.
De vraag
is nu, wanneer Jezus vanaf Zijn dertigste verjaardag was begonnen. Daar wringt
de schoen. Het jaar daarvoor werd Jozef bijna 100 jaar en mocht deze in de
handen van Jezus sterven. Zijn overgebleven vier zonen gingen door met het
timmerwerk, ook Jezus blijkbaar, maar toen Hij dertig werd, hield Hij er meteen
mee op.
Zou
Jezus, toen Hij 30 werd, meteen het huis uit zijn gegaan of was Hij nog een
maand of wat in het ouderlijk huis van Jozef en Maria in Nazareth gebleven? We
weten dat niet!
Volgens
de gegevens van Jakob Lorber
zou Hij al direct naar de woestijn bij Bethabara Zich
begeven hebben en dat gedurende 40 dagen en datgene voorbereid hebben, wat
nodig was voor Zijn komende leermissie. Kort erna liet Hij Zich door Johannes
dopen [eind februari?] en niet lang erna was er ook in het kleine bergstadje Kana een bruiloftsfeest, waarbij Jezus door Maria werd
uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn.
Intussen
had Jezus een paar discipelen uitgenodigd en dat werd allengs meer. Niet lang
hierna, en na het bruiloftseest in Kana, vertrok Hij
naar Jeruzalem, waar een groot Paasfeest was, die een week duurde. Zou het
paasfeest dan toch nog in maart zijn geweest, als we het vertrek van Jezus, kort
na Zijn verjaardag op bijvoorbeeld vier dagen na Zijn 30e verjaardag
op 11-1 naar de woestijn vertrok. En als we de 40 dagen erbij op tellen, dan
het doopgebeuren van Johannes, het bezoek van o.a. Andreas
in Jezus’ hut, de bruiloft in Kana en de driedaagse
reis naar Jeruzalem, kon dat allemaal toch zeker wel een week of wat in beslag
genomen hebben en tellen we door naar half maart. Maar nemen we de datagegevens
van het latere Pasen in aanmerking en we tellen die latere 3 maanden door,
komen we bij half juni.
We gaan
weer even terug naar Jozef in Egypte in Cyrenius’
burcht. Als Jezus geboren was in 6 v.
Chr. en het Paasfeest daar tussen 15 maart en 15 mei was, dan kunnen we eens
een kijkje nemen naar de Maanstanden in de volgende jaren:
5 v.
Chr. 6 v.
Chr.
------------ ------------
Donderdag 23 maart 100%
Donderdag 4 maart
95,3%
Vrijdag 24 maart 100% Vrijdag
5 maart 100%
Zaterdag 25 maart 98,4% Zaterdag 6 maart 99,9%
Donderdag 20 april 93,5%
Vrijdag 21 april 97,9%
Zaterdag 22 april 100 %
4 v.
Chr. 4 v.
Chr.
------------ ------------
Donderdag 12 april 99,8%
Donderdag 10 mei
98,2%
Vrijdag 13 april 98,1% Vrijdag
11 mei 100%
Zaterdag 14 april 94,1% Zaterdag 12 mei 99%
Donderdag 7 juni 91,7% Donderdag 30 mei 100%
Vrijdag 8 juni 96,7,9% Vrijdag 31
mei 98,8%
Zaterdag 9 juni
100 % Zaterdag 01
juni 95,5%
3 v.
Chr.
------------
Donderdag 27 junil 97,4%
Vrijdag 28 junil
100%
Zaterdag 29 juni 99,6%
Als we
de bovenstaande gegevens bekijken komen we tot de conclusie, dat het
hele Paasgebeuren NIET in maart plaatsgevonden kan
hebben en
weten we, dat er keuze is in de overgebleven maanden. Let wel, dit geldt dan
ook voor het Paasfeest bij de kruisiging van Jezus. Kijken we naar het volgende
schema:
28 n.Chr.
------------
Donderdag 27 mei 100%
Donderdag 24 juni 097,4%
Vrijdag 28 mei 99%
Vrijdag 25 juni 100%
Zaterdag 29 mei
96,1%
Zaterdag 26 juni 99,8%
Het
Paasfeest bij de kruisiging van Jezus kan hier hoogstens plaatsgevonden hebben
eind mei, volgens de Maanstanden. Dit zijn overigens de enige volle
maanstanden, die voor die tijd in aanmerking komen.
We
vinden aanwijzigen in het zesde deel van het GJE, deel 6, hfdst.
22:10 Daarin zegt Jezus namelijk, dat Hij 1 ˝ maand in de winterperiode eerst
bij Lazarus zal verblijven en in het tweede deel van de winter [dus ook 1 ˝
maand!] bij Kisjonah [in het warmere deel bij de Galilese zee aan de Noordwestkust]. Vervolgens zou Hij weer
teruggaan naar Lazarus VÓÓR het Paasfeest en om daarna weer opnieuw in Galilea met Zijn leerperiode te beginnen.
De echte
winter begint in januari. [Zie Jeugd Jezus: dan kan het in de Westelijke Judeastreek
[Jeruzalem] soms pittig vriezen]. De winter is eind februari, begin
maart daar dan voorbij! Als we 3 maanden verder tellen zijn we al in mei.
In
GJE6-26:3 spreekt Jezus nogmaals over een winterperiode tot ongeveer het Paasgebeuren. In
bovenstaand schema valt zonder enige twijfel de maand juni weg. Blijft er nog
over de maand april en mei. Zie ook GJE6-33:14, GJE6-34:11,12,13. Jezus nam
toen hier Zelf geen deel aan het Paasfeest. [De winter duurt in Israël tot en met de laatste maand, en dat is
de maand, die even voor de maand Nisan staat, en dat
is 26 maart.]
Drie
weken voor ‘Pesach’ beloofde Jezus spoedig weer naar Kisjona
in Galilea terug te komen en dit was DRIE WEKEN VOOR
PASEN! Jezus was nog bij hem , nam afscheiden werd per schip begeleid aan de
andere kant van het meer, voorbij Tiberias in het
Zuiden bij de Jordaan. Een weg liep daar in het dal naar Jeruzalem. GJE6-36:4.
Daar beklom Jezus een berg met VEEL GRAS [dit kan alleen mogelijk zijn na een
rijkelijke regenperiode] Tellen we bij begin april er 3 weken bij op, dan
hebben we al eind april. Volgens Lorber had het
Pasen dan in april plaatsgevonden in het tweede
leerjaar van Jezus,
aangenomen was dit in het jaar 26 n. Chr. [Zie ook Joh.6:1-15 en Ph1-16] – Dit is dan de
eerste tegenstelling over de data van het Paasfeest, dat haaks staat op het
vermeende Paasfeest eind mei, in die tijd!
Volgens
het schema van de maanstanden bekeken we
de volgende maanstanden in maart, april en mei:
26 n.Chr. 30 n.Chr.
------------ ------------
Donderdag 18 april 93,6%
Donderdag
4 mei 92,6 %
Vrijdag 19 april 97,5% Vrijdag 5
mei 97,7 %
Zaterdag 20 april 100%
Zaterdag 6
mei 100 %
Op de
berg achter Tiberias sprak Jezus de menigte toe, die
allen gezeten zaten op een berghelling, dat rijk was aan gras. Het was nu de
tijd rond Pasen en het was het gebruik van ongezuurd brood, gebakken vis,
eveneens gebakken lamsvlees en eieren mee te nemen. [GJE6-41:8]
In de
maand mei van dat jaar was er geen volle maan op donderdag, vrijdag of zaterdag
en blijft april als enige mogelijkheid over! Dus kan in 26 n. Chr. in
mei geen Paasfeest geweest zijn.
In het
tiende deel van de GJE lezen we iets opmerkelijks: Vanaf het begin van Jezus’ leerperiode
was Hij bijna twee en een half jaar onophoudelijk bezig met de Zijnen, maar heeft
toen voor het eerst ZEVEN DAGEN voor Zichzelf en Zijn gezelschap een sabbatrustperiode
ingesteld.
Want Hij
heeft bijna onafgebroken gewerkt gedurende 2 ˝ jaar en na
bijna een half jaar zou Hij gedood worden. We weten de beginleerperiode van Jezus niet
precies, maar heeft deze vermoedelijk 3 maanden later plaatsgevonden?
Het zou dus
in GJE10-5:2 nog geen half jaar duren, dat Hij gekruisigd zou worden. Dan zou het in Cesarea
bij Marcus op de heuvel, waar Jezus ook vaak vertoefde, het vermoedelijk al in
november geweest kunnen zijn. Het weer is rond die tijd vaak turbulent, ook op
het meer van Galilea. De stormen van de herfst, de
beginwinter en de verdere daarop volgende voorjaarsstormen, lijken bijna een analoge
samenhang te hebben met de komende onrustige periode voor Jezus’ kruisiging…[GJE10-4:3]
De tocht
vanaf Marcus’ hut bij Cesarea naar Genezareth duurde drie uur! We moeten niet vergeten dat het Galilese meer destijds 1/3 van omvang groter was dan heden
ten dage! De nogal grote inham bij Genezareth
werd ‘zee Genezareth’ genoemd. Het was ook al weer
een jaar geleden, toen Jezus daar eerst was, en dat was precies 1 ˝ jaar
geleden na Zijn doop door Johannes. [Dit was vermoedelijk half mei en we
zijn nu een half jaar verder,want het was al half november, herfst!] [GJE10-5:9]
De
burcht van Melchizedek was in Abila
gebouwd. [GJE10-59]. In het volgende hoofdstuk zegt Jezus, dat het geen jaar
meer zal duren, dat Hij zal opvaren naar Zijn woonstede. [40 dagen na zijn
kruisiging was het Hemelvaart] [Soms worden de tijdstippen precies genoemd, en
soms ook heel ruim]
In het
10e deel van de NO wordt gesproken over de herfsttijd met de zware
winden en stormen. Dit zou dan betekenen in het midden van de novembermaand.
Rekenen we er een half jaar erna [want Jezus sprak in het begin van dit deel
over Zijn kruisiging] dan moet Pasen zeker eind mei plaatsgevonden hebben! [GJE10-69:15]
De
winter zal niet lang meer op zich laten wachten. Blijkbaar zijn we in dit hoofdstuk nu bijna in
de periode van de maand december aangekomen! [GJE10-108:7]
In
GJE10-132 is het al LAAT IN DE HERFST [eind november of begin december [De
echte winter begin daar midden in januari of iets later!
Jezus is
nu ruim 2 ˝ jaar bijna helemaal zonder rust en Hij zou met Zijn leerambt midden mei begonnen zijn? Eind november van dat
leerjaar was Hij dan 2 ˝ jaar in dienst. En Hij
zou nog een half jaar werken! Dat zou
dan ook in mei moeten zijn het jaar daarop, in totaal 3 jaar. Hij werd ten
tijde van de kruisiging 33,5 jaar oud. [GJE10-133:7]
Jezus
begon vanaf Zijn 30e jaar blijkbaar een aantal maanden later met
Zijn officiële leerperiode, en weliswaar in het bergdorpje KANA tijdens een
vrolijke bruiloft, waar ook wijn gedronken werd. Zodoende weten wij in dat
verband met doorberekenen, dat Jezus, toen Hij in Gadara
was, het al laat in de herfst moet zijn geweest in Zijn 3e leerjaar [begin
december?] [GJE10138:8]
Jezus
was in GJE10-146 al weer BIJNA 33 jaar. Laten
we voorop stellen dat het nog steeds begin december moet zijn geweest! Want
BIJNA 33 jaar geleden werd Hij op 7-1 geboren in een schapenstal in de directe
omgeving van Bethlehem. De schapen als volwassenen en de lammetjes als
kleintjes. Het spreekwoord: ‘zo mak als een lam’ speelt een overeenkomstige
analoge rol: de rol van deemoed! [Zie
ook GJE10-146:1]
In
GJE10-146:3 spreekt Jezus over zijn afgelopen 2 ˝ jaar [let wel, dat Jezus na
7-1 op dertigjarige leeftijd later begonnen moet zijn met Zijn ambt – er staat
dan ook: toen Hij ongeveer 30 jaar was!
In 27 of 31 n. Chr. en vermoedelijk nu begin december sprak Jezus over: ‘vanaf nu gerekend zullen er geen volle vijftig jaar meer verstrijken voor [de val] van Jeruzalem. Waarom zei Jezus niet ‘veertig jaren’? Blijkbaar was het een gewoonte in de spreektaal een limiet van 50 jaar te noemen; dit zou dan ook met betrekking tot de vrije wil van de mens een bepaalde speelruimte geven. Maar eerder bleek Jezus toch een exact jaaraantal genoemd te hebben: 43 jaar en nog een aantal maanden! Dit past echter niet bij 31 n. Chr.! [GJE10-148:7]
In de
late herfst in begin december aan het einde van het vermoedelijk 31e
jaar n. Chr. zei Jezus: ‘Maar toch zal er van nu af aan gerekend geen jaar
voorbijgaan, en zullen jullie aan Mij ergeren, Mij verloochenen en verraden!
[GJE10-152:9] Dit staat dan weer haaks op een eerdere uitspraak van Jezus van
maar een half jaar! [Een jaar hoeft geen 12 maanden te betekenen.
Voorbeeld: een schoolopleiding van zes maanden kan een ‘opleidingsjaar’ genoemd
worden. De overige zes maanden noemen we ‘een half jaar’.
Een koopman sprak de Heer aan in het bergstadje
Petra en zegt: Het zal de komende Pasen nu drie jaar geleden zijn, dat ik in de
tempel een kleine kraam mocht neerzetten om mijn bezigheden als geldwisselaar
uit te oefenen. [GJE11-7:4]
[opmerking: blijkbaar was Pasen één van de meest belangrijkste gebeurtenissen in Palestina, omdat de koopman dat als ankerpunt gebruikte. Omdat hier al ruim 1 ˝ maand van de winter voorbij is, moet in dat verhaal het al half februari zijn geweest. En de mensen groeien allemaal naar het komende Paasfeest toe, dat nog een paar maanden op zich laat wachten, zoals later blijkt.]
Als er in een tekstpassage gesproken wordt over bijvoorbeeld ‘meer dan dertig jaar geleden, dan kunnen het er ook wel 34 geweest zijn; anders zou er gezegd worden: ‘meer dan 3 jaar geleden!’ Een koopman sprak met Jezus over zijn vroegere historie en maakt Jezus er op attent, dat Hij toen nog niet geboren kon zijn. Als dit mogelijk gezegd werd in februari, 28 v. Chr. [toen Jezus al 33 jaar was] zou deze geschiedenis zich afgespeeld hebben 1 jaar voor de geboorte van Jezus. [Het jaar doet er niet toe] [GJE11-8:8]
In
de hoofdstukken daarop zegt Jezus niet dat het in feite herfst was, ‘maar onder
de invloed ervan!’ Want de tuin van Rael zag er kaal uit. [GJE11-23:4]
De
regentijd gold ook voor het stadje RIMMON [in het Dekapolisgebied – één van de
tien steden daar] aan het einde van het jaar. [GJE11-31:1]
In
hoofdstuk 31 van het GJE11:7 wordt melding gemaakt van het komende paasfeest.
En omdat de regenachtige vochtige winter met zeer koude dagen erbij nog niet
verstreken is, kan dit komende Pasen niet zo heel lang meer op zich laten
wachten.
We
moeten niet vergeten, dat er al maanden tevoren daarover werd gesproken – een
soort voorpret en innerlijke voorbereiding! Men leefde ernaar toe. Dit feest
heeft dientengevolge blijkbaar plaatsgevonden voor de zomer, in het midden van
de lente.
Lazarus
meende dat Jezus, net als vroeger in de winter langer bij hem zal kunnen
blijven. Daarop antwoordde Jezus: ‘Ik ga naar een plaats waar Ik tot de
paastijd rustig kan blijven. En Zijn aanwezigheid moest tot Pasen geheim
gehouden worden. En de winter zou nu invallen. [GJE11-42:6,8]
In
deze vervallen ruďne rustten zij dan uit en verbleven daar enkele maanden,
wat ook later blijkt. Beneden lag het stadje en er werd levensmiddelen
ingekocht en aan de bewoners, die hen als zonderlingen zagen, werd toestemming
gevraagd om in dat gebouw een tijdje te verblijven. [GJE11-45:1] - Jeruzalem
was eigenlijk vlakbij. [GJE11-6:10]
Jezus
vertrekt nu van Efraim naar Bethanië. Maar er was in Palestina nu een felle
kou. [dat is meestal daar in begin januari!]
Jezus
zou binnenkort van Efraďm weer naar Bethanië vertrekken. Maar er heerstte in
Palestina een [opvallende?] felle koude [waarschijnlijk begin januari?], die
zich in de ruwe wilde streek van de bergen sterk deed voelen. Maar de
leerlingen waren hiertegen beschermd en ze waren gezellig bij elkaar aan het
discussiëren [in de burcht]. [GJE11-58:1]
De
winter van blijkbaar 27 op 28 n. Chr. en vertoonde ongewoon lage temperaturen.
De leerlingen werd het toegestaan om in helderziende toestand de elementaire
geesten te mogen zien, die het land Palestina overdekten. Dit waren de
luchtgeesten die de taak hadden om in de orde van alle aardse omstandigheden
toe te zien en in te grijpen, waar zonodig. [zie ook boek Aarde en Maan]. Zij
waren graag in de weer om alle opstijgende heetgebakerde zielendeeltjes zoveel
mogelijk te vangen en te temperen. Een grote strijd in de natuur en dat deed
zich voor door middel van een sterke kou. [GJE11-58:2]
Jezus bracht bijna drie maanden door in Efraďm. Aangenomen dat Jezus de volle winter daar vertoefd had
met de Zijnen, maakt een rekensom, dat Hij in de maand januari, februari en de
eerste drie weken van maart daar verbleef. [GJE11-58:5]
Nu
was het langzamerhand zover, dat de koude tijd in Palestina voorbij was en de
eerste voorbereidigen voor het komende Paasfeest werden nu merkbaar.
[GJE11-58:9] Zo’n voorbereiding zou hoogstens nog een paar weken geduurd kunnen
hebben, zoals wellicht straks blijkt uit de verdere verhalen.
Die
streek is met name in het VOORJAAR heel aangenaam, omdat daar een veel warmere
temperatuur heerstte en zij brachten daar slechts twee dagen door, gerekend
vanaf het vertrek van Bethanië. [De tijd dat Jezus van Efraďm naar Bethanië,
Jeruzalem, Bethanië, de Jordaan en weer terug naar Bethanië-Bethphage ging,
heeft minstens wel een week geduurd en moet het dan destijds al in de eerste
week van april zijn geweest!] [GJE1169:30,31]
Paasdatum bezien vanuit een ander perspectief
Toen
de heilige familie [Jozef, Maria en het Kindje Jezus] al ruim een jaar in
Egypte waren [samen met de vier zonen van Jozef] zat op een dag het Kindje
Jezus aan de eettafel, maar was, samen met Jacobus eigenlijk al begonnen met
het eten. En omdat zij niet voor het eten gebeden hadden kregen zij een fikse
reprimande van Jozef en moesten zij een hele dag vasten. De twee verlieten
daarom de eettafel en gingen naar buiten toe en waren opeens spoorloos. Jozef
ging naar hen op zoek, maar tevergeefs, wat hem zeer verontrustte.
En
het was nu in de periode dat het PASEN was en toen hoorde Jozef tijdens de
speurtocht naar de twee een stem in zijn hart waar hij hen kon vinden. Want met
verwondering keek zag hij eerst een SCHEDELBERG [de kleine Golgothaberg – kruin en schedel betekenen hetzelde!] die verrhult
lag in een dichte mist. En in dat jaargetijde [waarschijnljk begin april] kwam
dat nooit voor in dat deel van Noord-West-Egypte, dat een warm verfrissend
klimaat heeft. Vaak ziet men een dergelijke mist wel zo nu en dan in de hete
zomer of de nazomer. Egypte heeft een geheel ander klimaat dan Jeruzalem.
En
in het zuiden van Israel, aan de grens van Egypte ligt Eilat, dat ook in de
winter hoge temperaturen kent. Toen zag de pleegvader Jozef tot zijn grootste
verwondering het Kindje Jezus, samen met Jakobus zitten aan een toegedekte
tafel, dat er uit zag als een KRUIS, en een
lekker gebraden lam zaten te eten. [Jeugd van Jezus, hfdst.214:14]
Dat
het Pasen eind maart gevierd werd, lezen we in de Jeugd van Jezus, want in
JJ52:1-3 beschrijft Lorber via de Heer:
‘Het genoemde voorjaar was in aantocht, want in deze streek begint dat
al half februari [en in Jeruzalem een maand later]. CYRENIUS BESLOOT PAS HALF
MAART NAAR EGYPTE TE GAAN….[Hfdst.52:1-3 en JJ 120:1]. [Het Paasgebeuren is ook
bij de joden afhankelijk van de maanstand, bij VOLLE MAAN]
Jakob
Lorber ontving op 20 februari de geciteerde woorden: ‘DE VERZOEKING IN DE
WOESTIJN’. Zou deze datum een hint kunnen, dat deze verzoeking geschiedde op
een van de laatste 40 dagen in de woestijn, nadat Jezus, toen Hij 30 jaar werd,
KORT ERNA de woestijn in ging, in de eenzaamheid om geestelijk Zich voor te
bereiden voor Zijn Missie?
Jezus
verliet kort na Zijn verjaardag het ouderlijk huis en blijkbaar op 11-1, vier
dagen na Zijn verjaardag? Niet lang erna werd Hij gedoopt door Johannes in de
buurt van Kapernaum. De woestijn, waar Jezus vertoefde, in de buurt van
BETHABARA [in de buurt van het huidige Had Nes], en niet zo ver er vandaan lag.
Daar had Jezus een woonhut gebouwd, circa 35 minuten lopen naar de Jordaan.
De
vraag is of Jezus direct na Zijn dertigste verjaardag veertig dagen naar de
woestijn is gegaan, of is Hij drie maanden later uit het ouderlijk huis
vertrokken? Als we de veertig dagen vanaf bijvoorbeeld 11 januari erbij
optellen, komen we in de buurt van 22 februari. [misschien de doopdatum van
Jezus? Dus bijna eind februari.
In
het bergstadje KANA werd Jezus kort erna uitgenodigd voor een bruiloft, waar
het er vrolijk aan toe ging. Het voorjaar in het noordelijk Israël is qua
temperatuur veel warmer dan bij Jeruzalem met haar frise Middellandse
Zeeluchtstroming. Kort na deze bruiloft ging Jezus naar Jeruzalem. En dit was
rond het Pasen. Vermoedelijk was het dit keer een VROEGE PASEN, ook weer
afhankelijk van de Maanstand.
We
kunnen ons voorstellen, dat dit Paasgebeuren zeker in maart heeft
plaatsgevonden, maar evenwel ook in mei, zoals Jezus dat aangeeft in het eerste
deel van het GJE, in het eerste hoofdstuk. Maar daar noemt Jezus ook, dat in
Zijn tijd het Pasen DRIE MAANDEN LATER plaatsvond, een kwart jaar later. Hoe
valt dit dan te rijmen?
Want
zegt Jezus: ‘maar men stelde zich het paasfeest VAN DE FEITELIJKE JODEN niet
in de periode voor, zoals ze nu in deze tijd [dus in onze tijd] in de diverse
christelike gemeentes voor dit IDENTIEKE feest bepaald wordt. Soms zelfs al in
de maand maart, maar een heel Ľ jaar later. [GJE1-12:6]
Maart
is de maand van de BIDDAG voor het komend gewas. Maar het echte Paasfeest had
te maken met de eerste oogst van GERST, tarwe of koren en dan werd hiervoor
gedankt. Men at het nieuwe brood, dat volgens de wetten van Mozes ongezuurd
was, want niemnd mocht in Israël in die tijdsperiode een gezuurd brood eten.
[GJE2:13,23, GJE1-15:1]
Jezus
verbracht vermoedelijk half december 25 n. Chr. tot circa eind januari 26 n.
Chr. bij Lazarus en van begin februari tot midden maart 32 n. Chr, bij
Kisjonah. [GJE6-22:10]. Ook uit deze gegevens kunnen we ontlenen, in welk jaar
dat geweest zou kunnen zijn. [Zie ook GJE6-8:6,7. En 36:4] De voorbereidingen
in verband met het Paasfeest heeft zeker wel een een of twee weken geduurd!]
Joh,6:3,4. De gewoonte in Israël was destijds om
ongezuurd brood, gebakken vis, eieren en lamsvlees mee te nemen. In GJE9-149:11
zegt Jezus dat Hij aan het einde van Zijn tijd op deze aarde, op het komende
Paasfeest in Jeruzalem zal zijn. [Luk.18:10, Joh.7:25, GJE10-141:15]
Nawoord
Deze
bijdrage is samengesteld voornamelijk uit het 10e deel van het GJE
en deels uit het 11e en andere delen van het GJE, en uit de ‘Jeugd
van Jezus’. Hoewel er hier en daar tegenstrijdige uitspraken staan, wil het
mogelijk de lezer stimuleren er meer over na te denken en ook aan te sporen
zijn eigen gedachte ermee te verbinden. Het precieze jaartal is ‘an sich’ niet zo belangrijk en we
weten uit de astronomie, dat ook daaruit niet altijd verbanden zijn te maken
met de geschiedenis van Jakob Lorber, dus bepaalde gebeurtenissen, die
weliswaar wel te traceren zijn met de volle Maanstanden. Maar op de een of
andere wijze doet het vermoeden, dat zowel deze gebeurtenissen zich afgespeeld
kunnen hebben in 25-28 n. chr. dan wel ook tussen 29-32 n. Chr. We weten het
nooit voor 100%, maar veel Lorberlezers tenderen naar 25 n. Chr. en laten we
het hierbij maar houden, omdat ook nu de tijdgeest zich zodanig heeft
ontwikkeld, zodat we werkelijk kunnen spreken wat Jakob Lorber schrijft in het
eerste deel van de Nieuwe Openbaringen:
‘Zoals het in Noach's tijd was, zo zal het ook dan zijn; de liefde zal
verkoelen en helemaal verkillen, het geloof aan een uit de hemel aan de mensen
geopenbaarde zuivere levensleer , en het geloof in: God, zal veranderen in een
duister en doods bijgeloof volleugens en bedrog. De machthebbers zullen de mensen weer als dieren voor
zich laten werken en ze zullen ze koelbloedig en gewetenloos laten afmaken als
ze niet zonder enige tegenspraak doen wat de pralerige machthebbers willen! De
machtigen zullen de armen door allerlei lasten kwellen en ze zullen iedere
vrije geest met alle middelen vervolgen en onderdrukken, en daardoor zal er een
ellende over de mensen komen, zoals er op aarde nog nooit een is geweest! Maar terwille
van de vele uitverkorenen, die zich onder de armen zullen bevinden, zal deze
tijd niet zo lang duren; want anders zouden zelfs de uitverkorenen verloren kunnen gaan !’
‘Vanaf nu gerekend tot aan
die tijd zullen er duizend en niet. Nog eens duizend jaar voorbijgaan! Dan zal
Ik dezelfde engelen, die Je nu hier ziet, met grote bazuinen tussen de arme
mensen sturen! Deze zullen de geestelijk dode mensen als het ware uit de graven
van hun nacht opwekken; en als een vuurzuil, die van het ene einde der wereld
naar het andere rolt, zo zullen deze vele miljoenen ontwaakte mensen zich over
alle wereldmachten heen storten, en niemand zal hen kunnen weerstaan!’
Pasen
"Kinderen, luister! Aldus spreekt Hij, die
jullie een onsterfelijke ziel en een levende geest uit Zichzelf heeft gegeven,
opdat jullie Mijn grote liefde voor jullie zullen kennen. Ik wil jullie eenmaal
het eeuwige leven geven uit jullie liefde tot Mij en uit Mijn liefde tot
jullie, wanneer de grote schuld van de Liefde deze schuld aan de Heiligheid gedelgd
zal hebben in een tijd, die ik daartoe eerst uit Mij zal maken. Zoals Ik jullie
allen gemaakt heb uit Mijn barmhartigheid, zo zal Ik ook deze tijd bereiden
uit Mijn liefde.’
‘Zoals Ik nu een Geest van genade in je midden
ben, zal Ik dan een mens onder de mensen zijn, vervuld met de hoogste liefde.
Zo zien jullie nu ook in, dat Ik, je Vader, als een hoge, eeuwige geest met
alle kracht en macht tot je gekomen ben en jullie weten goed dat Ik het ben,
die nu hierover tot je spreekt. Toch zullen je latere kinderen Mij niet meteen
herkennen in de zwakke, arme broeder die onder hen is, en zij zullen Mij
vervolgen en gruwelijk mishandelen en zullen met Mij doen wat Kaďn Abel
aandeed.’
‘Maar het zal moeilijk worden de Heer van het
leven te doden; want Mijn schijnbare dood zal aan al diegenen het eeuwige leven
geven die zullen geloven dat Ik het ben die als een machtige redder onder hen
ben gekomen, bekleed met alle macht van de liefde om de schuld te verzoenen,
die jullie ongehoorzaamheid over je heeft gebracht, zoals ook over de gehele
aarde en over alle sterren - want ook daar zijn kinderen die bij het oerbegin
uit jou, Adam, zijn voortgekomen. Maar die ongehoorzaamheid zal voor de
ongelovigen en de halsstarrigen in hun boosaardige
eigenliefde tot een eeuwig gericht en zodoende ook tot een eeuwige dood
worden.’
‘En zo zal Ik zevenmaal komen; maar de zevende
maal zal Ik in het vuur van Mijn heiligheid komen. Wee dan degenen die onzuiver
bevonden worden! Deze zullen voortaan niet meer bestaan, dan in het eeuwige
vuur van Mijn toorn!’
‘Zie, in het begin van de wereld was Ik reeds
eenmaal hier om alle dingen te scheppen ter wille van jullie, en jullie ter
wille van Mij. In grote watervloeden zal Ik spoedig terugkomen om de pest van
de aarde af te wassen; want de dalen van de aarde zijn Mij een gruwel geworden
vol met vuil slik en vol pest, die uit je ongehoorzaamheid is ontstaan. Daar
zal Ik ter wille van jullie komen, opdat niet de gehele wereld te gronde gaat
en er een geslachtslijn zal bestaan, Wier laatste telg Ik zal zijn.’
‘En Ik zal voor de derde maal verschillende
keren komen, zoals nu ongeteld tot jullie, nu eens zichtbaar, dan weer
onzichtbaar in het woord van de geest om Mijn weg voor te bereiden. En Ik zal
als de nood hoog is, voor de vierde maal in een stoffelijk lichaam komen, in
de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarop voor de vijfde maal komen in
de geest van liefde en wijding voor allen. En Ik zal voor de zesde maal
innerlijk komen tot een ieder, die een waar en ernstig verlangen naar Mij in
zijn hart zal dragen en Ik zal een Leider zijn voor diegenen die zich vol
liefde in hun geloof door Mij naar het eeuwige leven laten trekken. Maar Ik zal
dan ook ver van de wereld zijn; maar wie opgenomen zal worden, die zal leven en
Mijn rijk zal voor eeuwig met hem zijn.’
‘En tenslotte zal Ik nog eenmaal komen, zoals
reeds gezegd; doch dit laatste komen zal een blijvende komst voor allen zijn,
op welke manier dan ook! Luister en begrijp goed: blijf in de liefde; want die
zal jullie redder zijn! Bemin Mij boven alles, - dan zal je leven voor eeuwig
zijn; bemin elkander echter ook, opdat het gericht je kwijtgescholden wordt!
Mijn genade en Mijn eerste liefde zij met jullie tot aan het einde van alle
tijden! Amen." - En hun ogen werden gesloten.’ [Huish. van God, deel 1, hfdst.
46:17-23]
Seth spreekt in de oertijd van de aartsvaderen
met zijn kinderen over Asmahaël: ‘Deze
schijnbare vreemdeling, zo bescheiden in zijn manier van doen en zo
overduidelijk in zijn woord, zal zich op een andere keer door een ander dier
laten dragen en een volk op aarde zal degene die op het dier zit uit alle
boetvaardigheid van het hart toeroepen: 'Hosanna God in den hoge; geloofd zij
Hij, die komt in de naam van de Heer, zittend op de rug van het veulen van een pakezelin!'
‘Kinderen en ook jij, beste Henoch
en jij Kenan, als je me kunt tegenspreken, doe dat
dan; maar zijn jullie bezield door hetzelfde gevoel, dan zal het de moeite
lonen aan de welbespraakte vreemdeling de allergrootste aandacht te besteden
en hem een hoogst deemoedig hart toe te keren! Want degene die zo verbazingwekkend
over God spreekt, moet of uit de hoogste hoogte van God stammen, of hij is…’ [Huish. v. God, deel
1, hfdst.91: 7,8]
Emmanuël zag ten tijde van Adam in het hoge Kaukasusgebergte Henochs offer
aan en zegende het, terwijl Hij zei: ‘Ik, Emmanuël Abba, schep weliswaar geen behagen in dit brandoffer,
maar slechts in diegene die het met een zuiver hart voor Mij bereidde, - maar
Ik zegen het toch ter gedachtenis aan een later offer dat eens wordt gebracht
om alle doden en levenden op te wekken. En daarom moet het dan ook in het
vervolg tot aan het einde van alle tijden der tijden bij lam en brood blijven!
Amen.’
‘Maar wee degene die daar een wijziging in aan
zal brengen; waarlijk, Ik zeg jullie, zij zullen niet aan Mij, maar aan de
ongerechtigheid van de wereld hun offer brengen en zij zullen door hun
offerande gelijk worden aan hetgene waaraan zij hun
offer hebben gebracht!’
‘En jij, Henoch, zie,
Ik heb jouw offerande zo gezegend dat het tot een levend offer geworden is, omdat
eens uit dit verbrande lam een groot, levend, sterk Lam in de wereld op zal
staan, dat alle zwakheden van de aarde op zijn schouders nemen en voor alle
vlees de zich nimmermeer sluitende poorten tot het eeuwige leven openen zal!’
[Huish. van God,
deel 1, hfdst. 144:2-4]