Ostrazine, het Egyptische
verblijfstadje van het Kindje Jezus –
uit de oude
archieven
In
het evangelie van Johannes profeteerde Jezus dat aan het 'einde der tijden' nog
enkele documenten over Zijn aardse leven aan het licht zullen komen. Deze
opkomst van oude getuigenissen over het aardse leven van Jezus kunnen we op
twee manieren begrijpen, zoals Viktor Mohr in 1968 in
een mondelinge bijdrage schreef: ´Enerzijds door de ontdekking van historische
documenten en door opgravingvondsten, anderzijds door de nieuwe onthullingen
door Jakob Lorber, vooral
het 'Grote evangelie van Johannes' en de 'Jeugd van Jezus' met een veel hogere
vervulling van deze belofte´.
In
de genoemde werken ontvangen we eveneens een volledig verslag over de aardse wandelwegen
van de Heiland. Het is daarom alleen begrijpelijk als de lezers de ´Nieuwe
Openbaring´ deze wandelwegen van de Heer met liefde en eerbied mogen volgen en
getuigenissen over oude, lang verloren Bijbelse plaatsen aan het licht mogen
brengen.
We
mogen blij zijn als er enig onderzoek wordt toegestaan om de bewijzen
op te graven van oude, lang verloren Bijbelse vindplaatsen. We zijn blij met
het laatste bericht van onze Nederlandse vriend G.W.W. Kalis, die aan de weet
kwam dat er graafwerkzaamheden van Ostrazine sinds
1970 weer op gang gezet zijn. De vroegere opgravingen vonden plaats in 1914
door de Fransman Jean Clédat. Lange tijd was de Clédat-publicaties de enige bron van archeologische
informatie over het voormalige Ostrazin en de gehele
Middellandse Zeekust van de Sinaï.
Zoals
onze vriend Kalis werd geïnformeerd door de Musea-afdeling in Jeruzalem, voert
de archeologische afdeling van de Ben-Gurion
Universiteit in Beersheba, Israël, sinds 1970 een
regionaal onderzoeksproject uit naar het kustgebied van de Noord-Sinaï.
Het
werk omvat opgravingen op belangrijke plaatsen die gevaar lopen door illegale
opgravingen. Gedurende drie jaar werden er opgravingen uitgevoerd in het Ostrazine-gebied en werden er ook werken uitgevoerd in de
buurt van Mons Cassius.
Deze bedrijven, gerund door Dr. Eliezer D.Oren, directeur van de archeologische afdeling van Ben-Gurion University, heeft de
kennis op dit gebied aanzienlijk uitgebreid, meldt het instituut.
Dr.
Eliëzer D. Oren, hoofd van de archeologische
afdeling, bevestigde dit in een brief aan onze vriend Kalis. We mogen de tekst
van deze brief [uit 1978] vanuit een Duitse vertaling weer naar onze lezers
brengen. ['Das Wort' - 1978]. Een fragment van deze
brief:
Geachte
heer Kalis,
Dank
u voor uw brief van 28 juni 1978 betreffende onze opgravingen in Ostracine in Noord-Sinaï. De Noord-Sinaï-expeditie onder mijn leiding heeft de afgelopen
zeven jaar de Noord-Sinaï tussen het Suezkanaal en de
Gazastrook onderzocht, inclusief het gebied rond het
meer van Sirbonis en Ostracine.
In Ostracine hebben we een grote kerk opgegraven
inclusief het industriële en commerciële gebied van de stad, die dateert uit de
Romeinse en Byzantijnse tijd….’ [en zo verder].
Ostracine heeft een speciale klank voor ons Lorber-vrienden, aangezien het kleine Jezus-knaapje
de eerste drie jaar van zijn leven daar doorbracht, toen de heilige familie van
Bethlehem naar Egypte moest vluchten voor de achtervolgingen van Herodes. De vier korte evangeliën van de Bijbel schrijven niets
over deze exacte ontsnappingsroute. Het evangelie van Jacobus had hier details
over kunnen geven, maar dit evangelie is één van de apocriefe boeken die
officieel niet in het Nieuwe Testament zijn opgenomen. Slechts een paar
fragmentarische delen van dit evangelie van Jakobus, dat met grote liefde werd
opgetekend door Jezus' stiefbroer, Jakobus, en zorgvuldig alle details van het
leven van Jezus registreerde vanaf Jezus´ geboorte tot de leeftijd van twaalf
jaar, zijn slechts bewaard gebleven.
In
het Jakobus-evangelie, opnieuw weer ontvangen door Jakob Lorber, en bekend onder de
boektitel 'De jeugd van Jezus', hebben we een naadloze restauratie van
de oorspronkelijke tekst door de genade van de Heer.
Jacobus
beschrijft de moeizame reis van de heilige familie, die bestond uit pittige voetmarsen
en een driedaagse zeereis. In 1968 slaagde onze vriend Kalis erin, zoals
vermeld in 'Das Wort' 5/68, om een oude kaart te
lokaliseren waar Ostrazin in voorkomt. De kaart die al
in 1629 in Nederland werd uitgegeven, is getiteld als: 'Terra Sancta quae in sacris Terr Promissionis
olim Palestina. - Amstelodami, ambtshalve Guiljelmi Blaeuw'. (In het Duits
betekent dat: ´Het heilige land, de heilige Schrift met de naam Land of Promise als voormalig Palestina. - ´Drukkerij Wilhelm Blaeuw' 1629, Amsterdam.)
We
zijn ook onze vriend Kalis dankbaar voor een fotokopie van een relevant
uittreksel uit Paulys Real Encyclopedia, dat hij in 1968 van de bibliotheek van de Rijksuniversiteit
in Leiden ontving.
Ostrakine [Ostrazine]
is soms een belangrijke plaats aan de noordoostelijke grens van Egypte, ten
oosten van Pelusion [Pelusium]
nabij het Sirbonismeer. Sinds het Romeinse rijk is
het regelmatig verschenen als een station op de militaire weg die langs de Kassios-berg naar Rhinokorura [El
Arisch] en via Raphia [Rafa]
naar Ghaza leidde. Volgens Josephus Flavius lag Ostracine 24 mijl van
de RH. weg volgens 1V / 661 als aangegeven route.
Evenals
Pelusio, diende de O., 65 mijl verderop, ook in de
oude geografie als een grenslijn met Azië, op voorwaarde dat het werd
verplaatst naar de landengte van de Suez. Volgens het lange termijn onderzoek
van Clédat in dit gebied, bevond O zich vrijwel
zeker in het huidige El Flusijeh, aan het oostelijke
uiteinde van het Lagunemeer dat overeenkomt met het Sirbonische
meer, genaamd Sabchat Bardawil,
dus op een strategisch zeer belangrijke plaats. De overblijfselen van een
ogenschijnlijk vrij belangrijke stad, vooral uit de laat-Romeinse
en christelijke tijd, zijn via opgravingen in 1914 ontdekt.
Tot
slot enkele verwijzingen naar de belangrijkste passages in het evangelie van
Jacobus [De jeugd van Jezus] die een indicatie geven van de locatie van het
voormalige Ostracine. We volgen de korte beschrijving
van Viktor Mohr in ‘Das Wort’
van 5/68.
´Ostrazine moet een havenstad zijn geweest aan de Egyptische
kust van de Middellandse Zee, niet ver van de Palestijnse grens. Want in
hoofdstuk 34 van de 'Jugend Jesu'
spreekt Cyrenius, de Romeinse gouverneur van Syrië
tot Jozef, die met de heilige familie eerst naar Tyrus
trok om een beschermingsbrief te krijgen voor zijn verblijf in
Egypte:
Cyrenius zei tegen hem: '... Morgen vertrekt
hier een klein maar veilig schip
naar Ostrazine. Hiermee ben je er in drie dagen; en
als je in Ostrazine aankomt, ben je al in Egypte...'
(redactionele opmerking: Deze uitspraak doet sterk vermoeden dat het voormalige
Ostracine in het grensgebied van Noord-West-Egypte-Sinai
lag.)
En
Cyrenius, die toen besloot Josef en zijn gezin te
vergezellen op de zeereis daarheen, zegt kort voor het bereiken van de
bestemming tegen Josef: '... Kijk, we zijn bij de ingang van de grote baai, in
de binnenste hoek waarvan aan onze rechterkant Ostracine
ligt als een rijke handelsstad'. [JJ, hoofdstuk 42]
Het
belang van de plaats vloeit ook voort uit de bevolking, die Cyrenius
in hoofdstuk 84 vermeldt: '... de stad en het hele grote gebied dat nog steeds
tot hun heerschappij behoort, telt 80.000 mensen ...'
Maar
zelfs tijdens Jezus' aanwezigheid was de stad het onderwerp van natuurrampen
[orkanen, branden, aardbevingen], die aanzienlijke verwoestingen aanrichtten. Het
geestelijke doel van deze elementaire uitbarstingen was duidelijk de
vernietiging van de vele afgodstempels - een aards equivalent voor het feit dat
de verschijning van het goddelijke licht alle duisternis vernietigt. Vooral
Ostrazine was een bolwerk van verschillende goden,
dat handelt over de legende over het ontstaan van deze oude stad.
(JJ-84) Cyrenius legt onder meer uit:
‘'...
De inwoners zijn meestal aanbidders. Ze hebben allemaal hun afgodstempels in
deze oude stad, waarvan de mythe zegt dat het werd gebouwd ter gelegenheid van
de oorlogen van de goden met de reuzen van de aarde´.
Ostracine was de tijd van zijn hoogglans al
lang gepasseerd, toen het Kindje Jezus daar vertoefde. Cyrenius
blijft over haar zeggen dat het lange tijd meer op een ruïne dan op een echte
stad had geleken. Een voorspelling van Jozefs profetie over de ophanden zijnde
totale vernietiging van de laatste overblijfselen van de stad is zeer
opmerkelijk:
Jozef
zegt:'... Gedurende deze tijd zal een soortgelijk lot meerdere steden treffen,
dat ze hier en daar zullen worden begraven. En er zal niet zoveel overblijven
als deze oude stad dat over tien jaar 'tijd' volledig zal verwoest zijn. [JJ-hfdst. 84].
Ook
Jezus profeteerde in het Gr.Ev. dat er vele plaatsen
zijn, waarvan de aardse activiteit toekomstig niet bewaard mocht blijven, zodat
daar geen nieuwe tempel en relikwiecultus zal worden beoefend. Voor de geografische
definitie van het oude Ostrazine zouden bepaalde
passages uit de 'Jeugd van Jezus' gebruikt moeten worden, die vertellen over
een bergketen die zich landinwaarts uitstrekte van de stad.
Op
een oude Nederlandse kaart uit 1629 is dit gebergte bij de plaats Ostrazine vastgelegd. Hoofdstuk 131 ev. Vertelt over een excursie
van h. familie met Cyrenius en zijn gevolg op de
'heilige Tempelberg'. 'Buiten de stad lag een vrij brede berg, die helemaal
overgroeid was met cederbomen en 400 vadem hoog was...'
De richting van die bergruggen is daar
ook te zien.
Tijdens de reis naderde
een zware onweersbui, waarover we lezen in hoofdstuk 131: '... Je zag machtige
zwarte wolken opstijgen uit het zuidwestelijke deel van Egypte ... naar het noordoosten,
richting Ostrazine. Het was een natuurverschijnsel, maar
het zag er vreselijk dreigend uit boven deze zuidwestelijke bergruggen'.
Het Lorber-Verlag
[toen Neu-Salems-Verlag] bracht in 1920 een klein
kaartboekje ‘The Lord's Earthly
Ways]’ met 3 kaarten, waar alle plaatsen zo
gemarkeerd zijn dat ze vrijwel helemaal overeenkomen met de informatie in de
Bijbel en het Lorberwerk. De locatiemarkeringen komen
op verrassende wijze overeen met de oude Nederlandse kaart voor wat betreft de
geografische definitie van het oude Ostrazine.
Wij danken onze vriend Kalis oprecht
voor zijn inzet bij dezen. Hij wil ons blijven vertellen over alles wat voor
hem toegankelijk is in termen van wetenswaardige informatie over Ostrazine.
Ostara betekent godin. We denken in
verband met deze naam ook aan de OESTER. De naam ‘strazine’
wordt in verband gebracht met het woord 'strijken' en met het Latijnse woord ´stria´, dat 'gleuf'
of 'geul' (groeve) betekent. Er wordt eveneens verband
gelegd met het woord 'struinen', dus 'lopen zonder een vaste richting aan te
houden', wat zou kunnen wijzen op een onduidelijk of veranderlijk beloop van
het water. In sommige landen noemt men het paasfeest Ostern
of Easter. De maand maart werd de maand van de ‘Éstur’ genoemd. In het Oud Hoog-Duits
heet Eástr ‘Ostara.’
Waarom noemen de Engelsen het Pasen ´Easter´
en de Duitsers het ‘Ostern´? Omdat Pasen van
oorsprong een heidens feest was. Ostern en Easter zijn afgeleid van de heidense godin van de dageraad
en de lente: Eostre of Ostera. Er zei
nog gezegd dat de naam ‘Esther’: ‘ik, die verborgen ben’ betekent en het Pasen
heeft een groot ‘verborgen’ iets, waarvan we via Lorber
weten, dat het een zeer groot universeel geheim bevat. En juist in Ostra-zine vertoefde de belichaamde Godheid Zich gedurende
de eerste drie jaren van Zijn 33-jarige Missie.