Hoofdpunten Openbaring
De
grondslag der wereld: volgens Lorber bestaat er geen
stof in de betekenis die het materialisme daaraan geeft. Alles is energie,
namelijk Gods geesteskracht, gesplitst in allerkleinste oerstofdeeltjes [oerlevensvonken]. Ook het vroeger als kleinste deeltje
beschouwde atoom is een uit talloze deeltjes bestaand levend universum in het
kleinste formaat [vergelijk hiermee de nieuwste ontdekkingen der kernfysica]. Uit
de oergronddeeltjes [tegenwoordig elektronen of kwanten genoemd] – die niets
anders dan zelfstandig gemaakte gedachtekrachten van God zijn – is de gehele
wereld planmatig opgebouwd.
Het wezen
van God: God is
eeuwige oneindige geest, de oerkracht en het fundament van alle zijn. Zijn
voornaamste attributen zijn liefde, wijsheid en wilskracht. Zijn heilige geest
vult het heelal [de ‘wereldziel’] van de antieken. Maar deze oneindige algeest heeft een innerlijk machtscentrum, van waaruit als
uit een Zon gedachten en wilskrachten in de schepping
uitstromen, om na een grote kringloop tot levensvoleinding weer terug te keren.
In dit oermachtscentrum bevindt zich God als bestaand Wezen en wel in de
hoogste van alle levensvormen: als volkomen ‘Geest-Oermens’.
God schiep immers de mensen naar zijn beeld. Vanuit dit oermachtscentrum is een
geweldig ontwikkelings- en vervolmakingsproces
van de Goddelijke gedachten en ideeën. Het voltrekt zich in ontzagwekkende,
door rustperioden gescheiden tijdperken [‘scheppingsdagen’, van eeuwigheid tot
eeuwigheid’.
De
geestelijke oerschepping: Aan de ons zichtbare stoffelijke schepping gingen
geestelijke scheppingen vooraf. God heeft toen uit de als het ware buiten
zichzelf geplaatste oerlevensvonk grote geestelijke
wezens geschapen volgens Zijn beeld [oer-aartsengelen],
die zelf meerdere aan hun gelijk geestelijke wezens het leven konden roepen. Zo
ontstonden legioenen grote geestelijke wezens [engelen], die zich volgens het
ordeningsgebod van de Gods- en broederliefde zouden ontwikkelen, tot ze aan God
gelijk zouden zijn. Een deel van deze wezens verviel onder leiding van hun
hoofdgeest Satana [Lucifer] krachtens hun vrije wil
in grenzeloze eigenliefde en zelfverheerlijking. Volgens de eeuwige ordening
moest echter de voedende levensstroom uit God opdrogen voor degenen, die van
God afvallig werden. Daardoor verstarden ze als het ware en verdichtten zich
tot hulpeloze massa’s. Door verdichting van de geestelijk-etherische
oeressenties [materialisatie] ontstonden z in de scheppingsruimte de oernevels van de materie of van de wereldstof.
De
stoffelijke materiële schepping: Zouden de gevallen oerwezens eeuwig in de ban van hun
gericht blijven of toch nog tot de voleinding teruggevoerd worden in Gods
heilige levensorde? De goddelijke liefde erbarmde zich over de gevallen
geesteswereld. Met behulp van de trouwgebleven
engelgeesten bouwde de Schepper het materiële universum uit de oernevelen van
de wereldstof, door deze in te lijven en tot nieuw leven te brengen; dit beelt in zijn geheel de ‘verloren zoon’ uit [hiermee is het
ontstaan van de wereld volgens Kant-Laplace
geestelijk verklaard]. Hiermee begon God in de talloze wereldsystemen en op de wereldgloben een verlossing van de in de materie gebonden
wezens.
Doel van
het natuurleven: Op alle hemellichamen worden door het Goddelijk bestuur
de verstarde wereldstofmassa’s meer en meer
losgemaakt. Deze losgemaakte luciferische
levensvonken, naar Diens liefdevolle en wijze heilsplan in de rijken der
natuurwereld gebracht en wel in steeds nieuwe geestelijke louteringsscholen.
Dit gebeurt doordat ze – tot steeds meer omvattende verbintenissen of ‘zielen’
verenigd – in steeds hogere levensvormen, trapsgewijs door het mineraal-, planten- en dierenrijk worden omhooggeleid. De ‘natuurzielen’ worden op deze geestelijke
en lichamelijke weg geleid tot de bouw en het gebruik van hun tijdelijke
levensomhulsel [alle scheppingen van de drie natuurrijken]. Ze beginnen
daardoor hun tegen Gods ordening ingaande zelfzucht zo langzamerhand te
overwinnen en zich tot de hemelse ordening van het dienen in wederzijdse liefde
te bekeren [opbouw van gemeenschappelijke verbintenissen]. Het Evangelie
predikt ook de verlossing van alle creaturen door de macht van de liefde.
De mens –
het einddoel van deze ontwikkeling
De op deze manier uit
de luciferische materie opgestegen mensenziel moet –
onder invloed van de haar ingeblazen goddelijke geest – of liefdesvonk – zich
nu in het aardse leven waar maken. Door vrijwillig de liefdesgeboden van God te
gehoorzamen zal de mens zich steeds verder tot een waarlijk kind van God
ontwikkelen, om tenslotte als hij dat doel bereikt heeft, tot de ware vrijheid
en zaligheid van het eeuwige leven binnen te gaan.
Het wezen
van Jezus – Toen de schepping zover was gerijpt dat ze de diepste onthulling
van de goddelijke liefde – de Godheid als ‘Vader’ - kon begrijpen, koos God de
naar het uiterlijk zo onaanzienlijke Aarde voor de grootste liefdedaad van Zijn
erbarming uit. Hier, waar de innerlijkste
geestkern van Lucifer in de ban wordt gehouden, hulde God Zijn geestmenselijk
oermachtscentrum in het gewaad van de materie [en het Woord werd vlees]. In
Jezus trad God Zelf het mensenrijk binnen om deze en
tevens alle geesten uit de oneindigheid te onderrichten. Als de machtigste
getuigenis van Zijn liefde trok Hijzelf het kleed van de materie aan, om de
gevallenen uit het gericht te verlossen en de gelouterden
dan in het vaderhuis terug te voeren [gelijkenis van de verloren zoon]. De
geest van Jezus, het heilige oermachtscentrum van God, is de Vader. De ziel van
Jezus [en Zijn lichaam], dat wil zeggen het menselijke, is de door de Vader
geschapen ‘Zoon’. De in de oneindigheid uitstralende Godskracht,
uitgaande van de Vader door de Zoon, is de ‘Heilige Geest’. En zo zijn in Jezus
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest verenigd [de oplossing van het
drie-eenheidvraagstuk]. Jezus: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader’ en ‘Ik en de Vader
zijn één’.
De heilsweg
tot de geestelijke wedergeboorte – Als de enige tot voleinding en eeuwig leven in God
voerende weg predikte Jezus de grondwet van de gehele schepping: ‘Heb God boven
alles lief en de naaste als jezelf’. Noch uiterlijke goede werken [ontvangen
van het sacrament], noch uiterlijke geloofsgerechtigheid [geloofsbelijdenis],
zijn voldoende; ze zijn hoogstens hulpmiddelen op de heilsweg van de zuivere
daadkrachtige liefde, de oergrond van alle zijn. Is met behulp van Gods geest
in de mens de zuivere hemelse liefde tot onbeperkt heerser geworden, dan is de
mens aan het gericht van de materie ontgroeid en heeft de geestelijke
wedergeboorte bereikt. Dan vermag de gelouterde ziel, die met de haar
ingeplante geest uit God dan volledig verbonden is, tot een waar kind van God
uit te groeien, één met haar Schepper en hemelse Vader en ze heeft dan eeuwig
deel aan de volheid van Zijn goddelijke levens- en werkingskrachten.
De verdere
ontwikkeling in het hiernamaals – De meeste mensen van de Aarde
treden na het sterven van hun lichaam nog onvolmaakt in de fijnstoffelijke
ether [sfeer van het hiernamaals binnen. De goddelijke liefde biedt hen daar
nieuwe mogelijkheden om zich te scholen, zodat tenslotte allen – zij het vaak
op moeilijker en pijnlijker wijze – toch nog tot voleinding komen. Want het
goddelijk plan van een algemene verlossing kent geen eeuwige verdoemenis! Om
dit einddoel te bereiken aan ‘gene zijde’, d.w.z. in de voor de Aarde
onzichtbare geestelijke wereld, eerst in een soort droomleven. Hier valt hen
tot hun belering een door hun beschermende machten
geleid innerlijk geestelijk schouwen ten deel, dat al naar gelang van hun goede
of boze instelling een paradijselijke verrukking of een helse pijn bij hen
oproept. Hemel en hel zijn dus geen plaatselijke bepalingen, maar geestelijke
ontwikkelingsstadia van de ziel. Sterk op zichzelf gerichte, en aardegebonden
zielen worden ook wel verder opgevoed door opnieuw in het leven geroepen te
worden [reïncarnatie] op andere stoffelijke werelden [Maan of Saturnus] of soms ook weer op onze planeet Aarde.
Het doel
der voleinding - Zielen, die zich op
Aarde of in het hiernamaals tot zuivere Gods- en naastenliefde lieten louteren,
geraken in een steeds nieuwe en gelukkig makende werkelijkheid. Hun geestelijk
zien en innerlijke kracht nemen toe in de drie opeenvolgende hemelen, in
overeenstemming met de zuiverheid en sterkte van hun liefde. De eindeloze
opklimming in gelukzaligheid van de voleindigde wezens bestaat uit een steeds
dieper erkennen van God, een steeds grotere liefde tot Hem en al Zijn
schepselen, als wel in een steeds intensiever meewerken aan het verheven werk
der schepping als de openbaring van alle zijn en leven. Deze korte aanduidingen
laten al zien, dat bij Lorber sprake is van een
omvangrijk geestelijke religie, logisch opgebouwd volgens een vastomlijnd plan.
Ze brengt ons een verheven levensleer van de zuiverste liefde en grootste
daadkracht, waarvan de Godheid, de Vader in Jezus, de grondslag vormt. De volle
rijkdom en veelzijdigheid van de leer maakt zich evenwel pas dan kenbaar, als
men de Lorberwerken grondig bestudeert. Ze bieden
juist datgene, waarnaar de hoogste geesten van onze generatie diep en ernstig
streven: een synthese te vinden tussen de Heilandsleer
van de Bijbel en de ontwikkelingsgedachte der wetenschap. Dat leidt tot een
overeenstemmend, aan geen confessie gebonden Christendom, dat door zijn karakter
van liefde en de diepte van zijn erkenning alle mensen tot een edelgezinde geestes- en
levensgemeenschap vermag te verenigen.
UpToDate 2023-2024