Het
huwelijk
[via Jakob Lorber
ontvangen in 1840 van de Heer]: Dit thema is een uiterst belangrijk onderwerp. Het huwelijk is één
van de belangrijkste ontwikkeling in één mensenleven. Huwelijk is “houwelijk”, een liefhebben in relatie van één man tot één
vrouw. Het echtpaar heeft met elkaar een eeuwig verbond gesloten; ze zijn een
verbinding aangegaan voor het aardse leven, maar ook daarna! Het zou gek zijn,
dat het huwelijk alleen maar voor dit aardeleven geldig was, tenzij in de
relatie sprake zou zijn van een lichamelijke lustrelatie. In een echt
huwelijk worden ziel en gemoed steeds
meer een eenheid. De partners nemen dingen van elkaar over (gewoontes) en ze
gaan steeds meer op elkaar lijken. De innerlijke verbinding van het gemoed bij
man en vrouw zijn wederzijds bij elkaar betrokken. De waarlijk echtelijke
liefde daalt van de Heer in twee mensen naar beneden en deze genadeliefde wordt
in het huwelijk geleidelijk meer ontvangen, naarmate de huwelijkpartners de
Heer er Zelf bij betrekken en bewust door Hem geleid willen worden hierin.
Karakters tussen man en vrouw kunnen elkaar aantrekken, elkaar
aardig vinden en verliefd op elkaar zijn. Een goede basis en in deze
verliefdheid kan zelfs echtelijke liefde verborgen liggen. Maar toch kan er nog
geen sprake zijn van echtelijke liefde, omdat men in de eerste plaats noch niet
“gehecht’ is aan elkaar, op de tweede
plaats nog niet in de fase verbonden te zijn in “den echte” Feitelijk kan echtelijke liefde er dan nog
niet zijn, maar zij worde. Het echtpaar groeit in hun samenleving, dus in de
innerlijke dingen, naar elkaar toe. Dit worden gaat eerst met onenigheden,
zelfs met botsingen gepaard. Dat is het gevolg van het optreden van hun
eigenliefde.
De zelfliefde wordt in de samenleving van een echtpaar het
duidelijkst zichtbaar. In de geleidelijke overwinning van deze zelfliefde bij
zichzelf en dus niet bij de ander, is het, dat de éénwording
in het gemoed van de echtelieden groeit. De wortel van de zelfliefde is de wens
om uit zichzelf te leven en niet uit God. Maar het echte goede is de liefde uit
God om een menselijk leven te mogen hebben uit de Heer. De mens die uit de
wortel van deze zelfliefde wil geraken dient de Heer te raadplegen en tegen Hem
op te zien. Gebeurt dit ook door het echtpaar, dan worden man en vrouw één in
de innerlijke dingen. Dan hebben zij een
gemeenschappelijke richting in de meest innerlijke dingen van het leven.
Het is de uit God neerdalende echtelijke liefde die het echtpaar
in hun binnenste verlangen ontvangt en deze liefde dringt ook door in de
uiterlijke en de uiterste dingen van het leven. Deze echtelijke liefde groeit
naarmate er een meer en meer innerlijke verbinding met de Heer is. Naar die
mate wordt het echtpaar ook meer innerlijk en gelukzalig. Daarom is de echtelijke
liefde de grondslag van de hemel. Er
bestaat een innige samenhang tussen de echtelijke liefde van man en vrouw in
verbinding met God. Deze verbinding wordt in de Bijbel door hemels huwelijk
aangeduid. In de Bijbel wordt zo
gewaarschuwd tegen een te lichtvaardige verbreking van de huwelijksband. Men wil de moeilijkheden en botsingen van een
strijd tegen de eigen zelfliefde niet,
De groei van de echtelijke liefde tussen een man en een vrouw met
de strijd ervoor en daarna, houdt gelijke tred met de verbinding met God. Dit
betekent een waarlijk goed mens worden. De waarschuwing tegen lichtvaardige
echtscheidingen in de Bijbel is gegeven in het belang van het eeuwige heil van
de mens. Die waarschuwing is gegeven uit liefde en niet om het de mens moeilijk
te maken. In de kerkelijke wereld heeft men het idee, dat de liefde van één man
en één vrouw altijd voortdurend is. Dit straalt door in vele romans,
toneelstukken, gedichten en zelfs in populaire songs. Bij alle jongelui, die
elkaar liefhebben, is er een gevoel, dat hun liefde eeuwig is.
Er is het verlangen om in alle dingen van het leven één te zijn,
tot in het innerlijkste toe. Dit treffen wij zelfs
nog sterker aan bij oudere echtparen. Dezelfde gedachten en hun beide zelfde
verlangens is in de liefde voor elkaar met de jaren gegroeid. Oudere echtparen
voelen een één zijn in hun leven met elkaar. Dit is bij hen de voornaamste bron
van zegen en geluk. Zij zouden zich geen leven kunnen voorstelleb waarin zij
van elkaar gescheiden zouden zijn. Een huwelijk is niet zomaar een huwelijk.
Niet elke vrouw past zomaar bij een man of niet zomaar een man bij een
willekeurige vrouw. Man en vrouw moeten echt bij elkaar passen. Daarom is er
een vooraf noodzakelijk. Huwelijk heeft te maken met de gevoelens van één vrouw
en één man. Passen hun gevoelstoestanden bij elkaar? Heeft het gemoed niet te
maken met een geestelijke gesteldheid. De wereld bekijkt het huwelijk alleen
maar iets als scheikundigs.
De wereld denkt, dat het huwelijk slechts een aardse band is ter
wille van de voortplanting. Het geestesgevoel zou er niets mee te maken hebben.
De kerken hebben een paradoxale mening omtrent het huwelijk. Enerzijds leert
zij, dat het huwelijk door God is ingesteld, dat het heilig en edel is,
anderzijds, dat het huwelijk alleen voor deze wereld is en dat het niet bestaat
in het leven na de dood. Tijdens de huwelijksinzegening bezingt men de
bruidegom en de bruid die liefde mogen
ontvangen, die geen einde neemt. Maar in de kerkelijke leer wordt verkondigd
dat het huwelijk slechts duurt tot de dood hen scheidt. In de gezangen doet men
geloven en gevoelen, dat het huwelijk voor eeuwig is, maar de kerkelijke leer
verkilt de huwelijksliefde van binnen.
De verwarring over het huwelijk is het gevolg van wat de kerk uit
de Bijbel begrijpt. In Genesis 1:26,27 wordt gezegd, dat God de mens als man en
vrouw schiep en in het volgende hoofdstuk 2:24 zal daarom de man zijn vader en
moeder verlaten en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot één vlees zijn. In
Genesis 5:1,23 wordt nog eens herhaald, dat God man en vrouw schiep en hun naam
ADAM noemde. De man en vrouw worden Adam (=mens) genoemd, samen zijn ze het beeld van God. Samen vormen
de man en de vrouw een menselijk wezen en het beeld van God. Let wel, niet
afzonderlijk! Velen denken, dat het verschil tussen man en vrouw alleen in het
lichaam zit en dat zij identiek zijn van
hun geest en gemoed. De mens wordt geboren en het lichaam wordt in de
baarmoeder gevormd door het zaad, dat alle dingen van het leven is.
Uit de wetenschap is bekend, dat het zaad, waaruit een man
ontvangen wordt verschillend is van datgene, waaruit een vrouw ontvangen wordt.
Dit feit toont aan, dat het verschil tussen man en vrouw iets zeer verborgens
is en dat het alle dingen van hun leven betreft. Hert verschil tussen man en vrouw i meer dan
allen het lichaam. Een huwelijksvereniging is veel meer dan een lichamelijke
vereniging. Markus 10:6-8 en Mattheus 19:4-6 zijn
hierover duidelijk: “Maar van het begin der schepping heeft God ze man en vrouw
gemaakt. Daarom zal een mens zijn vader en zijn moeder verlaten en zal zijn
vrouw aanhangen; en die twee zullen tot één vlees zijn, alzo dat zij niet meer
twee zijn, maar één vlees.
De Heer spreekt hier van en huwelijk van één man en één vrouw, dat
Hij van de schepping aan heeft ingesteld. Een vereniging van man en vrouw ten
aanzien van het vlees kan ook buiten het huwelijk zijn. In de Bijbel wordt
“vlees” vaak gebruikt om de mens te duiden, de gehele mens met inbegrip vlees
en geest. Soms wordt “vlees” gebruikt om er de geest van de mens ermee aan te
duiden, zoals in Markus 13:20, Lucas 3:6 3 en Johannes 6:53-55 “Alzo dat zij
niet meer twee zijn, maar één vlees”.
Hier wordt duidelijk dat zij als één mens zijn en aanzien van alle
dingen des levens, zowel ten aanzien van de geest als ten aanzien van het
lichaam.
De Heer bedoelde met “tot één vlees zijn” meer dan een
lichamelijke vereniging. Daarom wordt veelwijverij en veelmannerij
verworpen en verboden. Indien het huwelijk slechts een verbinding van man en
vrouw ten aanzien van het lichaam alleen was, dan zou er geen reden zijn voor
de verwerping van polygamie. Bij polygamie kunnen lichamelijke verbindingen
bestaan met meer dan één vrouw en één man. Bij polygamie kan er geen vereniging
van gemoed en geest tot stand komen, tenzij tussen één man en één vrouw. Elke
fysieke vereniging met meerderen verdeeld de liefde.
In het huwelijk gaat het niet alleen om de voortplanting maar er
is hier veel meer bij betrokken. In de Bijbel wordt de kerk gebruikt als
huwelijkssymbool van de verbinding tussen de Heer en de Kerk volgens Hosea 2:18,19. “En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid;
ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en gericht, en in
goedertierenheid en barmhartigheden; En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en
gij zult de Heer kennen. De Heer noemt
Zichzelf de Bruidegom in het Nieuwe Testament volgens Mattheus
9:15 en Johannes 3:29. In de gelijkenissen vergelijkt de Heer Zijn verbinding
met de Kerk met een huwelijk zoals in de gelijkenis over de koning die een
bruiloft voor zijn zoon bereidde (Mattheus 25:-13).
In de Apocalyps spreekt de Heer over Zijn kerk, het Nieuwe Jeruzalem, als Zijn
Bruid en Echtgenote (Apocalyps 19:7,9; 21:2,9; 22:17)
De verbinding van de Heer en Zijn Kerk is een verbinding van
liefde en wijsheid. Indien het huwelijk van een man en een vrouw alleen iets
van het lichaam zou zijn en niet ook een verbinding ten aanzien van de dingen
van hun geest, liefde en wijsheid, zou het huwelijk niet waardig zijn om als
symbool te worden gebruikt van het Goddelijk Huwelijk van de Heer en Zijn kerk.
We kennen ook het verhaal
van de tien maagden. Deze namen hun lampen en gingen de bruidegom
tegemoet. Vijf van haar waren voorzichtig en vijf waren dwazen, omdat zij
onvoorzichtig waren. De vijf dwazen namen geen olie mee, maar de voorzichtige
wijze maagden namen wel olie mee in hun lampen. Zij allen werden sluimerig en
vielen in slaap. Midden in de nacht kwam de roep: “Zie de bruidegom komt en ga
hem tegemoet!” Allen bereiden hun lampen. De dwazen maagden zeiden tot de
voorzichtige maagden, geef ons toch van uw olie, want onze lampen gaan uit.
Maar dezen zeiden, dat er misschien niet genoeg voor hen allen en bevalen hen
tot de verkopers om olie te kopen. Zij gingen dan heen om te kopen. Intussen
kwam de Bruidegom en de vijf die gereed waren gingen met Hem mee tot de
bruiloft en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de overgebleven vijf dwaze
maagden en deze vroegen: “Heer, Heer , doe ons open!” Maar Hij antwoordde en
zei: “Voorwaar, zeg Ik u, Ik ken u niet!”
De tien maagden betekenen de dingen in het gemoed van ieder mens,
zowel die dingen die in het goede als ook in het ware zijn, zowel in het boze
en valse. Als de Bruidegom komt zeggen de dwazen: “Onze lampen gaan uit! Dat
wil zeggen, zulke beelden zich in te zijn in het goede en ware, terwijl hij
echter in het boze en valse vertoeft. Het uitgaan van de lampen betekent dat
het boze van de eigenliefde in de aanwezigheid van de Heer moet terugtreden en
dat er enig tijdelijk besef is, dat er niet voldoende echte liefde is.
De wijze maagden zijn schijnbaar egoïstisch, omdat zij hun olie
niet met de vijf dwazen willen delen. Dit schijnt echter zo voor de dwazen, dat
gebied in ons gemoed, dat in zijn diepste innerlijk ontkent, dat al het goede
en ware van de Heer is en niet een bezit dat overgedragen kan worden. De raad
die de wijze maagden aan de dwaze maagden gaven om tot de verkopers te gaan, is
in feite de gedachte die bij de dwaze maagden opkomt. Zoals de staat van het
gemoed is, zo neemt het gemoed in die staat alle invloed op.
De vijf dwazen gingen alzo heen omdat het niet wedergewekte deel
van het gemoed zichzelf overreed heeft, dat het wel in het goede is, namelijk
het goede der verdienste. Dat is het goede dat de mens in zijn diepste
gedachten aan zichzelf toeschrijft. Zulk goede kan echter nooit van de Heer in
ons zijn. Daarom staat er, dat de deur gesloten werd. “Heer, Heer, doe ons
open!” riepen zei. Dat wil zeggen, dat de mens in deze staat zelfs meen in het
hemels en geestelijk goede te zijn en recht te hebben op de hemel.
Maar de Heer wil, dat allen behouden worden, dat wil zeggen, alle
gebieden van ons gemoed, zo vele als Hem aannemen volgens Johannes 1:12. Daarom
leert de Heer ons deze gelijkenis, dat hij alleen door de echte liefde en het
echte geloof verbinding met ons kan hebben. Als er ook maar het allergeringste van zelfgenoegzaamheid is in enig goede, dat
wij mensen te doen of gedaan te hebben, van heimelijke trots erop, van
zelfverheffing boven de anderen, is het niet het goede van de Heer, maar in
wezen het boze van de eigenliefde en de wereldliefde, dat behoort tot het
laatste oordeel.
De Heer kan Zich niet met ons verbinden in zulke aandoeningen en
gedachten. Zij kennen Hem niet (Ik ken u niet). Dat wil zeggen, dat gebied in
ons gemoed is niet wezenlijk in de erkentenis, dat alleen het goede des Heren,
waarin de mens niet de allerminste verdienste stelt, de Heer met de mens en de
mens met de Heer kan verbinden.
Het huwelijk van man en vrouw is het volmaakte beeld van God. Het
kan zodanig worden, dat met het Huwelijk de Heer gesymboliseerd wordt. Er is
verschil tussen een man en een vrouw, zowel in hun karakters en in hun
gemoedsaandoeningen en toch vullen zij elkaar wonderbaarlijk aan. De man is een
vorm van het verstand. Het streven van een man en ook zijn trots liggen in zijn
vermogens van begrijpen, weten en beoordelen van een zaak. Bij een vrouw zijn deze dingen niet gelegen
in het verstandelijke, meer in de dingen van het leven. De vrouw heeft de
dingen van wijsheid en kennis lief, maar deze heeft ze nog meer lief in haar
echtgenoot, dan in haarzelf
De Heer heeft de vrouw gemaakt tot een vorm van liefde en de man
tot een vorm van wijsheid. . Daarom is liefde zonder wijsheid zonder nut en dit
kan niets voortbrengen. Ook is wijsheid zonder liefde nutteloos en brengt
eveneens niets voort. Hetgeen God heeft samengevoegd, dat scheidde de mens
niet, zegt Mattheus 19:6. het echtpaar is verenigd in de naam van God
tijdens de huwelijksceremonie. Maar dit is dan wel het begin van hun
verbinding, dat gedurende hun gehele leven kan voortschrijden. Dit kan worden
gezien in elk gelukkig getrouwd paar. Naarmate de jaren voortschrijden worden
zij meer en meer één, zowel in aandoening als in gedachte, ja in ieder woord en
werk. Men kan zich afvragen of God Zelf ooit diegen
zal scheiden die Hij op deze wijze heeft samengevoegd? Zulk een verbinding die door God tot stand
gebracht is, is even onvergankelijk als de geest van de mens zelf.
De Farizeeën vroegen waarom Mozes had geboden dat een man zijn
vrouw een scheidingsbrief moest geven en haar wegzenden (Deuteronomien
24:1-4). De Heer antwoordde: “Mozes heeft wegen de hardigheid uwer harten u
toegelaten uw vrouwen te verlaten; maar van den beginne is het alzo niet
geweest. Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaat, anders dan om hoererij,
en een ander trouwt, die doet overspel, en die de verlatene trouwt, doet
overspel”. Mattheus 19:8,9 en Mattheus
5:31,32, Markus 10:11,12 en Lukas 16:18
In de oude tijden – dus in de tijd van Adam en later (6000 jaar
gelden) was er een waarachtig gevoel over het huwelijk. In de tijd van Mozes,
dus veel later, waren er huwelijkswetten nodig vanwege het degeneratieaspect in
relaties tussen mannen en vrouwen. En toen de Heer Zelf kwam als Jezus, waren
de mensen verhard tegen het huwelijk. Zij hadden het besef verloren van wat er
in gelegen is en in gelegen kan zijn. Het huwelijk was afgezakt in dezelfde
mate als het gemoed van de mens voor de hemel afgesloten was. In de
beginperiode van Adam was dat niet zo. Toen kwam de Heer in de wereld om de
verbinding van de mens met Hem te herstellen en opnieuw het gemoed voor de
hemel te openen. Door Hem moest ook het gedegenereerde lichamelijk huwelijk
worden “opgeheven” en tot zijn vroegere ongereptheid worden teruggebracht en
zelfs tot meer. Het huwelijk moest meer
zijn dan het huwelijk in de tijd toen de Heer kwam. Door de Heer moest weer de
mogelijkheid gegeven worden van een geestelijke en eeuwige vereniging. Waarom
zou Hij anders zulke strikte wetten over de echtscheiding gegeven hebben? Die
wetten over echtscheiding gaf Hij niet om het de mensen moeilijk te maken, maar
vanwege de geweldige macht van het huwelijk, die door Hem mogelijk is gemaakt.
Door de Heer kan het huwelijk een heilige eeuwige vereniging
worden van ziel en gemoed als grootste bron van zegening en geluk. Daarom moet
het huwelijk heilig worden beschouwd en niet te licht opgenomen worden. Toen
het kindje Jezus in Egypte vertoefde met Maria en Jozef, kwam de
opperbevelhebber Cyrenius hen vaak bezoeken. Op een
dag zag hij een mooie vrouw, het nieuwe kindermeisje van de heilige familie.
'Is dit jullie nieuwe kindermeisje vroeg Cyrenenius?
Waar heb je deze schone Israëlitische zo plotseling vandaan?' Jozef deed
uitvoerig hierover verslag – wat men zelf kan lezen in “de Jeugd van Jezus”.
Met steeds toenemende belangstelling sloeg Cyrenius
het meisje nu gade Hij zei nu tegen
Jozef: 'O broederlijke vriend, wat spijt het me nu een hoge Romeinse patriciër
te zijn! Werkelijk, ik zou er alles voor over hebben om jood te zijn, zodat ik
deze verrukkelijke jodin van je een huwelijksaanzoek
zou kunnen doen! Want ik ben vrijgezel zoals je weet, en kinderloos. O wat zou
zo'n vrouw, die ook nog door jou is gezegend, voor mij niet allemaal kunnen betekenen!'….Ik
zei je toch al dat ik vrijgezel ben en geen kinderen heb. Zou zij dan nog
beter af zijn, dan wanneer ik, broeder van de keizer, haar tot vaste
echtgenote neem?!
Jozef echter antwoordde
hem: 'Waarde vriend en broeder, zojuist zei je me, dat je vrijgezel bent,
terwijl je me toch zelf in Tyrus verteld hebt dat je
met een vrouw getrouwd bent, maar bij die vrouw geen kinderen hebt!. Hoe moet
ik dat verstaan? Ik meen wel te weten, dat je, als je eerste vrouw onvruchtbaar
is, wel een tweede vrouw mag nemen, maar hoe je als getrouwd man nog vrijgezel
kunt zijn, daar begrijp ik niets van! Daarover zou je wat duidelijker kunnen
zijn!' Cyrenius moest nu wel even glimlachen maar zei
vervolgens: 'Beste vriend, ik bemerk dat je met de wetten van Rome niet goed op
de hoogte bent; ik moet dus een en ander even toelichten…. Hierna volgt zijn
uitlegging. Cyrenius is hier dus vast besloten haar
direct en definitief te huwen en vraagt haar:
'Tullia, als ik je daarom uit de grond van
mijn hart zou vragen, zou je mij dan je hand willen geven en mijn wettige vrouw
worden?' Dit kan men verder uitvoerig lezen in het voornoemde boek. Aan het
kindje Jezus werd toestemming gevraagd.
Nu richtte het Kindje zich
dadelijk op en zei: 'Ik ben geen Heerser over wat van deze wereld is! Wat Mij
betreft zijn jullie dus vrij in alles wat zuiver wereldlijk! Maar, hebt ge
voor elkaar eenmaal ware liefde opgevat, dan mag je daaraan ook weer niet zomaar
ontrouw zijn! Want de enige huwelijkswet, die voor Mij geldt, is die, dewelke
met vurige letters in jullie hart geschreven staat! Als jullie elkaar volgens
die wet al op het eerste gezicht hebt gevonden en verbonden, dan mag je niet
meer van elkaar scheiden, als je tegenover Mij niet zondigen wilt! Een werelds
huwelijkscontract geldt voor Mij niet, voor Mij geldt alleen een huwelijk uit
liefde! Wie zó’n huwelijksband breekt, die is in
Mijn ogen pas een echtbreker!
Cyrenius, nu jij je zinnen
volledig op deze jonge dochter hebt gezet, mag je je
van haar niet meer afkeren! En jij, Mijn dochter, toen jij Cyrenius
voor de eerste maal zag, stond je hart al direct in vuur en vlam; voor Mij ben
je daarom al zijn vrouw, en behoef je het niet eens meer te worden! Voor Mij
zijn overwegingen van werelds voor en tegen niet van belang, voor Mij geldt
slechts wat jullie hart je ingeeft! Volgens die norm alleen moeten jullie
elkaar dus eeuwig trouw blijven, anders worden jullie tegenover Mij werkelijk
echtbrekers!
Vervloekt zij hij, die op wereldse
gronden de echte liefde zou ontraden, want die echte liefde is uit Mij! Immers
wat zou nu eigenlijk van meer waarde zijn: die echte liefde, die uit Mij is,
dan wel wereldse gronden, die in feite des duivels zijn? Behoedt u voor liefde
op grond van wereldse gronden, -die zij vervloekt!' Deze woorden van het Kindje
vervulden alle aanwezigen zozeer met ontzetting en ontzag, dat niemand het nog
waagde over de echt ook nog maar iets te zeggen! Van Mij kunnen jullie
toch zeker niet verwachten, dat Ik ook maar een goed woord zou over hebben voor
een echtbreuk in een huwelijk uit liefde, daar jullie zelf nota bene de
doodstraf hebt gesteld op een echtbreuk in een huwelijk uit berekening?! Dat
zou maar een vreemde wens van jullie zijn, of is dan soms wat in het leven
gebeurt niet belangrijker dan een verbintenis ten dode?! Wie echt liefheeft, bemint die met zijn hart
of met zijn hoofd?
Toch hebben jullie je huwelijkswetgeving
niet gebaseerd op wat jullie hart je ingaf, en wel op je hoofd. Het echte leven
ligt in het hart, en vloeit vandaar door alle menselijke ledematen: zo komt het
dan ook nog in het hoofd terecht, dat van zichzelf geen leven heeft, maar dood
is! En als jullie nu jullie verstandelijk tot stand gekomen wetten, die van
zichzelf even dood zijn als de hoofden waaruit zij ontspruiten, met de dood
heiligt, ... dan is het toch veel vanzelfsprekender om de levende, eeuwige
wetten van het hart ook te respecteren! Weest
derhalve blij, dat Ik, die bij jullie de Levende ben, vasthoud aan die
levenswetten; want als Ik dat niet zou doen, dan zouden jullie allang
slachtoffers van de eeuwige dood zijn geweest! Daartoe ben Ik in de wereld
gekomen, opdat door Mij alle werken en wetten des doods teniet zullen worden
gedaan, en dat daarvoor in de plaats de oude wetten des levens weer in ere
worden hersteld! En als Ik jullie nu tevoren uiteenzet welke de wetten des levens
zijn en welke die des doods, ...wat voor reden hebben jullie dan wel om te
treuren alsof Ik jullie enig leed berokkend had; en dat jullie bang voor Mij
zijn, alsof Ik jullie in plaats van het leven de dood had gebracht? O, dwazen
die jullie zijn! In Mij is het van ouds Eeuwige Leven
tot jullie gekomen! Weest daarom blij en nóóit meer bedroefd!
Cyrenius, neem jij de vrouw, die
Ik je geef, en jij Tullia, neem jij de man, die ik
met ernstige bedoelingen naar jou heb toe geleid! Van nu af mogen jullie elkaar
nooit meer verlaten! Als eens de dood jullie zal scheiden naar het lichaam, dan
zal het overblijvende deel weliswaar naar het uiterlijke weer vrij zijn, maar
de liefde. ..die moet eeuwig voortduren. Amen!' Deze woorden van het Kindje
brachten allen in de grootste verbazing,en Tullia
zei, bevend van de diepste eerbied: 'Mensenlief, dit Kind is geen gewoon
mensenkind, maar de hoogste godheid zelf! Zo kan immers een mens niet spreken,
alleen een god kan dat! Alleen een god, die zelf beginsel des levens is, kan
die wetten des levens kennen en ze in ons tot gelding brengen! Het Kindje
richtte Zich nu vlug op en zei: ' Ja, beste Cyrenius,
jou en je vrouw Tullia zegen Ik van harte, maar de
vrouw, die tot dusverre je geliefde was, die moet je dan nu aan Mij
afstaan! Als je dat namelijk niet zou
doen, dan zou je tegenover Mij toch, wegens echtbreuk in staat van zonde zijn;
want ook van haar heb je gehouden, en je houdt nog steeds van haar! Als je haar
nu aan Mij afstaat, en je daarvan dan een echt zoenoffer voor Mij maakt, dan
heb Ik daardoor ook je zonden van je overgenomen! Daartoe ben ik namelijk in de
wereld gekomen, om alle zonden van alle mensen van deze wereld op Mij te
nemen, en die door Mijn Liefde voor eeuwig te delgen voor Uw goddelijk
Aangezicht! En zo moet het geschieden!'
Door deze eis was Cyrenius aanvankelijk wel wat van zijn stuk gebracht en
wist niet onmiddellijk wat te antwoorden. Zijn geliefde was namelijk een
buitengewoon mooie Griekse slavin, die hij voor veel geld had gekocht! Alhoewel
hij van haar geen kinderen had, hield hij zeer veel van haar, doordat ze zo
uitzonderlijk mooi was. Deze Griekse was weliswaar al dertig jaar, maar zij
was desondanks zo'n schoonheid, dat eenvoudige heidenen haar als ware zij Venus zelf aanbaden. En zo was deze eis voor de goede Cyrenius wel zeer vergaand: het ware hem heel wat aangenamer
geweest als die achterwege had kunnen blijven!
Maar het Kindje liet Zich
daardoor niet van de wijs brengen en Het hield aan Zijn vordering vast!
Inziende dat het Kindje niet toe zou geven, zei Cyrenius
nu aarzelend: 'Maar, mijn Leven toch,
mijn mooie Eudokia ligt mij zo na aan het hart, dat
ik haar nauwelijks zal kunnen missen! Werkelijk, als het redelijkerwijs zou
kunnen, dan zou ik nog liever Tullia afstaan, dan de
schoonheid van Eudokia prijsgeven.' Nu glimlachte
het Kindje tegen Cyrenius en zei: .Je houdt Mi j toch
niet voor een sjacheraar? Nu dat ben Ik bepaald niet! Of denk je soms dat Ik
iemand ben die met zich laat onderhandelen over een eenmaal gedane uitspraak?
Neen Cyrenius, Ik zou nog eerder je zin doen als je
Mij zou vragen Hemel en Aarde te doen vergaan, dan dat Ik Mijn eenmaal gedane
uitspraak zou terug nemen! Onthoud dit: Zon, maan sterren en deze wereld, ze
zullen vergaan: Als een kleed zullen ze verouderen en verteren, maar Mijn
woorden zullen nooit vergaan!
Je moet Eudokia dan ook eerst en terstond hierheen laten brengen;
en pas daarna zal de door mi j gezegende Tullia effectief
de jouwe zijn! En als je blijft tegenstribbelen, dan zal Ik Eudokia
doen sterven en je Tullia bovendien nooit meer
afstaan. Want wat je doet dat moet je vrijwillig doen; wat je gedwongen doet,
dat heeft voor Mij geen enkele waarde. En als Eudokia
sterft, dan ben jij al veroordeeld met haar dood, en dan kun je ook niet meer
de man van Tullia worden! Maar offer je Eudokia aan Mij, dan ben je pas echt vrij, dan pas kan Tullia echt je wederhelft worden! In den beginne werd er
maar een man en een vrouw geschapen, daarom kun je -althans binnen Mijn Orde
-geen twee vrouwen hebben! Als je geen oordeel over jezelf wilt afroepen, dan
moet je dus doen hetgeen Ik je gezegd heb!' Toen Cyrenius
Eudokia nu tegenover Tullia
zag staan, vond hij haar toch nog veel mooier dan Tullia!
Hij vond het vreselijk om voor altijd afscheid van haar te moeten nemen. Hij vroeg het Kindje dan ook andermaal of hij
haar dan niet tenminste mocht houden als dienares en als gezelschapsdame van Tullia. Maar het Kindje antwoordde: 'Cyrenius.
je moogt van Mij net zoveel vrouwelijke bedienden in
huis halen als je maar wilt, maar alleen Eudokia
niet! Haar moet je hier laten omdat Ik dat voor jouw bestwil zo beschik!'
Toen de discipelen hoorden wat de Heer over echtscheiding zei,
zeiden zij: “Indien de zaak van de mens met de vrouw zo voorstaat, zo is het
niet oorbaar te trouwen (Mattheus 19:10). Daarop zei de Heer: “Dien het gegeven is zijn
zij die uit de Heer gaan zien wat het huwelijk werkelijk is, wat het uit Hem
kan worden en moet worden!””
Velen denken dat het huwelijk niet eeuwig is maar alleen voor deze
wereld. De Sadduceeën stelden Jezus een vraag omtrent het huwelijk volgens Mattheus 22:23-33 en Markus 12:18-27 en Lukas 20:7-38. Zij
geloofden niet in een leven na de dood en verhaalden het hypothetische geval
van een vrouw die, in overeenstemming met de wet van Mozes, zeven broeders
trouwde, de één na de ander. Zij vroegen de heer wiens echtgenote zij zou zijn,
aangezien alle zeven haar als vrouw hadden gehad. Op die vraag antwoordde de
Heer: “Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten
huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen Gods in de Hemel (Mattheus 22:30).
“Want als zij uit de doden zullen opgestaan zijn, zo trouwen zij niet,
noch worden ten huwelijk gegeven; maar zij zijn gelijk engelen, die in de
hemelen zijn”. (Markus 12:25). “De kinderen van deze eeuw trouwen en worden ten
huwelijk uitgegeven; maar die waardig geacht zijn die eeuw te verwerven en de
opstanding uit de doden, zullen noch trouwen, noch ten huwelijk uitgegeven
worden; want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn de engelen gelijk en
zij zijn kinderen van God, omdat zij kinderen van de opstanding zijn”. (Lukas 20:34-36)
Hier kan het lijken volgens Mattheus en
markus, dat de Heer leert, dat er in de hemel geen huwelijk is. En in Lukas kan
het schijnen, dat de Heer leert, dat als een mens waardig wil zijn tot de
opstanding, hij in het geheel niet moet trouwen en dat dus het huwelijk moet
worden vermeden door hen die verlangen waardig te zijn tot de opstanding.
Maar is het mogelijk, dat de Heer, die de verbinding van Zichzelf
met Zijn Kerk vergeleek met een huwelijk en die alle dingen leerde, die hier
tevoren over het huwelijk vermeld zijn, hier zou bedoelen, dat het huwelijk
niet waardig is voor de hemel? En is het mogelijk, dat diegenen, die naar de
hemel willen gaan, niet moeten trouwen, noch ten huwelijk moeten worden
gegeven? In de eerste plaats is het reeds voor het gezonde verstand duidelijk,
dat indien men zulk een idee zou aanvaarden en letterlijk zou opvolgen, het
gehele mensdom zeker zou worden uitgeroeid, vollediger dan met enige
ontzaggelijke wereldramp mogelijk zou zijn.
De Heer zei verder tegen
de Sadduceeën in het GJE deel 7 - Meteen daarna kwamen de Sadduceeën naar Mij
toe, die een puur cynische zienswijze hebben en niet geloven aan opstanding
noch aan een voortleven van de ziel na de lichamelijke dood; ze vroegen Mij:
'Meester, Mozes heeft gezegd, alhoewel niet uitdrukkelijk geboden: ' Als de man
van een vrouw kinderloos sterft, laat dan zijn broer met zijn vrouw trouwen om
voor die broer nazaat te verwekken.' Nu zijn er bij ons zeven broers geweest.
De eerste trouwde een vrouw, stierf echter een tijdje later zonder bij de vrouw
een nazaat verwekt te hebben. Op die manier kwam de weduwe overeenkomstig
Mozes' raad bij de tweede broer. Maar ook hem verging het als zijn gestorven
broer. Dat ging zo door tot aan de zevende broer en uiteindelijk stierf de vrouw
zelf zonder vrucht. Als het waar is dat er na de dood van het lichaam een
opstanding plaats vindt, dan vragen wij ons af wiens vrouw zij in het andere
leven zal zijn. Want hier heeft ze immers alle zeven broers als man gehad!’
Ik zei: 'O, dan vergissen
jullie je zeer en kennen jullie de schrift niet en nog minder Gods kracht! In
de opstanding, die jullie niet begrepen hebben, zullen de mensen geheel gelijk
zijn aan de engelen Gods en zullen niet huwen, noch ten huwelijk worden
genomen. Want het huwelijk in de hemel is een ander dan dat van jullie op deze
aarde. Zoals echter op aarde een gerechtvaardigd man en een gerechtvaardigde
vrouw met elkaar zijn verbonden, zo zijn in de hemel de liefde en de wijsheid
met elkaar verbonden. Maar als jullie zo goed thuis zijn in de Schrift, zullen
jullie ook wel gelezen hebben dat er geschreven staat dat God begrijpelijk en
als volgt heeft gesproken: 'Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jacob!' Maar God is niet een God van de
doden maar een God van de levenden. En als God nu zeker een God van de levenden
is, en niet van de doden die volgens jullie voorstelling geheel en al
vernietigd zijn, dan moeten Abraham, Isaak en Jacob
ook nu nog voortleven en moeten zij reeds lang geleden zijn opgestaan tot het
ware eeuwige leven.
Want als dat niet het
geval zou zijn, zou God tot Mozes onwaarheid gesproken hebben toen Hij zei: 'Ik
ben de God van Abraham, Isaak en Jacob', omdat God
alleen maar een God kan zijn van degenen die leven en niet ook een God van degenen
die niet leven en ook nergens zijn. Want zoiets te beweren en te geloven zou
immers de grootste onzin van de wereld zijn! Maar toen Abraham nog in het vlees
op de aarde wandelde en de profetie tot hem kwam, dat Ikzelf ooit in het vlees
in deze wereld zou komen als een Zoon der mensen - wat nu voor jullie ogen is
vervuld - en hem ook beloofd werd dat hij Mijn dag en Mijn tijd in deze wereld
zelf zou aanschouwen, vervulde hem dat met grote vreugde.(Joh. 8,56) En
Ik kan jullie geheel volgens waarheid verzekeren, dat hij Mijn dag en Mijn tijd
op deze aarde ook heeft gezien en die nog voortdurend ziet en zich daar ten
zeerste over verheugt. Zou hij dat ook kunnen als hij niet reeds lang geleden
was opgestaan of wanneer hij geheel en al dood en, zoals Jullie geloven, voor
eeuwig teniet gegaan zou zijn?'
De geheel verslagen
Sadduceeën zeiden: 'Als u ons de opgestane vader Abraham laat zien, zullen wij
geloven wat u hier gezegd heeft!' Ik zei: 'Wanneer jullie Mijn woorden niet
geloven, zullen jullie de verschijning van Abraham, die gemakkelijk te
realiseren is, ook niet geloven; Jullie zouden zeggen: 'Kijk toch eens wat een
magiër deze man is en hoe hij ons zand rn de ogen wil
strooien. ' Maar Ik zeg jullie: Ikzelf ben het leven en de opstanding; wie in
Mij gelooft heeft het leven en de opstanding reeds in zich. Zie, hier zijn er
velen die nog in het vlees wandelen en in de geest reeds zijn opgestaan, zij
zullen de dood dan ook niet meer voelen en smaken maar voortaan eeuwig leven.
Dezen hebben Abraham, Isaak en Jacob ook reeds gezien
en gesproken en weten waar ze aan toe zijn. Maar jullie weten nog lang met waar
Je aan toe bent, ofschoon jullie leven en ook denken en willen. Hebben jullie
Mij begrepen?' Toen de Sadduceeën deze les van Mij hadden gekregen zeiden ze
niets meer en trokken zich terug. (GJE 7-197)
Over het huwelijk
inzegenen vraagt Petrus de Heer om raad: “Petrus zei: 'Dan is het dus in het vervolg ook niet nodig
dat wij net als de tempelpriesters de huwelijken inzegenen?' Ik zei: 'Op
zichzelf genomen helemaal niet; want de huwelijksband wordt voldoende gesloten
door de wederzijdse gelofte ten overstaan van de ouders of andere waarachtige
getuigen. Maar als jullie in een gemeente die jullie in Mijn naam gesticht hebben
huwelijken als goed erkennen en ze in Mijn naam zegenen, zal hun dat tot nut en
bekrachtiging van hun verbintenis strekken. Dat dient echter alleen te gebeuren
als een liefdesdienst, uitgaande van jullie goede wil. Ik geef jullie dit
echter slechts als een goede raad en niet als een wet. En daarom moet er door
jullie ook vooral geen wet van gemaakt worden; want wat voor negatieve invloed
dwingende wetten hebben op zielen met een vrije wil, heb Ik jullie vannacht
meer dan voldoende laten zien, evenals de onontkoombare gevolgen daarvan, en
daarom moeten jullie altijd alleen maar vrij handelen vanuit ware en zuivere
liefde en nooit vanuit een dwingend gebod. Alleen daaraan zal men Mijn ware
leerlingen herkennen, namelijk aan het feit dat ze onder elkaar alleen de vrije
wet van de liefde toepassen en elkaar over en weer liefhebben, zoals Ik jullie
nu liefheb. (GJE 8-40)
Veelwijverij
Ik zei: 'Wie van jullie
heidenen in Mijn leer zal wandelen, zal ook altijd graag een dergelijke raad
van Mij horen. Maar wat de veelwijverij betreft, moet het bij Mijn volgelingen
net zo zijn, als in het begin van de mensen op deze aarde, aangezien God
slechts één eerste man schiep en hem ook maar één vrouw gaf; want wie al eens
een vrouw gehuwd heeft, aan wie hij zijn volle liefde en onwankelbare trouw
beloofd heeft, en hij trouwt dan ook nog met een tweede en een derde vrouw, en
sommigen met nog meer, dan pleegt hij daarbij ontegenzeglijk echtbreuk
tegenover de eerste vrouw, en er staat nu eenmaal in de wet: 'Gij zult niet echtbreken!'
Ik zeg jullie, dat
veelwijverij uit den boze is; want ze maakt de ziel heel zinnelijk door de
grote wellust van het vlees; het is en blijft kwade geilheid en hoererij en
openlijke echtbrekerij. Allen die behept zijn met
deze kwalen zullen het rijk Gods niet binnen gaan, - hoe zouden ze dat ook
kunnen? Hun ziel is immers te diep begraven in het zinnelijk vlees van hun
lichaam en kan niets geestelijks meer vatten en voelen! Daarom komen zulke
wellustelingen moeilijk of nauwelijks in Gods rijk. Want waaruit het eigenlijke
rijk van God bestaat heb Ik jullie allemaal al meer dan voldoende uitgelegd.
Maar hoe schadelijk meer wijverij ook is voor de ziel
van de mens, toch geef Ik jullie daar geen wet tegen, maar Ik laat alles over
aan de vrije wil van ieder mens, toon jullie de waarheid en geef jullie een
goed advies.
Hetzelfde geldt, als een
man slavinnen als bijslaapster of concubine houdt, want ook met hen breekt hij
de echt ten opzichte van zijn officiële vrouw.
Een man echter die niet
getrouwd is met een vrouw, maar alleen met bijslaapsters zijn geile leven
leidt, is net zo slecht en dikwijls nog slechter dan menig zwakke echtbreker,
want hij schaadt niet alleen zijn eigen ziel, maar ook de zielen van zijn
wellustige bijslaapsters. Zulke mensen bereiden zichzelf reeds in deze wereld
een boos en bitter lot en een nog slechter en bitterder lot aan gene zijde,
want ze hebben door hun leefwijze bijna alle etherische levensstof van de ziel
verspild!
Wie volgens Mijn leer een
spoedige en volledige wedergeboorte in de geest van zijn ziel verlangt, dient
een zo kuis mogelijk leven te leiden en zich niet te laten bekoren en verleiden
door het vlees van jonge en volwassen vrouwen; want dit trekt het leven van de
ziel naar buiten en verhindert daardoor ten zeerste het ontwaken van de geest
in de ziel, zonder welke echter geen volledige wedergeboorte van de ziel in
haar geest voorstelbaar of mogelijk is!
Een goed, met verstand,
wijsheid en zelfverloochening gepaard gaand huwelijk belemmert de geestelijke
wedergeboorte niet, maar geilheid en wellust maken die onmogelijk. Mijd die dan
ook meer dan de pest!
Ook al keren
wellustelingen van beiderlei geslacht na een tijdvolkomen in zichzelf en
beginnen ze door grote zelfverloochening een volkomen kuis leven te leiden en
verkrijgen ze door zo'n echte boetedoening ook de volledige vergeving van hun
zonden, dan zullen ze toch op deze wereld de volle geestelijke wedergeboorte
moeilijk of helemaal niet bereiken, maar slechts voor een deel; want de ziel
van zulke mensen heeft het druk genoeg om zich alleen al in zoverre van haar
vlees vrij te maken, dat ze de waarschuwingen van de geest kan vernemen die
noodzakelijk zijn voor haar heil. Zo iemand kan weliswaar nog heel goed en wijs
worden en veel goeds tot stand brengen, maar tot de volle omvang van de
daadkracht die wonderen bewerkt zal hij nauwelijks komen. Dat kan een
dergelijke ziel pas aan gene zijde bereiken.
Een dergelijke ziel lijkt
op een mens, die vele jaren lang zwak en ziek geweest is en eindelijk door een
waar en juist geneesmiddel beter is geworden. Ja, gezond is zo'n mens nu wel en
hij kan, wanneer hij van dan af aan heel ordelijk leeft, ook nog gezond blijven
en een hoge leeftijd bereiken; maar de kracht van een mens, die vanaf zijn
kindertijd volkomen gezond was, zal hij nauwelijks meer bereiken, omdat zijn
inwendige spieren, zenuwen en vezels zich ten eerste door de lange ziekte niet
goed hebben kunnen ontwikkelen, en ten tweede, wat het belangrijkste is, hebben
ze ook niet in verschillende bewegingen en inspanningen geoefend kunnen worden.
Zoals nu zo'n mens door de
langdurige ziekte, vanwege gebrek aan inwendige ontwikkeling van spieren,
zenuwen en vezels en vanwege gebrek aan oefening daarvan, niet gemakkelijk de
volle lichaamskracht van een oergezond mens kan bereiken, zo vergaat het ook
een ziel die lange tijd ziek geweest is; want het ontbreekt haar aan de
oorspronkelijke ontwikkeling van de ware en zuivere liefde tot God, en
bijgevolg ook van haar geloof en haar wil. Als het haar aan dat eerste evenwel ontbreekt,
dan ontbreekt het haar zeker nog meer aan oefening van de genoemde drie
onderdelen, en de innerlijke kracht van deze drie levensdelen van de ziel van
een volkomen beter geworden wellusteling blijft steeds ten achter , alhoewel er
in de hemel over de volledige bekering van één zondaar meer vreugde heerst dan
over negenennegentig rechtvaardigen, die nooit boete hebben hoeven doen. Want
als liefde, geloof en wil van een mens werkelijk daadkrachtig willen worden,
moeten ze reeds vanaf de jeugd behoorlijk ontwikkeld en vervolgens goed
geoefend worden.
Maar zoals Ik de macht heb
om zelfs de meest zware en langdurige ziekte zo volkomen te genezen, dat de
door Mij genezen mens ook zo krachtig wordt alsof hij sinds zijn geboorte nooit
ziek was geweest, zo kan van nu af aan ook de ziel van een volkomen bekeerde
zondaar nog eenzelfde innerlijke kracht bereiken als de ziel van een
rechtvaardige, die nooit boete heeft hoeven doen. Maar het kost haar veel
inspanning om zichzelf te verloochenen.
Wie kinderen heeft, moet
ze al vanaf hun vroege jeugd oefenen in die drie onderdelen, dan zullen ze
later gemakkelijk de wereld in zichzelf overwinnen!
Kijk, dat alles geef Ik
jullie enkel als goede raad en niet als een of andere wet; want onder een
dwingende wet kun jij, mens, niet de vrije grondlegger van jouw heil worden!
Wie zichzelf echter een dergelijk advies van Mij in zijn wil als een dwingende
wet oplegt en ernaar handelt en leeft, die doet daar goed aan' (GJE 8-41)
Tijdens het duizendjarige
vrederijk zullen op de nieuwe, gelukkige aarde ook huwelijken gesloten worden,
maar zoals dat in de hemel gebeurt volgens Mijn orde, en er zullen ook grote
aantallen kinderen verwekt worden, maar niet langs de weg van pure wellust,
maar langs de weg van de ware liefdesernst, en dat tot aan het einde van alle
tijden van deze aarde.] Hier hebben jullie nu een getrouw beeld van het laatste
gericht over alle heidenen op de hele aarde, dat jullie ook heel gemakkelijk en
goed kunnen begrijpen!' (GJE 8-48)
Het huwelijk aan gene zijde
Zielsverwantschap
(Julie:) „Op aarde reeds neemt de mens in het algemeen aan, dat
familieleden - zelfs dan wanneer het geen bloedverwanten maar aangetrouwden zijn - verbonden zijn door een zekere, meer
of minder sterk ervaren vriendschapsband, die wederkerig een
saamhorigheidsgevoel geeft. Het is niet altijd gemakkelijk tegen dit gevoel te
vechten als het eenmaal ontwaakt is; ja, het komt vaak sterk tot uitdrukking,
wanneer het soms op hulpverlening aankomt, die zelfs met tegenzin, maar toch
daadwerkelijk gegeven wordt. Van de andere kant merk j e ook vaak een tegenovergesteld
gevoel bij familie op, vooral wanneer slechte ervaringen met elkaar werden
opgedaan, zodat de een of ander zegt liever met vreemden dan met familie van
doen te hebben. Ondanks dat is het niet mogelijk om dit eigenaardige
saamhorigheidsgevoel geheel uit te schakelen. Het duikt steeds weer op al was
het maar in de vaak nieuwsgierige vraag: „Hoe zou het toch met die en die gaan,
wat zou ervan hem terecht gekomen zijn?" Wie goed weet te onderscheiden
en scherp weet waar te nemen, zal ontdekken, dat dit saamhorigheidsgevoel uit
een bron ontspringt, die minder dan liefde en méér
dan alleen maar vriendschap bevat en niet alleen maar een lauwe interesse, maar
een merkwaardig mengsel van ziele-ervaringen is,
waarvan de oorsprong dieper ligt dan de mensen zich bewust zijn. Alle slechte
en goede ervaringen onder bloedverwanten, die eveneens zielsindrukken
tevoorschijn roepen, komen bij dit onderzoek niet in aanmerking en daarvan
moet worden afgezien.
Wie nu in staat is dieper te zien zal op zijn minst vermoeden,
dat dit saamhorigheidsgevoel, dat nu eenmaal bestaat en zich nooit helemaal
laat uitwissen, onderhevig is aan invloed van gene zijde, die op aarde onbekend
blijft. Waar zijn deze zielen, die zich nu als familieleden leren kennen,
vandaan gekomen? Denkt men dat het totaal onverschillig is, dat bij mensen, die
zich als familieleden groeperen, de bron van hun oorsprong totaal verschillend
of meer gemeenschappelijk is, dat wil zeggen: zou het niet eerder aannemelijk
zijn, dat reeds vóór het aardse bestaan een zielsverwantschap aanwezig is, die
zich op aarde slechts zichtbaar maakt?
Wanneer twee mensen van verschillend geslacht trouwen, dan doen
ze dat toch omdat ze op zijn minst denken harmonisch met elkaar te kunnen
leven. Men trouwt toch niet in de hoop en de wil elkaar wederzijds te
bestrijden? Wanneer dit laatste na enige tijd wel gebeurt, dan was het eerste
geloven en hopen een vergissing, een misvatting en miskenning, ontstaan door
verbinding van de aardse materie, die overwonnen moet worden.
Deze gewenste en ook aanwezige harmonie, die tot een huwelijksband
voert, is reeds een zieleband van een vroegere
verwantschap, het gevolg van een levenswet aan gene en deze zijde, dat het
gelijke het gelijke aantrekt. Met deze wet is het zodanig gesteld, dat daarbij
het eigen individuele niet verstikt wordt, maar zich goed kan ontwikkelen,
zoals de bladeren van een boom, die ook alle op elkaar lijken zonder echter -
zoals de wiskundige zegt - congruent te zijn, dus precies gelijk.
Is nu de genoemde harmonie aanwezig, dan worden ook op elkaar
gelijkende zielepartikelen aangetrokken, die een
mensenziel vormen. Een moeder zal steeds kinderen baren, die aan deze wet
voldoen; wanneer dan desondanks deze kinderen later heel verschillend blijken
te zijn in moreel en zedelijk opzicht, dan moet er weer aan herinnerd worden,
dat een boom ook heel verschillend gevormde bladeren voortbrengt, die toch van
dezelfde aard zijn. Bij de mens echter hangt zijn latere vorm, overeenkomstig
zijn karakter, af van invloeden van de opvoeding, omgeving, verstand, van zijn
ijver, willen, zijn lichamelijke toestand, van zijn succes en mislukking in het
leven. Datgene waarop ik wil wijzen heeft met deze verschillen van de latere
individuele persoon niets te maken. Er wordt hier alleen maar op gewezen, dat
saamhorigheidsgevoel ontstaat doordat harmonische, diepere zieleprincipes
uit het verleden in werking treden. Waar het geheel ontbreekt of weer gedoofd
wordt, is deze vroegere bron van verwantschap niet aanwezig."
Julie verklaarde mij verder, dat de afstand op aarde geen rol
speelt om de aan elkaar verwante zielen bij elkaar te brengen. Er treden dan
aardse omstandigheden, zogenaamde toevalligheden, op om elkaar toch te
ontmoeten.
De grondwet van alle zieleharmonie is
aantrekking. Afstoting is de oorzaak van disharmonie. Aantrekking en afstoting
hoeven echter niet direct in het dagbewustzijn op te komen. Dit ontwikkelt zich
door ervaring en tijd al naar gelang het gevoel van verwantschap ontwaakt of eenvergissing blijkt te zijn.
Ik moest nu gaan uitzoeken waar de aan mij verwante zielen zich
bevonden en deze dan bijeen brengen, dat wil zeggen in mijn sfeer verenigen.
Dat mijn vrouw mij het meest na stond, voelde ik duidelijk. Het
werd me duidelijk, dat we elkaar reeds gekend hadden op die planeet, die ik
verliet om het kindschap Gods te bereiken en dat daardoor een zielsverwantschap
was ontstaan, die uit het verleden stamde. Reeds daar was ik haar gids geweest,
zou het des te meer op aarde zijn. Dat ze in Petersburg geboren was en dat het
toeval (?) mij daarheen voerde, was alleen maar een bevestiging van de genoemde
grondwet en dat het mijn broer Frederik precies zo verging, zul je gemakkelijk
begrijpen.
Julie liet nu mijn vrouw aan mij over, die zich verrassend snel
ontwikkelde, nadat eerst de kracht van de wil werkzaam was geworden. Wij
wilden nu samen verder op zoek gaan naar familieleden van onze aardse loopbaan.
Omdat ik mijn ouders reeds had gevonden, wilde mijn vrouw ook
graag haar ouders weerzien. Deze wens ging snel in vervulling, want het huis,
waarin ze zich tot nu toe had opgehouden, hoorde immers haar ouders toe, die
van tijd tot tijd afwezig waren, doch steeds terugkeerden. Ze waren afwezig,
omdat deze sfeer niet meer hun woonplaats was, maar ze hadden hun dochter nog
niet kunnen bevrijden.
Het is niet mijn bedoeling hier alle verwanten te noemen, die we
opzochten en om hun toestand te beschrijven. Ieder die onze geschriften kent,
weet dat de innerlijke ontwikkeling precies met de omgeving overeenstemt en
iets bijzonders wat nodig zou zijn om te beschrijven heb ik daar niet gevonden.
Het is dus voldoende als ik zeg, dat na deze gemeenschappelijke
tocht en vooral nadat mijn vrouw uit haar droefgeestigheid gewekt was, wij
terugkeerden in mijn kleine rijk en mijn huisje vervolgens in bezit namen. De
omgeving was nog steeds hetzelfde. De rand van de zon schitterde als voorheen
boven de horizon. Ik verklaarde alles en Emilie nam alles zo in hart en ziel op
als maar wenselijk was. (Aan Gene Zijde - Hfdst. 7-
Leopold Engel)
De bruiloft te Kana
“Alvorens terug te komen
op de bruiloft te Kana moet Ik eerst ,beginnen met
uit te leggen wat een bruiloft eigenlijk is, hoe zij bij u gevierd wordt en hoe
Ik zou willen dat ze gevierd werd, zodat u later ,de geestelijke betekenis
ervan met betrekking tot de hele mensheid moogt
erkennen, daar de verbintenis tussen twee mensen op overeenkomstige wijze ook
voor de hele mensheid haar diepere betekenis heeft. Een bruiloft is de
afsluiting van een vooraf gemaakte overeenkomst tussen twee mensen van
verschillend geslacht, die door sympathie aangetrokken gehoor geven aan de
drang van hun ziel en van plan zijn om de eenmaal begonnen geestelijke
verbinding gedurende hun hele leven niet meer op te geven, maar steeds meer één
wordend, vreugde en leed samen te dragen. Zo zal als gevolg van deze
eensgezindheid door een wettelijke akte het huwelijk gesloten worden, waarmee
de afzonderlijke individualiteit eigenlijk ophoudt en een gezamenlijk leven,
het gezinsleven, wordt geprefereerd.
Een
dergelijke daad van twee zielen, die elkaar begrepen hebben èn
hun duurzame verbintenis zouden niet alleen voor dit aardse leven 'moeten
gelden, maar ook voor het leven in het hiernamaals, waar - beiden door het
streven naar hetzelfde doel zich meer en meer verenigen 'en tenslotte - zoals u
zegt - "één van hart en één van zin" moeten worden.
Een dergelijke verbintenis
zou de ware geestelijke en zedelijke liefde als basis moeten hebben, om daarop
het gezinsleven te funderen, dat wederzijdse hoogachting vereist. Met de door
Mij bepaalde natuurwet van de paring wilde Ik niet alleen het samenleven van
twee individuen bereiken, maar Ik wilde ook uit zulk een liefde voortgekomen
vruchten hebben, die de betere eigenschappen van 't gemoed van de één en de
ander voortplanten en nog meer moesten veredelen.
Alzo was Mijn echtelijke
wet, die Ik in de natuur heb gelegd als drang tot voortplanting, de oorzaak van
een eeuwig stijgende trap van mens tot mens, tot bij Mij. Dat wilde Ik, - maar
wat hebben de mensen ervan gemaakt? Een markt met mensenvlees en
zielsverkopers!
Toen Ik naar de bruiloft
te Kana ging was het zeker niet de zinnelijk
materiële kant die Mij deed besluiten om aan de uitnodiging gevolg te geven,
maar Ik wilde enerzijds aan de wensen van Mijn aardse moeder tegemoet komen,
anderzijds reeds daar de eerste grondsteen van Mijn groot geestelijk rijk
leggen. Dat Ik wijn maakte uit water en dat het bruidspaar deze wijn voor de
beste verklaarde, is juist voor de huidige tijd in geestelijke overeenkomst van
betekenis.
Zie, wat Ik u over de
echtelijke verbintenis tussen twee personen gezegd heb, dat moet nu geestelijk,
op basis van de in het evangelie vastgestelde liefdesleer tussen de
verschillende sekten van het christendom gebeuren; ook zij moeten zich door de
liefde tot één familie verbinden. Reeds zoekt men toenadering en heeft men meer
contact op geestelijk terrein; men komt langzamerhand tot het besef dat er maar
weinig verschil is tussen de wederzijdse opvattingen en uitleggingen van de
altijd onveranderde bijbel, waardoor de scheiding werd veroorzaakt. Door deze
uitwisseling van meningen beginnen de vermeende hindernissen zich al te
beperken, kleiner te worden, om eens helemaal te verdwijnen. In de huidige tijd
worden de voorbereidingen voor een gemeenschappelijk leven getroffen, om daarna
eens het feest van de verbintenis, de bruiloft, te vieren, hetgeen waarlijk de
hoogste tijd is.
Wanneer deze verbinding
zijn doel zal naderen, dan zal ook Ik het tot nu toe door iedereen gedronken
water van het geloof weer in Mijn geestelijke liefdewijn veranderen; en zoals
eens de keukenmeester, zo zullen dan de wachtenden
vragen: "Waarom hebben wij tot nu toe de slechte wijn gedronken en is de
beste tot het laatst bewaard?"
En Ik zal antwoorden:
"Omdat u vroeger niet in staat was om Mijn liefdewijn geheel naar waarde
te schatten, waardoor slechts misbruik het gevolg zou zijn geweest! In deze tijd
echter, waarop u zich zat heeft gedronken aan uw slechte door mensen
samengestelde wijn, waarop u in dranklust rustiger bent geworden en het goede
van het kwade kunt onderscheiden, nu kom Ik en breng geen nieuws wat u nog niet
kent, maar dezelfde wijn die u vroeger reeds gedronken heeft, alleen van al
zijn slechte elementen gezuiverd, als een zuivere goddelijke drank, die ,
slechts diegenen verdienen, die, zinnelijkheid en materialisme ver achter zich
latend, hun geestelijke natuur onderkennen en slechts naar geestelijke drank en
spijze smachten.
.Al het doen en laten van
de mensen is tegenwoordig hierop gericht. Iedereen is het slechte vocht, dat
hen als goddelijke drank werd voorgezet, zat. Zij hebben een voorgevoel van
iets beters; een ieder gelooft, dat de ander misschien dat heeft waaraan het
henzelf ontbreekt. Door dit zoeken en vragen komen de hindernissen van het
geloofsfanatisme te vervallen en éénwording wordt
mogelijk, waarna Ik dan zal komen en er slechts één Herder en één kudde zal
zijn. Dat is de geestelijke betekenis van de bruiloft te Kana.
Neem deze woorden goed in
acht en richt uw ogen op de komende religieuze bewegingen en u zult zien hoe
gelijkgezinde geesten elkaar vinden, elkaar tegemoet gaan, om de bruiloftsdag,
de dag van de eeuwige verbintenis te vieren, waar allen met elkaar verenigd,
Mij tegemoet zullen trekken om die naam te verdienen, die Ik voor allen heb
voorbehouden, die Mijn leer beoefenen en het eerste grondbeginsel van Mijn hele
geestelijke en materiële schepping tot hun levensprincipe gemaakt hebben, om
waardige geestelijke kinderen van de hemelse Vader te worden. Amen.“ (Predikingen van de Heer – Hfdst.
8 – Gottfried Mayerhofer)
Tegen de arts Joram, die
samenwoonde bij de vrouw van de waterput in Sichar
bij Samaria (het bekende verhaal in….) zei Jezus: En
jij, Mijn beste Joram, zult van nu af aan een echte dokter zijn! Als je iemand
de handen op zult leggen in Mijn naam, dan zal het met diegene meteen beter
gaan, hoe ziek hij ook zijn mag. Tevens moeten jullie samen een echt en
onverbrekelijk huwelijk aangaan, want anders zou jullie samenwonen een ergernis
zijn voor de blinden, die alleen op het uiterlijke letten en geen weet hebben
van het innerlijke (GJE 1-34)
De vrouw zei tegen Jezus
in verband met het huwelijk:'O Jehova, hoe goed bent U! Wanneer wilt U, dat wij
in het openbaar voor de ogen der wereld in het huwelijk zullen treden?' Ik zeg:
'Ik heb jullie al getrouwd, en alleen dit verbond is geldig in de hemel en ook
op aarde, en Ik zeg je: Sinds Adam was er geen volkomener
huwelijk dan dat van jullie nu, want Ik Zelf heb jullie verbond gezegend.
Morgen vroeg zullen hier echter een aantal priesters en andere mensen en
burgers van deze stad komen; meldt het aan hen, zodat ze er mee bekend zijn dat
jullie nu officieel voor God en de hele wereld getrouwd zijn! Als jullie
kinderen krijgen, voedt ze dan in Mijn leer op en doop ze ook in Mijn naam,
zoals je Mijn leerlingen er morgen veel zult zien dopen op de manier, zoals een
zekere Johannes dat doet in de Jordaan; van hem zullen jullie wel gehoord
hebben. Ik zal daarom jou, Mijn Joram, morgen de macht geven om in het vervolg
iedereen te dopen, die in Mijn naam geloven zal. Gaan jullie nu echter naar
bed! Maar zolang Ik in dit huis verblijf, moet je elkaar terwille
van de kuisheid niet aanraken. (GJE1-36)
Kies uw vrouw met zorg
'Het
ziet er voor de wereld slecht uit, als de vrouwen zich weer mooi maken en op de
tronen zullen zitten; want dan zal de aarde door het vuur onderworpen worden! Houd
daarom de vrouwen goed in bedwang; laten zij zich in de eerste plaats oefenen
in de ware deemoed! Ze moeten rein, maar nooit opgemaakt en versierd zijn; want
het opmaken en opsieren van de vrouwen is het graf van de mens en veroorzaakt
overal de ondergang! Zoals een reine, ingetogen, deemoedige vrouw een echte
zegen voor een huis is, zo is een ijdele en daardoor trotse vrouw een vloek
voor de hele aarde, en ze is op die wijze een duivel in zijn kleinste gedaante
en lijkt volledig op een slang, die door haar geile blikken de vogels van de
hemel In haar giftige en dodende muil lokt!
Daarom geef Ik de raad,
zonder de intentie dat deze raad een gebod wordt: Als iemand een vrouw kiest en
wil trouwen, laat hij er dan op letten dat het meisje, dat hij trouwen wil,
zich niet oppoetst -behalve dan met water, wat goed is voor de gezondheid -en
niet uitdagend over straat gaat, wat met past voor een vrouw, en ook niet
pronkt met haar eventuele andere aantrekkelijkheden, maar in alles ingetogen
is, haar lichaam goed bedekt houdt met linnen klederen en 's winters met
ongeverfde doeken van schapenwol. Ze moet ook geen kletskous zijn en zich er
met op voor laten staan dat ze iets zou hebben. want het is heel heilzaam voor
de vrouw als ze niets heeft dan datgene wat ze beslist nodig heeft. Zo'n meisje
is een man waard en háár hand moet je vragen. Maar
een rijke, ijdele, versierde vrouw, die in zachte en bontgeverfde kleren
rondloopt, uitdagend over straat gaat, die zich graag door de rijken en
aanzienlijken laat groeten en tegen de armen zegt: 'Zie dat. stinkende
bedelvolk eens!' - daarvan zeg Ik jullie, - vermijdt zo'n meisje als een kreng!
Want zo'n meisje is een
getrouwe kopie van de lokkende hel op kleinste schaal, en wie zo iemand ten
huwelijk vraagt, begaat een grove zonde tegen de goddelijke ordening. Hij kan
er op rekenen, dat zo'n vrouw, die zich op aarde vrijwel nooit verbetert, als
ze eerder sterft dan haar man, hem als hij haar volgt in het hiernamaals, ook
al was hij de deugd zelf maar vanwege de aardse voordelen erg aan haar gehecht,
zeker een behoorlijk lange tijd in de hel zal vasthouden.
Want net zoals zo'n vrouw
op deze aarde bedrieglijke middelen gebruikte om een man te vangen die ze
begeerde, zo zal zij in het hiernamaals, maar dan duizendmaal verleidelijker,
haar man als hij komt, met alle aantrekkelijkheid die maar te bedenken is,
tegemoetkomen en hem in haar helse nest trekken. En zodoende zal die man het
erg moeilijk krijgen om uit de netten van zijn vrouw te geraken.
Let daar dus goed op, en
degene die trouwen wil, kan maar beter zijn vrouw eerst goed leren kennen en
alles nagaan, opdat hij niet in plaats van een engel een duivel aan zich bindt,
die hij dan niet gemakkelijk meer kwijt raakt! De kenmerken heb Ik jullie nu
voldoende laten zien; let daar op, dan zul je hier en In het hiernamaals geluk
hebben! Dit moeten jullie niet zien als een gebod waaraan je je houden moet, maar alleen, zoals reeds eerder gezegd, als
een goede raad die, als men zich daaraan houdt, voor jullie en speciaal voor
alle ijdele vrouwen heel nuttig kan zijn.
Want degene onder jullie,
die een ijdele en listig verleidende vrouw zo terecht wijst dat deze haar kwade
dwaasheid inziet, die zal eenmaal daarvoor in de hemel een grote beloning
ontvangen. Kijk daarom niet naar verleidelijke vrouwen; want zo'n vrouw is
heimelijk zonder het te weten verbonden met de satan en zij werkt onbewust aan
zijn verleiding mee. Als een van jullie
de satan in zijn ergste vorm wil zien, dan moet hij een opgemaakte deerne of
een aanstellerige vrouw bekijken, en dan ziet hij de satan in zijn voor de mens
gevaarlijkste vorm!
Komt de satan als draak en
spuwt hij oorlog, honger en allerlei besmettelijke ziektes over de aarde, dan
is hij het minst gevaarlijk voor de mens; want in die noden wenden de mensen
zich tot God, gaan boete doen en ontlopen zo de hel en zijn gericht. Maar als
de satan zijn draak omkleedt met het lichtende gewaad van een engel, dan is hij
voor de mens, die van nature geneigd is naar het zinnelijke, het gevaarlijkst,
net als wanneer een verscheurende wolf in schaapsvel tussen de schapen komt!
Maar komt de wolf als wolf naar de schapen, dan vluchten zij naar alle
richtingen en brengen de brenger des doods in verwarring, zodat hij blijft
staan en erover nadenkt welk schaap hij zal achtervolgen, waardoor hij
tenslotte zonder buit moet teruggaan; komt hij echter in schaapsvacht, dan
vluchten de schapen niet, maar verheugen zich zelfs over het nieuwe tot hen
gekomen schaap, dat een wolf is, die de hele kudde verscheurt zonder dat er ook
maar één schaap voor hem op de vlucht slaat.
Kijk, deze leer en deze
raad moet je daarom als iets heiligs in jullie harten bewaren en je moet hem zo
navolgen alsof Ik een gebod gegeven had, dan worden jullie huwelijken gezegend
met de zegen uit de hemel; maar in het andere geval - met de vloek uit de hel!
Laat je daarom niet verlokken door de blinde en bedrieglijke charmes van de
wereld, maar wees altijd nuchter en schat de waarde van de wereld op de juiste
manier; geef geen goud en parels, die je nu uit de hemel gekregen hebt, weg
voor de dwaasheden van de wereld, dan zullen jullie onder elkaar steeds vrede
hebben en de~hemel voor je zien open staan! Als jullie je echter weer door de
verleidingen van de wereld laten gevangen nemen, dan moet je het ook aan jezelf
wijten als de hemel zich steeds meer voor je gaat sluiten; en als je in grote
nood zult raken en de hemel om hulp zult roepen, dan zul je geen hulp krijgen!
Want het is onmogelijk dat Iemand die met wat dan ook aan de wereld hangt,
tevens in gezegende verbinding met de
hemel staat.
Want ieder mens is zo
geschapen. en ingesteld dat hij het kwade en het goede, de leugen en de
waarheld niet in een hart naast elkaar kan verdragen; het een of het ander,
maar in der eeuwigheid nooit allebei tegelijk! Ja, met zijn verstand moet hij
beide kennen; maar in zijn hart kan alleen het ene of het andere als basis voor
zijn leven aanwezig zijn”.
(GJE1-167)
In Kis voltrek de Heer bij
een echtpaar Zelf het huwelijk. Daar zei de Heer tegen dat echtpaar: “'Edele
broeder van Mij! Ik heb jullie al gezegend, en jullie zijn dus al volkomen
vereend; maar vergeet niet: Wat God verbonden heeft, dat behoort geen mens meer
te scheiden, en dus blijft een echt huwelijk voor altijd geldig! Een verkeerd
werelds huwelijk is echter toch al voor God geen verbond en daarom net zo
ontbindbaar als de wereldse mensen en al hun overeenkomsten, die altijd al
niets anders zijn dan de grofste hoererij, waardoor de kinderen van de satan in
het jammerlijke bestaan gebracht worden. Jullie zijn nu volledig man en vrouw,
en vleselijk één voor God, amen!' Na Mijn woorden omarmen ze elkaar en
begroeten elkaar met een kus”. (GJE1-236)
In het tweede deel van het
GJE2-44 zegent Jezus ook een huwelijk van een jong stel en vragen het ouderpaar
om de zegen, en als zij deze met alle vreugde krijgen, komen zij weer naar de
Heer terug, en Hij zegent ook meteen hun huwelijk in als een echt ook voor de
hemel geldig huwelijk, waarvoor beiden Hem met ontroerde harten hartelijk
danken. De Heer zei hierover:
“Zo is hier een heel
onverwacht huwelijk gesloten, dat wel een van de gelukkigste op de gehele aarde
genoemd mag worden. En daaruit blijkt, dat iemand datgene wat hij Mij geheel
offert, nooit verliest, maar gevuld met de grootste zegen terugkrijgt op een
moment waarop hij het wel het minst verwacht. Borus
was erg verliefd op Sarah en zou, als men dat van hem geëist had, alle schatten
der wereld voor haar hebben gegeven; want haar wonderbaarlijke schoonheid,
vooral na de tweede opwekking, was voor Borus iets
wat hij niet kon beschrijven, -en toch offerde hij haar volkomen aan Mij op, en
wilde hij met alles wat hem ten dienste stond, Mijn vermeende bruiloftsdag
vieren. Zo voelde Sarah ook veel voor Borus, maar
offerde hem ook geheel aan Mij op en wilde beslist alleen Mij toebehoren. Maar
toen draaide Ik het blaadje opeens om en gaf de beiden, wat ze Mij echt van
ganser harte hadden gegeven. -Wie zo doet als deze beiden, die doe Ik ook dat
wat Ik hen deed!
Dit is een lering voor
ieder, die dit horen of zelf lezen zal, want op deze wijze kan men alles van
Mij verlangen. Wie alles aan Mij offert, die offer Ik ook alles; wie echter gul
offert, maar daarbij toch nog veel voor zichzelf behoudt, die ontvangt slechts
dat terug, wat hij geofferd heeft”.
In GJE2-156 vraagt een hoofdman
de engel Raphael, of een engel in de hemel ook
geslachtelijke verschillen zijn? Hierop zegt de engel: "Hoewel het een wat
ontactische vraag is, wil ik, omdat je het alleen maar uit weetgierigheid
vraagt, antwoorden met nee! In onze staat van oergeschapen geesten vind je bij
ons, die ontelbaar zijn, zonder uitzondering alleen maar het manlijk-positieve wezen, maar toch is ook het vrouwelijk
negatieve principe in ieder van ons geheel aanwezig, en daarom vind je in
iedere engel het volmaakte huwelijk van de hemelen van God. Het is helemaal van
onszelf afhankelijk of wij ons in één en hetzelfde geestelijke omhulsel in de
mannelijke of in de vrouwelijk vorm willen laten zien. In het feit dat wij in
ons zelf een dubbel wezen zijn, ligt ook de reden waarom wij niet ouder kunnen
worden, omdat de twee polen in ons elkaar eeuwig blijven ondersteunen. Bij
jullie mensen zijn de polen gescheiden door een geslachtelijk gescheiden
persoonlijkheid en hebben daarom, omdat ieder apart is, geen steun aan elkaar.
Als de gescheiden
persoonlijke polen zich echter uiterlijk raken, neemt hun kracht af en lijken
ze op een wijnzak die steeds rimpeliger wordt
naarmate men hem meer van zijn geestrijke inhoud heeft beroofd. Als je je echter een wijnzak voor zou kunnen stellen, die zelf
steeds dat zou kunnen. produceren wat men eruit haalt, dan zou je op zijn
oppervlak nooit die vouwen en rimpels ontdekken die zijn uiterlijk er zo oud
doen uitzien”.
In GJE2-217 waarschuwt de
Heer voor het volgende: “Neem nu eens een jong meisje, dat fysiek vroegrijp is.
Zij is nauwelijks twaalf jaar, maar haar hele lichaam is al zo gevormd, dat zij
er uitziet als een huwbaar meisje. Zo'n meisje bekoort dan iedere wat
zinnelijke man meer dan honderd nog zo mooie meisjes van rijpere leeftijd. Zo'n
vroegrijp meisje staat lichamelijk aan honderd gevaren bloot, en haar ouders
zullen erg moeten oppassen om hun te vroeg rijp geworden dochter voor al de
vijanden te bewaren, die haar vanwege haar grote aantrekkingskracht
achtervolgen. Als zij te vroeg aan een wellustige man wordt uitgehuwelijkt, kan
zij gemakkelijk haar vruchtbaarheid verliezen. Als zij te veel wordt opgesloten
en weggehouden wordt van alle kwade begeerte, wordt haar lichaam, zoals men wel
zegt pafferig. Zij wordt bleek, kwijnt weg en wordt zelden oud. Geeft men haar
weinig te eten, en geen vet eten, dan wordt zij treurig en kwijnt tenslotte ook
vroeg weg; als men haar goed te eten geeft, wordt zij nog vetter en onbeholpener en daardoor traag, zodat haar bloed weldra
afbreekt en zij er uit gaat zien als een lijk, en daardoor zal haar lichaam
zeker vroeg moeten sterven”.
De Heer kwam in de wereld
om het mensdom te zaligen en te verdelen, niet om het uit te roeien. Het
huwelijk is een van alle menselijke
betrekkingen de innigste, de meest gezegende en het nuttigste. Veel
mensen denken, dat zij na het sterven in de hemel komen als geslachtloos wezen.
Veel dingen worden in de heilioge Schrift verkeerd
geïnterpreteerd of begrepen. Het is noodzakelijk dat een mens onderzoekt of
zijn uitlegging van wat tot hem gezegd wordt wel juist is, zelfs als het hem
gezegd wordt in het Woord van God. Anders kan hij voorbarige gevolgtrekkingen
maken over wat bedoeld wordt, welke geheel in tegenstelling staan tot de
bedoeling van de Bijbel.
We geven hier een
voorbeeld. In Lukas 14:26 leest men: “Indien iemand tot Mij komt en niet haat
zijn vader en moder, en vrouw en kinderen, en
broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet
zijn!” Dan gaat men bij het lezen van deze tekst toch niet meteen zijn familie
haten, want hij weet, dat de Heer ergens anders zegt, dat hij ze moet
liefhebben. Hij weet, dat de Heer leert, dat haat een zonde is en dat de mens
zelfs zijn vijanden moet liefhebben (Mattheus 5:21,22
en 43-45)).
Zo weet de mens dat hier
een diepere bedoeling moet zijn binnen de woorden het haten van vader en
moeder, vrouw en kinderen en hij tracht die te vinden. Ook zal een mens, die
ziet wat de Heer zegt over het huwelijk, dat de twee één vlees zulen zijn en
dat wat God verbonden heeft de mens niet zal ontbinden. Hierin ligt een diepere
bedoeling, dat zij in de opstanding niet trouwen noch ten huwelijk gegeven
worden. Dat zij niet waardig zijn om die eeuw te ververwerven en de opstanding
uit de doden, noch zullen trouwen noch ten huwelijk uitgegeven zullen worden.
In deel drie van het Grote
Johannes Evangelie wordt uitgebreid ingegaan over de aspecten voor het
huwelijk.
De geslachtelijke omgang
van mannen en vrouwen
"Kijk, het verwekken van een mens is een bijzondere aangelegenheid!
Om een goede en gezonde vrucht te verwekken, moeten twee volwassen mensen, en
wel een man en een vrouw, een juiste zielsverwantschap hebben, omdat ze anders
moeilijk of ook vaak helemaal niet door de bekende geslachtsdaad tot
bevruchting zullen komen.
Als nu een man en een vrouw in hart en ziel aan elkaar verwant
zijn, moeten zij ook een huwelijk aangaan en volgens de natuurlijke orde alleen
maar dan tot de geslachtsdaad overgaan als zij in goede harmonie een levende
vrucht willen verwekken. Alles wat meer beoogt dan dat, is tegen de orde van
God en de natuur en daarom een kwaad, en een zonde die bijna zo slecht is als
die van Sodom en Gomorra!
Als een man veel zaad heeft, laat hij dat dan in een andere akker
zaaien op de goede wijze van de oude vaderen en patriarchen, dan zondigt hij
niet. Maar als hij er alleen maar heimelijk op uit trekt om zijn lusten bij
veile deernen te bevredigen en zich zo te vermaken zonder een vrucht te
verwekken, begaat hij daardoor zeker een grove Sodomitische
zonde, zowel tegen de goddelijke als tegen de natuurlijke orde!
Alleen een jonge man, wiens geslachtsdrift door de bekoorlijkheden
van een meisje zodanig is aangewakkerd dat hij zichzelf nauwelijks meer meester
is, mag gemeenschap hebben met een maagd, met of zonder verwekking van een
vrucht. Maar na de gemeenschap moet hij naar eer en geweten dat aan haar
betalen wat Mozes heeft voorgeschreven. En ontstaat er na zo'n door de nood
veroorzaakte gemeenschap een vrucht, dan moet hij de maagd het tien tot
honderdvoudige geven van datgene wat hij volgens Mozes aan haar schuldig was
als er géén vrucht uit de geslachtsdaad was
voortgekomen. Want een maagd brengt voor zo'n man een grootoffer waar leven en
dood mee gemoeid is! Als een man daarna zo'n maagd kan trouwen, moet hij dat
niet nalaten, want, zoals gezegd, zij heeft hem een groot offer gebracht en hem
van een bedwelmende last bevrijd.
Maar in het vervolg moet zo'n door zijn geslachtsdrift gedreven
man meteen een fatsoenlijke vrouw huwen en in noodgevallen, in goed overleg met
zijn wettige vrouw, ook een bijvrouw, zodanig dat er geen ruzie en onmin door
ontstaat. Als zo'n man zichzelf echter kan verloochenen, zal hij daardoor al
gauw, gemakkelijker dan een ander, een hogere, geestelijke genade van het
innerlijke leven deelachtig worden.
Hoe men aan een wettige vrouw moet komen, heeft Mozes reeds
volgens de hemelse orde voorgeschreven en dat moet ook zo blijven tot aan het
einde der wereld.
Uit wat je nu hebt gehoord kun je gemakkelijk opmaken wat ontucht
is en waarom Mozes dat als een zware zonde verboden heeft. Want God heeft de
mensen alles volgens de goddelijke orde voorgeschreven. Wie zich aan die orde
houdt, zal ook de vruchten van de zegen van boven oogsten; wie echter in strijd
met die orde handelt, zal de vruchten van de vloek oogsten.
Als een door geslachtsdrift opgewonden man in zijn grote nood zijn
kwellende vuur niet op een natuurlijke wijze blussen, dan raad Ik hem aan om
herhaalde malen in koud water te baden en innig te bidden om verzachting van
deze plaag, dan zal deze spoedig van hem worden weggenomen. Iedere andere
manier is slecht en wordt de bron van verder kwaad en dat kwaad heet zonde en
veroorzaakt ook weer zonden.
Tevens moet ook alle ouders op het hart gedrukt
worden dat zij hun volwassen kinderen niet bloot moeten stellen aan prikkelende
gevaren! Want brandbaar materiaal kan gemakkelijk ontvlammen, maar als de
vlammen er eenmaal aan alle kanten uitslaan, lukt snel blussen vaak niet meer
en iedere vlam vraagt zijn offer! Na het blussen wordt de schade die zij
veroorzaakt heeft al gauw zichtbaar. .
Daarom moeten vooral de maagden goed gekleed, maar
nooit uitdagend gekleed gaan en de jongemannen moeten niet aan het nietsdoen
overgeleverd worden, want nietsdoen is altijd de verwekker van alle ondeugden
en zonden.
Wie echter eenmaal met een fatsoenlijke vrouw is
getrouwd, is tot de dood aan haar gebonden en de scheidingsoorkonde van Mozes
heft voor Gods orde de echtbreuk niet op als zo'n man dan met een ander zou
trouwen. Trouwt de gescheiden vrouw, dan breekt ook zij het huwelijk. Kortom,
wie na de echtscheiding trouwt, is een echtbreker, wie daarna niet trouwt, is
dan ook geen echtbreker.
Geestelijk pleegt ook diegene overspel, die een reeds getrouwde
vrouw aankijkt en daarbij in zijn hart het plan opvat om haar door allerlei
verleidingen tot echtbreuk te verleiden, ook al heeft het geen resultaat.
Laat je je echter betoveren door de
bekoorlijkheden van de vrouw van je naaste, dan bega je ook echtbreuk, want
daarmee heb je de vrouw van je naaste tot hoer gemaakt en met haar hoererij
bedreven. En dat is een grote en grove zonde voor God en voor de mensen, ook
wanneer je met de andere vrouw een vrucht hebt verwekt. Maar het kwaad is
natuurlijk nog groter als je met de vrouw van je naaste alleen maar terwille van de blinde en stomme drift der wellust hoererij
hebt gepleegd. Zulke zondaren zullen moeilijk deel krijgen aan het
hemelrijk."
Bepaalde
uitzonderingen bij seksuele omgang
"Als de vrouw van een naaste echter bijvoorbeeld niet door
haar wettige man bevrucht kan worden en toch sterk verlangt naar de verwekking
van een vrucht in haar en dat aan jou vraagt, zeg dat dan tegen haar man! Vindt
hij het goed, dan kun je die wens zonder te zondigen inwilligen. Als de vrouw
bevrucht wordt en na de verstreken tijd nogmaals die wens uit en haar man is
het daar mee eens, dan mag je, als je ongehuwd bent, de vrouw weer net eender
ter wille zijn. Ben je echter zelf de man van een vruchtbare vrouw, dan moet je
je kracht niet aan je vrouw onttrekken, want daarvoor
heeft Mozes je toegestaan, naast de ene wettige vrouw, speciaal als zij
onvruchtbaar mocht zijn, één of naar behoefte ook meer bijvrouwen te hebben,
maar altijd alleen als de wettige vrouw daarmee instemt. Zou dit haar echter
veel verdriet doen, dan wordt het tijd de bijvrouwen te laten gaan, zoals ook
Abraham Hagar liet gaan, die hij genomen had omdat
zijn vrouw Sarah zo lang onvruchtbaar was.
Als echter een vrouw, die haar wettige man verlaten heeft, uit een
vreemd land zou komen en zich dan als een ongetrouwde vrouw bij iemand zou
voordoen en zou verzwijgen dat zij al aan een man toebehoorde, dan begaat hij
die haar tot vrouw neemt, geen zonde; ook dan niet, als hij later zou vernemen
dat zij al getrouwd was maar haar man heimelijk had verlaten vanwege zijn
hardvochtigheid en onvruchtbaarheid. Want toen hij de vreemde tot vrouw nam,
wist hij niet dat zij al getrouwd was, en toen hij dat naderhand vernam, was
zij al zijn vrouw, van wie hij dan, zonder als echtbreker te zondigen, slechts
door de dood kan worden gescheiden.
Bij dit soort aangelegenheden zijn er al vaak heel wrede dingen
gebeurd. De nieuwe echtgenoot probeerde dan, als hij onder de wet van Mozes
stond en de vreemde vrouw hem te lastig werd, van haar af te komen door
heimelijk naar haar eerste man te gaan en de ontrouwe, overspelige vrouw aan
hem te verraden. Het gevolg was, dat zo'n vrouw dan werd gestenigd en de beide
mannen weer opnieuw wettig een vrouw konden zoeken. Maar daar zal een eind aan
moeten komen!
Ik zeg jullie: In zo'n geval moet een ongetrouwde man niet eerder
een vreemde trouwen dan dat hij zich precies op de hoogte heeft gesteld van al
haar vroegere omstandigheden! Levert dat niets op en voelt hij zich erg tot de
vreemde vrouw aangetrokken, dan moet hij haar huwen. Verneemt hij dan later
toevalligerwijs haar vroegere, burgerlijke staat, dan mag hij haar niet
verraden, maar hij moet haar op dezelfde goede manier behouden als waarop hij
haar heeft genomen. De vrouw kan door zeer trouw te zijn aan haar nieuwe
gemaal, haar vroegere zonde goedmaken. Want God is geen onrechtvaardige
rechter en weet de zwakheden van het menselijke lichaam precies af te wegen en
er rekening mee te houden. Iemand, die zijn vrouw vermoordt, is erger dan een
vrouw die echtbreuk pleegt!
Stel dat er eens twee buren zijn, waarvan de ene bij zijn vrouw
geen vrucht kan verwekken omdat hij in zijn jeugd, doordat er niet goed op hem
werd gelet, zijn vruchtbaarheid te veel heeft verzwakt, terwijl de andere
buurman, afgaande op zijn grote aantal gezonde kinderen een sterk
voortplantingsvermogen bezit omdat hij overal en altijd op de juiste manier
heeft geleefd en in zijn jeugd goed is opgevoed. Hoe zou het zijn, als de
onvruchtbare buurman naar de vruchtbare ging en hem vroeg in zijn plaats met
zijn grote vermogen bij zijn vrouw een vrucht te verwekken, en als de
vruchtbare buurman dat zou doen uit werkelijke liefde voor zijn goede en
argeloze buurman, zonder daarbij ook maar enige gedachte te hebben om wellustig
met de vrouw van de buurman om te gaan, wat erg zondig zou zijn? Wel, dat zou
dan geen zonde zijn en nog minder een echtbreuk, maar zo'n handeling, waar met
geen woord over gesproken zou worden, zou zelfs een te prijzen geheime
liefdedienst zijn. Het moet geheim zijn, omdat buiten de genoemde personen
niemand daar iets van moet weten, vanwege de eer van de onvruchtbare buurman,
en opdat niemand zich daaraan zou ergeren. "
Over zondig
geslachtsverkeer
"Als een ongehuwde of een reeds getrouwde man met de sensuele
vrouw van zijn buurman zonder diens medeweten seksuele omgang heeft, is dat
schandelijke hoererij. Zo'n vrouw is dan een echte hoer en de betreffende
mannen zijn dan echte hoerenlopers, die als zodanig nooit het rijk van God
zullen binnengaan omdat deze schandelijke hoererij alle goede gevoelens in hun ziel
sloopt en al het geestelijke doodt.
Dergelijke hoererij is derhalve geen haar beter dan echtbreuk en
vaak zelfs nog veel erger. Want bij echtbreuk kunnen omstandigheden meespelen
die het begaan van deze zonde veel minder erg maken, en waard zijn dat de
rechter deze zwaar mee laat wegen. Maar bij hoererij kunnen nooit wat voor
verzachtende omstandigheden dan ook meespelen, want daar gaat het enkel en
alleen maar om verderfelijke geilheid en daar hoeft de rechtbank ook geen
enkele consideratie mee te hebben.
Een vrouw, die zich zonder enige aantoonbare noodzaak gemakkelijk
daartoe laat verleiden, is slecht en verdient niet de minste consideratie, want
zwakheid verontschuldigt hier niets omdat iedere vrouw door het juiste vertrouwen
op God voldoende kracht kan krijgen. Maar nog slechter is een vrouw die de
mannen zelf in haar overspelige net lokt om tijdens afwezigheid van haar
echtgenoot met hen te hoereren!
Net zo schandelijk misdadig handelt een vrijgezel, en een getrouwde
nog erger, als hij getrouwde vrouwen verleidt, in het verborgene geslachtelijke
omgang met hen heeft en hen daarvoor betaalt. Want zo'n man verleidt ten eerste
de vrouwen tot schandelijke ontrouw, en maakt ze in de tweede plaats bijna geheelonvruchtbaar , waarmee hij als een kwade storm de
akkers verwoest zodat daar nooit meer met vrucht enig zaad gezaaid kan worden.
Tot deze zelfde categorie moeten ook ongehuwde en gehuwde mannen
gerekend worden die tegen betaling met ongehuwde meisjes verkeren, en zo'n
veile deern is net zo goed een hoer als de een of andere getrouwde vrouw die
voor geld of andere geschenken te koop is.
Laat de jonge vrouwen maar vlijtig zijn en hun leven met werk
vullen, dan zullen ze nooit behoeven te zeggen dat zij door armoe gedwongen
werden, want iedere behoorlijke man houdt van een vlijtige en werklustige jonge
vrouwen zal haar geen gebrek laten lijden. Als een werkgever echter een gierig
en hard mens is, wel, ga dan uit zijn dienst weg en zoek een andere. Voor een
vlijtige en nijvere jonge vrouw zal het echt niet zo moeilijk zijn een goede
betrekking te vinden waar zij zeker geen gebrek zal lijden!
Maar het slechtst zal het eens diegenen vergaan, die er alles op
zetten om zulke vlijtige, jonge vrouwen of zelfs jonge meisjes met allerlei
geschenken te verleiden. Heus, zulke mannen, of ze nu wel of niet getrouwd
zijn, lijken op verscheurende wolven in schaapskleren en zij zullen hun loon
oogsten!
Wie echter een meisje of een maagd of een vrouw met geweld neemt,
moet hier al zijn straf ondergaan! Het geweld mag zijn wat het wil, lichamelijk
of het verleiden door kostbare geschenken, dat maakt voor deze misdaad geen
verschil. Ook overredingskracht of het gebruik van magische, verdovende
middelen, waardoor de vrouw zich schijnbaar vrijwillig ten dienste stelt aan de
begeerte van de man, doet niets af aan de grootte van deze zonde, ook dan niet
als werkelijk een vrucht verwekt zou worden, want zo'n verwekking gebeurt tegen
de wil van beide partijen en maakt daarom de misdaad niet minder erg.
De meest verwerpelijke sexuele daad
bestaat echter uit het schenden van knapen en in het erbij betrekken van andere
ledematen en delen van het vrouwenlichaam dan die welke God daarvoor bestemd
heeft, of zelfs in het schenden van dieren. Deze schenders moeten voor altijd
geheel uit de menselijke maatschappij gebannen worden.
Als men over zulke misdaden rechtspreekt, moet men er altijd
rekening mee houden welk ontwikkelingspeil zo'n ontspoorde man of vrouw heeft.
Ook moet onderzocht worden of zo'n mens soms door een kwade geest bezeten is,
die hem of haar daartoe aandrijft. In het eerste geval moet de gemeenschap
ervoor zorgen dat zo'n zwak begaafd mens in een goed opvoedingstehuis wordt
ondergebracht, waar hem net als een bedorven kind zolang discipline wordt
bijgebracht tot hij een ander mens is geworden. Want als zo'n mens zijn
dierlijke instincten heeft overwonnen, en als zijn verstand weer helder is, zal
hij ook een reiner leven beginnen en niet gemakkelijk meer in zijn oude,
dierlijke natuur terugvallen. In geval van bezetenheid moet zo iemand achter
slot en grendel worden gezet, want zulke mensen moeten meteen, vanwege hun
grote overlast, uit de vrije mensengemeenschap worden verwijderd.
Als zij eenmaal goed zijn opgeborgen, moeten zij door vasten en
door gebeden in Mijn naam genezen worden. Als ze weer genezen zijn, en
aantoonbaar is dat zij hun onreine bezetenheid kwijt zijn, kunnen ze weer hun
volledige vrijheid terugkrijgen."
Maatregelen
tegen geslachtelijk losbandig leven
CYRENIUS zegt: "Heer, indien er nog geen mens te vinden zou zijn met een geest die zo sterk is,
dat zulke kwade geesten die het lichaam van een mens in bezit genomen hebben,
zich voor zijn wil en woord moeten buigen, zijn dan mogelijkerwijs soms natuurlijke
middelen te gebruiken? In ieder geval in die mate, dat zo'n mens dan door de
kracht van het woord en de wil van een mens die geestelijk nog niet zo sterk
is, van zijn kwaad bevrijd zou kunnen worden?
IK zeg: "Het eerste middel op natuurlijk gebied is het
vasten. Men geve zo'n mens per dag slechts éénmaal
een stuk roggebrood van een half pond en daarbij slechts één kruik water. Om de
andere dag kan men hem eventueel wat aloësap, afhankelijk van de natuurlijke
aard van de bezetene vermengd met een of twee druppels bilsensap
geven. Deze natuurlijke hulp zal goed werken, maar zal slechts volledig helpen
in combinatie met gebed en het in Mijn naam opleggen der handen. Over het
algemeen moet de rechter in zulke gevallen in zijn hart steeds bedenken, dat de
misdadiger die hij voor zich heeft slechts een erg afgedwaald mens is en geen
complete duivel.
Is een mens echter hardnekkig in zijn uitspattingen en daarbij
noch onontwikkeld of bezeten, dan kan men wel een harde tucht op hem toepassen.
Betert zo'n mens zijn leven en begint hij met juist inzicht zijn
zonde te verafschuwen, dan kan hij ook met meer liefde behandeld worden. Betert
zo'n mens zijn leven echter helemaal niet en blijft hij zichtbaar zijn
losbandigheid koesteren -wat zo'n geile bok nooit geheel kan verbergen dan kan
hij, als het iemand is die enige opleiding heeft genoten, uit de gemeente
verstoten worden naar een ver woest gebied, waar de grote ontbering hem wel tot
bezinning zal brengen. Als hij zijn leven betert, zal het hem wel beter vergaan
-zo niet, zal het woeste land hem uitputten.
Betreft het een mens van geringere beschaving en levert het
tuchtigen noch het vasten wat op, dan kan hij door een kundig arts gecastreerd
worden en daardoor kan zijn ziel worden gered. Er zijn mensen die zichzelf
hebben verminkt terwille van het rijk van God.
Derhalve kan het - maar alleen in het genoemde geval -nodig zijn dat de
plaatselijke rechtbank tot castratie laat overgaan, want in dit geval is het
beter verminkt in het rijk van God te komen, dan onverminkt
in de hel! Nu zul je wel weten, hoe alles wat het gevolg is van de vleselijke
lust, gerechtelijk behandeld moet worden! Ik voeg er echter nog aan toe, dat in
de toekomst alleen zo, zoals jullie het nu van Mij hebben gehoord, in
gelijksoortige gevallen moet worden rechtgesproken.
Mozes heeft voor dergelijke misdaden steniging en de vuurdood
voorgeschreven, maar dat moet slechts in uitzonderlijke gevallen, als
afschrikwekkend voorbeeld, aan totaal verstokte zondaars voltrokken worden. Ik
hef de wet van Mozes niet op, maar geef slechts de raad zó lang in alles met
mildheid te handelen tot een te grote verdorvenheid noodzaakt tot uiterste
gestrengheid.
Wees als rechters zacht en rechtvaardig door de ware
naastenliefde, dan zullen jullie eens ook een zachtzinnig en mild, rechtvaardig
oordeel ondergaan. Want met welke maat jullie meten, met dezelfde maat zullen
jullie ook worden gemeten.
Als jullie barmhartig zijn, zullen jullie ook barmhartigheid
ondervinden; zijn jullie echter streng en onverbiddelijk in je rechtspraak en
oordeel, dan zullen jullie eenmaal strenge en onverbiddelijke rechters
tegenover je vinden.
Bedenk bij zulke rechtszaken, dat ziel en geest van de mens heel
gewillig en kneedbaar zijn, maar het lichaam is en blijft zwak, en er is niemand
die zich beroemen kan op de sterkte van zijn lichaam.
In de eigenlijke zin van het woord kunnen er nu nog geen
geestelijk wedergeborenen zijn, want de mensen zullen pas dan tot de ware en
algehele, geestelijke wedergeboorte komen, als de Mensenzoon Zijn opdracht
helemaal heeft vervuld.
Onthoud dit dus en handel daarnaar!"
Wanneer
echtscheiding geoorloofd is
CYRENIUS zegt: "Hartelijk dank daarvoor, want nu ben ik
helemaal voorgelicht over iets, dat mij altijd veel hoofdbrekens kostte bij het
vellen van een goed oordeel. Ik geloof dat er nu nauwelijks een geval meer
denkbaar is waarbij ik nog zou twijfelen hoe te moeten oordelen. Maar één vraag
houdt mij nog erg bezig en dat is: Is er nu helemaal geen omstandigheid,
waarbij men een eenmaal gesloten huwelijk kan ontbinden en de beide partijen,
zonder zich schuldig te maken aan de noodlottige zonde van echtbreuk, weer
kunnen hertrouwen?"
IK zeg: "O ja, zulke gevallen kunnen zich zeker voordoen,
bijvoorbeeld: Als een man een vrouw trouwt, die er heel aantrekkelijk
vrouwelijk uitziet, maar in de huwelijksnacht tweeslachtig blijkt te zijn. In
zo'n geval kan, als dat geëist wordt, het huwelijk meteen worden ontbonden.
Maar het is natuurlijk wel zo: Zonder klagers zijn er ook geen rechters op
aarde. Voor dit soort gevallen zou er eigenlijk een wet moeten zijn tengevolge
waarvan zo'n huwelijk helemaal niet mogelijk is, en waarbij degene, die van
zichzelf wel weet dat hij niet deugt voor een huwelijk, als bedrieger ter
verantwoording geroepen en tot schadevergoeding veroordeeld kan worden. Maar
wat hier gezegd is van de vrouw, geldt ook als de man niet volledig man is. Als
de vrouw hem verlaat en met een ander trouwt begaat zij geen echtbreuk.
Bij mannen kunnen er echter ook zijn die zichzelf gecastreerd
hebben terwille van het Rijk van God, of die al in
hun jeugd om de een of andere wereldse reden zijn gecastreerd, terwijl er ook
zijn die zo geboren worden. Al die mannen zijn geheel ongeschikt voor het
huwelijk en hun ongeschiktheid bepaalt van tevoren reeds dat een eventueel
huwelijk verbroken mag worden.
Ook kan één van de beide partijen een zodanig lichamelijk gebrek
hebben, dat de andere partij daarmee onmogelijk kan leven. Zo'n huwelijk kan
ook ontbonden worden -maar alleen als de ene partij vóór het huwelijk niets
heeft kunnen merken van het gebrek. Als hij of zij ondanks voorkennis toch het
huwelijk is aangegaan, is het huwelijk geldig en kan niet worden ontbonden!
Zulke gebreken, die een ontbinding van een reeds gesloten huwelijk mogelijk
maken, zijn bijvoorbeeld: verborgen bezetenheid van de ene of de andere
partij, periodieke waanzin, een verborgen kwaadaardige huidziekte,
kankergezwellen, het hebben van luizen, een ongeneeslijke longtering, vallende
ziekte, het geheel niet functioneren van minstens twee zintuigen, het lijden
aan jicht en een verpestende stank van het lichaam of de adem.
Als de gezonde partij er vóór het huwelijk niets van wist dat de
andere partij een van de bovengenoemde gebreken had, kan hij meteen na het
voltrekken van het huwelijk weer de algehele ontbinding eisen en die moet
worden verleend! Want in deze gevallen is de gezonde partij bedrogen, en het
bedrog ontbindt iedere overeenkomst en dus ook het huwelijk.
Als zulke echtgenoten zich in onderling overleg niet willen laten
scheiden, is het huwelijk als geldig te beschouwen en later kan het behalve van
tafel en bed niet meer worden ontbonden, want dan geldt jullie gezegde: Volenti non fit iniuria (Gewild
recht is geen onrecht)!
Behalve deze gevallen zijn er haast geen andere die als reden voor
een geldige echtscheiding geaccepteerd kunnen worden.
In alle andere onaangename gevallen moeten de echtelieden tot de
dood geduld met elkaar hebben, want als de jonge echtgenoten de honing van het
huwelijk smaakte, dan moeten zij de gal van het huwelijk ook leren accepteren.
De honing van het huwelijk is toch al het slechtste deel ervan,
want pas bij het bittere deel van het huwelijk begint de gouden levensernst.
Die moet echter overal zijn intrede doen, want kwam die niet, dan zou het
slecht gaan met het zaad voor de hemelen.
Vaak begint pas tijdens bittere levensernst het zaad tot leven te
komen en zich te ontwikkelen, terwijl dit tijdens een doorlopend honingleven
net zo verstikt zou zijn als een vlieg, die zich gretig in de honingpot stort
en door de te grote zoetheid van de honing het leven Iaat. -Is alles je nu
duidelijk?"
Nog meer
raadgevingen voor echtparen en rechters
CYRENIUS zegt:
"Ja, Heer en Meester van boven! Iets is er echter nog wat ik zou willen
weten, en dan is het huwelijk uitputtend behandeld.
Stel dat een man die geheel volgens de regels leeft, een vrouw
heeft met een zeer zinnelijke natuur -zoals er zulke nooit tevreden te stellen
vrouwen jammer genoeg veel zijn. Die zinnelijke vrouw verlangt dagelijks van
haar man zelfs meerdere malen bevrediging en kalmering van haar lichamelijke
behoeften. De man zegt weliswaar tegen de vrouw: ' Je bent in verwachting en
hebt nu gedurende de tijd die God daarvoor bestemd heeft, rust nodig, opdat je je in je gezegende toestand geen kwaad en onnodig lijden op
de hals haalt door de nutteloze bevrediging van je lichaam.'
Maar de zinnelijke vrouw wil niets horen en weten van deze goede
raad en verlangt onstuimig van haar man dat hij haar wens inwilligt. Als de man
doet wat zijn vrouw wil, begaat hij duidelijk ontucht met haar en zondigt hij
volgens uw woord tegen de goddelijke orde. Wijst hij haar echter af, dan
zondigt hij tegen de wil van zijn vrouwen noodzaakt haar tot allerlei
onnatuurlijke bevrediging en of tot overspel en hoererij met andere mannen.
Anderzijds zijn er echter ook zulke geile bokken van mannen die
hun arme, fatsoenlijke vrouwen vaak zelfs een paar uur voor de bevalling nog
niet met rust laten. Daarover wordt vaak luid geklaagd, maar hoe moet een wijze
rechter nu een uitspraak doen die rechtsgeldig en zowel voor God als voor ieder
weldenkend mens aanvaardbaar is?
Als de nette man of de fatsoenlijke vrouw terwille
van de goede orde en het Rijk van God echtscheiding aanvraagt, moet die dan
gegeven worden of niet?"
IK zeg: "Ja, in dat geval kan na een verzoek van de ene of de
andere partij een echtscheiding worden uitgesproken. Echter geen volledige,
maar toch méér dan alleen van tafel en bed, namelijk
ook van de wederzijdse verzorgingsplicht en van het erfrecht. Deze twee zaken
houden bij een geringere scheidingsreden pas op als de ene partij langer dan
drie jaar zonder deugdelijke reden geheel bij de slechts van tafel en bed
gescheiden andere partij is weggebleven en zich niet meer om de achtergelaten
partij heeft bekommerd, maar alleen eigen plezier heeft gezocht.
Bij de scheiding, die moet volgen op aanvraag van de goede partij
in het door jou genoemde geval, vervalt ook meteen iedere andere op wat voor
gronden dan ook gebaseerde aanspraak op recht.
Maar er moet streng op worden toegezien dat de scheiding pas dan
wordt gegeven, als de goede partij daar om vraagt en de slechte partij daarin
toestemt. Als de laatste niet toestemt, maar beterschap belooft, moet ook aan
de goede partij geen scheiding worden toegestaan, maar men moet het slechts
ambtelijk aantekenen en de klager tot geduld manen.
Als echtgenoten die zó gescheiden zijn, weer eendrachtig samen
willen leven, behoeven zij niet opnieuw te trouwen, maar treedt op verlangen
van beide partijen de oude verbintenis weer volledig in werking en een mogelijk
nogmaals gevraagde scheiding kan hen niet meer scheiden, behalve in
noodgevallen van tafel en bed.
Als een man echter een vrouw heeft die veel van hem verlangt en
hij geeft haar zonder hartstocht, als hij daartoe in staat is, datgene, wat zij
wil, dan begaat hij daar niet zo'n grote zonde mee tegen de orde van God, want
de natuur van zo'n vrouw lijkt op een droge bodem, die de tuinman in de hete
zomer vaker begieten moet als hij zijn planten wil behouden. Als dan de vochtige
herfst komt, is de bodem vochtig genoeg. Daarbij moet deze man zijn vrouw
ijverig geestelijk bewerken en vormen, en dat zal hem goede vruchten opleveren.
Geduld is echter altijd beter dan het beste recht.
Een fatsoenlijke vrouw heeft vanwege de grote geilheid van haar
man méér recht om scheiding te eisen, dan een man
vanwege de grote geilheid van zijn vrouw. Want een eenmaal gezegende vrouw
heeft rust nodig gedurende de tijd die God de natuur van de vrouw heeft voorgeschreven.
Voor de man is geen tijd voorgeschreven en hij heeft dus minder rust nodig voor
zijn natuur dan de gezegende vrouw. Daarom moet men in een rechtszaak eerder
naar een gezegende vrouw luisteren dan naar een koele man.
Ook moet er bij een man
rekening worden gehouden met het leven dat hij vóór het huwelijk heeft geleid,
of soms een losbandige jeugd hem door veel zondigen koel en onbekwaam heeft
gemaakt. Bij een erg veeleisende vrouw doet die vraag echter vrijwel niet terzake. Want als zij reeds als jonge vrouw zich vanwege
het geld aan een ontuchtig leven zou hebben overgegeven, zou haar natuur
daardoor erg zijn afgestompt, en als ze dan later nog de eerzame vrouw van de
een of andere man wordt, zullen haar lusten erg zijn bekoeld. Maar als een
vrouw in haar jeugd heel ingetogen haar hete bloed in toom heeft moeten houden
ligt de eventueel strafbare reden niet in de tijd van haar ongehuwde jonge
vrouwenstaat, maar alleen in de natuur van de vrouw, waar in dat geval het
gerecht nauwelijks iets mee te maken heeft.
Tegen het geweld van de natuur is iedere nóg
zo wijze rechterlijke uitspraak een loos gebaar. Daarom zouden bij een
ontvlambare vrouw ook passende middelen van natuurlijke oorsprong toegepast
moeten worden en tevens passende lessen voor het hart van de vrouw, en dan zal
het wel beter met haar gaan. -Kijk, zo moet in dit geval gehandeld worden. Heb
je soms nog bedenkingen, zeg het dan!"
Onderzoek van
toekomstige echtparen
CYRENIUS zegt: "U heeft
zojuist iets over natuurlijke middelen gezegd, waaruit zouden die kunnen
bestaan?"
IK zeg: "Door op een natuurlijke wijze matig te zijn! Een
temperamentvol mens verbruikt altijd meer energie dan iemand die koel is.
Daarom zijn warmbloedige mensen gulziger dan de koudbloedige en hun zin in veel
en lekker eten en drinken groeit steeds.
Als zulke mensen matig worden, of op rantsoen gesteld, waarbij men
hun vriendelijk uitlegt waarom men dat voor hen doet en matigheid en schraler
eten aanbeveelt, zal het bloed weldra rustiger gaan stromen en de zinnelijke
drift zal veel aan kracht beginnen in te boeten, zonder enig nadeel voor de
algemene gezondheid van het lichaam en de ziel.
Als echter bij een zeer veeleisende vrouw, ook door langere
handhaving van de gouden matigheid de natuur nog geen merkbare keer heeft
genomen, moet zij bij afnemende maan 's avonds het aftreksel van gekookte sennabladeren met wat aloësap innemen, ongeveer vier
eetlepels vol. Niet iedere dag, maar alleen iedere derde of vierde dag, en dan
zal het er met de verhitte natuur van de vrouw wel beter uit gaan zien.
Pas als dit alles, aangevuld met goede lessen, weinig of niets
oplevert, kan op aanvraag van de man de vroeger voor dit geval besproken
echtscheiding van tafel en bed begonnen worden.
In ieder geval moet de koele en door haar wellustige man geplaagde
vrouw tien keer eerder aangehoord worden - vooral als zij zich reeds in
gezegende omstandigheden bevindt - dan een door zijn wellustige vrouw geplaagde
man. Want een koele man heeft behalve de middelen der moraal nog een aantal
natuurlijke tuchtmiddelen waarmee hij de opwinding van zijn vrouw heel heilzaam
kan afkoelen, en de warmbloedige vrouw zal er geen schade van ondervinden als
de man, gedreven door zijn geheimgehouden goede wil, haar zo nu en dan eens
ernstig onderhoudt. Dat moet echter nooit zijn oorsprong vinden in een
onderdrukte woede of toorn, maar altijd in ware naastenliefde, omdat het anders
niet alleen geen nut heeft, maar alleen zou schaden.
Dit is nu de kern van alle dingen wat betreft het huwelijk en alle
mogelijke zonden, en overal ter wereld moet men zich daarnaar richten.
De staat moet zelfs een wettelijk voorschrift maken dat de eenmaal
gesloten huwelijken moreel zo goed mogelijk gehouden moeten worden, en dat
mensen die op een of andere wijze lichamelijke of geestelijke gebreken hebben,
niet tot het huwelijk toegelaten dienen te worden, want uit zulke huwelijken
kan nooit een volkomen gezegende vrucht voortkomen.
Maar ook bij mensen zonder gebreken moet onderzocht worden of de
jonge bruidegom en de jonge bruid voor elkaar geschikt.zijn.
Als een gevolmachtigde, wijze onderzoeker zaken vindt die
moeilijkheden kunnen opleveren, moet hij wachten met de toestemming voor het
huwelijk en het toekomstige echtpaar heel duidelijk op de kwade gevolgen
wijzen, en hun vertellen dat de geldige toestemming tot .het huwelijk niet
gegeven kan worden zolang de genoemde zaken voort blijven bestaan.
Ook moet zo'n door de staat
gevolmachtigde huwelijkssluiter de trouwlustigen de ernst en het hemelse, hoge
doel van het gesloten huwelijk goed duidelijk maken.
De gevolmachtigde moet dan pas toestemming geven voor de
huwelijksvoltrekking, als blijkt dat de trouwlustigen steeds serieuzer werken
aan de oplossing van hun problemen, en alleen maar willen trouwen uit
werkelijke liefde voor elkaar. Als teken van de onverbreekbare
echtverbintenis moet hij de belofte van trouw in een boek opschrijven, met
daarbij het jaar en de dag van de echtvereniging en hij moet steeds op de
hoogte blijven van de latere huwelijksomstandigheden - hoe die zich
ontwikkelen, goed of slecht.
Daarom moeten deze wijze gevolmachtigden voor het sluiten van
huwelijken geen vreemde, in een gemeente binnen gekomen, maar altijd uit de
plaats afkomstige mensen zijn, die de mensen, jong en oud, bijna zo goed als
zichzelf kennen. Dan worden daardoor .zeker de vele slechte huwelijken
verhinderd, en er zal dan veel zegen zijn in zo’n gereinigde gemeente.
Het zou daarom goed zijn als er in iedere grotere gemeente een
rechterlijke macht voor huwelijkszaken zou komen, die steeds over alle
huwelijkszaken zou waken. Natuurlijk zou deze rechtsmacht van zeer onbesproken
gedrag moeten zijn, en aan het hoofd daarvan zou overal een man moeten staan
zoals Mathaël.
Deze man zou er voor alles bij huwelijken op toe moeten zien, dat
een jonge man nooit onder de vierentwintig jaar en een jonge vrouw nooit onder
de twintig jaar een geldig huwelijk sluit. Want deze leeftijd hebben zij
minstens nodig om voldoende gerijpt te zijn voor een. goed en ook geestelijk
duurzaam huwelijk. Want te jonge echtelieden richten elkaar door wederzijds
zinnelijk genot te gronde, ergeren zich al gauw aan elkaar en zo ontstaan de
huwelijksmoeilijkheden.
Daarom moet voortaan al het ware geluk in het huwelijk afhangen
van de genoemde huwelijksopperrechter. In de gemeente waar een zeer wijze opperrechter
zijn belangrijke ambt zal uitoefenen, zal het er ook weldra het meest gezegend
uit zien.
Zo'n opperrechter zal dan ook de opvoeding en de juiste tucht.van de kinderen in de hem toevertrouwde gemeente met
oog en hart begeleiden en hij zal alle narigheid met de geëigende middelen
weten te voorkomen. De weerspannigen zal hij
tuchtigen en de ijverigen zal hij prijzen voor al het
goede en ware en hij zal ze belonen door hen te wijzen op de zegen van hun
huishouden.
Maar hij moet niet, zoals het hier en daar al gebeurde, bepaalde
premies uitloven, want zulke uiterlijke motieven deugen niet voor de
geestelijke ontwikkeling van een gemeente. Dan zullen de leden der gemeente
alleen vanwege de premie met elkaar wedijveren in het goede en niet uitsluitend
terwille van het goede, dat het enige moet zijn wat
telt.
Afgezien van het feit dat zulke huwelijken op die wijze zuiverder
in de orde van God worden gehouden en zich altijd zullen kunnen verblijden in
hun zegenrijke vruchten van boven, behoeft het nauwelijks nog vermeld te worden
dat daaruit ook voor een nog zo grote staat en het gezalfde hoofd daarvan,
grote zedelijke en natuurlijke voordelen moeten voortkomen, want als een staat
goede onderdanen wil hebben, moet hun ontwikkeling reeds in de wieg beginnen. Als
ouders goede kinderen willen hebben, moeten zij deze ook al in de wieg beginnen
op te voeden, anders verwilderen zij en worden hun ouders tot last in plaats
van tot troost en steun op hun oude dag.
Blijven de huwelijken echter goed, dan zullen uit die huwelijken
ook goede kinderen voortkomen, en goede kinderen worden ook goede staatsburgers
en die worden dan ook in hun hart geheel burgers van Gods rijk, en daarmee is
dan aan alles voldaan wat de goddelijke orde ook maar ooit van de aardse mensen
kan verlangen! -Is dit alles je nu klaar en duidelijk? (GJE3 66-72)
Tijdens de periode van
Julius Caesar organiseerde men feesten, die vooral gericht waren op het
geven van geschenken aan rechtschapen, zedelijk reine maagden, om ze daardoor
aan te sporen op deze weg verder te gaan. Ook werden in deze tijd de huwelijken
gesloten, waarbij slechts rein bevonden maagden als vrouw genomen konden
worden. Een jonge vrouw, die haar maagdelijkheid niet goed bewaard had, werd
van het huwelijk uitgesloten en kon in het gunstigste geval slechts een
concubine worden van een man, die al één of meer wettige vrouwen had, -anders
bleef er voor haar slechts de verachte en nederige slavenstand over. (GJE
3-104)
Ten aanzien van een bezorgde vader omtrent het huwelijk van zijn
dochter:
“Hoe moeilijk is het voor
een meelevend vader om voor zijn enige, lieve dochter een man te kiezen waarvan
men met enige zekerheid vooruit zou kunnen beweren dat hij voor zijn dochter
helemaal deugt en dat zij met hem gelukkig zal zijn! Hoe vaak hebben ouders in
de huwelijkstempels geofferd voor het welzijn van hun gehuwde dochters en
gedacht dat zij daardoor een gelukkig huwelijk zouden verkrijgen, echter maar
al te vaak waren alle offers voor niets! De huwelijken werden toch ongelukkig
en de getrouwde dochter werd maar al te gauw een echte slavin in plaats van een
vriendin en trouwe metgezellin van haar man.
Maar hier gebeurt wat ik van de ouden heb gehoord, namelijk dat de echte
huwelijken door de goden in de hemelen gesloten worden. Het spreekt wel vanzelf
dat het onjuiste begrip 'goden' helemaal weggelaten moet worden, want als men
eenmaal de ene en alleen ware God heeft gevonden, bestaan de gefantaseerde
goden niet meer .
Dit huwelijk is dus hier
door U, o Heer, Zelf bepaald en bevestigd en ik kan nu met een gerust hart
verwachten dat het ook Uw zegen, o Heer, niet zal ontberen, hoewel die
natuurlijk door het juiste opvolgen van Uw heilige wil moet worden verdiend,
omdat hij anders niet zou worden gegeven. (GJE 3-119)
Wat is onkuisheid?
Jurah vraagt de Heer iets over
onkuisheid te vertellen, ook mede in verband met de wetten van Mozes: “Ik wil
bijvoorbeeld slechts dat gebod van Mozes noemen, waarmee hij de onkuisheid als
zonde verbiedt. Wat is nu eigenlijk precies onkuisheid? Bestaat die alleen
daarin, dat men met een ongewassen lichaam gemeenschap heeft met een
vrouwelijk wezen en zich na de bijslaap wéér niet
wast? Of verstaat men daaronder de geilheid van de begeerte, en de gemeenschap
met een vrouwspersoon, een maagd, een hoer, een concubine of een jonge weduwe?
Valt de blinde ontucht onder deze rubriek, of soms de stomme, sodomitische zonde, of misschien wel een verhouding met een
heel begeerlijke vrouw van een andere man? Moet men, om geheel kuis te zijn,
deze sterkste van alle natuurdriften helemaal onderdrukken? Maar als dat zo is,
dan is het echtelijke bed toch zeker ook niets anders dan een plaats voor een,
als zedelijk geldend, bedrijven van onkuisheid. Want wie staat er voor in dat
de man niet vaker met zijn aantrekkelijke vrouw gemeenschap heeft dan alleen
maar voor het verwekken van een vrucht?!
Ik heb mensen gezien en
gekend die men ware gouden mensen zou kunnen noemen voor wat betreft goedheid,
liefdadigheid, geduld, zachtmoedigheid en barmhartigheid, maar op het
noodlottige punt van kuisheid waren en bleven zij zwak. Zij deden weliswaar
veel om ook op dat punt sterk te worden, maar hun natuur liet zich niet
dwingen, zelfs niet toen de natuurlijke, algehele impotentie hun deel werd. Een
maagd met weelderige vormen maakte nog altijd dezelfde wellustige indruk op
hen. Ook heb ik mensen gezien en gekend
die bij de grootste vrouwelijke schoonheid zo koud bleven als een brok steen,
echte voorbeelden van kuisheid, maar voor de rest waren ze ook in alles
ongevoelig! Niets ontroerde hen! Nood en ellende van de armen waren voor hen
belachelijke zaken, tranen van lijdenden een truc om
medelijden op te wekken. Een vrouw vonden ze een verachtelijk en gemakkelijk te
missen onding, dat in de wereld geen ander doel had dan akker te zijn voor het
zaaien van een soort graan. Het huwelijk vonden zij een van de belachelijkste
instellingen van de menselijke maatschappij. Volgens hun mening moest men alle
gezonde vrouwen in een groot gebouw opsluiten en hen daar door sterke en
vruchtbare mannen laten bevruchten, dan zouden daar louter mooie, gezonde en
sterke mensen uit voortkomen. De lelijke en zwakke vrouwen moest men echter
uitroeien, of hen net als het vee voor het nederigste werk gebruiken en zo lang
laten werken tot ze crepeerden! Dat zijn dingen die ik heb meegemaakt!
Nu vraag ik, of de op het
punt van kuisheid zwakke mens niet in ieders ogen veel vóór heeft op de
ijskoude kuisheidsheld! Wat mij betreft wel! Hoe u, verheven Heer en Meester,
daar over denkt, weet ik niet en dat kan ik ook niet weten. Om daarom ook op
dit door Mozes verboden punt duidelijkheid te scheppen, teneinde niet steeds in
de fnuikende angst te leven iedere keer dat ik zó geslachtelijke gemeenschap
heb voor God gezondigd te hebben, en als de geslachtsdaad hoe dan ook altijd
een zonde is, zult U, o Heer en Meester, ook wel een geneesmiddel daarvoor
kennen, waardoor men de begeerte en de drang als een verkoudheid kan
verdrijven! Want er is niets ellendigers voor een
eerlijk mens dan steeds maar van een bepaalde kant geprikkeld te worden om te
zondigen. De natuur dwingt het lichaam daartoe steeds maar door met
onweerstaanbare kracht en, valt men als een van nature zwaar lichaam door de
vrije lucht, dan heeft men echter ook meteen een doodzonde begaan! Dat is dan
toch wel een beetje te erg, vooral voor een mens, die, god zij geprezen, nog
steeds zo goed mogelijk hoofd en hart op de juiste plaats had. Dus daarover,
Heer en Meester, zou ik van U ook graag een duidelijke uitleg willen krijgen!
Want dat lijkt mij in ieder geval een van de neteligste punten te zijn!"
De zonde tegen de kuisheid
IK zeg: "Als het
leven van een mens geen onbeduidende grap is maar heilige ernst, dan kan ook de
daad waardoor het ontstaat beslist geen beuzelarij maar ook alleen maar zeer
heilige ernst zijn. Begrijp het motief goed, dan zal je vervolgens al gauw
alles vanzelf duidelijk worden!
De aangename gevoelens bij
de geslachtsdaad moeten op zichzelf niet de reden tot de daad zijn. De reden
mag alleen zijn dat een mens verwekt zal worden!
Als je dat begrijpt, zul
je weldra ontdekken dat de aangename gevoelens' slechts begeleidende
verschijnselen zijn, waardoor het werk van de menswording op lichamelijke
wijze wordt mogelijk gemaakt. Als het hoofdmotief je aanspoort, ga dan en doe
het en dan zondig je niet! Maar daarbij moeten toch nog veel regels in acht
genomen worden.
Deze daad mag niet buiten
de sfeer van de ware naastenliefde plaats vinden. Een hoofdregel voor de ware
naastenliefde luidt echter: 'Doe uw naasten datgene, wat u zelf wenst dat uw naasten
u zullen doen!'
Wel, stel dat je een
opbloeiende dochter hebt die een zegen is voor je vaderhart. Je zult om niets
zo bezorgd zijn als om een echt, zegen brengend geluk voor je innig geliefde
dochter. Daarbij is je dochter wel rijp en dus in staat een kind bij zich te
laten verwekken. Hoe zou het jou dan te moede zijn als er een overigens geheel
gezonde man kwam, die de drang voelde om bij een maagd een mens te verwekken en
bij jouw dochter met geweld een vrucht verwekte?!
Kijk, dat zou je met een verschrikkelijke
wraakzucht tegen een dergelijke boosdoener vervullen en je zou hem niet zonder
de ergst denkbare tuchtiging laten gaan!
En toch zou deze man geen
zonde tegen de kuisheid begaan hebben, want hij voelde serieus de drang om zijn
zaad niet buiten een goed vat te verstrooien waardoor een weg tot menswording
zou worden afgesneden. Maar anderzijds is de handeling toch zondig, omdat
daardoor de ware naastenliefde erg veel geweld werd aangedaan!
Stel dat jij zelf in de
vreemde serieus behoefte had aan de geslachtsdaad. In het veld trof je een
vrouw aan en voor geld en goede woorden haalde je haar over je terwille te zijn en de vrouw willigde dat in. Dan zou je
daardoor geen zonde begaan hebben tegen de kuisheid en je zou ook geen
echtbreuk begaan hebben als die persoon tevens wettig met een man was getrouwd.
Maar bedenk eens, in wat voor grote en mistroostige verlegenheid en vervolging
de vrouw komt als de eigen man tegen haar zal zeggen: 'Vrouw, zeg mij wie je
bevrucht heeft, want ik heb je sinds die en die tijd niet aangeraakt!', -kijk,
dat je daardoor de huiselijke vrede tussen een echtpaar hebt verstoord, is een
grote zonde tegen de naastenliefde! Want je zou jouw serieuze drang, als het
geen behoefte is van de wellust, best nog tot een betere gelegenheid hebben
kunnen uitstellen!
Hieruit zie je, dat een
man bij handelingen, die overigens niet tegen de juiste en ware kuisheid
ingaan, ook op alle andere menselijke nevenomstandigheden moet letten, wil hij
niet tegen de een of andere wet zondigen.
Maar een man kan met zijn
vrouw net zo goed onkuisheid bedrijven als met een hoer en nog erger. Want bij
een hoer is niets meer te bederven omdat daar toch al alles bedorven is, maar
een vrouw kan overprikkeld raken en daardoor terechtkomen in een hartstochtelijke
begeerte, waardoor zij dan een veel aanstotelijker
hoer kan worden dan een ongehuwde.
Wie echter
geslachtsgemeenschap heeft met een ongehuwde, zondigt tegen de kuisheid, omdat
zijn handeling alleen de bevrediging van pure wellust en niet het verwekken van
een mens ten doel had en ook niet kon hebben, want puur verstandelijk moet hij
al beseffen dat men op de landwegen geen tarwe zaait.
Naast de zonde tegen de
gewone kuisheid begaat degene die met een hoer gemeenschap heeft, echter ook
nog een zonde tegen het menszijn van zichzelf en van
de hoer, omdat hij door die handeling zijn aard gemakkelijk grote schade
toebrengt en de blinde hoer nog meer verhardt in haar geheime bezetenheid en
haar daardoor ongeneeslijker maakt, hetgeen weer een
zonde is tegen de naastenliéfde.
Wie echter gemeenschap
heeft met een tot hoer gemaakte vrouw, zondigt op gelijke wijze twee en
viervoudig wanneer hij zelf getrouwd is, omdat hij daardoor echtbreuk begaat.
Ik geloof nu, omdat je een
man bent met zuivere gedachten, dat dit weinige voldoende zal zijn, te meer
omdat een mens zoals jij zonder meer weet wat behoorlijk is voor een in alle
opzichten fatsoenlijk man!"
JURAH zegt: "Ja, Heer
en Meester, nu is alles me duidelijk en ik weet nu ook waartoe de vele ontaardingen van de kuisheid moeten leiden! Ja, nu is alles
mij duidelijk! In alles bevindt zich maar één voor God geldige waarheid, welke
thuis hoort in de eeuwige orde, - alles daaronder, daarboven en daarnaast is
slecht!" IK zeg: "Ja, zo is het en zo zal het ook eeuwig
blijven. (GJE 3-214-215)
Onvruchtbaarheid
Zinka gaat in op de vraag van Cyrenius en zegt:
“Bovendien
ken je de wil van de almachtige God van Abraham, Izaak
en Jacob en je kent Zijn orde, waarin Hij vanaf het eerste begin van alle
schepselen slechts één vrouw aan een man heeft gegeven. Vruchtbaarheid of
onvruchtbaarheid van een vrouw die eenmaal met een man in het huwelijk is
verbonden, verschaft je geen reden voor het nemen van een bijwijf, want als je
geduldig wacht, is het toch vrij eenvoudig voor God in de schoot van je vrouw
nog op hoge leeftijd een levende vrucht voor je te verwekken! Lees de
geschiedenis van de aartsvaders, dan zul je ontdekken dat hun geduld en hun
overgave hun op hoge leeftijd nog de rijkste zegen heeft gebracht! Laat Herodias dus met rust en haal geen scheidsbrief bij de
tempel, want God heeft nooit een scheidsbrief ingesteld! Dat heeft Mozes op
eigen initiatief als mens gedaan vanwege de veelvuldige hardheid van de
mensenharten. Daar heeft hij echter niet veel goeds mee verricht en in de ogen
van God de Heer was dat geen goed voorschrift, daar kun je van verzekerd zijn!
Houd je daarom alleen aan je vrouwen Iaat Herodias
niet bij je komen! Geef Zinka (mij dus) de volmacht,
en hij zal het wel in orde weten te brengen dat die adder niet meer bij je in
huis komt! Als je deze raad zult opvolgen, zul je Gods vriendschap behouden,
maar indien niet, dan zul je te gronde gericht worden en een vijand worden van
Jehova! (GJE 4-13)
De
gevolgen van de onkuisheid
(DE
HEER:) "Maar wat betreft ingetogenheid van lichaam en van leven en ware
maagdelijke kuisheid, is er op aarde geen volk dat deze deugd meer in ere houdt
dan juist deze zwarten, en waaraan de zonde van de hoererij, de ontucht en de
onkuisheid minder eigen is dan juist ook deze Moren.
Ook
dat is echter iets van het grootste levensbelang, want als de blanken deze
zonde zouden mijden en alleen maar geslachtelijke gemeenschap zouden hebben
wanneer dat nodig is voor het verwekken van een vrucht in het lichaam van een
deugdzame vrouw, dan zeg Ik jullie: Er zou er niet één onder jullie zijn, die
niet op z'n minst helderziende zou zijn! Maar nu, bij jullie huidige zeden,
verkwist zowel de man als de vrouw de beste krachten door vaak dagelijks de alleredelste en de meest aan de ziel verwante levenssappen
te verspillen, waardoor zij nooit een voorraad hebben waaruit tenslotte een
steeds intensiever licht in hun ziel zou kunnen ontstaan!
Daarom worden zij echter geleidelijk aan steeds tragere en op poliepen
lijkende, genotzuchtige wezens. Zelden zijn zij in staat tot een heldere
gedachte en zij zijn vreesachtig, laf, zeer materieel, humeurig, wispelturig,
zelfzuchtig, jaloers en afgunstig. Zij kunnen moeilijk of helemaal nooit iets
geestelijks begrijpen, want hun fantasie zwerft steeds binnen de
aantrekkingskracht van het stinkende vlees rond en wil zich nooit verheffen tot
iets hogers en geestelijkers. En ook al zijn daar zo
nu en dan ook mensen onder die tenminste op momenten dat zij geen begeerte naar
het vlees hebben een vluchtige blik naar boven richten, dan komen er toch méteen, als zwarte wolken aan de hemel, zinnelijke
gedachten en deze bedekken het hogere zodanig, dat de ziel het volkomen vergeet
en zich meteen weer in de stinkende poel van de lichamelijke lust stort!
Bij
zulke mensen baten de goede voornemens, die zij niet zelden hebben, weinig of
niets. Zij lijken meestal op varkens, die zich met steeds vernieuwde begeerte
in de afschuwelijkste modderpoelen storten en daarin met het hele lichaam rond
woelen, en op honden, die naar dat, wat zij uitgespuwd hebben, terugkeren en
het begerig weer opvreten.
Laat
het jullie daarom naar waarheid gezegd zijn, dat hoereerders en hoeren,
echtbrekers en echtbreeksters, en ontuchtigen van
allerlei soort en van ieder geslacht, moeilijk of ook helemaal nooit de toegang
tot Mijn Godsrijk zullen vinden!
Als
je dat nu in je hart wat te overdreven vindt, probeer dan eens zo'n zinnelijk
mens te veranderen! Begin met hem op de geboden van God opmerkzaam te maken en
zeg tegen hem: 'Vrede zij met je, het rijk van God is dichtbij je gekomen! Houd
op met je zondige leven, heb God lief boven alles en je naaste als jezelf! Zoek
de waarheid, zoek het rijk van God in de diepte van je hart! Laat de wereld en
haar ijdele materie varen en probeer het leven van de geest in je te wekken!
Bid, zoek en handel binnen de orde van God!" -en je zult deze woorden tot
volledig dove oren gericht hebben! Hij zal je uitlachen, je de rug toekeren en
tegen je zeggen: 'Verdwijn, vrome dwaas, maak me niet kwaad met je domheid,
anders noodzaak je mij je in je gezicht te slaan! ,
Zeg
Mij, wat zou je dan nog verder tegen zo'n lichamelijke woesteling beginnen,
vooropgesteld dat je daartoe niet door de overheid gemachtigd bent? ! Als je
hem voor de tweede maal vermaant, staat je een nog ergere grofheid te wachten
dan de eerste! Wat dan?
Verricht
een wonder in zijn bijzijn! Zal hem dat misschien ogen en oren openen? O kijk,
dat zal hij voor een goocheltruc aanzien en hij zal tegen je zeggen: 'Laat nog
eens meer van die vermakelijke kunsten zien! ' -maar het mag hem niet schaden,
anders vergrijpt hij zich aanjou en vecht met je op leven en dood; en als je
zijn ledematen zou verlammen, zou hij je de ontzettendste
vloeken naar het hoofd slingeren!
Daarom
is een hoereerder niet alleen een zinnelijke zondebok, maar, als hij geprikkeld
is, ook een heel slecht mens; hij zit vol wild vuur en is blind en doof voor al
het goede en ware van de geest. Een rover zul je veel eerder bekeren dan een
echte hoereerder en echtbreker." (GJE 4-230)
Uitzonderingsgevallen met
betrekking tot huwelijkszaken
MIJN LEERLINGEN kwamen
daarentegen naar Mij toe en zeiden: "Heer, als het er wat betreft de zaak tussen
een man en een vrouw zo voorstaat, dan is het werkelijk niet goed om te huwen! (Matth.
19, 10) Want soms zijn vrouwen immers ware hellevegen tegenover hun
man, en daarom denken wij dat het wat Uw orde betreft toch niet zo heel erg
onpassend zou zijn om zich van zo'n vrouw te laten scheiden en vanwege het
huishouden naar de hand te dingen van een andere vrouw. Want krijgt een man een
slechte, ontuchtige vrouw, dan is er in zo'n huis toch altijd ruzie en twist en
vallen er veel boze woorden, wat in het huis zelf en bij de buren altijd
ergernis moet opwekken. Maar als zo'n man zich van zo'n vrouw laat scheiden,
zal er spoedig volledige rust in zo'n huis heersen. En in dit geval zijn wij
toch wel van mening, dat de scheidbrief van Mozes voor ieder menselijk gezond
verstand volledig gerechtvaardigd is."
Hierop zei IK tegen de
enigszins verlegen leerlingen: 'Niet allen vatten dit woord (dat voor de
Farizeeën gesproken werd), maar alleen diegenen aan wie het gegeven is om het
te begrijpen (Matth. 19,11), en tot nog toe hebben jullie het ook
niet begrepen, ofschoon het jullie gegeven is het te vatten; maar desondanks
moeten jullie het begrijpen en dat zullen jullie ook!
Ten eerste verwijs Ik
jullie naar hetgeen Ik je over dit onderwerp reeds meerdere malen gezegd heb,
en dat op uitputtende wijze.
Ten tweede
spreekt het vanzelf dat Ik jullie door Mozes nooit een scheidbrief gegeven zou
hebben als Ik hiervan niet in sommige gevallen, die wel met redenen te omkleden
zijn, de noodzaak had ingezien. Maar weten jullie dan niet wat voor een
verderfelijk misbruik de Farizeeën in deze tijd en ook reeds lang daarvoor met
echtscheidingen begaan?! Zijzelf stichten heimelijk allerlei onvrede in een
overigens goed huwelijk en brengen het tenslotte zover, dat de echtelieden zich
moeten laten scheiden. Wel, de echtscheiding wordt door de priesters voltrokken
en kost veel geld, en dat is precies de reden waarom er in deze tijd zoveel
echtscheidingen voorkomen en waarom Ik in dit opzicht de Farizeeën Gods
oerwetten voor ogen heb gehouden. Mijn macht kennen ze en daarom zijn ze ook
met heimelijke boosheid verdwenen.
En ten derde zeg Ik jullie
nog iets, en luister daar goed naar en teken het zelfs op! Zie, er zijn onder
de mensen van beiderlei kunne sommigen die reeds vanaf de moederschoot
onvruchtbaar zijn, anderen, maar alleen mannen, die door mensen om wat voor
reden dan ook ontmand zijn, en tenslotte zijn er mannen die zichzelf omwille
van het hemelrijk ontmand hebben! Wie dat begrijpen kan, begrijpe
het! (Matth. 19,12)
Kortom, deze zijn niet
meer geschikt voor een huwelijk, en ieder met zulke ontmande mannen gesloten
huwelijk is volledig ongeldig en kan zonder enig bezwaar geheel gescheiden
worden, en degene die niet onvruchtbaar is gemaakt kan zonder echtbreuk te plegen
opnieuw trouwen. Maar is iemands vrouw onvruchtbaar, dan kan hij met de juiste
instelling datgene doen wat de oude vaderen gedaan hebben om nazaat te verwekken
en hij zal daarvoor niet voor het gerecht gedaagd worden. - Ik denk dat jullie
het nu eindelijk begrepen zullen hebben"
PETRUS zei: 'Op één ding
na wel; maar wanneer iemand een vrouw heeft die puur uit aangeboren geilheid
ondanks alle vermaningen en liefdevolle terechtwijzingen toch steeds hoererij
bedrijft en dus totaal onverbeterlijk is, moet men zich van zo'n vrouw dan ook
niet laten scheiden? Of wat is dan volgens Uw wil juist om te doen?"
IK zei: 'Je kunt je van
zo'n vrouw die duidelijk echtbreuk pleegt zonder meer laten scheiden, - maar
zolang ze leeft mag je geen andere vrouw huwen! Want je kunt niet weten of je
vrouw zich in de toekomst niet bekeert en vol berouw terugkeert naar je huis,
zodat je dan een trouwe vrouw hebt die haar leven gebeterd heeft. Heb je echter
in die tussentijd een andere vrouw gehuwd, en je vroegere vrouw die zich heeft
gebeterd zou dan vol berouw bij je terugkomen, dan zou je haar vanwege je
nieuwe vrouw niet meer kunnen aannemen, en zie, dat zou immers toch iets
slechts zijn voor jou en nog slechter voor jouw nu beide vrouwen; want de
eerste zou je geen barmhartigheid kunnen schenken en van de laatste zou je niet
kunnen scheiden, en toch moet je zo barmhartig zijn als je Vader in de hemel
barmhartig is. Maar als je de barmhartigheid niet kunt beoefenen, wat ben je
dan en wat wil je dan doen om in Mijn orde te blijven? Heb je echter aandrang
en veel natuur, kijk dan terug naar de oude vaderen; maar wees in je hart God
trouwen hoed je voor geilheid, ontucht en hoererij!
Want zij die hoererij en
echtbreuk plegen zullen Gods rijk niet binnengaan?" (GJE 5-256)
Uit Bisschop Martinus: “ Want een vrouw is als een vat, maar een
geestelijk vat om het licht uit jullie harten op te nemen en te bewaren.
Tegelijk echter is de vrouw een dienstmaagd in de levenskeuken van het hart en
houdt het heilige levensvuur brandend in de haard, die ik in jullie harten heb
gebouwd. En dus moeten jullie nu ook elk een vrouw nemen en helemaal één met
haar zijn voor eeuwig. Martinus, Ik denk, dat jou dat niet onaangenaam zal
zijn?' MARTINUS zegt, diep bewogen: 'O, Heer, U kent mijn natuur het beste! Wat
U me zult geven, zal mij oneindig gelukkig maken. Chanchah
of Gella, dat is mij om het even; of als dat mogelijk
zou zijn, zo'n zonnedochtertje. O, dat zou het allermooiste zijn!' IK zeg: 'Dat
ligt nu aan jou; je bent vrij en mag daarom ook vrij kiezen!' MARTINUS zegt: 'O Heer, alleen Uw wil
geschiede!' IK zeg: 'Nu, neem dan degene, die het dichtst bij je staat!'
MARTINUS, die vol zaligheid meteen om zich heen kijkt, ziet reeds Marelisael, de eerste en mooiste van de drie zonnedochters,
aan zijn zijde. Hij brengt haar naar Mij toe en vraagt: 'Heer, is dit de
juiste?' IK zeg: 'Ja!' en zegen hem voor eeuwig, waarmee Martinus voleindigd
is.
Vol gelukzaligheid kust hij zijn hemelse vrouw en beseft nu, dat
daardoor zijn liefde zich voor eeuwig met de wijsheid heeft verbonden. Beide
loven en prijzen Mij nu als uit één hart en uit één mond. Want zo ontstaat uit
de gescheiden Adam pas in de hemel weer een volmaakt mens, doch in een
afzonderlijk, persoonlijk zalig wezen. Na Martinus krijgt Borem
Surahil, de tweede van de drie zonnedochters en Chorel Hanial, de derde van de
drie - en beide zijn gelukkig en onmetelijk zalig! MARTINUS, die zich van geluk
en zoete verrukking nauwelijks kan beheersen, zegt: 'O Heer, Gij beste,
heiligste Vader. Hier zou ik nu ook wel, zoals eens Petrus
op de berg Tabor willen uitroepen: 'Hier is het goed
om te zijn!' Maar alleen Uw wil geschiede!'
IK zeg: 'Mijn lieve, nu
voleindigde Martinus. Heb je op de aarde het oude spreekwoord nooit gehoord:
'Wie de liefde heeft, voert de bruid naar huis.' Zie, dat zal nu ook bij jou
het geval zijn. En, omdat wij in dit grote huis nu alles op orde hebben
gebracht, zullen wij weer naar huis terugkeren! Maar de weg die we zullen gaan,
zal voortaan open blijven voor deze nieuwe kinderen van Mij op deze grote
lichtaarde tot in jouw en Mijn huis! Doch allen die jij hebt opgenomen in jouw
huis, blijven voor eeuwig van jou en van Mij. Want wat van Mij is dat is nu ook
van jou en wat van jou is, dat is ook voor eeuwig van Mij.
Zo zul jij ook voor eeuwig
de beschermengel van dit huis en zijn gemeente blijven in Mij, zoals Ik in jou.
Maar niet alleen de gemeente van deze aarde, doch ook alle twaalf poorten van
je huis zullen je in talloze andere aardegemeenten brengen, waar je pas
zaligheden zonder maat en tal zult vinden!'
Volgens Swedenborrg zijn er in de Hemel geen huwelijken die alleen
van het lichaam zijn. De enige huwelijken die in de hemel bestaan zijn die
waarin een huwelijk van ziel en geest tot stand gekomen is, in hetwelk de
echtgenoten inderdaad tot één vlees geworden zijn. Ook kan niemand in het leven
na de dood trouwen als zijn gemoed niet verlangt naar en in staat is tot een
geestelijke vereniging met een echtgenote daar. Het is zelfs letterlijk waar,
indien iemand daar in zijn hart niet een binnenste verlangen heeft naar een
vereniging van de geest in het huwelijk,
hij onwaardig zou zijn voor een huwelijk in het leven na de dood.
De dood van het licham zal het karakter van een mens niet plotseling
veranderen. Indien zijn leven boos geweest is, een leven alleen van zelfliefde
en liefde tot de wereld, zal het door de dood niet plotseling veranderen in een
leven van liefde tot de Heer en tot de naaste, noch omgekeerd. Indien een mens
in dit leven geen huwelijk van zijn geloof en zijn liefde heeft tot stand
gebracht, zodat hij leeft wat hij gelooft, zal hij in zijn eigen liefde
blijven. Dat innerlijk huwelijk of verbinding tussen het geloof van een mens en
zijn liefde moet in deze wereld worden gesloten, want anders kan het niet na de
dood worden gesloten. Dit is een geestelijk huwelijk, een verbinding van de
mens met de Heer, die in dit leven moet worden begonnen.
Met betrekking tot het
huwelijk van man en vrouw is iets eenders waar. Indien zij in dit leven niet verlangen
en streven naar een vereniging van hun gemoed en geest, kunnen zij na de dood
niet getrouwd zijn. Of, indien zij ongetrouwd zijn en niet zo leven, dat zij waardig zijn tot een
eeuwige verbinding met iemand, kunnen zij na de dood niet getrouwd zijn.
Overweeg deze dingen en dan kan worden gezien dat het huwelijk en waarvoor zij
bedoeld zijn, een eeuwig huwelijk is, een huwelijk van ziel, geest en gemoed.
Zulk een huwelijk behoort ieder mens in zijn leven te beogen. Voor zulk een
huwelijk behoren zij van hun jeugd af aan te worden opgevoed en voorbereid.
Zo’n huwelijk is een kostbare parel van het leven en een bron van gezegendheid,
geluk en verrukking e voor eeuwih in het leven hiernamaals.
De tegenwoordige
verwarring over het huwelijk in de kerk en samenleving in het algemeen maakt
het gemoed van zowel jongeren als ouderen ontvankelijk voor ijdele zelfzuchtige
en onedele ideeën over het huwelijk. Het maakt het gemoed betrekkelijk weerloos
tegen de onzedelijkheid die het hoofd en het lichaam van de moderne samenleving
uitholt.
Maar men beseft over het
algemeen niet welke schade gedaan wordt aan de geest van de mensen en aan hun
eeuwig geluk door zulke verkeerde ideeën. Het huwelijk dat de Heer leerde is
voor hen die bereid zijn erna te streven om het te volbrengen, de edelste van
alle menselijke relaties. Het is de bron van innigste gezegendheid des levens,
zowel in dit leven als in het leven hiernamaals. De hemel zelf is daarin en de
hemel wordt in gevaar gebracht bij hen die er zich niets van aantrekken of die
het geweld aandoen.
In het boek Weg tot
Wedergeboorte zegt de Heer, dat wellust de geestelijke ontwikkeling verhindert
Zie ook Gr.Ev.Joh. VII/41 (8 - 13) (De Heer tot Agrikola) “Een goed, met verstand, wijsheid en
zelfverloochening gepaard gaand huwelijk verhindert de geestelijke
wedergeboorte niet, maar de wellustigheid maakt haar onmogelijk. Vliedt deze
daarom erger dan de pest! Wellustelingen van beiderlei geslacht, zij het ook
dat zij na enige tijd geheel tot inkeer komen en door grote zelfverloochening
een geheel kuis leven beginnen te leiden en door zo'n echte boete ook de
volledige vergeving van hun zonden verkrijgen, zullen toch de volledige
geestelijke wedergeboorte moeilijk of niet bereiken, maar slechts ten dele;
want de ziel van zo'n mens heeft genoeg te doen zich zo ver van haar vlees vrij
te maken, dat zij de vermaningen van de Geest zoveel verneemt, als tot haar
heil noodzakelijk zijn. Zo'n mens kan weliswaar nog zeer goed en wijs worden
en veel goeds doen; maar tot de wonderbaar machtige daadkracht zal hij moeilijk
in alle volheid komen. Dat kan zo'n ziel pas in het hiernamaals verkrijgen.
Een dergelijke ziel lijkt
op een mens, die jarenlang ziek was en tenslotte door een zeer goed
geneesmiddel gezond is geworden. Zoals deze echter door gebrek aan inwendige
ontwikkeling van spieren en zenuwen en de oefening daarvan niet gemakkelijk tot
de volle lichaamskracht van een kerngezond mens kan komen, evenzo gaat het een
lang ziek geweest zijnde ziel; ontbreekt van aanvang af de ware en zuivere
liefde tot God, evenals het geloof en de wil, dan ontbreekt haar nog meer de
oefening daarin, en de kracht van deze drie eigenschappen van het leven der
ziel blijven bij een volledig gebeterde wellusteling toch steeds achter, hoewel
in de hemel over de algehele bekering van een zondaar meer vreugde heerst, dan
over negenennegentig rechtvaardigen, die nooit boete hoefden te doen. Want wil
de liefde, het geloof en de wil krachtdadig worden, dan moeten zij reeds vanaf
de jeugd behoorlijk gevormd en dan goed geoefend worden. - Wie kinderen heeft,
die dient ze reeds vanaf hun prille jeugd te oefenen in deze drie delen van de
zuivere liefde tot God en eveneens van het geloof en de wil, en zij zullen dan
met de overwinning van de wereld veel minder moeite hebben.”
“Wat jullie onder de
zinnelijke geslachtsdaad verstaan, betekent hier de vereniging van het goede
van de liefde en het ware van het geloof tot een liefdevolle ontplooiing. Dit
alles verhoudt zich hier als oorzaak, werking en doel. Wie aldus wil werken,
moet immers eerst het werkende principe dat daaraan ten grondslag ligt in zich
opnemen en dat is hier hetgeen onder het opnemen van voedsel wordt verstaan...
Jullie hebben ook op aarde
reeds een overeenkomstige daad die lijkt op de geslachtsdaad van de geesten.
Wat gebeurt er eigenlijk als een levenskrachtige man een of andere vrouw
zogenaamd magnetisch behandelt? Hier gebeurt niets anders dan dat de man met
zijn krachtige geest de zwakkere geest van de vrouw binnendringt, deze daardoor
opwekt en met zijn kracht ondersteunt, doordat hij zich met haar voor een
bepaalde tijd magnetisch verbindt en gedeeltelijk fijnstoffelijk
verenigt of anders gezegd met haar een `geestelijke echtverbintenis' aangaat.
Wat is de uitwerking van deze verbintenis? Als jullie maar enigszins de veelvuldige
verschijnselen op dit gebied beschouwen dan kunnen jullie onmogelijk wat
anders zeggen dan: de kracht van de zwakke vrouwelijke geest is door de daarmee
verenigde kracht van de mannelijke geest zeer verhoogd en kan in zo'n toestand
dingen tot stand brengen die een geïsoleerde geest in zijn natuurlijke toestand
toch hoogst zelden en dan nog slechts heel moeizaam tot stand kan brengen.
Helderziendheid, het in zichzelf en anderen inzicht krijgen en, kort gezegd,
het krachtige, helder geestelijke doordringen in anders ondoorgrondelijke
diepten van de schepping, is het gevolg van zo'n vereniging.
Welnu, precies zo is geestelijk de zogenaamde geslachtsdaad
geaard. Het is een elkaar vastgrijpen van twee innig verwante geestelijke
potenties en het gevolg daarvan stemt dan ook overeen met de jullie bekende
handeling die we zojuist hebben besproken. Nu zeggen jullie wel dat het
allemaal duidelijk is, maar jullie vragen nog op welke manier deze handeling
hier wordt verricht. Ik zeg jullie: zo'n handeling wordt op dezelfde manier
verricht als bij echtelieden maar er is daarbij van een of andere vorm van
zinnelijkheid geen enkel spoor te bekennen.
In de eerste Kerk, de Adamitische, werd
de geslachtsdaad bij de mensen, die toentertijd voortdurend met de hemel in
contact stonden, eveneens veel meer op een geestelijke dan op een zinnelijke
manier verricht. Bij gelegenheid van zo'n daad werden de beide echtgenoten meer
dan anders door de goddelijke Geest doordrongen, raakten daardoor lichamelijk
in slaap, ontwaakten spoedig uit deze natuurlijke slaap en werden dan één in
de geest en daardoor ook volkomen in hemelse vervoering gebracht. Eerst in die
toestand verrichtten ze de geslachtsdaad en werden al spoedig daarna weer
gescheiden en lichamelijk in de natuurlijke sfeer teruggeplaatst.
Om deze reden werd deze daad toentertijd ook `éénslaap',
`medeslaap' of ook `bijslaap' genoemd. Daar de mensen mettertijd echter door
allerlei wereldse genoegens aardser en zinnelijker werden, begonnen ze ook
zonder geestelijke voorbereiding in hun aardse sfeer de vrouwen zuiver
lichamelijk te beslapen, raakten daarbij niet meer in een geestelijke slaap of
beter gezegd in een natuurlijke slaap opdat de geest vrij zou worden. Daardoor
werden de vruchten als resultaat van oorzaak en werking dan ook zoals de
oorzaak en de werking zelf waren. Jullie zeggen immers zelf: `Ex trunco non fit Mercurius'.( Uit een boomstronk ontstaat
niets goddelijks.) Hoe is het derhalve dan mogelijk om langs zuiver dierlijk natuurlijke
weg vruchten van de geest te verwekken? Ik ben van mening dat, als jullie
slechts enigszins acht slaan op deze belangrijke, oudhistorische,
volkomen ware beschrijving, jullie je nu ook de zuiver hemelse geslachtsdaad
juister en waardiger kunnen voorstellen dan jullie anders mogelijk zou zijn
geweest, terwijl jullie deze daad, door zijn tegenwoordige, puur zinnelijke
verschijningsvorm, op grond waarvan de wetten van Mozes met betrekking tot de
onkuisheid werden gegeven, noodgedwongen als onzuiver en dus ook onheilig
moesten beschouwen.
Dit weten jullie nu. Maar wat betekent dan de geestelijke
`verrichting van de noodzakelijke behoefte', die met de natuurlijke
overeenkomt? Wat betekent dan de natuurlijke? Niets anders dan het wegwerken
van de uiterlijke vorm, nadat deze als draagster van levenbevattende
substanties, deze substanties heeft afgegeven. Kijk, het leven kan zich
onmogelijk anders manifesteren en uiten dan slechts in een met haar
overeenkomende vorm. Deze vorm komt overeen met alle uiterlijke vliesachtige
omkledingen van de dingen. Ook al zijn de vruchten die jullie hier zien, niets
anders dan louter levende overeenstemmende vormen, voortgekomen uit de liefde
en de wijsheid van de Heer, maar dan zoals hier zichtbaar wordt, ook als overeenkomstige
vormen van waarachtig geloof en daadkrachtige liefde, kunnen ze toch niet
zonder een uiterlijke vorm worden voorgesteld, evenmin als een gedachte zich
kan manifesteren zonder woorden.
Als jullie dus woorden horen, dan eten jullie geestelijke vruchten.
De woorden als vormen worden door jullie weer heel vlug geestelijk weggewerkt,
maar de betekenis van de woorden blijft in jullie. Kijk, dit stemt volkomen
overeen met deze geestelijke verrichting van de noodzakelijke behoeften. De
vormen zijn de dragers van het levende. Daar het levende echter puur goddelijk
en dus het meest innerlijke en allerzuiverst
geestelijke is, kan het ook door geen uiterlijke geest volkomen zuiver worden
opgenomen. Daarom schept de Heer dan overeenstemmende liefdevormen, die dan
dragers van Zijn leven zijn. Willen we derhalve dit leven in ons opnemen, dan
moeten we het samen met de vorm opnemen. Pas in ons wordt de vorm als
levensdrager vernietigd; het leven wordt daardoor vrij en verenigt zich al
spoedig met het eveneens goddelijke leven in ons, sterkt het en houdt het
levendig. De vorm zelf, als vernietigde huls, wordt dan volgens de ordening van
de Schepper uit ons gehele levende wezen verwijderd.
Bij jullie op aarde noemt men zoiets het `afval' maar hier wordt
dat de scheiding genoemd. Bij jullie is de vorm grofstoffelijk, bij ons is het
eveneens geestelijk, dus onmiddellijk vervluchtigend en geheel verdwijnend.
Daar jullie dit nu allemaal weten zullen we weer terugkeren naar ons grote,
wondermooie gezelschap. Kijk, ons vroegere stamouderpaar staat reeds bij ons.
Hij komt naar mij toe en zegt: machtige bewoner van de eeuwige morgen en toch
zeker een heel geliefde vriend van de Heer, zie, we hebben nu alles verlaten en
ons gehele bezit en onze kostbaarheden op jouw aanraden weggegeven. Je ziet dat
we met velen zijn en toch is er niet één onder ons die anders gezind zou zijn
dan ik ben. We staan hier nu deemoedig voor je; zeg jij, die hier in Naam van
de Heer bent, maar wat je wilt en wat de wil van de Heer is, dan zullen wij het
doen!
Nu zeg ik tegen hen:
geliefde broeders en zusters, heb geen spijt dat jullie gekozen hebben voor de
liefde voor de Heer en volg ons in Zijn Naam! Kijk daarginds, aan de andere
kant van de rivier waar jullie op min of meer onherbergzaam lijkende heuvels op
gepaste afstand van elkaar kleine onaanzienlijke huisjes zien liggen, daar zal
ik jullie naartoe brengen en ieder zijn eigen woning geven. Jullie zullen daar
weliswaar niet zo aangenaam en mooi wonen als hier in dit prachtige paleis,
maar daaraan zullen jullie moeten wennen, want in de eeuwige morgen in
voortdurende tegenwoordigheid van de Heer woont men niet in zulke paleizen,
maar in heel eenvoudige kleine hutten. Ook is men daar niet zo schitterend
gekleed als hier maar de waarachtige kinderen van de Heer lopen bijna geheel
naakt rond. Daar mag niemand werkeloos zijn, want de Heer weet zijn kinderen
voortdurend volop bezig te houden.
Hier hadden jullie `zalige
rust' en genoten heerlijk en vredig van alles wat jullie in zo'n rijke
overvloed bezaten; daar wordt men echter niet zo onderhouden. Men moet er
werkelijk ijverig werken om zijn dagelijks brood te verdienen. Hier hoefden
jullie nergens om te vragen of voor te danken, want de Heer gaf jullie alles
vrij uit Zichzelf in de grootste overvloed, maar daar zullen jullie altijd de
Heer en de Vader moeten vragen en danken. Hier had iedereen als zelfstandig
heer zijn eigen tafel en kon eten en drinken naar eigen welgevallen. Daar heeft
niemand een eigen tafel, maar moeten allen bij de Vader aan tafel komen. Hier
kunnen jullie eten wat je wilt, maar daar is de regel: eet wat jullie op tafel
wordt voorgezet... (De geestelijke Zon – 45)
In het boek “Genezing en
Gezondheid”, deel 4 vinden wij met betrekking tot het huwelijk vele
hoofdstukken, die handelen over het heilig huwelijk van de mens.
Gezond huwelijk.
a) Waarschuwing voor onreine
wezens.
b) Zegen der kuisheid
c) Over het vermogen tot verwekken en het
juiste gebruik ervan
d) Een evangelie van het huwelijk.
e) Vaderwoorden op de huwelijksweg.
f) De
wil van God voor man en vrouw
g) Slechte huwelijken en hun vruchten.
h) Man en vrouw
Bron: Philip N. Odhner, ds. Van Balen, Swedenborg, Jeugd van Jezus, Johannes Evangelie delen (Lorber), en aangegeven bronvermeldingen.
UpToDate 2023-2024