Het GEWETEN

Wat is eigenlijk ‘geweten’? Taalkundig zou je kunnen stellen dat het ‘ge-weten’ uit twee dimensies komt: het verleden [Ge] en de tegenwoordige tijd [Weten). Twee lettergrepen uit verleden en heden. Weten of kennis heeft te maken met ‘kennen’, bekennen’, ‘verkennen’ en ‘ontkennen’!

De boom van kennis van goed en kwaad heeft er mee te maken. [Gen.2:16,17] Er is een dialoog tussen Adam en Eva over de kennis, het kennen van het goede, en van het ‘kwade’. Het eerste mensenechtpaar werd geconfronteerd met het ‘geweten’, dat onderscheid maakt tussen plus (+) en minus (-). Als je ergens kennis van neemt, en die kennis ook in je opneemt, zal die kennisbank later van pas komen. We denken aan opvoeding en scholing in allerlei zaken. De Heilige Schrift benadrukt dit in vele historische beschrijvingen, eveneens in de levensleer van Jezus via de nieuwtestamentische evangelisten en de Nieuwe Openbaring van Johannes.

Ten tijde van Adam werd bij één van de oervaderen – dit was Lamech - in bepaalde zaken het geweten dermate belast, dat hij zelfs de mooiste muziek niet meer kon verdragen, omdat door de opgewekte vibratie zijn geweten vreselijk begon op te spelen en dat de hemelse klanken zo pijnlijk tot hem doordrongen, dat het voor hem te ondraaglijk werd en hij zijn muzikant wegstuurde.

We lezen als volgt: Zie, Lamech had nu niemand meer om hem te troosten. Niets sprak hem aan; de muziek deed zijn gewe­ten sidderen en hij hoorde in de zach­te trillingen alleen de laatste zucht van zijn vermoorde broers en de toon van de fluit sneed hem door zijn ste­nen hart.

 

En dus vervloekte hij Jubal, dat hij zulke ellendige dingen opriep, die hem bij de klank van iedere toon niet alleen zevenenzeventigvoudig doodde, maar hem altijd een dui­zendvoudige dood bereidde. Om die reden, die steeds weer zijn geweten zo verschrikkelijk verontrustte, moest Jubal het hof verlaten en hij mocht zich niet meer laten zien als zijn leven hem verder nog iets waard was.  [Hui1-39:5]

Hier betreft het een ‘afgedwaalde’ Lamech, die als een wreed tiranniek mens met sociale persoonlijkheidsstoornissen het volk regeerde. Hij leefde in de laagte onder het Kaukasusgebergte, grenzend aan het noordelijke Turkije, Armenië. Nu werd het volk uit de laagte door Adam uitgenodigd te komen op het hoge gebergte onder leiding van de Heer. Zou er nog iets kunnen roeren in hun ‘geweten’, dat al zo bezoedeld was? Eenmaal daar aangekomen bogen zij zich vreesachtig voor Adam en zijn gezelschap verbaasden zich over deze bangachtige houding. Maar HENOCH zei hem:

‘Luister, Adam, en luister allemaal, vaderen, deze kinderen zijn door een te grote vernedering van onze kant helemaal moedeloos geworden; deze vernedering heeft hen van hun liefde voor ons beroofd en vulde daarvoor in de plaats hun hart met een onder­danige vrees.[Hui1-81:10]

Het geweten kan dus ook verkommeren door dwaasheden. Lamech ging later ook mee naar de hoogte en werd herhaaldelijk geconfronteerd met zijn slechte geweten. Op de hoogte was er ook een tempel. Mocht of kon hij deze wel betreden? Om de tempel te betreden met een ongelovig hart, was een onzuivere daad, zo dacht hij bij zichzelf.

Op uitnodiging van een WIJZE MAN zei hij: ‘Ik was nog altijd een allergrootste, verwerpelijke zondaar ten aanzien van God om met een enigszins goed geweten zo’n heilige plaats te betreden.’ [Hui3-54:7]

‘Wie echter slechts uit een zekere gewoonte deze tempel zal betreden om zijn dwaze geweten te sussen, die doet er beter aan buiten te blijven. Want wie zich niet aan deze tempel stoot en zijn materie niet te pletter laat slaan, die zal daarbinnen geen leven van de geest en diens wijsheid vinden, maar wel het gericht van zijn geest in de materie en hierdoor de dood.’ [Hui3-169:8]

Ieder mens draagt in zijn geweten een geest die hem corrigeert, ook al lijkt het bestraffend. Een woordvoerder zei tegen OHLAD, die de regie had over 99 mensen: ‘Zij weten niet dat die wetten (van boven gegeven) al van eeuwigheid af aan de straf in zich dragen zoals ieder mens een straffende geest in zijn geweten in zich draagt.[Hui3-174:4]

Een van de dertig hogepriesters in de laagte moesten zich verantwoorden bij hun generaal, die ooit ook een priester was. Deze onderpriester, nu in een hogere functie zei tegen één van de dertig: ‘Zie, ook jij hebt je geweten moeten uitschakelen om daardoor ten eerste je huid te redden en ten tweede je maag de om druk van de leegte te sparen!’…[Hui3-238:10]

Bij MAHAL [de broer van Noach] speelde zijn geweten op en hij uitte zich tegenover zijn dochter Agla, en zei: ‘Daarom zijn mijn daarop volgende handelingen voor mijn geweten minder belastend, omdat zij het gevolg zijn van de eerste handeling! O, had ik die allereerste handeling tegen de goddelijke orde nooit begaan, dan waren alle andere achterwege gebleven.

Bij de eerste schrede naar de laagte had ik meteen al moeten omkeren, dan zou ik nog zijn zoals ik vanaf mijn geboorte was en allen die ik heb gedood zouden nog leven! Maar nu is het te laat en er blijft voor mij niets anders over dan het berouw over mijn eerste stap naar deze laagte hier!’ [Hui3-303:6,7]

In de volgende tekst heeft de Heer het misschien over de inwoners van het Middengebergte in Oost-Afrika, die in een verborgen dal leven tot op deze dag, maar wel volgens de orde van de Heer. De Heer zei: ‘Zie, er zijn op aarde in ver van hier verwijderde gebieden nog nakomelingen van Kaïn! Voor hen was een indirecte openbaring genoeg, en tot op dit uur leven zij nog in Mijn orde; en de weinigen onder hen die meer of minder regelmatig door een daad hun geweten hebben belast, heffen nu in deze algemene nacht van het naderende gericht vertwijfeld hun handen naar Mij en smeken om erbarmen!’ [Hui3-352:7]

Als de mens zijn geweten reinigt zal zijn leven gemoedelijk worden! Maar ook hij kan via een christelijke gemeente zijn geweten zuiveren en wel op deze wijze, als nader omschreven van de Heer:

Als iemand Mij bijvoorbeeld wat verschuldigd is, zoals de ene mens aan de ander, dan kan de mens de ander van die schuld vrijmaken om de mensen het leven zoveel mogelijk te verlichten en hun overal de gelegenheid te geven hun geweten te zuiveren en een welgemoed leven te leiden.[Aarde, hfdst 71:21,22]

De Heer zegt: ‘Maar wie de geheimen van het leven wil achterhalen door zijn wereldse verstand, zal ze zeker nooit achterhalen, maar door zijn verstand toch het weinige leven verliezen dat hij eerder in zijn jeugd had verdiend.

Want waarlijk, Ik zeg jullie: Wie een dergelijk innerlijk Woord niet gelooft, wanneer het zich kenbaar maakt - hetzij in het hart van ieder beter denkend mens door een vermanend geweten, hetzij als een hoorbaar woord door de mond van een ontwaakt mens - met een kinderlijke, eenvoudige en vrome geest, en dan niet slechts een toehoorder blijft van een dergelijk Woord, die zich hoogstens afvraagt, soms over dit, soms over dat, wat daarin voorkomt, - maar er een doener van wordt, dan zeg Ik jullie nogmaals: Voorwaar, voorwaar, horen en zien zal niemand in de hemel brengen, maar alleen het doen! [De vlieg, hfdst.12:18]

‘Het geweten, de stem van het hart, probeert diegene te corrigeren, die ontrouw is in het huwelijk, overigens woorden aan een zeer zwak iemand.’ [HiG.01_40.11.04,22]

Ieder mens heeft een geweten dat hem of haar naar de juiste koers leidt. Het is slechts de vraag of de mens wel naar zijn innerlijke stem (dat is het geweten) luistert.

Maar ieder mens heeft een door Mij gegeven geweten, dat is als Johannes de Doper - terwijl alle andere begrippen, leringen en kwaliteiten in de mens als dood slapen, ontwaakt eerst het geweten en kondigt zich als zodanig aan! Hierdoor worden vaak alle andere leringen, vermaningen, begrippen en kwaliteiten wakker’.

‘Maar als de mens dit niet doet en de ontwaakte Johannes een "goed mens" laat zijn, dan zal Johannes weer een standbeeld worden - en alles in de kapel zal weer helemaal dood zijn! En dit geldt, zoals hierboven al opgemerkt, voor de hele wereld, voor deze tijd, voor jou, als voor iedereen! - Johannes is overal thuis, op de bodem van ieders kerkelijke geest.

Wie op deze Johannes let, zal het meeste nut hebben. Maar wie het leven van Johannes negeert en niet naar hem luistert, maar alleen naar de vrolijke en blijde dingen van deze wereld, zijn huiskapel zal hem geen vruchten des levens brengen.’ [Geschenken uit de hemel, deel 2]

De Heer laat de mens steeds meer zuiveren door Zijn barmhartige liefde om de ziel een spiegel voor te houden en wat er nog aan verborgen sluimerende gewetenskwesties achterwege blijft, dat nodig ‘opgeruimd’ dient te worden in het daardoor zieke lichaam en zeer confronterend kan zijn.

‘Maar wanneer de naar buiten werkende, zielverlossende liefde van Jezus Christus begint te stromen in de zieke organen van zowel lichaam als ziel, en de organen verlicht en de ziel doet waarnemen als een waarschuwend geweten voor de veelheid van zondige beesten, dan schrikt de ziel, en dan, in deze nederige pijn, die zich uit in waar berouw, bidt hij tot God in gekruisigde liefde om genade en medelijden, en zie, dan neemt de geest (zijn geest) het waar en begint zich weer te roeren in het blaasje )de goddelijke vonk) waar hij zich had teruggetrokken.[HiG.03 _40.06. 17,17]

‘De dode zegt dat in alles wat kerkelijk is het eenmaal uitgedoofde geweten zich kenmerkt; onder stervelingen betekent dit onder meer wat werelds is; men moet er zelf achterkomen hoe zich geestelijk te verlevendigen.’ [HiG.03_40.08.24,29]

We weten, dat al het kwade en valse voorkomt door de in de mens wonende geesten, die gezamenlijk ernaar streven om de wil van de mens voor zichzelf te winnen. Want de Heer waarschuwt ons ervoor om geen slachtoffer te worden van de insluipende geesten die een mens stiekem kunnen bezetten met als doel zijn vrije wil te bemachtigen. Verder zegt de Heer:

‘Jullie weten dat alle kwaad voortkomt uit de boze geesten die in de mens wonen en die er allemaal naar streven de wil van de mens voor zich te winnen om uiteindelijk ook zijn liefde daarmee te grijpen, waardoor de mens zelf een bezit van de hel zou worden en dat ook heel vaak wordt, als hij niet goed let op zijn vermanend geweten, dat in de mens ontstaat…´

Als de mens zondigt, beschermt de Heer het hart, waarin de liefde zetelt en de mens in leven houdt. De boze geesten kunnen dan niets aanrichten´. [HiG.03_40.12.02,04]

Paulus verweet Petrus omdat hij bij de joden het geweten belastte en bemoeilijkte, die in Jezus geloofden. Petrus zelf zag, voordat hij uit Jeruzalem vertrok, waar hij gewoonlijk verbleef, meestal in het huis van Lazarus, Nicodemus of die van Jozef van Arimathea, zich genoodzaakt om in Jeruzalem een zogenaamde kerkvergadering te houden. Hij schreef deze gemeenten voor wat zij strikt in acht moesten nemen. Het waren deels joden, deels christenen. Deze kerkvergadering werd door de evangelist Lucas zeer kort aangegeven, maar dat droeg weinig vrucht. Op deze bijeenkomst verweet Paulus zijn collega Petrus opnieuw vrij scherp, omdat hij nog steeds volledig als jood één wilde blijven met de joden en te veel waarde hechtte aan hun inzettingen, die Jezus had afgeschaft´. [HiG.03_64.03.22.a,15]

In het boek ´bisschop Martinus, hfdst.15:16, en hfdst.16:6 wordt het thema ´geweten´ beschreven.

Jozef van Maria vroeg aan de vicekeizer Cyrenius of deze als ongelovig mens geen problemen had met zijn geweten. Maar Cyrenius antwoordde hem: 'Niet in het minst, want, als er geen an­dere god bestaat dan deze, die uit metaal vervaardigd zijn, dan is im­mers iedere mens meer goddelijk nog dan dit domme metaal, waar­in niet eens leven is! Ik ben echter de mening toegedaan dat "ergens een of andere echte godheid" be­staat, die het eeuwige leven heeft en die almachtig is. Dat is dan ook de reden, dat ik die ouderwetse onzin veracht.’ [Jeugd van Jezus, hfdst.35:7]

Cyrenius ondervroeg een groep mensen of zij de waarheid spraken. Daarbij werd, met toedoen van de Heer, een leeuw gebruikt om iedereen met een zuiver geweten te toetsen. Het verhaal gaat als volgt: 'Wie van jullie een zuiver ge­weten heeft, hij kome naar voren, dan kan hij zich ervan overtuigen dat deze grimmige dieren ook res­pect hebben voor trouwe diena­ren! Toen dit door Cyrenius ge­zegd was, kwamen zij allen naar voren op één na. ..De leeuwen deden hen niets. Nu vroeg Cyrenius aan de­gene, die was blijven staan: 'Waarom blijf jij daar staan? Je ziet toch wel, dat je kameraden van de leeuwen niets te vrezen hebben? Genade Heer!' zei nu de toegesprokene, 'want mijn gewe­ten is niet zuiver! Cyrenius vroeg hem nu: 'Waar bestaat dan die onzuiver­heid van jouw geweten uit? Spreek op! ...als je niet sterven wilt! [Jeugd van Jezus, hfdst.136:8-12]

Johannes de Doper trad op in een menselijke woestijn met een ontwaakt geweten, wat Johannes volgens Jezus - zuiver geestelijk gezien - ook is. Zo bereidde hij voor de Heer de weg naar de harten van de tot een woestijn geworden mensen. (GJE1-5:7)

                                                           **********

Beschermgeesten

Jezus zegt: ´dat ieder mens toch al een onzichtbare beschermgeest heeft meegekregen, die de mens vanaf de geboorte tot aan het graf begeleiden moet! Zo'n beschermgeest beïnvloedt altijd het geweten van de mens, maar zal de aan hem toevertrouwde mens steeds meer aan zijn lot overlaten, als deze, geleid door zijn eigenliefde, al het geloof en al de liefde tot de naaste vrijwillig laat varen´. (GJE1-92:14)

Het gehele hoofdstuk 232 van GJE, deel 3, staat in het teken van het geweten. In het 10e vers zegt de engel Rafael tegen Mathael: ´Als je echter op de een of andere wijze niet goed gehandeld en gesproken hebt, wordt door ons het tegengestelde deel van het orgaan geprikkeld en een angstig gevoel zal over je komen en je zeggen dat je buiten de goddelijke orde bent gegaan. En dit orgaan heet in de taal van de moraal heel fijnzinnig: ´het geweten´.´

Het mag duidelijk zijn dat het geweten een innerlijke stem in onszelf is, die nooit iemand zal bedriegen. Mathael zegt tegen Murel: ´God heeft mij vanaf het begin van mijn bestaan alleen mijn geweten als mijn rechter meegegeven en ik leefde rechtvaardig voor deze innerlijke, strenge rechter´.

Johannes de evangelist zei tegen Zorel: ´Jouw ziel was zelf altijd al ver genoeg ontwikkeld om het onechte van het echte te kunnen onderscheiden.

 

 

Als een ziel echter, met een scherpte zoals dat bij jou het geval is, daartoe in staat is dan ziet zij ook het verschil tussen het goede en het kwade, en als zij dat kan, zondigt zij tegen haar eigen kennis en haar geweten. Wie echter tegen zijn kennis en tegen zijn geweten zondigt, kan slechts door echt berouwen boete van het oude vuil van zijn zonden worden gereinigd en in Gods gunst komen´ (GJE4-72:1-4).

 

Volgens Matth.16:17 zal elke liefde, wil en geweten voor altijd een rechter zijn. Ieder mens zal dus ooit vergolden worden naar zijn leefwijze. De Heer zegt in de Nieuwe Openbaring: ´Bovendien zeg Ik jullie, dat juist de verleidingen van de kant van de duivels lang niet zo erg zijn als jullie in je dwaze geloof denken! De eigenlijke duivel is de mens met zijn wereldse begeerten zelf! Daaruit komen de eigenliefde -dat is een duivel -, de zucht naar een luxueus leventje -een tweede duivel, de eerzucht, de hoogmoed, de heerszucht, de toorn, de wraak, de nijd, de gierigheid, de arrogantie, de hoererij en de minachting voor de medemens voort -dat zijn niets dan duivels op eigen grond en bodem verwekt! Daarom moeten juist jullie niet zo'n grote angst voor de duivel hebben en hem ook niet aanklagen; maar klaag jezelf in je geweten aan en heb er echt berouw over, en neem een vast besluit om heel andere mensen te worden, en wordt het dan ook! (GJE6-10:12)

Bij ieder mens heeft God in de ziel ´het verstandig zijn´ en ´het geweten´ en ´de vrije wil´ gegeven, zodat de mens kan onderscheiden tussen goed en kwaad en de mens kan met haar wil de keuze maken of het een of het andere, en wat ze dan kiest, daarnaar zal ze dan door haar zelf gericht worden, of ten dode of tot het ware leven. Wat wij geweten noemen dat is GEWIS. De Heer zegt dat we ons geweten niet zo moeten belasten. ‘Laat daarom niemand jullie meer een geweten aanpraten, noch door een bisschop en priester (d.w.z. niet door God aangesteld), noch door een feestdag, noch door de oude sabbat en nieuwe maan.’ (Laod., hfdst.2:1]

Wie van jullie heeft het wel eens meegemaakt dat je innerlijke geest je vertelde om datgene wat je van plan, niet te doen? Ikzelf moet bekennen dit herhaaldelijk meegemaakt te hebben, maar niet geluisterd te hebben naar deze innerlijke stem en daarvan de meest wrange vruchten mocht oogsten.

De Heer zei in het boek ‘Bisschop Martinus’:  Als je geweten je waarschuwde, stoorde jij je er niet aan, maar deed kwaad tegen je duidelijk protesterende geweten in.'Waren daaraan ook je opvoeding en je Schepper schuldig?!' [Bisschop Martinus, hfdst.20: 24]

´Sinds de Godheid een lichaam heeft aangenomen, heeft Zij ook de gehele mate­riële schepping op haar naam geschreven, en daardoor ieder mens onafhankelijk gemaakt en hem daardoor verplicht naar eigen gewe­ten te handelen. Heel de wereld rust nu op Gods schouder en op die van de vrije mensen'. [RB2-181:17]

Tegen een overste zei Jezus:Maar het geweten moet Mij als grondslag hebben van de liefde tot Mij en alle mensen, want dan berust het op de zuivere waarheid´. (GJE1-68:19]

 

De Heer zegt: ‘…Deze bokken en lomperds zijn niet zo ongelovig als ze er uit zien; ze willen alleen maar niet geloven, om des te vrijer te kunnen zondigen! Want als zij vanwege de tekenen Mijn leer zouden aannemen, dan kregen zij ook een geweten, dat hen zou hinderen in hun slechte doen en laten.

Daarom geloven ze maar liever niets en redeneren ze elkaar iedere nog zo voor de hand liggende waarheid uit het hart, opdat ze toch maar onbelemmerd kunnen doen wat hun slechte lusten hen influisteren.’ [GJE2-25:8]

Aan een zekere ZOREL wordt in het GJE grote aandacht geschonken om zijn belastbare geweten. Johannes de Evangelist zei tegen hem: Wie echter tegen zijn kennis en tegen zijn geweten zondigt, kan slechts door echt berouwen boete van het oude vuil van zijn zonden worden gereinigd en in Gods gunst komen.’ [GJE4-72:1]

'Verbeter je, heb berouw over je misdaden en doe oprecht boete opdat je voor de ware God aangenaam wordt! Dan zou men je eerst zorgvuldig al het ware bij moeten brengen, je de ware weg wijzen en je gedurende enige tijd daarop leiden! Als iemand, die in deze waarheid volmaakt onderwezen zou zijn, toch weer in zijn oude fouten zou terugvallen en net zo slecht zou handelen als voorheen, zou hij wél zondigen, omdat hij dan tegen zijn vaste overtuiging in zou handelen en zijn geweten in grote onrust zou brengen. De beelden die jij gebruikte, deugen daarom alleen voor mensen die net als de dieren nog nooit enige waarheid hebben gekend. Maar jij bent geen leek in de echte waarheid, jij kent die daarentegen bijna net zo goed als ik die ken en je hebt deze als zodanig ook allang gekend. En je geweten heeft je ook altijd bij elke slechte daad van je aangeklaagd, maar jij schonk daar weinig aandacht aan en probeerde het door allerlei valse, verstan­delijke overwegingen te overstemmen.

Je voelde ook altijd berouw als je iets slechts had gedaan tegen je overtuiging en je geweten in, maar tot boete en werkelijke verbetering kwam het bij jou tot op heden nog niet. [GJE4-72:4]

In het hart bevindt zich volgens Jakob Lorber een deeltje geestelijke sensor, dat daar GEWETEN genoemd wordt: ´Wel wordt het in het gevoelscentrum van zijn hart, dat men 'geweten' noemt, ingefluisterd, en van tijd tot tijd krijgt hij stevige waarschuwingen van ons. Als hij zich hier maar enigszins iets van aantrekt, is er van verloren gaan en bedorven raken geen sprake meer. Dan komt de verborgen hulp onophoudelijk van boven en verleent de ziel steeds meer inzicht en kracht om zich meer en meer los te maken uit waar hij in verstrikt is geraakt; dan is er slechts enige goede wil voor nodig en dan gaat het al met grote schreden voorwaarts, - minstens tot het punt waarop de mens, voor een hogere openbaring geschikt, door Gods Geest Zelf wordt gegrepen en in het ware levenslicht verder wordt geleid´.  [GJE5-97:3]

We krijgen dus van boven een geheime hulp die de ziel steeds inzicht en kracht geeft. Iemand die geschikt is voor een geestelijke openbaring zal door de geest van God gegrepen worden.

Waar de mens zijn geweten ‘verstopt’, die zal zijn weg buiten God om moeten gaan.: ‘Want waar men er geen gewetenszaak van maakt de geboden van God naast zich neer te leggen en daarvoor in de plaats wereldse voorschriften als heilig en van God gegeven in te stellen, daar is alle geloof aan een waarachtige God volledig verdwenen.’ [GJE6-64:13]

De keerzijde is, als men zijn geweten rustig maakt en het goede pad kiest, een lofwaardig iemand wordt. Er is een verschil schade te berokkenen aan het lichaam en de ziel wat navolgende blijkt: ‘De schade aan je lichaam zal God eens duizendvoudig vergelden; maar de schade aan je ziel zal God je nooit vergelden.

Want God heeft de ziel verstand, begrip, geweten, een vrije wil en de wet gegeven om daarmee goed te kunnen beoordelen wat goed en slecht is, en zij kan met haar wil het ene of het andere kiezen. Volgens haar keuze zal zij ook door zichzelf gericht worden, hetzij ten dode of ten leven.’ [GJE6-196:9]

We dienen ons geweten steeds weer onder de loep te nemen. Tegen de Farizeeërs zei Jezus daarom: 'Wat jullie moeten doen, heb Ik jullie al gezegd, en jullie zullen daardoor tot het licht en het leven komen; maar Ik zeg jullie ook, dat het goed voor jullie is om je geweten nauwkeurig te onderzoeken en zo de omvang van alle zonden en ondeugden die je begaan hebt, te doorgronden.’ [GJE7-163:17]

De traagheid van de mensen om aan jezelf te werken is het oude garen van de satan. De Heer legde het volgende uit: ´De traagheid van de mensen is het oude vangnet van de satan, waarin ze zich gewillig laten vangen tot hun eeuwige verderf. En toch konden de mensen niet volkomener geschapen worden dan ze zijn! Ze hebben verstand, inzicht, een volledig vrije wil en een geweten dat hen altijd waarschuwt, en overal en te allen tijde door Mij gewekte mannen en leraren, die zeer actief zijn en een even grote wijsheid hebben als de engelen. Maar hun genotzucht en traagheid trekt hen voortdurend af van al het juiste, ware en goede. En zo vallen ze ten offer aan het rijk van het verderf, en kan niets anders hen helpen dan het ene gericht na het andere en de ene straf na de andere. En zelfs dat helpt alleen maar een uiterst kleine minderheid.(GJE7-181:25)

Tegen twee Farizeeërs zei Jezus: 'God heeft ieder mens een volkomen vrije wil gegeven en een verstand en een geweten dat altijd waarschuwt en terechtwijst; zonder deze drie zaken zou de mens niet meer dan een dier zijn. Maar ter beproeving van zijn vrije wil is de mens ook de traagheid en de eigenliefde aangeboren in zijn vlees, waarin de mens zich op deze wereld het meest behaaglijk voelt.[GJE7-193:1,2]

De mens wordt niet alleen door nieuwe profeten gewekt zoals in de oudheid, maar ook door het eigen geweten. De Heer zei: ‘Kijk, zo'n leer heeft ieder volk ontvangen, en wanneer het die begint te vergeten, wordt het er direct weer aan herinnerd, voor een deel door opnieuw gewekte wijze mannen en voor een deel steeds door het eigen geweten, en zo kan niemand die verstand en gezonde geestvermogens heeft, zich helemaal verontschuldigen, als hij in strijd met de hem bekende wetten handelt. En wanneer iemand aan gene zijde in de toestand van zijn liefde en zijn vrije wil komt, zal hij tegenover God ook niet kunnen zeggen dat Hij deze of gene onrechtvaardig behandeld heeft; want aan degene die zelf wil geschiedt geen onrecht.  [GEJ.08_017,04]

Aan iedere ziel zal daarginds ten deel vallen wat zij zelf wenst. Is het iets slechts, dan wordt haar van tevoren duidelijk gemaakt welke gevolgen daaraan verbonden zijn. Als ze daar gehoor aan geeft, kan haar gemakkelijk hulp worden geboden; stoort ze zich er echter niet aan, dan zal ongehin­derd toegelaten worden dat ze alles zodanig heeft en geniet als ze het vanuit haar liefde wil.[GEJ.08_017,05]

Wie niet luistert naar zijn geweten, dat eigenlijk een goede richtingaanwijzer is tijdens het leven, draagt de hel in zich. ‘Wie echter de hel in zich draagt, is doof en blind in zijn gemoed; alleen zo nu en dan herinnert zijn geweten hem eraan, anders zou hij de hel in zichzelf niet gewaar kunnen worden.

Een hels geworden ziel is al zo goed als geheel in de dood door het gericht van al haar materie. [GEJ.08_018,07]

Een ziel, die door haar goede werken volgens Mijn wil de hemel in zich draagt, kan in zichzelf de hemel ook op klaarlichte dag bespeuren en van tijd tot tijd 's nachts in heldere droomgezichten. Want droomgezichten zijn aan de mens gegeven, om zo gedurende zijn aardse leven zekere omgang te kunnen hebben met de wereld van de geesten, zowel met lagere als met hogere, al naargelang de ziel door haar goede werken volgens Gods wil meer of minder van de ware hemel in zichzelf heeft opgebouwd en eigenlijk heeft geschapen.[GJE8-18:8]

Het is mogelijk dat de mens zijn geweten kan verdoven door het zogenaamde wereldse verstand. De Heer zei tegen een van de Essenen: ‘Als je nu de waarheid belijdt en daarnaar kunt spreken en handelen, waarom heb je dat dan niet reeds vanaf het begin gedaan? Wat hebben wij jou ooit eerder voor kwaads gedaan, dat jij je jarenlang tegenover ons een snode bedrieger betoond hebt? Maak nu al het aan ons bedreven bedrog goed, anders zul je onze terechte wraak niet ontlopen!’ [GJE8-156:1]

 

Ja, vrienden, deze zeer boze taal spreekt het innerlijke geweten weliswaar voortdurend tegen degene die door list en bedrog wil profiteren van de lichtgelovige mensheid en dat met behulp van zijn geslepen wereldse verstand ook doet; maar zo'n mens verdooft tenslotte zijn geweten, dat de innerlijke geest van leven en waarheid in de mens is, en bedriegt de blind gemaakte mensen vervolgens steeds meer en meer.[GJE8-156:2]

Volgens de Heer dienen we alles, wat ons geweten nog belast, goed te maken, dus vooral in dit leven: 'Jullie zonden, waar de Farizeeën de schuld van zijn, heb Ik jullie al vergeven; als jullie echter volgens jullie geweten in strijd met de wet van Mozes nog een misdaad tegenover iemand hebben begaan, maak dat dan goed aan hem -en als hij het jullie zal vergeven, is het jullie ook in alle heme­len volkomen vergeven.’ [GJE9-48:4]

‘Als jullie echter een hard mens treffen, die het jullie niet wil vergeven, wordt dan niet bang, want in dat geval zal jullie goede wil door Mij in plaats van het werk geaccepteerd worden, en die onverzoenlijke mens zal zijn hard­heid als schuld op zijn afrekening vermeld zien! -Want alleen Ik ben de meest wijze en meest rechtvaardige rechter, die als enige over iedereen zijn meest juiste oordeel krachtig uitspreek.’ [GJE9-48:5]

We kennen het verhaal van de berggrot in Palestina, in het gebergte van Kisjonah, ten westen van het meer van Galilea, waar Farizeeërs uit de tempel van Jeruzalem hun goud, munten en alles wat waardevol was, daarin bewaarden, maar onder leiding van de Heer daarop betrapt werden. Hun geweten werd zeer op de proef gesteld.

Een Farizeeër zei tegen een Schriftgeleerde: 'Luister! De goud­ en zilverkloof, die jou zo beangstigde en waaruit je geen uitweg meer kon vinden, toonde je de toe­stand van je ziel die met louter begeerte naar goud bepantserd is en die ondanks al haar denken en zoeken geen uitweg uit die toestand meer kan vinden naar de vrije ruimte van de zuivere en levende waarheid vanuit God. De mijnwerkers, die jij de genoemde metalen in grote klompen uit de bergen zag halen, zijn je eigen onverzadigbare begeerten naar dergelijke aardse schat­ten.

 

En de mijnwerker die tegen je zei dat er geen weg meer uit die kloof leidde en die jou ook niet zachtzinnig vertelde dat je zeker te gronde zou gaan, is je eigen geweten dat jou als het ware voor de laatste keer, zeer ern­stig vermaande, omdat je geen acht meer sloeg op zijn zachtere vermanende stem.(GEJ-9-80:3)

Hierop werd je zo bang en angstig, dat je bewusteloos op de grond viel. Dat is een teken voor jou, dat je naar mijn mening als volgt moet begrijpen: Omdat jij je begeerte begon te verachten en te ontvluchten en daardoor je ziel van haar pantser ontdaan hebt, heb je je oude liefde en derhalve ook je materiële leven opgegeven en viel je als het ware dood op de grond. En omdat je dat hebt gedaan, ontlook er in jou al snel een ander en reeds vrijer leven.[GEJ.09_080,04]

De man die toen al gauw naar je toe kwam en je een heel belangrijke vraag stelde, die jij niet kon beantwoorden, was alweer je geweten, jouw geest van gene zijde uit God. Toen hij van je wegging, zag je onmiddellijk een boosaardig dier, dat niets anders was dan jouw oude begeerte[1], die jou ondanks de reeds vrijere toestand van je ziel in je gemoed achtervolgt. Maar omdat je nu een afschuw hebt van je oude zonde, is zelfs de herinnering eraan voor jou weerzinwekkend en verachtelijk, en je doet moeite om dat boosaardige dier te ontvluchten, opdat het je niet opnieuw grijpt en je te gronde richt en doodt. Zo'n gerechtvaardigde vrees van jou voor jouw kwaadaardige dier wordt door de hemel gezien en deze zendt een bliksemstraal van de levende waarheid uit God.

Dit raakt jouw boosaardige dier zo goed, dat het daarna nog wel een poosje steigert en kronkelt, maar tenslotte toch in de afgrond stort en niet meer in jouw ziel tevoorschijn komt.’ [GEJ.09_080,05]

In één tuin zag je ook heel mooie vrouwen en meisjes, waar je graag mee zou willen praten en nader kennis maken. Maar als zij, die de diepste levende waarheden zijn, jou als een puur, uiterlijk verstandsmens in het oog krijgen, vluchten ze van jou weg en jij denkt: 'Waarom willen ze mij eigenlijk niet, waarom vluchten ze van mij weg?' Dan ontwaakt je geweten weer en het laat je zien hoe arm je bent aan werken van liefde tot God en je naaste, en hoe­veel onrecht, dat je de arme weduwen en wezen hebt aangedaan, jij nog moet goedmaken, waar je verstand echter nog voor terugschrikt.[GEJ.09_080,07]

Dan zegt je geweten opnieuw: 'Grijp hem en bindt hem vast,  waarmee je uiterlijke verstand is bedoeld, en werp hem in een donkere kerker, waar slangen en padden huizen!' Dat wil met andere woorden zoveel zeggen als: Neem zelf je wereldse verstand gevangen met behulp van je levende geloof in God en Zijn tot ons gekomen Gezalfde, en verban het en geef het terug aan de donkere wereld en haar giftige zorgen; want uit het woord Gods moet een nieuw en zuiver geestelijk verstand ontstaan, anders kun je de plaats van de ware, troostrijke zielenrust niet binnengaan.[GEJ.09_080,08]

In het boek ‘Levensgeheimen’ legt de Heer uit waarom het geweten in de mens, als zuiver  ‘geweten’ gehanteerd wordt: ‘Het is niet de daad die de waarde stempelt, maar het "waarom" van zo'n daad! De mens ziet de daad, maar slechts twee kennen het motief, Ik en de doener, waarbij Ik zijn belonende of straffende geweten vertegenwoordig.’

‘Wat zijn "gewetenswroegingen" dan anders dan het onbehagen dat men in strijd met zijn geestelijke waardigheid heeft gehandeld? Daarom, zo vaak als je iets onderneemt, zo vaak als gedachten je bekruipen, wees aandachtig voor ze zodat ze je niet vernederen; want iedereen draagt zijn levensboek in zich, en aan het eind van zijn loopbaan zal hij in een beeld kunnen zien welke fysionomie (gezichtsuitdrukking) zijn geestelijke mens zal krijgen bij het verlaten van deze wereld; Want de weerspiegeling van het in de wereld geleefde leven zal de uitdrukking zijn van het kleed van de ziel, waarbij het totaal van alle gedachten, verlangens en begeerten de geestelijke mens op zo'n karakteristieke wijze aan de andere geesten zal uitbeelden, hoe hij zich niet lichamelijk, maar geestelijk gevormd heeft.’ [Levensgeheimen, hfdst.14:27,28]

‘Ook al is de mens wreed, geen bestaande wet straft hem behalve zijn eigen geweten; alleen daar, waar de mens geen andere rechter heeft dan zijn vrije wil, waar hij alleen daarmee voor een God en Schepper staat, daar om door vrije impuls, door edele innerlijke liefde aangespoorde barmhartigheid uit te oefenen, zelfs tegen het laatste onbeduidendste dier of wezen waarin het leven wordt vermoed, daar ook om grootmoedig te handelen, dat verheft, dat beloond. Het is niet dat je geen worm hebt vertrapt, nee, maar dat jullie, gehoorzamend aan hogere levenswetten, meester bent geworden over je passies; het is dit bewustzijn dat jullie boven de massa verheft, jullie liefde en barmhartigheid oefent, en zo een tweede natuur voor jullie zal worden, waarbij je dan aan je naaste niet zult ontzeggen wat je aan een zwak, minderjarig dier hebt toegekend!’ [Levensgeheimen, hfdst.21:47]

Ook in het boek ´Scheppingsgeheimen´ deelt de Heer ons mee, dat Hij via een geest tot onze harten spreekt: Door middel van deze geest spreek Ik tot de mens in zijn hart; Ik vermaan, geef raad en troost. En dit is iets wat zich ondanks de afkeer van velen niet zomaar laat wegredeneren; daarom noemen jullie het ook 'geweten', omdat het een zeker 'weten' is.

Door deze stem gaf Ik de profeten in het Oude Testament Mijn wil te kennen, en door deze zelfde stem leid en stuur Ik nu de mensheid naar haar naderende einddoel, de schifting. Want de tijd is gekomen dat spoedig het kaf van het koren gescheiden wordt; daarop duiden de politieke, wereldlijke en geestelijke omwentelingen die op jullie hele aarde merkbaar zijn. [Scheppingsgeheimen. hfdst.1:7 e.v.]

‘Diermensen die jullie zijn, Ik weet wel waarom je de aanblik van de sterrenhemel vermijdt omdat hij je geweten prikkelt, omdat bepaalde gevoelens in jullie wakker zouden kunnen worden, die je graag zou willen onderdrukken. Jullie vermijden alle serieuze vragen en vermijden zelfs de antwoorden, omdat die niet met jullie wereldse ideeën overeenstemmen.’ [Scheppingsgeheimen. hfdst.31:26]

In het boek de ‘Predikingen van de Heer´ wordt de ziekte, die niemand verbergen kan, gebruikt en een manier is om het geweten te prikkelen.

‘Melaatsheid is een ziekte die niemand kan verbergen. Zij toont zich openlijk op het menselijke lichaam. Dat betekent in geestelijk opzicht het openlijk ten toon spreiden van alle slechte eigenschappen, alle kwade hartstochten en gewoontes, die het resultaat zijn van slechte opvattingen en een verwaarloosde opvoeding.

 

Wanneer geestelijk ge­zien een ziel in haar binnenste zó verdorven is, dat zij haast al haar geestelijke waarde heeft verloren, dan drijft de geest, Mijn in haar gelegde goddelijke vonk, haar zo ver, dat zij zich niet meer schaamt om deze smerige binnenkant zelfs openlijk naar buiten te tonen. De ziel wordt door dit proces tevens als het ware gedwongen om haar geweten aan haar naasten te onthullen en door haar levensstijl en denkwijze, die het gevolg is van de ingezogen valse principes, zich aan de wereld te stoten en bittere ervaringen op te doen, om tenslotte toch tot het inzicht te komen dat een beter, hoger en moreler streven en werken pas naar de ware vrede leidt.’ [Pred. hfdst.9:9]

‘Wie van Mijn woorden slechts vage begrippen heeft of helemaal niets weet, die kan Ik voor zijn handelen niet zo verantwoordelijk stellen als diegenen, die Mijn leer kennen en begrijpen hoe en wanneer zij naar haar moeten handelen. Dezen zijn strafbaar, wanneer zij opzettelijk tegen haar zondigen en zij zullen, niet door Mij, maar door hun eigen geweten, vanwege hun wankelmoedigheid en kleinmoedigheid aange­klaagd worden, omdat het hun zo zeer aan kracht ontbreekt en omdat zij, omringd door geestelijke hulp van boven, zich zo in het net van werelds genot lieten verstrikken, dat zij daarbij hun geestelijke waarde ingeboet hebben.’ [Pred. hfdst.23:21]

‘Daarom moet een ieder, voordat hij besluit Mij te volgen, zich afvragen of hij ook kracht en uithoudingsvermogen bezit om zich steeds onder alle omstandigheden en gebeurtenissen tot de banier van Mijn liefde, en geloofsleer te bekennen en deze te verdedigen. Daaruit volgt, hetgeen Ik jullie reeds vaak heb gezegd, dat het een ernstige zaak is Mij te volgen, Mijn woorden te vernemen en uit te voeren.

Dit mag niet licht worden opgenomen, omdat slechts die in de strengste zin verant­woordelijk en dus zondaar zijn, die de wet of Mijn wil kennen en daar toch tegenin gaan, hoewel hun geweten het hun afraadt. Daarom wordt er ook aan het slot van dit hoofdstuk gezegd: "Wie oren heeft, die hore!', wat met andere woorden wil zeggen: Men moet Mijn woorden niet het ene oor in, en het andere uit laten gaan, maar het gehoorde goed in zijn hart opnemen, overdenken en er naar handelen!’ [Pred. hfdst.28:2]

‘Hier voor jullie in dit hoofdstuk ligt Mijn hele leer als samenvatting van al datgene wat betrekking heeft op de mens. Er wordt jullie getoond in hoeverre zijn lijden, zijn opoffering en strijd eenmaal een geestelijke waarde zullen hebben en hoe hij zijn geweten als weegschaal en richt­snoer voor alle gedachten, woorden en daden moet gebruiken, wanneer hij eens Mijn kind genoemd wil worden. [Pred. Hfdst.31:1]

Nawoord

Het nu navolgende typeert een bijzondere praktijkervaring. Wij hadden de eer iemand te mogen interviewen en een van ons waren al bekend met deze persoon, omdat wij gedurende zijn leven hem van dichtbij mochten leren kennen. Er kwam een dag dat hij (een Lorberlezer) ons iets vertrouwelijks meedeelde. En zo kwam het dat hij ons het volgende schreef en vertelde, wat ook een gelijkenis had met die dingen, waarmee ik nagenoeg in mijn leven in zekere zin van doen heb gehad. Zijn verhaal was als volgt:

 

‘Als jongetje van zes jaar liep ik op de Maan. Dit was een verschrikkelijke belevenis. Ik deed niets anders dan huilen en huilen en liep eenzaam de ene na de andere gelige mullige zandberg op. Mijn situatie was te vergelijken met een wandeltocht door een troosteloze Sahara en ik was helemaal op mijzelf aangewezen.‘

Toen ik ontwaakte uit de gasnarcose, die plaatsvond in een groot stadsziekenhuis, waren mijn oortjes vanwege een chronische middenoorontsteking operatief doorgeprikt. Ik was erg blij weer in het aardse ‘nu’ te zijn. Toen ik mijn ´droombelevenis´ aan mijn ouders vertelde, begrepen zij dat niet. Ze konden er geen antwoord op geven. Maar voor mij was het een bizarre Maanbelevenis en die ervaring is mijn leven lang bijgebleven.

Jaren later realiseerde ik mij, dat ik destijds een uittreding had meegemaakt. Toen ik mijn innerlijk leven op een rij zette en op deze wijze mijn boekhouding opmaakte, realiseerde ik, dat ik administratief gezien diep in de rode cijfers stond. Ik ben weliswaar geen boekhouder, maar hoe kon ik die vele gemaakte schulden nog aflossen in de rest van mijn korte leven, want het grootste deel was immers al voorbij?! Ik zou echter nooit meer op die Maan terecht willen komen.

Er werd mij in die uittreding als het ware getoond: ‘Zo kan later je toestand eruit gaan zien’. Bizar. Ik heb dit nooit begrepen totdat ik 20 jaar geleden in contact kwam met de Jakob-Lorber-Werken en het boekdeel ´de Maan´ las. Werd dit destijds al voorzien om mij een ernstige waarschuwing in mijn leven mee te geven? Zou ik die voorwaarden creëren? Dat laatste is helaas gebeurd.

Toen kwam er gelukkig iets op mijn levenspad, dat mijn totale leven volledig shockeerde en deels veranderde. Vanaf die tijd begon ik serieuzer en ernstiger na te denken over de ontwikkeling van mijn wezen en zag, dat alle wereldse glorie, glitter en aandacht alleen maar en strelen was van mijn eigen ego. Het oeroude religiegevoel in mij kwam weer terug.

Want Mijn ge(weten) knaagde aan de schors van mijn ziel en ik zag de noodzaak van een zelfonderzoek. Daarbij was de Bijbel, die ik van mijn moeder kreeg en de tal van geestelijke werken mij tot zeer grote steun. Want ik was al – achteraf gezien - flink bezig mijzelf een plaats te bereiden ergens op de Maan in het hiernamaals of zelfs in de hel, die ik mijzelf gecreëerd had, want ik had mij uitgeleefd in allerlei excessieve vormen. Zou ik niet door ‘het lot’ gecorrigeerd zijn of zelfs voortijdig gestorven zijn, zou mijn wezen zeer waarschijnlijk lange tijd naar de Maan verbannen zijn geworden.

De Heer waarschuwt meerdere malen in de Lorberwerken zich er voor te behoeden niet op die Maanwereld terecht te komen. Mijn leven was grotendeels niet gegaan, zoals ik het achteraf gezien zou willen hebben. De tijd drong zich dus aan mij op om alles op alles te zetten en daar nog veel goeds van te maken.

De meegegeven waarschuwing die in mijn kindjaren al werd gelegd en ook aan mij werd getoond, werd mij steeds meer bewuster, zodat ik de behoefte kreeg dit ook met anderen te delen. Met name de geestelijke boodschap van de Maan. De schijn van mijn innerlijk zielenleven was er één van het schijnsel van de Maan. Het mag duidelijk zijn dat ik zelf ooit een relatie met de Maan aanknoopte, maar daarbij ernstig op mijn vingers werd getikt.

Dat ik ´toevallig´ op een Maan-dag geboren ben en zelfs gedurende mijn leven vaak te kampen had met een vervelende maagkwaal, heeft volgens de leer der (g)astronomie een zeker verband met de Maan. Op veertienjarige leeftijd had ik al een maagzweer. Zoals elk orgaan wellicht een analoge relatie heeft met de geestelijke instraling van ons planetair zonnestelsel, zou de maag in het bijzonder een samenhang kunnen hebben met de Maan. Al het geestelijke in mij werd niet optimaal verteerd en zo ging het in mijn jeugd fout in de fysieke en geestelijke vertering.’ Tot zover dit bericht van onze Lorbervriend. Dit waren letterlijk zijn woorden. Hij heeft me nog veel meer dingen toevertrouwd, en hopelijk daarover nog meer mogen vernemen.

Uitleg

Mochten we in dit bijzondere verhaal een conclusie trekken, dan hebben we als zwaartepunt hier zeker met een EIGEN GEWETEN te maken. De Maan is de eerste materiebol in de ‘astronomische ruimte’ en in de uitgestrekte ether boven de Aarde als het kind van moeder Aarde. Astronomie en (g)astronomie zijn zeer nauw met elkaar verwant. In het Grieks betekent maag inderdaad ‘Gaster’ en ‘Gastritis’ kan als het ware een geïrriteerd gevoel in het belevingsgevoel zijn. Zoals de Zon beeld staat voor de ik-kracht, zo staat de Maan beeld voor het ik-gevoel. De Maan weerkaatst de Zon en het ik-gevoel is een weergespiegelde ik-kracht. Als er een conflict met het ik-gevoel is of met de zielskracht, dan kan er ook geen evenwichtig balans zijn met zijn eigen innerlijke zon, zijn geestkracht.

Het mysterie van de Maan komt op verrassende wijze uitvoerig in de Lorberwerken aan bod. Laat het ware licht van de zon in de briefschrijver en in ieder ander volledig tot het recht komen. G.

Nabeschouwing

In het algemeen wordt het geweten gezien als een innerlijke stem die ons waarschuwt als we op het punt staan iets te doen wat onjuist is en het zich pas weer terugtrekt als we reeds iets hebben gedaan wat onjuist is. Het is iets dat ieder mens oorspronkelijk bezat en nog steeds bezit, maar onderdrukt kan zijn.

In de Jakob-Lorber-Werken wordt deze term (de innerlijke stem) in de hoogste zin gebruikt: namelijk een nieuwe wil door de wedergeboorte van de Heer te ontvangen. Dit is het geweten in de meest essentiële betekenis: ´Doe niemand kwaad en doe aan allen goed´. (Want wie goed doet, ook goed zal ontmoeten)

Swedenborg heeft ook een prachtig thema beschreven over ´het geweten in de mens´. Hierbij dienen we goed na te denken, omdat het soms lijkt of bepaalde citaten in contrast staan met die van Lorber, terwijl Swedenborg juist de diepzinnige betekenis van ´het geweten´ accentueert. Op deze wijze gedefinieerd heeft volgens hem alleen een goed mens een goed geweten; want de kwaden hebben blijkbaar geen geweten meer en het idee dat de kwellingen van de hel de stekels van het geweten zijn, is slechts een vrome gedachte.

Als denkbeeld van wat wel en wat niet gedaan moet worden, kan iedereen wel een geweten hebben, maar omdat het gevormd wordt bij een mens door een bepaald geloof of handelwijze waarin hij is en leeft. Alleen volgens de innerlijke waarneming ervan, is het geweten niet eenvormig.

Er bestaat een ´onecht geweten´ bij ongelovigen die nog in het eenvoudig goede staan, en een ´vals geweten´ bij degenen die in het natuurlijk goede zijn. Het laatste wordt zo genoemd omdat het natuurlijk goede, innerlijk egoïstisch, werelds en onecht is. Dit natuurlijk goede is datgene, wat zo vaak wordt gehouden voor het ´feitelijke geweten´. Het heeft vele mensen ertoe geleid om deze norm te veronderstellen.

Maar het geweten is toch iets relatiefs. Het boze geweten van een goed mens is als het goede geweten van een slecht mens. Het juiste idee van een ´geestelijk geweten´ wordt teruggevonden in de Bijbelse lering en dat is te handelen volgens religie en geloof.

Consciëntie en geweten raken elkaar. Het eerste betekent ´serieus zelfbesef´en het tweede betekent het ´innerlijk weten´. Swedenborg zegt: ´Wat is geweten anders dan op geen enkele manier kwaad doen; of om iedereen op alle manieren goed te doen? (Hemelse Verborgenheden 1076) Het geweten is tweeledig: innerlijk en uiterlijk; innerlijk geweten is het geweten van het geestelijk goede en ware, uiterlijk geweten is het geweten van wat rechtvaardig en billijk is. (Hemelse Verborgenheden 5145) Het geweten wordt gevormd uit wat geopenbaard en bekend gemaakt wordt vanuit het Woord en wanneer het Woord spreekt of dicteert, dan is het de Heer die spreekt. (Hemelse Verborgenheden 371)

Geestelijk gerichte mensen hebben een geweten dat dicteert of voorschrijft. Het geweten wordt echter gevormd door de kennis van het goede en ware, dat zij van hun ouders en leermeesters hebben opgeslorpt. Daarna wordt het gevormd door hun eigen studie in de leringen en het Woord; want door deze dingen voegen zij bij zich geloof toe, hoewel de dingen misschien niet helemaal goed en waar zijn. Daarom is het zo dat mensen van welke leer dan ook een geweten hebben en zelfs heidenen. (Hemelse Verborgenheden 2831)

Het geweten, beschouwd in zijn ware aard, is een geestelijke bereidheid om dienovereenkomstig te handelen naar religie en geloof. (Ware Christelijke Religie 666) Het geweten is een soort gewaarwording; want handelen tegen het geweten in en volgens het geweten, is dat niets anders dan te herkennen of iets wel of niet zo is, of het gedaan moet worden of niet. (onderscheid maken)

[bron: TREFWOORDEN - Alfabetisch register voor Swedenborg lezers]

 



[1] Swedenborg zag in het geestelijke rijk in de lagere sferen boosaardige dieren. Dat waren overleden mensen die nog leefden in hun valse begeerten.