GENEZING EN GEZONDHEID
Keuze
uit de werken van de nieuwe openbaring door Jakob Lorber e.a. met een
voorwoord van Dr.Erich Heinze (arts)
Uitgeverij
De Ster –Breda - Ginnekenweg 124, 4818 JK Breda, Tel.. 076 226700.
Oorspronkelijke
titel: Heilung und Gesundheitspflege uitgegeven bij Lorber Verlag -
Bietigheim-Bissingen 1980.
Foto omslag: J.de
Vries
Druk: ICG-Printing -
Dordrecht
Vertaling: JA. Kroneman
ISBN: 9065561323
NUGI: 747
Copyrights@1989
Uitgeverij De Ster - Breda
Ten geleide.
Voorwoord van Dr. Erich Heinze
Verklaring van de titelafkortingen.
Inleiding: De mens -evenbeeld van God.
1. De menselijke drie-eenheid
2. Over de geest als het fundament van het leven van de mens.
3. Geestelijke anatomie van de mens.
a) Uit 'Weltbild des Geistes', inleidende
opmerking naar Viktor Mohr
b) Het
hart als drager van het leven.
c) Bouwen functie van de menselijke hersenen
d) Bouwen
functie van de ingewanden.
e) Over het ontstaan van het menselijk
lichaam.
f) Het
oog en het proces van het zien.
g) De
wijze waarop narcose werkt.
4. Het levenskrachtveld van de mens.
5. Over de invloed van demonen en hoe deze is uit te bannen.
1. De erfzonde als grondoorzaak van
lichamelijke gebreken
2. Over de
nood van ziekte waaraan men zelf schuld is.
3. De
belangrijkste oorzaken van ziekten.
4. Doel van
ziekten,lijden en pijn
5. Over het
wezen van het bezeten zijn.
DEEL III –Over genezende
hulp
1. Hulp door
voorbede.
2. Genezing
alleen met Godswil
3.
Vooronderstellingen voor goddelijke hulp.
4. Hemelse
raadgeving tot heil: trouw aan God.
5. Vertrouwen en gehoorzaamheid
zijn beter dan medicijnen
6. Vaderwoord en
gebed van iemand die hulp zoekt.
7. De
hoofdzaak -overgave en vertrouwen
8. Heil door
vaderlijke liefde
9. Voorwaarden voor het succes
van magnetische kuren om sterker te worden
10. Over het
heilmagnetisme
11. Allopathie, homeopathie,
heliopathie, hydropathie en magnetisme
12. Wenken met
betrekking tot de 'zonnekuur'
13. De meest
juiste en natuurlijke genezing.
14. Genezing
met kruiden
15. 'Gaat op
tot de bergen!'
16. Geestelijke genezing op
afstand en door het bestrijken
17. Genezing in bovenzinnelijke
slaap (hypnose)
18. Opwekken
van hypnose
19. Over
zwaarmoedigheid en de behandeling ervan.
20. Over
inenting tegen pokken
21. Kuur voor
mensen die aan scrofulose lijden.
22. Raad voor
mensen met 'dik bloed'
23. Wenken voor
een kuur van een bezetene.
24. Een wenk
voor het vrouwelijk geslacht.
1. Over de geestelijke basis van de
gezondheid.
a) Basisleer over de verzorging van lichaam en
ziel
b)
Nederigheid, de basisvoorwaarde voor elk heil.
c) Aards
en hemels streven
d) Zegen
der eenvoud
e)
Het geestelijk nut van een natuurlijke levenswijze
f)
Wat de mens nodig heeft -en de aarde biedt
g)
Geveinsde heiligheid
h) Geen bekrompenheid aangaande vreemde
gebruiken.
i) Geen
vlucht voor de wereld
k) Geen
blinde wetmatigheid
2.
Gezond huwelijk.
a) Waarschuwing
voor onreine wezens.
b) Zegen
der kuisheid
c) Over het vermogen tot verwekken en het
juiste gebruik ervan
d) Een
evangelie van het huwelijk.
e) Vaderwoorden
op de huwelijksweg.
f) De wil van God voor man en vrouw
g) Slechte
huwelijken en hun vruchten.
h) Man
en vrouw
3. De opvoeding van kinderen
a) Over
de ziel van de kinderen
b) Over de ernst van de opvoeding van kinderen
c) De belangrijkste regels voor een gezegende
opvoeding van kinderen.
d) Andere dingen over de opvoeding van
kinderen.
e) Wenken
voor de voeding van zuigelingen.
f) Goede raad voor moeders die hun kind de
borst geven
g) Opvoeding
van driftkoppen.
h) Raad
voor meisjes in de puberteit.
i) Vruchten
van slechte en goede opvoeding.
DEEL Va –Voeding
1. Het gevaar
van onzuivere spijzen en invloeden.
2.
Voedingsprocessen
3. Hoofdregel:
eenvoud en matigheid.
4. Over de zegen
van eenvoudig voedsel.
5.
Spijzegeboden van de Vader aan de eerste mensen.
6. Het
eenvoudigste, zuiverste en gezondste voedsel.
7.
Verschillende raadgevingen en aanwijzingen.
8. Voedsel voor
geestelijk ingestelde mensen.
9. Over de aard
van wijn en andere natuurgeesten.
10. Over het roken en andere dwaasheden.
11. Wenken met betrekking tot de voedingswijze.
12. Het voorbeeld van de Heer wat betreft de goede voeding.
13. Over het vraagstuk van het vegetarisme.
14. Over het vraagstuk van vlees als dagelijks
voedsel.
1. Het echte
vasten
2. Over het
zwelgen en de ware zelfverloochening.
3.
Verschillende raadgevingen en wenken.
DEEL Vc –Uit Jezus'
jeugd
1. Vrolijk ochtendmaal
2. Het lievelingsgerecht
van het kind Jezus.
3. Koude vis
met olie en citroensap.
4. God
welgevallige gasten
DEEL Vd
-Tafelgebed, zegenbelofte, liefdemaal
1. Tafelgebed.
2. Zegenbelofte
3. Liefdemaal
1. Kleding
Verbondenheid
met de natuur -niet week worden!
2. Rust
a) Rusttijden
in de geestelijke wereld.
b) De
Heer als Voorbeeld
c) Ware
rust en het nietsdoen
d) Lof
der werkzaamheid
e) Meditatie
en innerlijke zelfbeschouwing.
f) Ware
Sabbatviering
3. Slaap
a) Nachtrust op ligstoelen.
b) Over
het droomleven
c) Dromen
en hun betekenis
d) Over
het slaapwandelen
DEEL VIb
Leeftijd, sterven, dood
1.
Ouderdomskwalen
2. Over de
doodsangst
3. Over de
zelfmoord
4. Over het
sterven en de dood
Over de voortijdige dood.
DEEL VII –Over
het leven met en zonder God
1. Waar geen arts meer kan helpen
2. Beloften en raadgevingen
3. Troostend
licht voor hen die hulp zoeken.
4. Liefde, het alles genezende middel.
5. De arts die
op meer dan één manier gezond maakt.
6. Genezing
door geestelijke ommekeer.
7. Over het ware heilsstreven
8. De bescherming in de ark van Noach.
9. Ken uzelf!
10. Bij d horlogemaker
11. Over de zegen van het gebed
12. Het ware geloof
13. Profetenscholen, wegen om tot geestelijke voltooiing te komen
14. Andere woorden aangaande het leven met en zonder God
Het is misschien goed hier nog een toelichting te geven ten behoeve van
hen die nog niet eerder kennis maakten met de geschriften van Jakob Lorber,
Gottfried Mayerhofer of Ida Kling. Tijdens het lezen kunnen vragen rijzen met
betrekking tot de wijze waarop deze geschriften tot stand zijn gekomen en wat
de meer algemene geestelijke achtergrond ervan is. Wij hebben enige informatie
dienaangaande samengebracht in de appendix (pag. 272). De lezer kan deze
informatie indien gewenst dus eerst lezen.
Ook voor degenen die reeds vertrouwd zijn met.de geschriften van de
Nieuwe Openbaring is het wellicht zinvol er hier ten overvloede op te wijzen
dat de gekozen citaten in de tijd soms 2000 jaar overbruggen, bijvoorbeeld
teksten 4it het Grote Johannes Evangelie en teksten die betrekking hebben op de
tijd waarin Jakob Lorber zijn dictaten opschreef. Wat de medische adviezen
betreft is het mogelijk ook nuttig om te beklemtonen dat sommige adviezen
betrekking hebben op een ander klimaat en een andere omgeving dan dat van
Nederland in de huidige tijd. Vanzelfsprekend zijn ook de medische terminologie
en diagnostiek aangepast aan het algemene kennisniveau van het midden van de
vorige eeuw. Sommige termen, zoals 'zenuwgeest' of 'levenskrachtveld' zouden
misschien vervangen kunnen worden door meer moderne of algemeen geaccepteerde,
zoals 'etherisch lichaam' of 'aura'. Om verwarring daarin echter te voorkomen
hebben wij gemeend de oorspronkelijke terminologie te moeten handhaven.
De uitgever.
In dit boek wordt genezing en gezondheid vanuit een andere visie bekeken
dan gewoonlijk het geval is. Veel mensen vragen zich af waarom er eigenlijk
ziekte bestaat. Kon de goede God de mens niet scheppen zonder de plaag van
ziekten en pijn? Is het werk van de Schepper derhalve niet een onvolmaakte
schepping? Zo deed men al van oudsher onderzoek en de artsen deden en doen hun
best om door middel van allerlei methoden en langs velerlei wegen de zieken te
helpen. Maar hoe wil een arts een goede therapie toepassen als hij geen juiste
diagnose kan stellen, als hij niet weet wat de eigenlijke oorzaak van een
ziekte is?
Door de geschriften van de Nieuwe Openbaring van Jakob Lorber vernemen
we belangrijke dingen over het wezen van de ziekte en haar oorzaken.
Overeenkomstig die geschriften zou elk mens allereerst moeten weten dat hij
uit de drieëenheid van lichaam, ziel en geest bestaat.
Wat is het lichaam ? Daarover Jezus in het Grote Johannes Evangelie
(Gr.Joh.Ev.) Deel 11, hfd. 227: "Het lichaam van een mens is op zichzelf
genomen niets anders dan een kunstige machine die door de vrije wil van de ziel
in menigvuldige beweging kan worden gezet." De geest als goddelijke vonk
is in het hart van de mens in zijn polariteit gelokaliseerd.
Een omschrijving geeft Jezus in het Gr.Joh.Ev. deel VIII ,hfd.56, 5-6:
"In het hart van de mens bevinden zich twee ontzettend kleine, nietige
puntjes, voor het oog nauwelijks zichtbare kamertjes, die overeenstemming
vertonen met de beide grote bloedkamers. Hoe klein echter deze punten ook mogen
zijn, ze bepalen door hun wijze van zijn totaal het leven van het hart en
daardoor van het gehele lichaam met al zijn organen. Het eerste en
belangrijkste kamertje stemt overeen met wat tot de g e e s t behoort en
derhalve het eigenlijke leven is, en we zullen het het bevestigende noemen.
Het tweede minder belangrijke, hoewel voor het leven van het lichaam absoluut
noodzakelijk, willen we het ontkennende noemen. Het stemt overeen met de materie. Dit heeft op zichzelf geen leven,
maar is slechts een vat waarin het leven wordt opgenomen en dit met elke nieuwe
hartslag uit het bevestigende kamertje opnieuw opneemt en vervolgens door het
bloed aan het hele lichaam meedeelt.
Jezus omschrijft de ziel van de mens als volgt in het Gr.Joh.Ev., deel
II, hfd. 169,3: "De ziel van een aards mens is een samenstelling van vele
levensdeeltjes die, uit satan genomen, in de materie van de aarde worden gevangen
gehouden, door deze materie vervolgens via het plantenrijk in de vele fasen
van het dierenrijk overgaan en zich uiteindelijk in de vorm van een potentie,
die uit ontelbare oerzieledeeItjes bestaat, tot een mensenziel vormen. Bij de
schepping in de schoot van de vrouw worden deze deeltjes stoffelijk en kunnen
vervolgens geboren worden." De zielen die zich op deze manier uit de
elementen van de aarde ontwikkelden, worden in de Nieuwe Openbaring aangeduid
als 'van beneden' komend. De zielen die van andere sterren komend op onze aarde
reïncarneren worden als 'van boven' komend aangeduid. De reïncarnaties van de
van andere sterren op onze aarde gereïncarneerden kunnen menigmaal
plaatsvinden. Jezus zegt tegen de Griekse geleerde Philopold, dat hij op andere
sterren reeds voor de twintigste keer is gereïncarneerd. Aldus is de ziel het
eigenlijke lichaam van de mens, dat in al zijn delen overeenstemt met het
fysieke lichaam. Als etherisch-substantieellichaam maakt het zich bij de dood
van de mens los van het fysieke lichaam en bestaat verder.
Door het buiten God geplaatst zijn van de mens is hij door zijn bewustzijn
en zijn vrije wil een evenbeeld van God in zijn schepping. De vrije wil, onder
de invloed van het geweten in zijn g e e s t verankerd, stelt hem zowel tot al
het goede als ook tot al het kwade in staat. Deze vrije wil bracht Lucifer en
zijn aanhang ten val, terwijl het andere grotere leger van geestelijke wezens
zich uitsprak voor de goddelijke ordening. Door de goddelijke geestesvonk, met
Gods wezen verwant, heeft de mens in zich de roeping tot het hoogste
kosmisch-goddelijke bewustzijn en tot de hoogste geestelijke functies; dit al
naargelang en in zoverre als hij zijn ziel van de materie, welke luciferisch
van aard is, heeft bevrijd.
Jezus in het Gr.Joh.Ev.,II , hfd. 210,12-15: "Blijft de ziel in de
stoffelijke materie met liefde en heerlijk welbehagen volharden, dan is ze net
zo onrein als de meest onreine geesten van haar lichaam. Ze blijft daardoor in
de zonde en dus in de hel en in de dood. Indien ze op de wereld ook net als
haar lichaam voortleeft, is ze echter zo goed als dood, voelt ook de dood in
zich en heeft er een grote vrees voor. Want de ziel kan in zo'n zondetoestand
doen wat ze ook maar wil, ze kan het leven echter niet vinden, hoewel ze het
bovenmatig liefheeft. Hierin ligt ook de reden waarom vele duizenden en nog
eens duizenden mensen van een leven van de ziel na de dood van hun lichaam net
zo veel weten als een steen die langs de weg ligt. En als men hun daarover iets
vertelt, lachen ze hoogstens of ze worden zelfs kwaad en wijzen de wijze de
deur. En toch zou ieder mens op z'n laatst op z'n dertigste jaar zover met de
vorming van zijn ik moeten zijn, dat voor hem het volgende, vrije leven na de
dood van het lichaam net zo volledig bewust en zeker is als voor een adelaar de
vlucht hoog in de lucht. Maar hoe ver is de mens, die er pas naar begint te
vragen, daarvan nog verwijderd! En hoe ver zelfs diegenen die er helemaal niets
van willen horen en zo'n geloof zelfs iets doms vinden. Zulke mensen bevinden
zich dientengevolge gedurende hun gehele aardeleven in de hel en zijn in die
zin volledig dood."
Aldus staat de ziel van de mens tussen materie en geest in. De mens
heeft het door zijn vrije wil, die niet door God wordt aangetast om de mens
niet in een gerichte, d.w.z. gedwongen toestand te brengen in eigen hand zijn
ziel te vergeestelijken of te vermaterialiseren. Jezus zegt dat als een mens
zijn ziel voor driekwart aan het vlees heeft prijsgegeven deze in het
hiernamaals in een zeer behoeftige toestand een lange, moeilijke weg voor zich
heeft, terwijl ze hier op aarde de mogelijkheid bezit deze lange, moeilijke weg
door een leven in overeenstemming met de goddelijke ordening te verkorten.
Deze bestaat voor de mens uit het opvolgen van de Tien Geboden van God -die
geen 'moeten-wetten' zijn -en die in hun totaliteit de beide geboden van de
liefde tot God en tot de naaste bevatten, met name in het bijzonder de
daadwerkelijke naastenliefde. In het Gr.Joh.Ev.III, hfd. 12 zegt Jezus: "Door
allerlei zelfverloochening wordt de ziel vrijer en wordt ook de juiste harding
van het lichaam tot stand gebracht. Waarechter alle zorg wordt gegeven aan
vertedering van het lichaam, daar is geen vrije, sterke ziel meer en doet zich
over zulke zwakke lichamen een zachte, verpestende invloed gelden, dan kan de
dood gretig oogsten. Maar niemand staat er bij stil, dat al dat lijden, alle
ziekten, alle oorlogen, alle duurte, honger en pest enkel en alleen daarin hun
oorzaak vinden dat de mensen in plaats van voor hun ziel en hun geest alles te
doen overeenkomstig Gods ordening, alleen maarvoor hun lichaam zorgen!" En
in het Gr.Joh.Ev. V,hfd. 75 staat: "De pijn welke het lichaam ondergaat is
steeds alleen maar het gevolg van een zich gedeeltelijk ontdoen van de ziel
van het lichaam. De belangrijkste reden voor een pijn, die steeds alleen door
de ziel, echter nooit door het lichaam wordt ervaren, ligt in de druk die een
of ander te traag en dus ook te zwaar geworden lichaam op een of ander
levensdeel van de ziel uitoefent."
Gr.Joh.Ev.VI, hfd. 13, 8: "Op zichzelf beschouwd is het vlees dood
en heeft het geen ander leven dan alleen maar het tijdelijke meeleven uit de
levenskracht van de ziel die met de geest verwant is, er sterk op lijkt en
daarmee één kan worden, als ze zich volledig van de wereld afwendt en zich
alleen richt op het meest innerlijke, geestelijke volgens de manier waarop Ik
het u door Mijn leer en Mijn eigen voorbeeld heb getoond."
Deze in alle beknoptheid geschetste uiteenzettingen over geest, ziel en
lichaam zijn noodzakelijk om de vraag op te lossen: wat is ziekte? Waardoor
ontstaat ze en hoe is ze te genezen? Zoals we reeds hebben gezien is het wezen
der ziekte gefundeerd in de wanorde, het in strijd handelen met de goddelijke
ordening. Omdat de wanorde van de geest en de ziel uitgaat, gaat ook de ziekte
daarvan uit, die zich vervolgens ook uit in dysfuncties van het lichaam. De op
die manier van de ziel uitgaande ziekte kan men niet met chemische preparaten
of door andere toepassingen van buitenaf genezen, maar ze kunnen vanuit hun
oorzaak slechts vanuit de ziel uitgeschakeld worden. Men kan wel meer dan eens
de symptomen van een ziek lichaam doen verdwijnen, maar het kwaad zelf is
hiermee niet uitgeschakeld (Gr. Joh.Ev.IX, hfd. 35, 6 7). Hoezeer de
psychische instelling van een mens van doorslaggevende betekenis is voor zijn
lichaam zegt Jezus met de volgende woorden: "De ziekten van het lichaam
zijn de bittere gevolgen van het niet opvolgen van de door Mij voorde mens duidelijk
uitgesproken geboden. Wie deze geboden vanaf zijn jeugd trouw onderhoudt, zal
tot op hoge leeftijd geen arts nodig hebben, en zijn nakomelingen zullen niet
aan de zonden van hun ouders hoeven te lijden." Jezus genas doordat Hij,
zoals Hij zegt, de ziel van de zieke, indien deze nog niet al te zeer tot vlees
is geworden, vrij maakt en vervolgens daarin de levensvonk wekt door het geloof
in Hem, dat wil zeggen het herstel van de relatie tot God. Tot de genezene
zegt Hij dan gewoonlijk: Zondig niet meer, of Hij voegt eraan toe: opdat je
niet nog iets ernstigers overkome.
De geneeswijze van Jezus en de apostelen die stellig door Jezus een
bijzondere kracht om te kunnen genezen kregen, alsmede de mogelijkheid van
genezing van mens tot mens of de genezing door zelfhulp in het gebed wordt in
het onderhavige werk van de Nieuwe Openbaring door Jakob Lorber uiteengezet, en
er wordt in verklaard welke betekenis het ziek zijn heeft en hoe het kan
bijdragen tot loutering van de ziel. Gr.Joh.Ev.II, hfd. 169, 12, Jezus tot Petrus:
"De meeste ziekten van de mensen moeten verhinderen dat de ziel één worde
met het vlees, dat ook bij de kinderen van het Licht uit de verbannen satan is
genomen. Bij de kinderen van het Licht is het bijzondere dat hun lijden, als
hun ziel vlees wil worden, hun vanuit de hemel wordt aangedaan. Ook de pijnen
van de kinderen van de wereld worden om deze reden vanuit de hemelen opgelegd
en toegelaten, maar zijn echter toch pijnen van de hel, omdat het lichaam van
het kind van de wereld het als een deel van satan meevoelt wanneer door de
geweldige invloed van de hemel aan de hel een deel van haar algehele leven
wordt ontnomen."
In het Gr.Joh.Ev. VIII, Hfd. 16, 12 zegt Jezus over het lijden van de
mensen: "Over mensen, die door allerlei wereldse zaken hun ziel te zeer
aan hun vlees hebben gebonden, komt tenslotte meestal bitter leed, want zo'n
ziel moet, wil ze niet volledig in haar vlees onder gaan, met grote kracht
daarvan losgemaakt worden, wat ook in het lichaam veel pijn veroorzaakt. En dat
is goed voor de ziel, omdat zij door pijn en leed van haar vleselijke lusten
wordt gereinigd en daardoor in het hiernamaals gemakkelijker verder kan komen
op de weg van het geestelijk leven."
G.Joh.Ev. X, Hfd. 148, 12: Tot een vrome Jood, wiens verlamde zoon
Jezus had genezen, zegt Hij: "Je hebt nu ingezien, dat een rechtschapen
Jood ook bij lichamelijk kwaad steeds meer op God zijn vertrouwen moet stellen
in plaats van op de vaak onwetende artsen van deze wereld, want waar geen arts
meer kan helpen daar kan God alleen nog zeker helpen. En Ik wist immers ook dat
Ik tot u zou komen om u door middel van de genezing van uw zoon een teken te
geven dat Ik de Heer ben en dat voor Mij niets onmogelijk is."
Zo werd in deze uiteenzettingen betoogd dat het wezen van ziekte, genezing
en gezondheid gezocht moet worden op het gebied van het geestelijk-psychische
in de mens. Vanuit dit gebied komen de functies van het lichaam tot stand en
worden door het 'levenslichaam', dat net als de zielook van
substantieel-etherische aard is, gestuurd. De inhoud van dit boek helpt de
lezer tot deze inzichten te komen.
Dr.Erich Heinze (arts)
"Wanneer Nazareth je niet geneest, dan geneest de
hele wereld je ook niet".
De Jeugd van Jezus, Hfd.278.
Verklaring van titel-afkortingen
B M = Bisschof Martin (hfd en alin.)
Ed = Aarde
en Maan (Erde und Mond) (Hfd)
Fl = De
Vlieg (opgenomen in 'Geheimen der Natuur)
(Die Fliege)
(Hfd)
G.M. = Gottfried Mayerhofer (Datum)
Gr.Joh.Ev. = Het Grote Johannes Evangelie (11 delen) (Das grose
Evangelium Johannes) (DI.,Hfd. en alin.)
Heilkr. = Die Heilkraft des Sonnenlichts
Hi = Himmelsgaben (2 delen; dl. en datum)
I.K. = Ida
Kling (Datum)
J.J = De
Jeugd van Jezus (Die Jugend Jesu) (Hfd.)
J.L. = Jakob Lorber (Datum)
Lao = Paulus' Brief aan Laodicea (Paulus' Brief an Laodizea)
LGh = Lebensgeheimnisse (door Gottfried Mayerhofer)
(pag.)
NO =
Neuoffenbarung (naslagwerk op het Lorber-oeuvre;
door
Dr.Walter Lutz)
NS = Die natlirliche Sonne (Hfd)
NZ = Naturzeugnisse
RBI = Robert Blum (2 delen; nieuwe titel: Von der Holle bis
zum Himrpel)
(DI., Hfd. en alin.)
SGh =
Schopfungsgeheimnisse (door Gottfried Mayerhofer)
WdG = Weltbild des Geistes ( door Viktor Mohr; uittreksels uit de Lorberwerken)
De nummers van de pagina's verwijzen naar de Duitse boeken (!) De in de
tekst tussen haakjes geplaatste notities zijn toegevoegd door de uitgever.
INLEIDING
(Geciteerd uit de samenvatting van teksten uit de Nieuwe openbaring,
Deel I )
Gr.Joh.Ev. IX/22 (5-6) (N.O.p.185) De Heer:
"Indien de mensen van deze aarde kinderen Gods willen worden, moeten ze in
alles zo volmaakt trachten te worden als de eeuwige, heilige Vader in de hemel,
die in zichzelf de eeuwige liefde, waarheid en macht is en al het oneindig
goede, rechtvaardige en heerlijke. Daarom ook staat er in de schrift: 'Naar
Zijn gelijkheid schiep God de mens en Hij maakte hem naar Zijn evenbeeld en
blies hem Zijn adem in, opdat hij een levende, vrije ziel worde!' Op deze
manier zijn de mensen van deze aarde niet slechts schepsels van de almacht van
Jehova, maar kinderen van Zijn Geest, dus van Zijn liefde."
Gr.Joh.Ev. 11/222 (4-5) (N.O. p.187) De Heer: "De
mens is de reden en het einddoel van de totale schepping; hij is het
uiteindelijke resultaat van al het werken vooraf van God. En omdat juist de
mens dat is wat God door alle eerdere scheppingen bereiken wilde en ook
bereikt heeft, zo stemt ook alles in de hemelen en op alle hemellichamen
overeen met de mens."
BM, Hfd.163, (3) (N.O.p.187) "De mensengestalte
is de eigenlijk goddelijke, omdat God ons mensen naar Zijn evenbeeld zowel
uiterlijk als innerlijk heeft gemaakt."
Hi II, p.135 (2,3,8) (N.O.p.186) De Heer: "Het is
waarlijk niet iets gerings dat een mens uit het moederlichaam op deze wereld
wordt geboren. Wan t wat hiertoe be
hoort, eer een mensenziel na alle fasen (van de geestelijke natuurrijken)
doorgemaakt te hebben rijp wordt voor de geboorte in de (mensen )wereld,
geloof Mij, is meer dan gij tot in eeuwigheid in staat zult zijn om te
begrijpen! Dat de wording van een mens voor Mijzelf niet iets gerings is
bewijzen immers alle daden en eerdere scheppingen, welke alleen voor de mens
tot stand werden gebracht. Dientengevolge is het dan ook billijk en
gerechtvaardigd dat zelfs de geboortedag voor elk mens een belangrijke dag moet
zijn, omdat het geen toevallige, maar een al van eeuwigheid her berekende dag
is! Want pas toen de werelden vanuit de oer-centraalzonnen neerwaarts waren
gevormd, werd elk wereldatoom precies op het duizendste van een seconde
berekend, wanneer het zou worden opgelost. En was de grote berekening eenmaal
bepaald, pas op dat moment ontstonden de organische scheppingen op de
hemellichamen door alle fasen heen in de op de meest wijze manier berekende
ordening. En daarna kwam eindelijk de mens als het volmaaktste organisme dat
tot opnemen in staat is, volmaakter dan alles wat aan hem voorafging, als een
volmaakt herenigingspunt van het eens van Mij uitgegane leven."
Fl. Hfd. 7,9 en 24 (N.O.p.186) De Heer: "God
heeft als gevolg van Zijn oneindige liefde naar behoefte al eeuwigheden her
schepsels van allerlei soort geschapen, van de meest volmaakte geest neerwaarts
tot het meest onbetekenende atoom-diertje. Al deze ontelbare wezens heeft God
uit Zijn eigen kracht -elk naar zijn aard -van Zijn leven gegeven, opdat de som
van hun leven zou overgaan in een meer volmaakt en krachtiger leven en aldus
voortgaande tot de ziel van de mens, die tegelijk in staat is het sterkste
leven (van de geest) dat uit Mij is, in zich op te nemen. Dit leven kan zich
met Mij door de liefde nu weer volledig tot één kracht verenigen."
Fl. Hfd. 7. (5-6) (N.O.p.95) De Heer: "Om het oneindige, meest
volmaakte, meest vrije leven van God te begrijpen, moet u zich een oneindige
ruimte indenken waarin zich een middelpunt bevindt, van waaruit naar alle
kanten stralen zonder einde uitlopen, die weliswaar vanuit het middelpunt beginnen,
maar waarvan het eind nergens valt te zien. In dit centrum is alle levende
kracht van de gehele oneindigheid verenigd en deze gaat van dit centrum weer in
de gehele oneindigheid uit. Opdat deze levende kracht echter niet te zeer
verstrooid rake in het oneindige en daardoor zwakker zou worden, heeft ze door
de gehele oneindigheid van de eeuwige ruimte oneindig veel
levensverzamelpunten gecreëerd, waarin het leven zich in zekere zin zelf
opvangt en daarna terugkeert naar zijn oer-eeuwige centrale punt."
GS II /126 (19-20) (N.O.p.95) De Heer: "Ik strooi
het leven in de kleinste deeltjes uit M ii uit in de oneindige gebieden van
Mijn overal werkzame Zijn, om uit elk van deze kleinste levensdeeltjes een
buitengewoon versterkt leven terug te krijgen. Buiten Mij bestaat er nergens
leven en daarom ben Ik ook eeuwig de voedingsbron voor al het leven!"
H 1/185 (19-22) (N.O.p.95/96) Op de vraag van Ghemela
de hemels reine, deemoedige dochter van de aartsvader Zuriël 'Wat is leven ?'
onderricht Abedam-Jehova haar en de kinderen van de hoogte: " Wat het
leven in Mij Zelf is zou voor jou onmogelijk te begrijpen zijn, want zoals Ik
Zelf het meest oorspronkelijke leven ben voor eeuwig en oneindig, zo zal ook
de hoogste en van grootste wijsheid doordrongen cherubijn nooit in staat zijn
dit te begrijpen. Het leven in jou echter is Mijn adem in jou, of Mijn
volmaakte evenbeeld in welk mens dan ook. Zoals ik M ii echter in het helderste
bewustzijn van het meest volmaakte leven bevind zo heeft ook elk schepsel een, hoewel
voor jou onbegrijpelijk klein deel van Mijn leven in zich, en is daardoor voor
zijn behoefte geheel levend. Al het leven is echter van dien aard dat het zich
voortdurend kan vermeerderen en kan groeien door Mijn onophoudelijk binnen stromen;
hoe volgroeider het leven echter wordt, des te volmaakter doet het zich dan ook
altijd voor. Maar het wordt zich pas dan van zichzelf bewust, als met het
vonkje der liefde ook een vonkje van het genadelicht uit God wordt ontvangen;
met dit licht herkent het gegeven leven zijn eigen Zelf en wordt vrij om zich
ervan bewust te zijn. Als echter dit van zichzelf bewuste leven zich ook bewust
wordt van zijn eeuwige, heilige oorsprong en daaraan dank en eer geeft, liefde
en aanbidding en diens wil erkent, dan pas wordt het volkomen vrij en een kind
der eeuwige liefde en van het eeuwige leven."
Gr.Joh.Ev. VII /147 (9) (N.O.p.188) Een verlicht
iemand uit Boven-Egypte: "Als het b ii de mens om iets gerings zou gaan
dan had God hem niet zo wonderbaarlijk wijs en kunstig toegerust, zodat de mens
reeds gelet op zijn lichaam een allergrootst meesterwerk in de gehele materiële
schepping is en ten tweede had God hem niet een ziel gegeven die aan Hem, de
Schepper, in alles gelijk kan worden wanneer deze dat in ernst wil -en ten derde
zou God niet reeds zo vaak tot de mensen zelf gesproken hebben en hen hebben
onderricht wat Zijn wil is, welke bedoelingen Hij met hen heeft en wat ze
bereiken kunnen."
Gr.Joh.Ev. VIII /140 (5) (N.O.p.187) De engel Rafaël:
"Alles wat op aarde en op alle sterren gebeurt, dat gebeurt alleen voor
het beste van de mens; want alleen in de mens ligt de reden en het doel van
elke schepping in de oneindige ruimte."
Gr.Joh.Ev. 1/165 (7-8) (N.O.p.187) De Heer onderricht
de verstandige, erudiete tollenaar Kisjonah: "Een groot deel van de voor
iouw begrippen ontelbare oergeesten heeft de vrijheid van zijn wil misbruikt en
wordt daardoor bedreigd met het gericht. Uit zulke geesten waaruit deze gehele
aarde en alle ontelbare andere werelden, zonnen en manen bestaan komen, volgens
in elke natuur onveranderlijk vastgelegde wetten, de mensen van deze aarde
alsook van de andere werelden voort. Dit langs de bekende weg van voortplanting
en geboorte en zij moeten daarna door opvoeding en onderwijs tot waarachtige
mensen en na aflegging van hun lichaam tot zuivere en geheel vrije geesten
worden gevormd."
Hl 11/110 (7 e.v.) De Heer heeft de mensen hun zwakke
kanten gegeven voor eigen, zelfstandige oefening. Juist door deze zwakke kanten
is onze geestelijke vrijheid bepaald, en door het inzicht daarin en de
overwinning ervan kunnen we pas volmaakt vrij in de geest worden.
Want het zwakke in ons is een door de Heer met opzet onafgemaakt deel
van ons wezen dat we (met goddelijke genadehulp) zelf moeten volbrengen om
daardoor het Gode-gelijk-zijn in ons sterker makend te rechtvaardigen en een
waarachtig vrij leven voor immer door onszelf te stichten.
Als we echter onze zwakheden liever bedekken dan deze open in ons zelf
te willen dragen, brengen we onszelf slechts schade toe en zijn we er zelf
schuld aan als we aan het eind erdoor ten onder gaan.
Gr.Joh.Ev. VII /141 (3,4) (N.O.p.188) De Heer:
"God is geen trotse keizer op een gouden troon, die zijn onderdanen als
verachtelijke wormen beziet en elk met de dood bedreigt die Hem zonder
toestemming wil naderen. God is tot in eeuwigheid een volmaakt Meester in het
grootste alsook in het klein ste. De mens is echter het volmaaktste van de
ontelbaar vele verschillende schepsels, het hoogtepunt van de goddelijke
liefde en wijsheid en ervoor bestemd een evenbeeld van God te worden. Hoe zou
God zich dus voor Zijn meest voortreffelijke werk schamen en het voor onwaardig
houden als dat Hem zou naderen ?!"
Gr.Joh.Ev. 11/6 (3) (N.O.p.187) De Heer:
"Gods hoogste zaligheid is de mens die zich in Zijn orde ontwikkelt. In
hem vindt God Zijns gelijke weer."
1. De menselijke drie-eenheid
Gtr. p. 380.
a) De mens is volgens de leer van de Nieuwe Openbaring een drie-eenheid
van geest, ziel en lichaam. Het lichaam heeft in deze drieklank een meer
ondergeschikte, dienende betekenis. Het heeft geen andere taak dan voor de ziel
en de geest een vat en een deugdelijk werktuig te zijn, door welks opbouw,
instandhouding en wijs gebruik de ziel onder leiding van de goddelijk verlichte
geest de bereidwillige en gezegende dienst in Gods orde moet leren. Over de
belangrijkheid dat de mens zich van zijn ware wezen bewust wordt, informeert de
Heer een bekeerde Farizeeër: het leven van de mens bergt in zich een
hoeveelheid vragen, waarvan het einde niet te vinden zou zijn zonder
verlichting van boven. Zo is ook de verhouding tussen lichaam en ziel een diep
raadsel en juist vandaag de dag worstelt de mensheid in het bijzonder om
inzicht te krijgen in deze dingen. Kunnen we de ziel door het lichaam en het
lichaam door de ziel genezing verschaffen? Wat zal er dientengevolge gebeuren
als het lichaam in zijn hoedanigheid en zijn functies niet in orde is? Wat
heeft over deze vraagstukken de grote bode uit het rijk van het licht, Jakob
Lorber, te zeggen ? Hoe kan de zieke mens vanuit geestelijk standpunt geholpen
worden?
Gr.Joh.Ev. III/24 (6 -12,14)
b) (De Heer:) "Zie, de mens is volledig naar Gods evenbeeld
geschapen en wie een volmaakt besef van zichzelf wil hebben, die moet weten dat
hij als één en dezelfde mens uit drie persoonlijkheden bestaat. Je hebt een
lichaam voorzien van de noodzakelijke zintuigen en van de voor een vrij,
zelfstandig leven nodige ledematen en bestanddelen.
Dit lichaam heeft voor de benodigde verfijning van de in hem wonende
ziel een geheel eigen natuurleven dat zich van het geestelijke zieleleven in
alles sterk onderscheidt. Ook de ziel is op zich een volledig mens met de
geestelijk-substantieel zelfde bestanddelen als het lichaam en naar een hogere
geestelijke analogie zich daarvan net zo bedient zoals het lichaam dat doet
van zijn materiële. Hoewel enerzijds echter het lichaam en anderzijds de ziel
twee verschillende mensen of personen voorstellen, van wie elk voor zich een voor
hem typische bezigheid uitoefent, vormen ze in wezen slechts één mens. Het
lichaam moet de ziel dienen en deze met haar verstand en wil het lichaam reden
waarom de ziel voor de handelingen waarvoor ze het lichaam gebruikt net zo
verantwoordelijk is als voor haar eigen handelingen, die uit allerlei
gedachten, wensen en begeerten bestaan. Als we het leven van de ziel echter
nader beschouwen, dan zullen we spoedig ontdekken dat ze zich als een
substantieel mensenwezen niet op een hoger niveau bevindt dan de ziel van een
dier, waarbij van een verstand en van een hogere, vrije beoordeling der dingen
en verhoudingen geen sprake is. Dit hoogste, aan God gelijke vermogen in de
mens komt tot stand door een zuiver essentieel, geestelijk derde mens, die in
de ziel aanwezig is. Door hem kan de ziel het ware van het verkeerde, en het
goede van het kwade onderscheiden, kan ze volledig vrij denken en willen en
zich volledig aan haar geest gelijk maken, indien ze met haar vrije wil voor
het ware en goede besluit. Hoewel een in de geest dus volledig wedergeboren
mens slechts één volmaakt mens is, bestaat zijn diepste wezen toch te allen
tijde uit een goed te onderscheiden drieheid."
Gr.Joh.Ev.III/42 (4:6)
c) (Mathaël tot de bekeerde Suetal:) "Vriend, wanneer je dit nog
niet weet, dat in elke ziel een geest van al het leven woont, dan kun je zeker
nog lang niet (het ware wezen van de mens en jezelf) begrijpen. ..
De ziel is immers slechts een vat van het
leven uit God, maar nog langniet het leven zelf; want zou ze het leven zelf
zijn, welke profeet zou haar iets van het bereiken van het eeuwige leven, of
omgekeerd van een mogelijk eeuwige dood, hebben kunnen vertellen? Omdat
echter de ziel pas op de weg van de ware, goddelijke deugd tot het eeuwige
leven kan geraken, hetgeen ook nog door veel voorbeelden kan worden bewezen,
dan kan ze toch onmogelijk het leven zelf, maar slechts een vat zijn om dit op
te nemen.
Slechts een vonkje in het centrum van de ziel is dat wat men Geest Gods
en het eigenlijke leven noemt. Dit vonkje moet gevoed worden met geestelijke
spijze, zijnde het zuivere Woord van God. Door deze spijze wordt het vonkje
groter en machtiger in de ziel, trekt uiteindelijk zelf de mensengestalte van
de ziel aan, doordringt de ziel tenslotte volledig en vormt aan het eind de
gehele ziel in zijn wezen om. Dan wordt de ziel echter zelf ook totaal leven,
dat zich als zodanig tot in het diepste doorgrondt".
2. Over de geest al.s het fundamentele leven van de mens
Gr.Joh.Ev. IV/76 (9-11)
(De discipel Johannes:) De geest is het meest innerlijke gezichtsvermogen
van de ziel, waarvan h et licht alles doordringt omdat het een heel innerlijk
en zuiver licht is. Wanneer jouw geest in jou wakker wordt zul je zijn stem
als lichtende gedachten in je hart ervaren. Hier moet je goed naar luisteren
en je daarin je gehele levenssfeer naar richten, dan zul je daardoor voor je
geest een steeds groter arbeidsterrein verschaffen; aldus zal de geest in jou
tot mannelijke grootheid groeien en zal je gehele ziel doordringen en met haar
je gehele materiële wezen. Heb je die zienswijze bereikt dan ben je ook in
staat niet alleen dat te zien en te begrijpen wat alle natuurlijke mensen met
hun zintuigen zien en waarnemen, maar ook die dingen die voor de gewone mens
niet te onderzoeken zijn.
3. Geestelijke anatomie van de mens
a) Uit: 'Weltbild des Geistes', inleidende opmerking naar V.Mohr:
Men kan niet verwachten met behulp van zuiver materiële methoden en hun
middelen tot in de mysteriën van het leven door te dringen.
Hier blijft de mens steeds op de gave van het innerlijk schouwen, op de
kracht van het zien van zijn geestelijk oog, aangewezen. Het is geen toeval dat
juist de contemplatieve wijze van beschouwen uit het Oosten ons in talloze,
vooral oud-Indische geschriften, een anatomie van het fijnstoffelijke mensenlichaam
heeft nagelaten: van dat etherlichaam dat het vegetatieve leven van het fysieke
bestaan regelt en welks straalorganen (chakra's) het verbindende element
tussen het primaire zieleleven van de mens en het door hem mede opgewekte leven
van het lichaam vormen.
De afwijzing van deze feiten door de westerse medische wetenschap is de
reden waarom deze in principe nauwelijks meer in staat is verder te komen dan
het tot nu toe bereikte. Hoger nog dan dit naar binnen gekeerde psychische
schouwen staan die zeldzame kennisgevingen van de geest, die door het
inspiratieve 'innerlijke woord' soms aan de aardemens worden gegeven. De tot op
heden belangrijkste drager van deze goddelijke gave was de mysticus Jakob
Lorber. In zijn geschriften staan op meerdere plaatsen belangrijke
aanwijzingen met betrekking tot het wonder van het menselijk lichaam met de
grote verscheidenheid aan kunstige organen en hun doel in het totale verband
van alle cellen. De basis wordt gevormd door de leer van de drieëenheid van de
mens: zijn meest innerlijke geest als de leidende vonk van God, zijn psychische
wezen als de krachtenwereld welke hem leven en vorm schenkt en zijn fijn en
grofstoffelijke lichamelijkheid als de draagster van idee en kracht.
In deze zin drukt elk lichaamsorgaan een stoffelijk vorm gekregen
geestelijk scheppingsidee uit, die -door de krachtstroom van de ziel doorweeft
zo lang organisch leven aan de dag legt tot de krachtbron van de ziel zich
weer uit de stof terugtrekt. Men zegt dan dat het leven uit het lichaam is
vervlogen. Het werkt voortaan alleen in het zielelichaam verder, terwijl het
aards-stoffelijke omhulsel uiteenvalt en tot de ongedifferentieerde elementaire
materie terugkeert, waaruit het door de wil van de geest en de zielekracht
eens werd gevormd.
b) Het hart als drager van h et leven
Gr.Joh.Ev. V/114 en
VIII /56 e.v. (geciteerd naar V.M.) (Jezus sprak:) ..."Het
lichaamsorganisme van de mens heeft dichtbij in het midden van het hart zijn
levensader: een heel klein klompje van waaruit het gehele lichaam wordt
gestimuleerd. De delen van dit ene klompje van de hartzenuw zijn zo toegerust
om de levensether uit het bloed en uit de ingeademde lucht zodanig in zich op
te nemen, dat ze allereerst zelf volledig levensvatbaar blijven en daarna deze
activiteit aan het totale organisme doorgeven, waardoor het gehele lichaam
langs de daarvoor geëigende weg wordt gestimuleerd. De geringste verwonding
van dit deel van het hart, waarin zich de genoemde belangrijkste levensader
bevindt, heeft de directe dood tot gevolg. .
Deze kleine zenuw, die voor de mens van zo'n levensbelang is, ligt niet
precies in het midden van het hart, maar meer aan de linker kant ervan.
Weliswaar bevindt zich in het midden van het hart ook een erg groot
levenscomplex, maar dit is niet de belangrijkste zetel van het leven, maar
vormt slechts een plek om de levensvoedingsstof uit het bloed en de lucht op te
nemen en te bewaren. Daar wordt deze pas door de belangrijkste levensader
opgenomen en erdoor bevrucht als een voor het leven dienstige substantie, dat
wil zeggen tot het tijdelijke mede-natuurleven van de zieI, die zonder deze
zenuw helemaal niet in verbinding zou kunnen komen met het organisme van het
lichaam.
Deze levensader aan de linker hartkant is een heel
onooglijk, buiten gewoon klein wratje, zoals het kleinste gevoelswratje aan de
onderste bal van de kleine teen van de linker en op overeenkomstige wijze ook
van de rechter voet. (Deze gevoelswratjes, die alleen maar door de opperhuid
worden bedekt, zijn de belangrijkste geleiders van het gevoel in de gehele
voet. Wie derhalve zijn kleine tenen moet missen, zal veel moeilijker lopen
dan wanneer hij de andere tenen zou moeten missen. ...
..."Verder bevinden zich in het hart twee buitengewoon kleine
kamertjes die overeenkomen met de beide grote bloedkamers (rechter en linker
kamer van het hart). Voor het menselijk oog zijn deze beide kamertjes
nauwelijks als kleinste punt zichtbaar. En toch bepalen ze alleen al door de
manier waarop ze zijn toegerust het leven van het hart en daarmee ook het
gehele leven van het lichaam in zijn ontelbare delen en organen. Het eerste en
belangrijkste kamertje komt overeen met dat wat tot de geest en het leven ervan
behoort. We willen het daarom het ware of bevestigende (positieve) noemen. Het
tweede, in zekere zin minder belangrijke, -hoewel het voor de natuurlijke
instandhouding van het lichaam absoluut noodzakelijk is -willen we het met de
materie overeenkomende, derhalve het ontkennende (negatieve) noemen.
Want het heeft in zich zelf geen eigen leven, maar is slechts een vat om het
leven op te nemen dat het met elke hartslag weer opnieuw uit het positieve
kamertje opneemt en dan door het bloed aan het gehele lichaam doorgeeft. Uit
dit beeld valt gemakkelijk af te leiden hoe het hart eruit ziet en moet
functioneren om het aardse lichaam als basis voor het leven te dienen. Dat het
hart daarenboven nog op een buitengewoon kunstige, mechanisch-organische
manier is toegerust ter continuering van het daarin ontwikkelde leven is zonder
nadere verklaring begrijpelijk. Wantwaar iets verder geleid moet worden, moeten
ook wel gebaande wegen en middelen bestaan.
Het bevestigende levenskamertje in het hart is -wat betreft zijn stoffelijke
delen -wel het onooglijkste deeltje van het gehele lichaam. Het wordt door de
mens, die hierdoor toch kan leven, helemaal niet herkend en blijft derhalve
onopgemerkt. En toch moet elk mens die zichzelf en God waarachtig wil kennen
geestelijk deemoedig en volgzaam in dit nietige hartkamertje binnengaan en het
daaruit ontvangen leven geestelijk weer teruggeven. Als een mens zoiets doet
dan vergroot hij het levenskamertje en verlicht het door en door. Hiermee wordt
het gehele hart en van daaruit de gehele mens nieuw leven geschonken en herkent
hij God in zich. Want hij is nu in staat te aanschouwen hoe het leven in dit hartkamertje uit God
binnenstroomt en hier samenkomend zich tot een vrij, zelfstandig leven omvormt.
In dit kamertje is dus de eigenlijke geest uit God werkzaam. Gaat de mensenziel
door nederigheid en liefde in dit kamertje tot de eeuwige liefde van God
binnen, dan bereikt ze de wedergeboorte van de ziel in de geest uit God,
hetgeen de mens pas tot het evenbeeld van de Schepper maakt."
c) Bouw en functie van de menselijke hersenen
Gr.]oh.Ev.IV/232 e.v. (geciteerd naar V.M.) (De Heer:)
" ...Voor Mij op de tafel lagen vier sneeuwwitte kiezelstenen. Het waren
twee grote en twee kleine, overeenkomstig de grote voorhoofdhersenen voor de
beelden van het Licht en de kleine achterhoofdhersenen voor de tekens van de
kIanken. Ik raakte de stenen aan en ze werden doorzichtig als bergkristal.
Daarop beademde ik ze en ze deelden zich in miljoenen kleine piramides van
vier vlakken, die elk uit drie zijden of buitenvlakken en een ondervlak
bestonden. De twee stenen rechts van Mij stelden hersenen voor die op de juiste
wijze waren geordend, de twee stenen links van Mij hersenen die verkeerd waren
geordend, door verkeerde opvoeding en andere achteraf kwade invloeden die
gewoonlijk van de mens uitgaan.
Er waren niet louter zuivere piramiden, maar daarnaast waren ook
allerlei andere vormen, figuren en types te zien die des te exacter waren
naarmate Ik door het beademen deze nabootsingen van de hersenen tienvoudig had
vergroot.
Nu zei Ik: "Kijk, hier aan de rechterkant bestaan de grote
voorhoofdhersenen louter uit bijzonder regelmatige piramides net als de kleine
achterhoofdhersenen, alleen zijn de laatste drie keer zo klein, maar voor het
opnemen van luchtvibratie getallen (klankbewegingen) meer dan groot genoeg voor
de zielom het waar te kunnen nemen. Bekijk nu die beide groepen aan Mijn linker
kant! Hier gaat het om heel verschillende vormen die nergens in elkaar passen.
Nu adem Ik echter onze vier hersengroepen nog één keer aan en voor onze
hersenpiramides zie je twee kleine stiften. Voor elk omgerekend naar haar
vlakken acht. Met deze bijzondere stiften worden door middel van de vibrators
van de hiertoe aanwezige hersenzenuwen, die met de gezichts en gehoorszenuwen
in een organisch mechanische verbinding staan -de wanden hetzij volgens een zekere
ordening beschreven of met andere, dienovereenkomstige geestelijke lichtbeelden
gemerkt. We gaan nu de stiften met een lymfe vullen en zullen onze
beschouwingen eerst bij de geordende hersenen beginnen. Ik wil dat deze
hersenvlakjes, uitgaande van een harmonisch gevoel, zowel van de kant van het
gezicht als ook van het gehoor goed worden volgetekend! Wat bemerkten de aandachtige
waarnemers nu? Ze zagen hoe uit de kleine stiften roodachtige en blauwachtige
sterretjes zich over de hersenwandjes uitstortten en wel in zo'n regelmaat dat
een nauwlettend oog daarin allerlei wonderlijke, kleine beelden kon gaan
ontdekken. Ik zorgde er daarom ook voor dat de ogen van hen die toekeken een
sterk vergrotende kracht kregen, omdat anders de waarnemers van deze kleine
lichtbeelden en vormen niet veel zouden hebben waargenomen. Omdat ze nu echter
de hersenvlakjes duizendvoudig vergroot zagen, konden ze wel erg veel
ontdekken.
Ik vroeg Cyrenius wat hij nu zag en hij antwoordde:
(Cyrenius:) "Heer, wonder boven wonder! Uit de zeer beweeglijke
piramide-obelisken, waarvan de vele organen dwars door elkaar heen lopen,
stroomt voortdurend een hoeveelheid sterretjes die een lichtrode en lichtblauwe
kleur hebben. de beide stiften, voelhorens voor elk piramidevlak, bewegen zich
vonkend onafgebroken over deze voor hen staande vlakken heen en bestrooien ze
met deze sterren. Men zou kunnen denken dat door dit schijnbaar zinloze
toevallig heen en weer bewegen op het driezijdige vlak niets anders dan
gekriebel zou ontstaan. Maar er ontstaan echter als vanzelf geordende beelden
en het is zelfs aangenaam om ernaar te kijken! Nu merk ik hoe de beide
zuiltjes heel rustig worden zodra een vlak helemaal is vol getekend. Het is
nauwelijks te geloven dat deze duizenden en nog eens duizenden tekens en
beelden in zo korte tijd door de twee levendige stiften op het vlak kunnen
worden ingetekend. Hoewel we de vlakken op manshoogte waarnemen, zijn de
vormen weliswaar nog klein, maar ze staan daar in volmaakte zuiverheid! Waarom
zij n echter in het achterhoofd op de aan het voorhoofd precies gelijke
vlakjes geen beelden te ontdekken? Ik zie hierop niets anders dan lijnen,
punten en een soort haakvormige tekens, waaruit ik niet kan opmaken wat het
betekent."
Ik zeg: "Dat zijn tekenen van klanken en van het woord. Ze
staan daar echter niet zo maar, maar ze staan steeds met een vlak van een
voorhoofd-hersen-plaatje in een polaire verbinding. Hiermee wordt de klank of
het begrip, zoals deze door middel van tekens op het achterhoofd-vlakje schijnt
te zijn opgebracht, op hetzelfde moment gewoonlijk ook op de beneden liggende
vlakken van een voorhoofdpiramide als een overeenkomstig beeld aangetekend, om
zo voor de ziel gemakkelijker herkenbaar te zijn. Daartoe moet een hoeveelheid
zenuwbanen van elke hersenpiramide van het achterhoofd naar de overeenkomstige
piramide van het voorhoofd leiden, omdat anders niemand zich van een gehoord
begrip of van een d.m.v. woorden beschreven omgeving of handeling een
duidelijke voorstelling zou kunnen maken.
Niet gearticuleerde klanken, maar ook muziek worden daarheen niet doorgezonden,
waardoor ook geen mens zich onder een klank, een harmonie of melodie een ding
kan voorstellen. Want zulke klanken worden niet op hersenvlakken van het
voorhoofd opgetekend, maar blijven alleen op een overeenkomstig piramidevlak
van het achterhoofd als lijnen, punten of haakjes vastzitten. Daarvoor
gaan echter, van de met zuivere klanken opgetekende piramidevlakken van het
achterhoofd, zenuwen door het ruggengraatmerg naar de maagholtezenuwen
(zenuwstelsel van de zonnevlecht) en van daaruit naar het hart. En dit is de
reden waarom zuivere muziek hoofdzakelijk alleen maar op het gevoel
werkt en men het voelend kan pakken. Maar van het gemoed (hart) opstijgend,
kunnen zulke klanken toch door het licht van de liefde als kleine sterren door
de twee obelisken in vormen op de hersenwandjes worden getekend. Ze zijn dan
niet zelden de ware gidsen van de ziel in de leefwereld van de geest; leer
derhalve van en Iaat je onderrichten door zuivere muziek, want ze is de ziel
zeer behulpzaam om met haar geest volledig één te worden. Onzuivere en obscene
muziek bewerkt echter juist het tegendeel. Gij hebt nu ondergaan hoe zelfs de
klanken langs een omweg toch nog iets aanschouwelijks voor de ziel worden,
weliswaar niet als zakelijk beeld, echter wel als vormen en tekens van een
hogere geest zoals men deze op de oude cultuurmonumenten van Egypte aantreft.
Dit alles komt echter slechts bij juist geordende en niet beschadigde
hersenen voor, doordat ze op de juiste wijze zijn voorgevormd uit het gevoel,
waarbij de hersenpiramides allereerst door het licht van de liefde met allerlei
geestelijke vormen en zielsvormen worden beschreven.
Na dit voorwerk moeten we voor het begrip van de hele zaak er nog op
letten hoe uiteindelijk de zielook de beelden uit de materiële wereld in
dezelfde hersenwandjes Iaat inprenten. Ik wil nu dat ook de door het oog
komende beelden daar zelf ingetekend verschijnen! Wat zie je nu? I(ijk nu naar
de voor twee vlakken aangebrachte schrijf-obelisken en zie hoe deze opeens
helemaal donker zijn geworden. Het lijkt alsof ze met een heel erg donker sap
zijn volgegooid. Kijk, hoewel allen reeds exact met wat ons omgeeft nauwkeurig
op de vlakken zijn ingetekend, maar niet eenzijdig en dood, maar veelzijdig en
levend. Elk van onze bewegingen wordt hier duizenden keren weergegeven en toch
blijft een vroegere of ook duizend vroegere posities in de binnenste
vertrekken van de piramide opgetekend. Ze zijn daar voor het oog van de ziel
direct zichtbaar omdat ze altijd door het geestelijke licht der ziel worden
verlicht. Aldus wordt dat tot stand gebracht wat men vooreen deel 'geheugen'
noemt en vooreen deel 'herinnering', omdat het binnen de hersenpiramides
vastzit. Langs de weg van de meest veelsoortige reflectie vermenigvuldigen
zulke 'indrukken' zich echter zo, dat men één en hetzelfde voorwerp ontelbare
malen met zichzelf mee kan dragen.
Dat is de reden dat elk mens in zijn ziel en nog ontegenzeglijk meer in
zijn geest de gehele schepping, van het grootste tot het kleinste van haar
bestanddelen, in zich draagt omdat hij zelf daar immers uit is voortgekomen.
Alle tekeningen uit de sfeer van de uiterlijke wereld van de natuur verschijnen
weliswaar op zich zelf als donkere beelden. Maar de achter hen staande
lichtende beelden uit de sfeer van de geest verlichten deze beelden van de
natuur, zodat de ziel ze in haar innerlijkste gestel kan doorzien en begrijpen.
Bovendien staan in het bijzonder de voorhersenen in voortdurende verbinding
met reuk en smaakzintuigen, zoals het achterhoofd met de algemene
gevoelszenuwen. Ook deze laten op speciaal daarvoor bestemde hersenwandjes
bepaalde kenmerken achter, waaruit de ziel direct en gemakkelijk herkent hoe
bijvoorbeeld een bloem ruikt of een gerecht smaakt. Want de wijze van toegerust
zijn is zodanig dat elk reuk of smaakwandje door zeer gemakkelijk te prikkelen
zenuwen in nauwe verbinding met het wandje van een of ander ding staat. Zodra
nu een bekende geur de reukzenuwen in beweging zet, dan wordt dit direct op één
van de vermelde piramidewanden uitgebeeld die bij de geur hoort. Van daaruit
wordt direct de overeenkomstige wand van het ding gestimuleerd, waardoor de
ziel snel en gemakkelijk ervaart waarmee ze in dat geval te maken heeft.
Datzelfde geldt ook voor de processen die zich afspelen bij de smaak. Op dezelfde
wijze doet zich aan de zielook een proces van een algemeen gevoel voor
door het achterhoofd, waardoor de zaak waardoor het gevoel werd opgewekt, in
haar vorm en hoedanigheid wordt uitgebeeld. Dit alles gebeurt echter slechts
bij zeer goed geordende hersenen. Bij verkeerd gevormde hersenen zullen we in
dit verband nauwelijks vage overeenkomstigheden aantreffen.
Bekijk deze goede, oergeordende hersenen! Wat een helderheid in de
beeldcomposities. Alles is licht en alle vormen zijn zowel in hun uiterlijke
begrenzing als in hun organische opbouw zichtbaar en van de allergrootste
helderheid. Wat moet een ziel hier een duidelijk begrip en een heldere
voorstelling van alle dingen en verhoudingen hebben! Hoe wijs en in elk opzicht
levenskrachtig is zo'n mens!
Nu echter hebben we vervormde hersenen voor ons en we zullen zien hoe
een en ander door een achteraf verkeerde opvoeding nog meer ontaardt. Zie, wat
een chaos deze hersenen zijn! Nergens een geordende samenhang, slechts hier en
daar een verschrompeld hersen-piramidetje. Alles lijkt meer op een puinhoop
dan op een geordend orgaan. Menige hersenen zien er zo reeds in het moederlichaam
uit (door een verkeerde ontwikkeling van de ziel!). Ja, als men het bij het
kind daar nog bij zou laten en men zou tien jaar achtereen aan een zorgvuldige
ontwikkeling van het gevoel werken! Waar denkt men echter nog zo? De
verstandigen van deze wereld hebben weliswaar in menig opzicht meestal een
scherp maar egoïstisch verstand. De reden van deze scherpzinnigheid ligt daarin
dat de piramide-hersenwandjes bij ieder mens tenminste in het midden van de
hersenen voor een deel en regel voor regel in stand blijven. Daarom is het
verstand van de wereld zo nu en dan in staat voor zuiver aards doeleinden zelfs
iets bijzonders voort te brengen. Maar voor zo'n mens blijft al het innerlijke,
alles wat geestelijk diep gaat, verborgen.
En zie, dat alles vindt z'n wezenlijke oorzaak in de reeds verkeerde
aanleg van de hersenen in het moederlichaam en daarna in de nog slechtere
opvoeding van het hart en het gevoel. Zou tenminste na de geboorte nog van een
juiste opvoeding in de genoemde zin sprake zijn, dan zouden daardoor de
voorgeboortelijk vervormde hersenen voor het grootste deel weer genezen kunnen
worden. Zulke mensen zouden daarna grote helderheid en levenskracht kunnen
bereiken en door de krachten van de waarachtige hartewarmte zou zich na jaren
datgene wat verloren was weer helemaal laten vervangen. Van een mens met
vervormde, duistere hersenen dringt geen lichtstraal -die de eraan
beantwoordende geestelijke vormen in zich draagt - uit de stoffelijk-materiële
hersenen tot zijn geestelijk psychische hersenen door; daardoor blijven ook de
totaal verkommerde hersenwandjes van de ziel in zichzelf duister en leeg.
Zelfs als het licht van de geest tot deze wandjes zou doordringen dan zou dat
de ziel net zo weinig baten als wanneer iemand licht zou aan brengen in een
volledig leeg vertrek. Wanneer echter het geestesoog in de hersenwandjes van de
ziel kijkt, en ze zijn leeg, dan Iaat het ook geen licht meer binnendringen en
de ziel blijft verder duister. Dan zijn haast opnieuw geweldmiddelen nodig om
tot een daadwerkelijke opleving van het gevoel te komen, zodat op die basis
weer juiste wegen kunnen worden ingeslagen.
Nu wil Ik u laten zien wat het effect is als de eerste begrippen omtrent
de wereld in zulke beschadigde hersenen van een kind worden ingeprent. U zult
nu merken hoe de obelisken op een vlak van één van de her en der liggende
piramides plomp en traag van een bepaalde zaak een schamel beeld bestaande uit
een erg donkere substantie gaan aanbrengen. Het gevolg van het neer kladderen
van deze tekens is dat de ziel van zo'n kind uit het hem voorgehouden begrip
m.b.t. een zaak geen wijs kan worden, tot het pas na honderden keren in staat
is een enigszins duistere voorstelling te vormen. De reden ervan ligt in de
onrijpheid van de weinige op zichzelf nog juist geordende hersenwandjes. De
ervoor aangebrachte tekenpotloden, zelf nog zwak en ongeoefend, worden -zonder
oefening van de ziel en zonder de juiste substantie te bezitten -met geweld gedwongen
op de ruwe en nog niet geprepareerde piramidevlakken te tekenen. Daardoor
vloeit het beeld steeds opnieuw weg en moet het vaak talrijke keren worden
getekend om op de onrijpe wand vast te blijven zitten. De ziel neemt dan
slechts de flauwe contouren van de buitenkant waar en van een doordringen tot
een begrip is maar nauwelijks sprake. Door het veelvuldig gedwongen zijn worden
vervolgens de bruikbare hersenwandjes met zwart lymfe bezoedeld en ook de
geestelijke Godsleer wordt net als de tafels van vermenigvuldiging in de
hersenen ingeprent zonder de vorming en ontwikkeling van het hart en het gevoel
te kunnen dienen.
Omdat nu door geen actievere gevoelsaandoening geestelijk licht van het
hart naar de hersenen opstijgt, moet de ziel in plaats van op het aanschouwen
zich op het betasten van haar duistere, stereotype beelden van het hersenvlakje
gaan toeleggen. Doordat echter zo'n verkommerde ziel slechts door het betasten
van die vlakken tot kennis geraakt, ontkent ze ook in het aards bestaan
alle begrippen van de geest, en houdt ze slechts voor reële waarheid wat ze met
haar grove aardezintuigen kan betasten. Die beeldvoorstellingen van verkeerde
hersenen, die meestal geen piramidale ontwikkeling kennen, dienen nergens toe.
In de ziel brengen ze slechts het gevoel van een troosteloos
zich-niet-bewust-zijn voort. Met zulke mensen is daarom elk gesprek over hogere
en bovenaardse dingen vruchteloos, want als zij de natuurlijke dingen reeds
moeilijk begrijpen, hoe zullen ze dan geestelijke of hemelse waarheden
begrijpen, daar het h un ziel immers aan het innerlijk licht ontbreekt?"
Wie bij een kind in plaats van het gevoel eerst het verstand aan een
bepaalde ontwikkeling onderwerpt, brengt de ontwikkeling van zijn hersenen in
het ongerede. Zijn de hersenen nog niet voor tweederde volwaardig gevormd en
worden ze belast door woorden, beelden, getallen en tekens in geweldige
hoeveelheden op de nog zeer zachte en waterige hersenwandjes op te nemen, dan
worden deze piramidevlakken aan de ene kant zeer verhard en aan de andere kant
echter door de inspanningen van het geheugen volledig misvormd. Alle hersenen
worden hierbij reeds veel eerder met allerlei indrukken volgeplakt en voor het
opnemen van de subtiele tekens volledig ontoegankelijk gemaakt; deze tekens die
uit het gevoel opkomen zouden zich juist op de ontvankelijke hersenwandjes
moeten inprenten. Komt later de ziel vanuit het gevoel met de één of andere
hogere geestelijke waarheid in aanraking, dan kan deze zich niet hechten en de
ziel kan haar niet 'grijpen'. Daarnaast heeft de ziel steeds een hoeveelheid
grof -materiële wereldbeelden, als een dicht woud, voor zich en kan hierdoor de
oneindig vele tere tekens (van het gevoel) slechts heel zwak aanschouwen.
Bespeurt ze soms zulke wazige beelden die heel zacht de hersenen worden
aangeboden, en die uit het hart zijn gekomen, dan doen deze zich voor als een
vertekend beeld omdat de groffe beelden van de materie (zintuiglijke indrukken)
voor het geestelijke beeld komen te staan en dit voor een deel bedekken of
zelfs verwoesten. In de voor eens vastgestelde maatschappelijke structuur gaat
het, voor wat betreft het beschouwen door de ziel, om de weg via de hersenen.
Bij het mechanisme van het menselijk lichaam is er sprake van een strenge
mathematische orde, waarbij alles ook geen duimbreed van z'n plaats verwijderd
kan worden en niet kan worden gewijzigd zonder een totale verandering van het
gehele organisme tot gevolg te hebben. Zo is het ook bij het organisme van de
ziel, dat echter veel teerder en geestelijker is dan dat van het stoflichaam.
Ze kan gedurende het aardse leven slechts zien en horen door middel van de
hersenen van het stoffelijk lichaam. De andere indrukken, die afgestompt en
onverklaarbaar zijn, kan de ziel weliswaar ook met andere zenuwen waarnemen
maar, deze moeten eveneens met de hersenzenuwen in voortdurende verbinding
staan, omdat anders het gehemelte niet in staat zou zijn om te proeven en de
neus geen reukvermogen zou bezitten.
Zolang de ziel in het aardelichaam is blijven de hersenen haar
belangrijkste orgaan om te kunnen zien. Zijn deze op de juiste manier gevormd
dan zal de zielook de vanuit het gevoel in de hersenen ingeprente beelden van
het leven exact zien en ernaar denken, beslissen en handelen. Daar waar bij
een ander waarnemen van de ziel gedurende de tijd dat het lichaam leeft
(bijvoorbeeld door de maagholte, zonnevlecht) de hersenen van het hoofd er
niet deelachtig aan zijn, resteert de ziel geen herinnering, maar hoogstens een
dof vermoeden. Wat echter bij het innerlijk aanschouwen van de hersenen door
de ziel zich in de hersenen van de ziel vasthecht, kan alleen door de geest
worden gezien en bewust worden gemaakt. Misvormde lichaamshersenen h.ebben voor
het innerlijk schouwen van de ziel helemaal geen nut. Indien de hersenen echter
naar de juiste orde vanuit het hart worden gevormd, zullen de geestelijke
beelden van het leven zich eerder in de hersenwandjes inprenten dan de materiële
beelden. En omdat geestelijke beelden een licht zijn, worden de indrukken van
de omringende werkelijkheid die erop volgen verlicht en daarmee tot in elk deel
volgens de ware wijsheid begrijpelijk.
(De bovenstaande leer van de ziel en de hersenen bevestigt met het
tweevoudige stempel dat op de hersenen wordt gedrukt, nl. door de geestelijke
impulsen (beelden van licht uit het hart) en door de zintuiglijke indrukken van
buitenaf (materiële beelden) de belangrijkheid van een juiste ontwikkeling van
de hersenen voor de psychische structuur van elk mens. Een geestelijke en
fysieke anatomie, die elk tot nu toe verricht wetenschappelijk onderzoek ver in
de schaduw plaatst! -de uitgever).
d) Bouw en functie van de ingewanden
Ed. hfd.10 -12 (geciteerd naar V.M.) Na een uiterlijke
beschrijving van de milt licht d e
H e e r over de functie ervan het volgende toe: "De bloedvaten die
in de milt in buitengewoon grote aantallen verspreid zijn, beginnen in één
enkel vat dat met de maag in verbinding staat en eindigen weer in een hoofdvat
dat in directe verbinding met het hart staat.
Tevens wordt het gehele miltweefsel door een tere huid omgeven, waar
doorheen de kamertjes en op touwtjes lijkende bloedvaten als donkerrode wratjes
zacht glanzend te zien zijn. Omdat de milt een uiterst teer weefsel is, wordt
ze bovendien nog door een vetweefsel omgeven, opdat ze vanwege haar voortdurend
wrijvende werking goed beveiligd schijnt.
De directe verbinding van de milt met maag en hart heeft als reden het
feit dat ze de van de maag in het bloed overgaande sappen in zich opneemt, in
werkelijk bloed verandert en dan aan het hart doorgeeft. Bij volbloedige
mensen kan het daarom gemakkelijk gebeuren dat de te volle milt niet al het
bloed aan het hart kwijt kan en dat het opgehoopte bloed naar de maag
terugkeert, van waaruit het wordt uitgebraakt. Het veel voorkomende opgeven van
het bloed geschiedt daarom het meest door de milt en slechts zelden door de
longen. -Als het eiwitachtige sap vanuit de maag naar de milt gaat, blijft het
bij perioden in parelsnoer-achtige bloedaderen vastzitten en rukt bij elke
hartslag een parel verder naar voren, waarmee tegelijkertijd een wrijving van
de miltkamers wordt teweeggebracht. Daardoor vullen de kamertjes zich met elektrisch
vuur dat tegenover de maagstreek positief blijkt te werken en tegenover de
hartstreek negatief blijkt te werken. Daarom hebben ook de kamertjes rond de
maag veel scherpere kanten, terwijl ze in de streek rond het hart meer eivormig
worden.
Door dit elektrische vuur dijen de kamertjes van de milt nu eens uit,
worden dan weer samengedrukt. En omdat ze aan de kanten zowel met elkaar als
ook met elk van die bloedvatbolletjes door kleine cilinders in verbinding
staan, beginnen de sappen in de bloedvaten steeds meer te gisten. Dit proces
scheidt de in hen nog te sterk aanwezige koolstof af, dat voor een deel naar
de gal voor een deel naar het vetweefsel gaat. Tegelijkertijd ontstaan door
deze gisting steeds weer nieuwe blaasjes, die onder de heerschappij van de
negatieve elektriciteit ineen schrompelen en vervolgens de vorm van een lens aannemen.
Als zodanig worden ze voor de helft met die elektriciteit gevuld, krijgen
hierdoor een safraan-gele kleur en komen al als goed bloed in de hartkamer
binnen.
Bloed is geen bestendig vocht, maar een brei die de vorm heeft
van kleine lenzen en die met deze gladde en glibberige lenzen de negatieve
elektriciteit over het gehele lichaam verdeelt. Dit soort elektriciteit
verwarmt het gehele lichaamsorganisme. Op de plaats waar de bloedlenzen door de
zeer nauwe vaten worden gedreven, barsten ze uiteen, waardoor de huls vloeibaar
wordt en in de zogenaamde lymfesappen overgaat, terwijl de vrijkomende
elektrische stof als een ijzerhoudend ether wordt opgebruikt om het zenuwstelsel
te stimuleren.
Net als de milt moet ook de lever als een van de belangrijkste organen
van de ingewanden worden beschouwd. De lever is bij het dier en het menselijk
lichaam het afscheidingsorgaan van giftige stoffen, die naast de tot leven
wekkende voedingsstoffen, in elk voedsel aanwezig zijn. Ieder mens zou na het
eten dat hij genuttigd heeft, lichamelijk worden gedood als het lichaam geen
orgaan zou bezitten dat alle giftige substanties, hoofdzakelijk koolzuren en
blauwzuren, gretig naar zich toe zou trekken en voor een deel door urinelozing
af zou voeren. Deze activiteit wordt door de lever verricht. Haar bouw lijkt
op die van de milt voor wat betreft de inwendige samenstelling, naar de vorm
is er echter een grotere gelijkenis met de long. De lever bestaat
dientengevolge eveneens uit een hoeveelheid aan elkaar zittende kamertjes die,
als bij de milt, slechts iets nauwer met elkaar verbonden zijn. Daarnaast lopen
er door de lever hoofdzakelijk vier verschillende vaatbuisjes als
gelijkvormige, zich voortzettende organen die over en weer nog door kleinere
doorgangsvaten met elkaar verbonden zijn. Een deel van deze vaten ontspringt
in het hart en voert in ruime hoeveelheid bloed naar dit deel van de
ingewanden, opdat het hier met de nodige hoeveelheid koolstof en een kleinere
dosis blauwzuur wordt verzadigd. Pas dan is het bloed geschikt om de
spijsvertering in de overeenkomstige orgaanvaten op gang te brengen en
daarenboven de oppervlaktehuid te vormen. Voor het inwendig gebruik is het
bloed daarna niet meer te gebruiken. Daarom zijn leverziekten hoofdzakelijk
gemakkelijk herkenbaar aan de opperhuid (geelzucht). Een tweede soort van
deze doorlopende vaten gaat van de maag naar de lever. Deze neemt alle waterige
substanties op waarin blauwzuur -zeer verdund afgevoerd -door de kleine
verbindingsvaten van de lever aan het bloed wordt afgegeven. Het merendeel van
het giftige blauwzuur wordt echter uit de lever door de nieren naar de
urineblaas geleid, die dit als nutteloze stof volledig uit het lichaam doet
verdwijnen.
Een derde vaatsoort gaat weer van de maag uit en verbindt in het
bijzonder het slijmvlies ervan met de galblaas in de lever. Door deze kanalen
wordt de slijmerige kool of galstof van de spijzen in de maag afgescheiden en
voor het grootste deel in de galblaas bewaard. Dit met het oog op het feit dat,
wanneer er door het genuttigde eten te weinig van deze spijsverteringsstof in
de maag ontwikkeld zou worden, dat dan de lever weer iets van haar voorraad aan
de maag kan leveren. Want alle spijsvertering bestaat uit een soort gisting,
die bij bepaalde voedingsstoffen gemakkelijker optreedt dan bij andere.
Een vierde vaatsoort wordt gevormd door de kleine windaders, die,
uit de long komend, in verschillende kronkels door de lever lopen. Voor een
deel vormen zij de galblaas en deze wordt in een voortdurend gelijkmatige
spanning gehouden. Tegelijkertijd wordt door die vaten steeds een bepaalde
hoeveelheid atmosferische lucht en daarmee zoveel zuurstof naar de gal gevoerd
dat de inhouden van die stoffen niet beginnen te gisten en daardoor die
kwaadaardige verschijnselen in het lichaam voortbrengen, waaruit hoofdzakelijk
ontstekingsziekten voortkomen als reumatiek, jicht en dergelijke.
Het is daarom voor de mens zeer schadelijk zich op die plaatsen te
bevinden waar hij in plaats van de leven schenkende, zuiver atmosferische
lucht slechts bedompte lucht zonder voldoende zuurstof in ademt.
De actie en reactie van deze vier vaatsoorten wordt net als bij de milt
door het elektrische fluïdum teweeggebracht, dat in de eerder genoemde kamers
door hun wrijvende beweging ontstaat. Allereerst wordt echter het
elektrische vuur in de lever hoofdzakelijk door dat van de milt opgewekt.
In het menselijk en dierlijk organisme is de nier in
drievoudig opzicht een zeer opmerkelijk levensorgaan. Ze dient drie essentiële
en buitengewoon belangrijke doeleinden, zonder welke het animale leven niet zou
kunnen bestaan, de voortplanting ondenkbaar zou zijn en geen levend wezen tot
een fysiek opgewekt welbevinden in staat zou zijn. Een zekere vrolijkheid komt
vanuit de nieren, reden waarom dit orgaan meer dan eens in de Heilige Schrift
wordt vermeld.
In de eerste plaats heeft de nier de functie het uit de lever
afgevoerde en voor het levensorganisme niet geschikte water op te nemen. Het
volledig nutteloze deel van dit water wordt verder naar de urineblaas getransporteerd,
terwijl een deel dat voor het leven nog van nut is wordt geabsorbeerd,en wordt
omgevormd tot de werkelijk materiële stof van het bevruchtende zaad. Weliswaar
wordt het zaad ook nog door het bloed opgenomen en naar geheel eigen vaten
gevoerd, alwaar het dan als positief polaire kracht door dezelfde negatieve
kracht van de zaadballen voor het verwekken geschikt wordt gemaakt. Hierin
ligt de tweede functie van de nier.
De derde, nog belangrijkere werking bestaat daarin, dat de nier door
kleine, meer verborgen liggende vaten met hart, longen, maag, milt en lever in
een hechte verbinding staat en daardoor -geestelijk beschouwd -de ziel
tijdelijk tot op zekere hoogte van dienst is als een bij de verwekking noodzakelijk
arbeidsterrein. En juist daarom brengen de nieren in het natuurlijk leven een
zeker opgewekt welbevinden teweeg, dat weliswaar niet aan dit orgaan zelf,
maar aan de ziel en de in haar werkzame geest moet worden toegeschreven. Dit
gevoel van vreugde wordt echter fysiek in de nier veroorzaakt, waarvan de vorm
van een kussen op analoge wijze de indruk vestigt van een zachte zetel voor de
ziel. Ook bij de trance treedt het zielebewustzijn meestal in deze ingewanden
binnen, die door de centrale zenuwen met de maagholte in hecht contact staan,
door welke omgeving (zonnevlecht) de ziel vervolgens waarneemt en ook in staat
is zich met de buitenwereld in verbinding te stellen.
De bouw van de nier vertoont eveneens belangrijke gelijkenis met die van
de milt en lever, terwijl ze er zich door de kussenachtige verdeling wezenlijk
van onderscheidt. Aan beide kanten van de nier bevinden zich bepaalde zakken
die doorwaarneembare instulpingen en door een wit celweefsel van elkaar
gescheiden zijn. Ze hangen slechts met de middenlijn als één geheel samen.
Dat is eveneens een wit celweefsel, waardoorheen de belangrijkste
kanalen voor het water lopen en de edele zaadstof naar de zakken naast de
nieren afvoeren, zaadstof, dat zij opnemen uit het van de naast de nieren
afvoeren, het zaad dat zij opnemen uit het van de lever afkomende water. Door
middel van de in de zakken voortgebrachte elektriciteit wordt dit sap rijper
gemaakt en als subtiele vloeistof door de tere bloedvaten van de nier
opgenomen. Eén geworden met het bloed wordt de zaadsubstantie naar het hart
geleid, van waaruit het vervolgens door eigen vaten overgaat naar de voor haar
bestemde voorraadkamers. Hier ontvangt de zaadstof voor zijn bruikbare werking
voortdurend voedsel van de zaadballen en wordt aldus geschikt gemaakt om voor
verwekking te kunnen dienen.
e) Over de wording van het menselijk lichaam.
Gr.]oh.Ev. IV/118 -120 (geciteerd naar V.M.) (De Heer
in een leergesprek:) " Wat je daar door je zielskracht om te schouwen ziet
als een enorm aantal vurige slangen die zich pijlsnel bewegen, is de
werkelijke voedingsstof van al het organische leven, een zout van de lucht en
de zee, dat de natuurgeleerden eens 'zuurstof' zullen noemen. Deze stof
is oorspronkelijk de eigenlijke zielesubstantie en komt als zodanig overeen met
de gedachten, voordat deze nog in een vormgevend idee worden samengevat. Is
echter eenmaal een voldoende hoeveelheid van deze levensstof der ziel ergens
samengeklonterd, dan zal zich ook spoedig daarna daaruit een levende vorm
vormen. Trekken zulke vuurslangen zich met honderden of duizenden tegelijk tot
één klomp samen, dan begint deze hevig op te lichten. Dit is het teken van het
zich vasthechten van die levensvuurslangen en hiermee is ook reeds een idee,
onder wat voor (fijnstoffelijke) vorm dan ook, geboren, een idee, dat zich
verder tot een schepsel ontwikkelt. Gij vraagt nu wie dan wel deze
levensgeesten tot een of andere levensactieve vorm modelleert? Rafaël zal
jullie hierop een antwoord geven."
(Rafaël licht toe:) "De stof waaruit alles ontstond wat het oneindige
omvat zijn de zuivere gedachten Gods. Wij, in het oerverleden geschapen,
alleen door de wil van de almachtige Geest van God gewekte oerengelen ( de
'Elohim' van het scheppingsverhaal, de 'aartsengelen' van de christelijke
leer) het allereerst, vervolgens alle dingen en elk wezen echter door ons, die
de eerste vaten voor Gods gedachten en ideeën waren en zijn. Wij vatten de uit
God komende levenwekkende gedachten, die zich aan jullie voordoen in de gedaante
van vurige, lange tongen, samen en vormen naar Gods orde in ons beelden en
wezens. En wanneer je naar de materiële stof tot vorming van deze wezens
vraagt: deze slangachtige vuurtongen zijn de geestelijk fijnstoffelijke
bouwstenen waaruit al het materieelwezenlijke wordt geschapen.
Voegen zich overeenkomstig de wil van de geest zulke vurige, lange
tongen tot een helder stralende vuurbal samen, dan dringen de vuurtongen naar
elkaar toe en streven allemaal naar het middelpunt. Want hier ligt het centrum
van de het meest tot rijping gekomen gedachten, die de toekomstige vorm in zich
dragen, en die tot op zekere hoogte de rijkste voedingsstof vormen voor het
werkzaam zijn van de lange tongen. Gij verwondert u weliswaar over mijn
verklaring, die uit de eerste omvang van een wezen is afgeleid. Richt echter uw
blikken naar de uiterlijke natuur van de dingen, dan zult gij spoedig hetzelfde
gemakkelijk terugvinden:
Bekijk bijvoorbeeld de eierstok van een kip. Enkele eiklompies zullen
nog klein zijn als erwten, andere zien er reeds uit als kleine appels. Binnen
een lichte, dunne huid bevindt zich niets anders dan een vormloze dooier. Nu
wordt deze centrale stof echter steeds meer doorvoed en zet om zich heen het
heldere eiwit aan. Na enige tijd wordt van dit eiwit het meest grove
afgescheiden en dit hecht zich als een vaste schaal om het ei als bescherming
tegen het platgedrukt worden bij de geboorte. Nu begint de kip op het ei te
broeden. Wat een veranderingen treden er nu op! In de dooier begint het zich te
bewegen en te ordenen, want de juiste vormgedachten (vurige lange tongen)
verbinden zich en halen wat het meest verwant is naar zich toe. In het verloop
van dit proces, dat zich steeds verder uitbreidt, zult gij spoedig hart, kop,
ogen, ingewanden, poten en vleugels van het kuikentje in wording ontdekken. De
aldus geordende gedachten (deel-ideeën) trekken dan steeds meer het
gelijksoortige uit de stof naar zich toe en vormen alle organen zó, dat deze
levensvatbaar zijn.
Heeft zich op deze manier het lichaam ontwikkeld, dan neemt de
levensgedachte, waarvan het hele organisme is doortrokken, en welke eigenlijk
de ziel is, spoedig waar dat hij zich nog in een kerker bevindt. Hij
begint zich daarom sterker te bewegen, doorbreekt de kerker (geboorteproces)
en treedt nog krachteloos de grote wereld binnen. Daar begint hij zich met de
buitenwereld te voeden en het groeiproces gaat verder z'n gang. We zien nu een
ontwikkelde, vruchtbare kip voor ons; een organisch levend wezen dat nu wederom
het vermogen bezit om uit de natuurrijken de specifiek kenmerkende ziele-delen
als voedsel tot zich te nemen: de geestelijke voor de verdere ontwikkeling van
hun levensziel en de meer grove (het stoffelijke van de voeding) niet alleen
voor de instandhouding van het organisme, maar ook om opnieuw gelijksoortige
wezens voort te brengen.
De aard van het geslacht vindt z'n oorzaak in het telkenmale meer of
minder aanwezig ziin van de oorspronkelijke zwaarte, dat wil zeggen van de
grondigheid en de kracht van de levendige grondgedachte van de ziel. Is deze
reeds in oorsprong erg gedegen, zodat deze zich in zichzelf een idee vorm t (
een geestelijke samenvatting van gedachten) dan zal zijn ontwikkeling in de
richting van de mannelijke gedaante gaan. Bevindt zich echter het
primitieve van de grondgedachte met betrekking tot het leven op een lager
niveau (waarbij nog ontwikkeling nodig is) dan zal de ontwikkeling in de
richting van de vrouwelijke gedaante gaan.
Door de paring van de dieren wordt slechts een geordende activiteit van
de reeds in het ei aanwezige ziele grondgedachte van het leven opgewekt, zonder
welke deze gedachte in trage rust zou blijven. Zieleklompjes van het dier (zie
de vuurtongen) verzamelen zich in een bepaalde ordening en in een bepaald
aantal in elk moederlichaam. Ze wekken eerst het wijfje, dit wekt dan het
mannetje voor de bevruchting; niet echter om nieuw zaad in de moeder in te brengen,
maar slechts om het reeds in het moederlichaam aanwezige levensklompje tot
daadkracht op te wekken. Dit geschiedt doordat het zaad van het mannetje -dat
uit meer vrije, ongebonden levensgeesten bestaat -de gebonden levensgeesten in
het eiklompje van de moeder in een soort revolutie brengt en zo tot activiteit
dwingt, zonder welke dwang de levensgeesten in traagheid volharden en nooit
tot de vorming van een wezen zouden overgaan. De zaadgeesten van het mannetje
geven aan die in het vrouwtje geen rust, aan welke prikkel de levensgeesten van
de moeder krachtig weerstand proberen.te bieden, omdat ze, zoals reeds werd
vermeld, tot rust zijn genegen en zonder dwang niet tot een voortdurende
geordende activiteit (celdeling, orgaanvorming) bereid zijn. Zonder opwekking
van buitenaf zou een levensklompje van een moeder in rusttoestand steeds meer ineen
schrompelen omdat de delen ervan steeds meer naar het centrum zouden
samentrekken, dit volledig zouden uitzuigen en tenslotte net als dit centrum
zouden wegkwijnen. Nu komen er echter mannelijke, slechts voor de bewegingopgewekte
oerlevensgeesten bij en beroeren de vrouwelijk trage klomp (het samenkomen
van sperma en eicel). En meteen beginnen de kleinere, vrouwelijke levensgeesten
zich te roeren en doen hun best deze aanvallers kwijt te raken. Deze wijken
echter nooit en het stimuleren van de vrouwelijke levensgeesten grijpt steeds
dieper in tot in haar hoofdlevenscentrum. Tenslotte begint ook dit in beweging
te komen en - omdat de vrouwelijke, lange vurige tongen die haar centrum
omgeven door grote beweeglijkheid als het ware hongerig zij n geworden -zijn ze
gedwongen van het licht van de mannelijke vuurtongen voedsel te nemen.
Op deze manier krijgt dan ook de centrale geest van de hoofdlevensgedachte door
haar een mannelijke aandrift. Door deze activiteit gedwongen krijgen de
omringende (gedachten) van binnenuit een stimulans om zich steeds meer te ordenen
tot een soort goed georganiseerd bolwerk.
De nu goed verlichte, krachtigere levensgeesten rondom het centrum zijn
zich (psychisch) bewust van hun betekenis en van hun ordening en voegen zich bijeen
volgens de ordening van hun verwantschap. Daaruit ontstaan dan organische
verbindingen en het uiterlijke gaat over in een vorm die steeds meer en
meer lijkt op het te scheppen wezen ( ontwikkeling van het embryo ).
Hoewel bij het verwekken en de wording van een mens zich veel afspeelt
zoals ook bij het dier gebeurt, is de reden ervan echter heel verschillend. De
vrouw heeft weliswaar ook reeds een natuurstof in zich en als de verwekking
plaatsvindt, wordt er ook een levensklompje opgewekt en bevrucht. Dit wordt
als een bes van een druiventros afgerukt en het wordt de juiste plaats van
zijn toekomstige ontwikkeling gegeven. Daar komt nu een reeds gereed zijnde
ziel bij en deze verzorgt een poos deze levensbes tot de stof hierin zover
is opgebloeid, dat de steeds meer samentrekkende ziel in het vloeibaar losse
embryo kan binnendringen. Hiervoor heeft de ziel ongeveer twee maanden nodig.
Heeft de ziel zich volledig van het embryo meester gemaakt dan wordt het kind
voelbaar levendig en groeit het tot een normale lengte. Zolang de zenuwen van
het vleselijke kind nog niet volledig ontwikkeld en werkzaam zijn, werkt de
ziel met zelfbewustzijn ijverig door en rust zij het lichaam naar haar
behoeften toe. Zijn eenmaal de zenuwen allemaal ontwikkeld en komt hun zich
daarin ontwikkelende geest steeds meer tot activiteit, dan komt de ziel meer en
meer tot rust en slaapt tenslotte in het gebied rond de nieren helemaal in. Ze
verliest nu haar zelfbewustzijn en vegeteert slechts, waarbij de geen enkele
herinnering heeft aan haarvroegere natuurlijke staat. Pas enkele maanden na
de geboorte begint ze steeds meer te ontwaken, wat goed kan worden waargenomen
uit het minder worden van de slaapzucht van de zuigeling. Er is meer tijd nodig
voordat de ziel echter tot enig bewustzijn komt. Wanneer een kind de taal
machtig wordt treedt er pas een zuiver bewustzijn in de ziel, echter zonder
herinnering aan een voorbestaan, omdat dit voor wilsvrije verdere ontwikkeling
volstrekt belemmerend zou werken.
De ziel die nu volledig in de stof van het vlees is ingebed herkent
allereerst niets van hetgeen haar door de zintuigen van het lichaam aan
indrukken wordt doorgegeven. Want ze is uit zichzelf niet in staat iets te
herkennen omdat ze door de materie van het lichaam dermate verduisterd is, dat
ze meestal helemaal niet weet dat ze op zich ook zonder haar lichaam bestaat.
Lange tijd voelt ze zich geheel identiek aan het vleselijk lichaam en een lange
ontwikkeling is nodig om een belichaamde ziel zover te krijgen, dat ze een
zelfbewustzijn ervaart en in staat is zich als iets geheel eigens te
beschouwen. Pas als de geest in de ziel begint te ontwaken wordt het
langzamerhand lichter in het zielebewustzijn, dat zich daarna exacter gaat
herkennen en in zichzelf diep verborgen dingen gaat ontdekken. Pas als de
geest en zijn machtig licht tot volle werking in de ziel komen, keert ook alle
vroegere herinnering in de ziel terug en overziet ze haar totale ontwikkeling
vanuit de natuurrijken in een verheerlijkt licht. Hiermee verdwijnt alle zinsbedrog
en alle misleiding en blijft slechts de helderste waarheid van de eeuwige geest
over.
f.) Het oog en het
zien.
Uit: Gr.}oh.Ev. NS,Ed., Fl., NZ., LGh., SGh., (geciteerd naar VM) Het
licht van de zon levert door zijn productieve kracht en werking op de tot haar
behorende hemellichamen het meest sprekende bewijs dat het de schepper van al
het natuurlijk leven is. Als de zon als de belangrijkste schenkster van het
licht aan de aarde is onder gegaan, geven ook de natuurgeesten van de
atmosfeer zich langzamerhand over aan de rust, dat wil zeggen, ze maken een
eind aan hun door het licht opgewekte trillen binnen hun fijnstoffelijke
omhulsels. Daarom bemerkt het materiële oog haar bestaan niet meer en voor de
mens treedt de duistere nacht zonder licht in. Wanneer echter op een of ander
punt een grote samenhang van deze ethergeesten opnieuw in een vibrerende
beweging komt, dan wordt het op dat punt voor het oog weer helder. Dit is bij
zonsopgang het geval, waarbij de vrije levensgeesten der natuur door de
beweging van het etherlicht tot activiteit worden opgewekt. Hoe heftiger
trillend zo'n natuurgeestelijke sfeer werkzaam is, des te meer werkt haar
prikkeling ook in de verste omgeving door en verandert de trage rust ervan in
een soortgelijk streven.
Zodra een lichtstraal met zijn beweging een voorwerp aanraakt, beginnen
de stofdeeltjes ervan vaak biljoenen keren per seconde mee te trillen. Door
deze trillingen scheiden de stoffen echter bepaalde lichtdeeltjes af, die
vervolgens, van de oppervlakte terugkaatsend, als kleuren kunnen worden
waargenomen.
Daarbij komt nog de reactie die in de elementen van het oog zelf
plaatsvindt, en wel door de hernieuwde breking van de gereflecteerde kleuren
in het regenboogvlies (iris) en andere delen van de gezichtsorganen. 'Zien'
betekent dus niets anders dan elk voorwerp in die kleur waarnemen, die het -als
niet eigen aan zijn wezen terugkaatst, terwijl het alle andere hoofd en
mengkleuren opzuigt, omdat ze voor zijn bestaan noodzakelijk zijn. Zo is zwart
geen kleur, omdat het voorwerp alle lichtelementen heeft opgenomen. Ook wit is
daarom geen kleur omdat een voorwerp dat zich zo aan het oog voordoet volledig
het vermogen mist om kleuren op te zuigen en alle binnenvallende lichtstralen
terugwerpt, zonder deze zelf voor zijn eigen behoefte te ontleden. De werking
van de lichtstraal is de grote factor van al het leven en bewerkstelligt dit
feit door het oog van de menselijke ziel. Wanneer een lichtstraal die van de
verste ster afkomstig is door het oog wordt opgevangen, zou hij toch niet
worden opgemerkt indien het oog zelf niet de aard van de zon zou hebben! Reeds
in het vocht van de oogappel rust een lichtwereld die homogeen (gelijksoortig)
is aan het binnen stralende licht van het gehele universum en daarmee in de
mens hetzelfde proces teweegbrengt als het licht in de gehele schepping
bewerkstelligt. Het gezichtsorgaan is een van die bemiddelaars die door de
ziel het zichtbare tot het geestelijke en onzichtbare verheffen. In de mate
waarin in het oog zich van buiten de verten van de materiële werelden
afspiegelen, licht ook de innerlijke geestelijke wereld door het oog op.
Het oog als orgaan dat de indrukken van buitenaf opneemt is negatief -opnemend,
maar als spiegel van de ziel, als uitdrukking van het innerlijk is het positief
terugstralend.
Wat de mens onbewust door het licht van de sterren en de zon ontvangt,
straalt weer vergeestelijkt uit het kleine gezichtsorgaan op, want materieel
licht wekt weer geestelijk licht op.
In het menselijk oog bevinden zich stoffen en elementen en wel in het
pigment, in het netvlies en in het vocht van de kristallens, evenals in de
iris en het hoornvlies, die allemaal het karakter van de zon bezitten, dat wil
zeggen slechts etherische lichtstoffen bevatten. Maar deze elementen zijn in
het oog nog aan geheel andere geestelijke processen onderworpen, die een
vergeestelijkende verandering veroorzaken. Juist daarom is ook de ziel in
staat om door middel van het oog datgene te tonen wat zich in zijn wereld
afspeelt. Zeer innerlijke emoties van het geestelijk leven kunnen zich in het
oog tonen zonder dat zij de samenstelling ervan of de uiterlijk zichtbare vorm
veranderen. Zulke door de spiegel van de ziel getoonde feitelijkheden kunnen
weliswaar niet worden gemeten, maar zij kunnen door een ander mens ( door
overdracht van het geestelijk lichtfluïdum) exact worden aangevoeld: een
bewijs voor die factor van het licht die een uitbeelding is van een in
oorsprong geestelijk vermogen.
Wanneer bij een sterke geestdrift voor het hogere, niet-materiële deze
drang van de ziel nog toeneemt, dan gebeurt het niet zelden dat het gewone,
fysieke proces waardoor we kunnen zien, wordt opgeheven en dat daarvoor iets
anders in de plaats treedt. Dan openbaren zich aan de mens de fijnere sferen
van een geesteswereld, aan het bestaan waarvan hij misschien nooit eerder zou
hebben geloofd. Bij de overgang van de ziel van het aardse bestaan naar het
hiernamaals neemt de mens van zijn gehele lichamelijke organisme, dus ook van
het oog, slechts het geestelijk bestanddeel mee, waarmee hij dan in staat is de
reden en de oorzaak en niet slechts de werking van de geest in de stofwaar te
nemen.
Het oog is het orgaan om bewust het licht op te nemen en dient daarmee
de ziel door middel van de hersenindrukken bij het beschouwen van de
buitenwereld. Omdat slechts gelijken elkaar kunnen aantrekken en voor elkaar
waarde hebben, is het oog samengesteld uit alle elementen die in het licht
overheersen. Uit de volheid van het licht zou de mens onmogelijk het beeld van
de zon afzonderlijk kunnen waarnemen en als veel sterker oplichtend dan de
rest van het lichtfirmament, als zijn oog hiervoor niet op een bijzondere wijze
zou zijn toegerust. Het is echter zo gemaakt dat het van al het licht slechts
de belangrijkste contouren van de stralen via de kleine opening van de pupil op
het bijzonder prikkelbare netvlies laat komen en vandaar op de
gezichtszenuwen. Doordat het oog op die manier is gemaakt worden alle eenvoudig
wegvloeiende lichtstralen (spreidingsstralen) uitgeschakeld. Slechts de
belangrijkste contourstralen -de door een bepaalde terugwerkende kracht zich
in een bepaalde hoek doorsnijdende lijnen -komen in gebroken vorm op de
gezichtszenuw, waardoor het beeld daarna door middel van daartoe geëigende
organen op overeenkomstige wijze op de hersenvlakjes wordt ingeprent. Als het
oog niet aldus zou zijn toegerust dan zou de mens niet de zon als afzonderlijk
beeld kunnen aanschouwen en zou alles één gelijkvormige lichtzee zijn.
Het oog van de mens komt volkomen overeen met een hulzenglobe
(sterrensysteem in het universum) met haar in het middelpunt werkende
oercentraalzon. Daarom bevindt zich in het midden van het oog de kristalpupil
die (in het bijzonder bij sommige dieren) een waarneembaar licht van zichzelf
bezit. Tevens ontvangt de pupil het licht van de uiterlijke dingen, zoals een
zon het licht van de andere hemellichamen ontvangt. Door de kristallens nemen
de binnenwanden van het oog direct alle stralen op en reflecteren deze, ondersteund
door het eigen licht van de lens, weer terug naar de verte. Het is belangrijk
te weten dat de mens de voorwerpen niet zelf ziet, maar slechts de
dienovereenkomstige spiegelbeelden ervan. Dit gebeurt doordat deze door
het zwarte aan de achterkant gelegen spiegelvlies worden opgenomen en direct
daarna weer volkomen verlicht naar buiten worden geworpen, waar men dan pas de
dingen op die plaats ziet waar ze zich in hun natuurlijke werkelijkheid
bevinden.
Wat de waarneming van de hemellichamen buiten de aarde betreft, ziet de
mens er slechts de afbeelding van op het grote aardeoog. Dit wordt gevormd door
de luchtkring van de aarde met al zijn verschillende dichte ethersoorten. Het
lijkt op een lensvormig rond doorzichtig lichaam dat werkend als een brandglas
de lichtstralen uit het heelal verdicht en op verkleinde schaal op de
oppervlakte van de aarde en daarmee ook in het menselijk oog doet komen. Zonder
dit aardeoog zou de mens geen verkleinde beelden van de hemellichamen kunnen
opnemen.
Zou het oog de voorwerpen zelf zien dan zou het alle dingen in hun
natuurlijke grootte moeten zien. Dat alles echter door de hulzenglobeachtige
hoedanigheid van het oog slechts in zeerverkleinde vorm wordt waargenomen,
wordt bewezen door het feit dat zelfs de kleinste materiedeeltjes door een microscoop
zeer sterk vergroot kunnen worden. Dit proces is niets anders dan een gestadige
toenadering van het geschouwde voorwerp, respectievelijk van het lichtspiegelbeeld
ervan, tot de werkelijke omvang van het voorwerp zelf. Aldus laten juist de
eerst onzichtbare deeltjes zien dat het vrije oog onmogelijk de dingen zelf
ziet, maar slechts hun op de geschetste wijze verkleinde spiegelbeelden.
Het oog is verder zo geschapen dat de lichtstraal met de enorme snelheid
waarmee hij in het oog binnenkomt het oog geen schade toebrengt en bovendien de
ziel tijd geeft de haar verschafte beelden te verwerken om zo tot een
geestelijke voorstelling te komen van hetgeen wordt gezien. De ziel staat door
de hersenen en de gezichtszenuw in voortdurende verbinding met het oog. Omdat
de geestelijke functies van de ziel nu via de materie van de hersenmassa een
bepaald proces moeten doormaken dat zich langzamer afspeelt dan de snelheid van
het licht, is het oog zodanig toegerust dat het de snelle lichtstraal adequaat
in snelheid kan doen verminderen. Hiertoe dienen de verschillende
vochtsubstanties die het binnenste van het oog vormen en vullen en in zekere
zin dienen om de stralen te breken. Ook het bloed mag niet met dezelfde kracht
door de hersenen gaan zoals bij de andere organen, maar het moet zijn tempo verminderen
opdat het bemiddelen tussen geest en materie in alle delen van de hersenen
adequaat kan plaatsvinden. Daarom merkt men dat de grote slagader, zodra die
naar het hoofd gaat, daar niet recht loopt, maar in kronkelende bewegingen de
hersenen bereikt. Daarmee wordt de drang van het bloed afgezwakt en de ziel
tijd gegeven om uit hetgeen van de materie werd ontvangen iets geestelijks te
vormen. (Vergelijk de bewustzijnsverstoring in de vorm van een duizelig gevoel
als de hersenen met teveel bloed zijn gevuld!). Hetzelfde geldt voor het
organisme van het oor waar de geluidstrillingen ook verkort gemodificeerd
worden om zich via de ziel tot geestelijke indrukken te kunnen omvormen.
De doordringing van de lichtstralen met die substanties die zich in het
menselijk oog bevinden en die met het licht verwant zijn, dat wil zeggen magnetisme
en elektriciteit die in het fosfor zitten, dit alleen zou niet voldoende
zijn om bovengenoemd resultaat te bereiken. Er is daarom in voorzien dat de
lichtstraal niet als onopgelost zuiver wit element in het oog binnenkomt
doordat aan diens vochtige stoffen nog substanties zijn toegevoegd die
meehelpen dat de straal wordt gebroken. Daardoor is het vermogen ontstaan
kleuren waar te nemen. Opdat in het kleine oog de overvloed aan lichtstralen
van alle voorwerpen, die zich weer verspreidt, een verkleind beeld van de
waargenomen dingen produceert, bevindt zich achter de pupil van het oog de
kristallens. Deze neemt de stralen op, concentreert ze en laat ze in het
pigment van het netvlies weer uit elkaar gaan, om op de zwart fluwelen basis,
die op een spiegel lijkt, de getrouwe afbeelding weer op te roepen.
De theorie dat bij het zien het beeld omgekeerd op de zenuwhuid gespiegeld
wordt en vervolgens door reflexie uit het binnenste van het oog weer wordt
omgekeerd, berust op een grote vergissing. Weliswaar is de optiek erin
geslaagd met een glas, dat zo is geslepen dat het op de kristallens lijkt, het
resultaat van een omkering van het beeld op te roepen. Glas is echter levenloos
en zijn breking van de lichtstralen is om die reden een andere dan in het
orgaan van het oog. Want dit orgaan is doortrokken van geestelijk en materieel
leven, waarbij de ziel bij het proces van het zien op geheel andere wijze te
werk gaat dan de wetenschap der optiek vermoedt. Hoe zou ook het gehele proces
van het zien zich slechts kunnen beperken tot de wiskundige lijnen van een
cirkel, daar waar toch ook het oog van een paard of een geit, waarvan de pupil
zoals bekend een langwerpig vierkant vormt, een correct gezichtsbeeld
veroorzaakt! En hoe totaal anders geaard is bijvoorbeeld het oog van een vlieg.
Deze heeft een paar ogen die bijna een zevende deel van haar hele wezen
uitmaakt. Elk oog op zich bestaat weer uit meerdere duizenden kleinere ogen die
-als de cellen van een bijenkorf aan elkaar geregen en elke cel kegelvormig
toegespitst -allemaal op een gemeenschappelijk gezichtspunt bij elkaar komen.
Ze vormen zo een onbeschrijfelijk sterke microscoop, waarmee de vlieg zelfs in
staat is de atomisch kleinste diertjes te zien.
Zelfs de materiële benadering van alle delen van het mensenoog is niet
in staat de doelmatigheid van de wijze waarop het is toegerust te onderzoeken.
Bij de meeste ontdekkingen hebben de mensen steeds uitgaande van het
levenloze conclusies m.b.t. het levende getrokken en daardoor veel
wetenschappelijke vergissingen verspreid, waardoor altijd weer onverklaarbare
tegenspraken aan het daglicht treden. Bij de mens maakt zich bij de dood van
het lichaam het levensprincipe van de ziel los van het stoffelijke lichaam, dat
met de beide grote levensfactoren van de schepping -elektriciteit en magnetisme
alleen in staat is elk leven in de natuur te onderhouden. Zo kan in het
opengesneden lijk in het gunstigste geval die verwoesting als effect worden
geconstateerd, welke door de onregelmatigheid van het in en uitstromen van
deze beide hoofdelementen werd veroorzaakt. Maar de eigenlijke levensfactor is
verdwenen en daarmee elke mogelijkheid om de basis van het leven en het waarom
ervan te ontcijferen.
Zo liggen ook in het gezichtsorgaan van de mens diepe geheimen
verborgen. Wanneer hij met zijn oog, deze kleine zon in zijn lichaam, naar de
sterren aan de hemel kijkt, dan wordt zijn oog zelf een klein universum waarin
miljarden zonnen zich spiegelbeeldig weerspiegelen. Het oog van de mens draagt
dan een oneindige schepping in zich. En het stralen en terugstralen van de
ontelbare zonnen in het aan de zon verwante oog roept in de ziel een vermoeden
op van het wonder hoe het grootste zich in het kleinste terugvindt en herkent
als datgene wat in zichzelf wezenlijk is.
g) De wijze waarop narcose werkt
Gr.]oh.Ev. X/209 en Hi. 11, pag., 309 e.v. (geciteerd
naar V.M.) Alles wat door de maag tot voeding van het lichaam wordt opgenomen
is niet zo dood als het wel lijkt. Want elk voedsel bestaat uit drie delen:
een grofstoffelijk, een etherisch en een substantieel deel. Het materiële deel
van het eten is dat wat zichtbaar en merkbaar is en zich in mond en neus door
zijn smaak en reuk aan de zintuigen manifesteert. Wanneer voedsel en drank in
de maag komen worden ze daar in zekere zin voor de tweede keer verkookt.
Daarbij ontwikkelen zich twee hoofdbestanddelen, waarvan de wat groffere door
het bloed overal daarheen wordt geleid waar de lichaamscellen een versterking
nodig hebben om het lichaam, zijn ledematen, ingewanden en spieren, te voeden.
Het (meer) fijnstoffelijke bestanddeel van het voedsel wordt pas
in de onderste maag afgescheiden. Hier wordt langs de weg van een eigen
gistingsproces de etherische stof van het genuttigde voedsel uit de
stoffelijke celhulzen geschift en dit dient om de zenuwen tot leven te brengen,
reden waarom men deze de 'zenuwgeest' kan noemen.** (**De zenuwgeest
('Nervengeist') verbindt het lichaam met de ziel en is verwant aan de ziel)
Het buitengewoon fijn-etherische echter dat de eigenlijke substantie
van elke materie voorstelt, wordt (na het gistingsproces) door de milt op
een bijzondere manier naar het hart gevoerd en gaat van daaruit volledig
gelouterd over in de ziel van de mens. Derhalve haalt ook de ziel van
elk voedsel dat genuttigd wordt het aan haar verwante naar zich toe en wordt
daardoor in al haar afzonderlijke delen, die volledig aan het stoffelijk
lichaam gelijk zijn, gevoed en gesterkt. (Vandaar dat de voedingswijze ook van
invloed is op de zielekwaliteiten van de mens!).
De reeds vermelde 'zenuwgeest' (het 'levenslichaam) dit
etherische fluïdum, dat de verbinding van lichaam en ziel tot stand brengt,
speelt bij het proces van de narcose een beslissende rol.
Elk ether, zijnde een spirituele, specifieke vloeistof van
buitengewoon zuivere fijnheid werkt verdovend op de zenuwgeest. Dit is ook zo
bij wijn, bier, most en soortgelijke vloeistoffen, omdat hier de specifieke
psychische eigenschappen reeds vrijer en ongebondener zijn dan in het water en
andere ongegiste vloeistoffen. In de zuivere ether zijn ze bijna reeds geheel
vrij en ze kunnen slechts in een goed afgesloten vat worden vastgehouden. Komt
zo'n ether door het inademen in verbinding met het lichaamsorganisme, waarin de
zenuwgeest werkzaam is, dan wordt hij door de zenuwgeest, waarmee ether verwant
is, gretig opgezogen en gebruikt om de binnenste zenuwkamers te
verzadigen. Worden deze kamers op zo'n manier plotseling onvoorbereid verrijkt,
dan worden ze door deze verzadiging als een belopgeblazen en zijn in zo'n
toestand niet meer in staat om te reageren; noch als gevoelsgewaarwording bij
uitwendige verwondingen noch door een innerlijk aangegrepen worden van de kant
van de zenuwgeest. (Het anesthesieprincipe van de narcose!).
Dat daardoor echter ook de zenuwgeest zelf voor het lichaam werkeloos
wordt is begrijpelijk doordat het zich vanwege de oververzadiging van de
zenuwkamers op dat ogenblik buiten elke samenhang met de kamers heeft
geplaatst. Daardoor wordt de ziel weer vrij omdat ze niet in
staat is de zenuwgeest in die toestand van overvolle zenuwkamers aan hen te
binden. Is echter de ziel (tijdelijk) van het lichaam bevrijd, dan bevindt ze
zich gedurende de periode van deze kortstondige verdoving van de zenuwen qua
bewustzijn in die sfeer van de geestenwereld die overeenstemt met haar
menselijk hart of gemoed. In de verdovingstoestand van de narcose toeft de ziel
dus precies in die mate van innerlijke waarneming die overeenstemt met haar
eigen goede of kwade hoedanigheid. Omdat ziel en zenuwgeest hier echter net als
bij de natuurlijke slaap nog in volledige samenhang verkeren (slechts
ziel en zenuwkamers zijn gescheiden) is de ziel in staat de vormen van haar
voorstellingen over te dragen naar de nog met haar verbonden zenuwgeest. Zo kan
de ziel zich datgene wat ze in de geestelijke zielewereld zag erg goed
herinneren, terwijl ze echter niet waarneemt wat intussen met het lichaam
is gebeurd. Uit een zuiver somnambule toestand (vandaag de dag in de
parapsychologie 'trance' genoemd) evenals ook uit een diep natuurlijk
droomleven neemt de ziel daarom geen herinnering mee naar de natuurlijke
toestand van het waakbewustzijn, omdat ze daar gewoonlijk buiten een samenhang
met de zenuwgeest staat. Want deze blijft nauw verbonden met de zenuwen die,
omdat ze anders niet meer verzadigd zouden worden en daardoor zouden
verzwakken, zonder zenuwgeest spoedig zouden af sterven en zouden uiteen
vallen, wat dan ook de dood van het lichaam zou betekenen.
Bij de ethernarcose echter is juist de ether het substituut (vervangingsmiddel)
van de zenuwgeest, zoals bij de natuurlijke slaap de ether van de maag uit het
voedsel deze functie overneemt. Hier kan de zenuwgeest zonder gevaar voor een
ontbrekende verzadiging van de zenuwkamers zich vrij maken. Omdat hij daarbij
volledig en alleen in dienst staat van de ziel is het gevolg hiervan juist het
zich weer kunnen herinneren van de ziel van datgene wat ze in de sferen van
de geestwereld schouwde. (Opmerking: dit zich weer herinneren heeft betrekking
op het opnemen van het waargenomene in de ziele hersenen, waarbij veel
minder vaak een verdere overdracht van deze indrukken op de fysieke hersenen
en daarmee een dagbewust herinneren van het droomleven plaatsvindt.)
Daarin ligt, heel begrijpelijk, het fundamentele verschil tussen
deze ether verdovingstoestand en de zogenaamde magnetische slaap (trance, resp.
hypnose) waarin de ziel haar lichaam kan zien, omdat de zenuwgeest er nog mee
verbonden is, waar daarentegen bij de narcose bij beide de samenhang met het
lichaam ontbreekt.
Soms treden bij sommige mensen achteraf bijwerkingen
van de narcose op in de vorm van krampachtige toestanden. Deze stellen een
bepaalde 'ontsnappingsdrang' van de ziel uit haar materiële ketenen voor, welke
behoefte juist door de toestand van de narcose werd opgewekt. Tegen dit euvel
zijn gebed en vasten de genezende middelen die het meest effectief zijn.
4. Het levenskrachtveld van de mens.
Gr.]oh.Ev. VIII /102 en IV/215 Zie, elk mens heeft als
een levend wezen naar geest, ziel en lichaam net zo'n levenskrachtveld om zich
heen zoals ook elk hemellichaam, elke individuele steen dat heeft, passend bij
zijn eigen aard, en ook elke boom en elk gewas naar de eigen aard en dus ook
elk dier. Want zonder een levenskrachtveld zou noch een aarde, noch een steen,
noch enig ander mineraal, noch een gewas of een dierlijk levend wezen kunnen
bestaan. Dat dit zo is kunt gij afleiden uit de zeker door één van u vaak
getoetste ervaring dat gij bijvoorbeeld in een eikenbos door een geheel andere
gewaarwording wordt bevangen dan in een cederbos. Een heel ander gevoel maakt
zich van de mens meester als hij zich op een kalkrots bevindt en weer een ander
gevoel als hij op een granietrots staat. De aandachtige mens heeft een andere
gewaarwording op een wijnberg en weer een andere in een tuin met vijgebomen. En
datzelfde veranderlijke gevoel heeft de mens als hij verschillende dieren
nadert en nog sterker als hij verschillende mensen nadert. Een zeer
fijngevoelig mens ervaart dat vaak reeds op aanzienlijke afstand en voelt of
hij een goed of een slecht mens zal tegenkomen.
En zie, dit ervaren ook de dieren en menig dierveel scherper dan welk
materieel ingesteld mens ook, die weinig over het goede en ware nadenkt. Heeft
een mens een volmaakt goede inborst en is hij in zijn ziel van de goddelijke
geest vervuld, dan wordt zijn uitstraling ook steeds krachtiger en dat zal ook
tot op grote afstand te merken zijn. Wanneer zo'n mens dan ook zelfs de
grootste roofdieren nadert, dan worden ze doordrongen en tot bedaren gebracht
door zijn uitstraling, dan zullen ze hem in alle vriendelijkheid naderen en
hem geen enkel kwaad doen, en hij zal ze zelfs met zijn wil kunnen gebieden en
ze zullen hem gehoorzaam zijn.
Voorbeelden aangaande de waarheid van het gestelde vindt gij bij de
aartsvaderen der aarde, bij de patriarchen en bij de profeten; en in deze tijd
hebt gij dat reeds zelf aan Mijn zijde heel vaak ondervonden. Ik Zelf zeker
het meest en ook gij met Mij, wij bezitten wel de verst reikende, boven onszelf
uitreikende uitstraling van de hoogste kracht, goedheid en volmaaktheid!
De in het gevoel volmaakte ziel is persoonlijk weliswaar in de volmaakte
mensengedaante in het lichaam aanwezig; maar haar gewaarworden, voelen en
willen gaat net als de lichtstralen van de zon ver uit naar alle denkbare
richtingen. Hoe dichterbij de ziel, des te intensiever en effectiever is dan
dit voortdurende uitstromen van het denken, voelen en willen.
Het lichtkrachtveld van de zon, waarin deze aarde, de maan en nog een
grote hoeveelheid van allerlei andere hemellichamen zich bevinden, is in zekere
zin het levenskrachtveld van de zon, waardoor alles wat zich binnen haar bereik
bevindt tot een bepaald natuurlijk leven wordt opgewekt. Alles moet zich daar
min of meer voegen naar de orde van de zon en deze is dan een wetgever en
heerst over alle andere hemellichamen die zich ergens elders in het bereik van
haar lichtuitstraling bevinden. Weliswaar kan men van de zon niet zeggen dat ze
denkt en een wil heeft, maar haar licht is toch een zeer grote gedachte en de
warmte van haar licht een zeer standvastige wil -echter niet van de zon maar
van Mij uitgaand en werkend door het organische wezen van het zonnelichaam.
Naarmate een hemellichaam zich dichter in de buurt van de zon bevindt, des te
sterker moet het ook de tot leven wekkende kracht van het levenskrachtveld van
de zon in zich werkend en richtinggevend waarnemen, en moet het zich voegen
naar alles wat het licht en de warm te van de zon in en op hem wil
voortbrengen.
De manier waarop de zon louterdoor haaruitstralende levenskrachtveld op
de hemellichamen wonderbaarlijk inwerkt, op die manier geschiedt dit ook door
een onbedorven en in haar oorspronkelijke wezen volmaakte ziel welke volleven
is, dus volliefde, vol geloof en vol van een standvastige wil! Zo'n ziel is
geheel en allicht en warmte en straalt het in sterke mate uit, en deze
uitstraling vormt dan direct haar machtige levenskrachtveld. De manier waarop
echter in de uitstraling van de zon Mijn wil zich wonderbaarlijk werkend
kenbaar maakt en geen macht haar kan tegenwerken, op dezelfde manier maakt de
wil van een volmaakte, onbedorven ziel, waarin ook Mijn wil aanwezig is, zich
wonderbaarlijk werkend kenbaar .
5. Over de invloed van demonen en hoe deze is uit te bannen.
Gr.Joh.Ev.V/96. Een engel spreekt: "Je hebt van jouw kant volledig
gelijk als je beweert dat de demonen over een mens, die geheel en al in de liefde
tot God staat, al zijn ze nog zo groot in aantal, absoluut niet in staat zijn
geweld uit te oefenen. Want van een gemeenschappelijke kracht kan bij hen geen
sprake zijn, omdat elk van hen gevoed wordt door het grootste egoïsme en de
grootste eigenliefde en daarom immers niemand eraan denkt om zijn buurman in
het één of ander te ondersteunen uit vrees dat die buurman heimelijk en
verholen weer een voordeel zou kunnen behalen, waardoor men dan zeker daarover
weer spijt zou moeten krijgen. Als ze met elkaar om zo te zeggen op roof
uitgaan dan verraadt niemand aan de ander zijn streng geheim gehouden
bedoeling. En treffen ze elkaar toevallig op de plaats van de roof, dan
ontstaat er onder hen zelfs vaak de bitterste oorlog. Want de eerste die zich
op een buit werpt is een vijand van eenieder die zich naast hem ook op de buit
werpt en hem ervan probeert weg te dringen. Een derde maakt vol leedvermaak van
deze gelegenheid gebruik en steelt zelf. En begint een vierde naast hem ook te
stelen, dan beginnen deze twee ook met elkaar te vechten en een vijfde steelt
dan weer heel rustig zijn deel. Komt er een zesde bij dan ontstaat direct weer
een nieuwe strijd en een zevende kan dan weer zo lang met stelen zijn gang gaan
totdat een achtste in zijn buurt komt. Allen strijden nu en niemand Iaat zich
door de ander de plek ontnemen waar iets te roven valt noch het reeds door hem
geroofde.
Je ziet dat hier geen enkele duivel de ander ook maar met iets helpt,
maar door hun bijzonder zelfzuchtige dringen vermeerderen ze even wel de
betekenis die de buit in het algemeen heeft. En het gaat dan ongeveer zo, als
wanneer men twee volledig gelijke gewichten in de schalen van een weegschaal
legt, die elk op zich de weegschaal niet doen uitslaan. Je bestrijkt nu echter
één gewicht met een haast niets wegende druppel honing en direct zal de zoet
geur duizenden bijen aanlokken; deze zullen op het gewicht gaan zitten en
geheel onwillekeurig zal de weegschaal direct uitslaan.
Kun je God daarom van onwijsheid beschuldigen omdat Hij de bij de reuk
en de begeerte naar honing en de honing zelf de geurende en verlokkende
zoetheid heeft gegeven ?! Of is de Heer onwijs omdat Hij Zijn schepsels niet
alleen heel erg doelmatig maar ook heel erg mooi, elk naar zijn eigen wezen,
heeft gevormd?! Is het soms onwijs van Hem de maagd die geweldig bekoorlijke en
aantrekkelijke vormen te hebben gegeven, zo dat deze voor de zinnen van de
ruwere man op deze wereld van de allergrootste waarde zijn, zodat hij vader en
moeder verlaat en zijn vrouw aanhangt?!
Zoals aan de buitenwereld echter reeds valt waar te nemen dat het ene
wezen zich in een of ander opzicht tot het andere voelt worden aangetrokken,
des te sterker is dit in de wereld van de geesten het geval. En als dit niet zo
zou zijn, hoe is het dan mogelijk dat er dan een aarde, een maan, een zon en de
talloos vele andere hemellichamen in de ruimte van de schepping bestaan?! Een
atoom voelt sympathie voor zijn buurman; beide voelen zich tot elkaar
aangetrokken. Wat die beide doen, dat doen dan talloze aeonen, het gelijke
trekt het gelijke aan en tenslotte ontstaat hieruit een wereld.
Als het echter zo is, is het dan onwijs van de Heer dat Hij absoluut
noodzakelijk aan elke ziel de onvoorwaardelijke wilsvrijheid en vrijheid om
tot kennis te komen geeft met daarnaast natuurlijk ook de daaruit voortkomende
gevolgen ?! Of zou je God als bijzonder wijs kunnen prijzen indien iemand van
hieruit naar Jeruzalem zou willen reizen en zich daartoe ook op weg zou
begeven, maar ondanks zijn vrije wil en kennis omtrent de route toch niet in
Jeruzalem zou komen, omdat God het niet zo wilde, maar in plaats van in
Jeruzalem aan te komen, waar hij belangrijke zaken had te regelen, in Damascus
zou komen, waar hij helemaal niets te zoeken heeft?! Zeg me, of je zo'n goddelijke
beschikking wijs zou vinden! Of vind je het dwaas wanneer overdag bijen,
wespen, horzels en allerlei vliegen je hevig bestoken en opvreten als je,
helemaal met honing bestreken, je naar buiten in de vrije natuur begeeft? !
Indien je ziel nu echter de een of andere zondige hartstochtelijke bekoring in
de haar omringende wereld zou verspreiden, en de reeds van het vlees bevrijde
maar nog onder dezelfde bekoring staande zielen dat in zekere zin in je
levenskrachtveld ruiken, op je afstormen en zich aan jouw overvloed verzadigen
-zonder eigenlijk te weten wat ze doen, maar zich alleen maar daarom steeds
talrijker om jou heen verzamelen omdat ze in jouw sfeer de gewenste spijs
vinden -dan is dat zeker niet dwaas van de Schepper, bij wie niets zo hoog staat
aangeschreven als de onvoorwaardelijke vrijheid van elke ziel. Want elke ziel
heeft immers toch steeds voldoende middelen in handen om zich van ongewenste
gasten te ontdoen, hoe vaak en wanneer ze dat maar wil.
Wil je in de vrije natuur niet worden lastig gevallen door de stekende
insekten, was je dan en reinig je van de dwaze honing en je zult met rust
worden gelaten. En wil je geen demonen in je levenskrachtveld, die jouw ziel
verzwakken en je lastig vallen, kies dan de jou van de Heer bekende orde als je
levensprincipe. Ik sta er dan voor in dat geen demon in de jou omringende sfeer
zal komen.
Geloof me, indien je niet met het één of ander in jouzelf en uit jouzelf
ontstane verkeerde in je leven de demonen lokt en naar je toe trekt, dan zullen
ze jou zeker niet naar zich toe trekken en verleiden. Heb jij ze echter
aangetrokken, dan heb je het aan jezelf te wijten als ze je ziel door hun
voortdurend aandringen nog meer verharden in dezelfde hartstocht, zonder dat je
het eigenlijk wilt. Ik zeg je: elk mens wordt eerst uit zichzelf slecht en
ontrouw aan de goddelijke orde! Weliswaar is een meestal geheel verkeerde
opvoeding de voorbereiding hiertoe, waardoor de mens aan allerlei kwade
hartstochten blootstaat en van daaruit allerlei zonden begaat. Hierdoor opent
hij dan echter ook de deur voor alle erge en vreemde invloeden en zo kan hij in
zijn zieleleven totaal verdorven raken en ook blijven -echter alleen maar als
hij dat zelf zo wil.
Als hij zich wil veranderen staat hem van de kant van de Heer niets in
de weg; want iemand die in benauwdheid verkeert hoeft immers slechts de
geringste wens kenbaar te maken en hem wordt terstond hulp geboden. Maar als
hij zich heel wel voelt in zijn slechtheid en er tevreden mee is en nooit de
wens Iaat horen of in zich heeft zich te verbeteren, dan zal hem zeker geen
bijzondere ingeving ten deel vallen. Wel wordt hem het goede in het sensorische
orgaan (gewaarwordings orgaan) van zijn hart, dat men 'geweten' noemt,
ingefluisterd en van tijd tot tijd krijgt hij van ons flinke vermaningen. Richt
hij er zich ook maar enigermate naar, dan is er van een verloren gaan en van
ondergang geen sprake meer. Dan komt de geheime hulp onafgebroken van boven en
verleent de ziel steeds inzicht en kracht om zich meer en meer uit de grote
verwarring los te maken. En met een beetje goede wil gaat het dan al heel snel
veel beter -in ieder geval tot dat moment waarop de mens, gereed voor een
hogere openbaring, door de Geest Gods zelf wordt aangegrepen en in het ware
levenslicht verder wordt geleid.
Maar het spreekt vanzelf dat waar de mens in zijn grove verblinding en
in zijn zinnelijke roes zich niet in het geringst Iaat leiden door de zachte
vermaningen die van ons uitgaan en die zich in het hart openbaren, maar
eenvoudig zo handelt alsof hij over de hele wereld heerst -ja, in dat geval
heeft toch wel niemand anders schuld aan de onverbeterlijke toestand van de
ziel dan juist de ziel zelf!"
1. De erfzonde als grondoorzaak van lichamelijk gebrek
Gr.Joh.Ev. 11/224 (e.v.) De Heer: "Had
Adam het (hem door God gegeven) positieve gebod in acht genomen dan zou de
mensheid, dat wil zeggen de volmaakte ziel van de mens, niet het harde, zware
en gebrekkige vleselijke lichaam hebben gehad, dat nu met zo veel gebreken en
tekortkomingen is belast. Maar de ongehoorzaamheid jegens de positieve wet
heeft de eerste mens noodzakelijk langs verre omwegen gevoerd, waarlangs hij nu
het doel veel moeilijker en veellater bereikt.
Je denkt en zegt waarschijnlijk bij jezelf: "Ai, hoe kan nu een
kleine, louter morele wet, of die nu wel of niet in acht wordt genomen, op het
totale wezen van de mens zo'n wezenlijke invloed hebben? Adam zou zonder het
domme genot zeker evengoed de vleselijke Adam zijn gebleven zoals hij het door
het genot van de appel is gebleven en hij zou te eniger tijd zeker evengoed
hebben moeten sterven (naar het lichaam) zoals nu nog alle mensen!"
Voor een deel heb je wel gelijk; maar aan de andere kant ook ongelijk.
Het genot van een appel, die een gezonde en zoete vrucht is, heeft zeker niet
de dood tot gevolg; want dan zouden alle mensen die appels eten spoedig daarna
sterven. Dus aan de appel ligt het nauwelijks of helemaal niet.
Maar als het nuttigen ervan voor een onbepaalde tijd wordt verboden en
dat alleen maar omwille van een sterker worden van de ziel, die zich echter van
haar vrije wil bewust is, de wet niet in acht neemt en overtreedt,
bewerkstelligt deze daarmee in zekere zin een doorbraak in haar wezen; deze
doorbraak lijkt dan op een open wond die ooit moeilijk te genezen zal zijn,
omdat, indien de wond bij het dichtgaan ook littekens vormt, een aantal vaten
dan zo in het nauw komt, dat daardoor voortaan de levenssappen van de ziel niet
goed kunnen circuleren en daarom op de plaats van het litteken steeds een onbehaaglijk
pijnlijke druk uitoefenen. Hierdoor wordt de ziel echter afgeleid
hoofdzakelijk het vrije gedijen van de geest in haar te verzorgen en het
grootste deel van haar activiteit is er nu op gericht dat het litteken weer
verdwijnt. -En zie, dit litteken noemen we 'wereld'!
De ziel wil weliswaar dit litteken direct kwijtraken; want het doet de
ziel pijn in haar gevoel van zorg, dat wil zeggen van wereldse zorg. Maar hoe
meer de ziel zich afmat, des te vaster wordt het litteken en hoe krachtiger het
wordt, des te meer zorgen brengt het voort; en de ziel heeft tenslotte niets
anders te doen dan zich alleen te wijden aan de genezing van dit oude litteken,
dat wil zeggen zorgeloos te worden, tenslotte gaat de ziel zelf bijna geheel
in dit litteken over en bekommert zij zich weinig meer om haar geest. -En zie,
dat is de zogenaamde 'erfzonde'!
"Hoe kan zoiets echter van de ene mens op de andere mens overgaan?"
zal men vragen. O, heel gemakkelijk,
vooral in de manier waarop de ziel zich organisch ontwikkelt. Wat de ziel
eenmaal heeft aangenomen kan duizenden jaren blijven bestaan, als zoiets niet
door de geest in haar weer tot de juiste verhoudingen wordt gebracht. Kijk maar
naar het karakter van een bepaald volk! Als Ik u vandaag de dag de figuur van
zijn oerstamvader voor de geest stel, dan zult u allen spoedig inzien dat een
belangrijker overeenkomst op alle nakomelingen is overgegaan. Was de stamvader
een goed en zachtmoedig man evenals zijn vrouw, dan zal tenslotte vrijwel
zonder uitzondering het gehele volk goed en zachtmoedig zijn en wel in grotere
mate dan een volk dat een toornige, trotse en heerszuchtige stamvader had.
Wanneer echter een vage, uitwisbare karaktertrek van een oerstamvader
zowel fysiek als moreel nog na enige millennia in al zijn nakomelingen nog
heel goed te herkennen is, hoeveel meer dan een eigenschap van de eerste mens
op aarde in al zijn nakomelingen, doordat zijn ziel in het begin
veelontvankelijker was en derhalve ook veel meer geprikkeld kon worden dan de
zielen die later op aarde kwamen, bij wie het kenmerk van de Vader direct bij
de verwekking in de stroom van het levenszaad werd ingeprent en daarna langs
natuurlijke weg niet meer uitgewist of zelfs vernietigd kon worden. Helaas
misvormt zo'n litteken de ziel heel erg en God heeft altijd alles in het werk
gesteld opdat een ziel in zichzelf het vermogen zou kunnen hebben zich voor
eeuwig van zo'n slecht litteken te ontdoen. Maar hiertoe was de ziel niet goed
in staat en Ik kwam daarom tenslotte zelf op deze aarde om het oude, lelijke
litteken uit te wissen.
En Ik zal het ook uitwissen -door de vele wonden die in Mijn vlees
worden geslagen."
Gr.Joh.Ev. VIII /34 (13 e.v.) Als in de Schrift staat
dat satan in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleid heeft, dan
wil dat zoveel zeggen dat het eerste mensenpaar, dat God en Zijn wil kende,
zich heeft laten innemen door de bekoring van de materiële wereld, waarbij hun
lichamelijk verlangen en hun stem zei: "We zullen zien wat ervan komt als
we handelen in strijd met de wil van God die we kennen! Want God zelf heeft ons
in ons handelen de vrijheid geschonken. Aan kennis kunnen we daardoor immers
niets verliezen, maar slechts winnen! God weet zeker wat er met ons zal
gebeuren als wij vrij handelen. Wij weten het echter niet; daarom handelen we
één keer naar wat ons wordt ingegeven en we zullen dan door de ervaring ook dat
weten wat God nu alleen weet!"
En zie, aldus aten beiden van de verboden boom der kennis en kwamen
daarmee op de weg van het zelf willen ervaren en geraakten daardoor een stap
dieper in het materiële verzonken, dat tegenover het vrije leven vanuit de
geest ook de 'dood' kan worden genoemd.
Ze waren zich er daarna wel van bewust dat in hun vlees het gedwongen
gericht en de dood aanwezig zijn, die bij de toenemende liefde tot de wereld
ook de vrije ziel in zijn gericht en onvrijheid kan begraven en ze verloren dan
ook het zuivere paradijs, dat uit een volledig één zijn van de ziel met haar
geest bestond, en ze konden uit zichzelf dit paradijs niet geheel terugvinden;
want hun ziel was door de angel van de materie gewond en moest zich zeer
inspannen om nog zo vrij mogelijk in het gericht staande te blijven, zoals dat
thans bij elk mens het geval is. En Ik (de Heer) ben daarom in deze wereld
gekomen om de mens weer de ware levensweg te wijzen en hun het verloren
paradijs door Mijn leer terug te geven."
2. Over de nood der ziekte, waaraan men zelf schuldig is.
Gr.Joh.Ev.III /12 (5) Er wordt veel gejammerd en
geklaagd en de ene half gelovige mens na de andere zegt: " Wat voor een
genoegen kan God er toch aan beleven dat Hij de mensen aan één stuk door met
allerlei plagen teistert?!" Daar zou helemaal niets van een God uit
blijken, ofwel God zou te verheven zijn om zich ooit te bekommeren om het
gewriemel van een aarde. Ofwel God zou steeds meer offers wensen en bewierookt
willen worden en men zou Hem moeten tevreden stellen door rijke offers,
magische spreuken en wierook!
Of God zou vertoornd zijn en zich nu op de onschuldige, zwakke mensheid
wreken; men zou in zak en as boeten moeten doen en op z'n minst twaalf
zondebokken in de Jordaan moeten gooien !
Maar niemand denkt eraan dat al het lijden, alle ziekten, alle oorlogen,
het duurder worden van de goederen, honger en pest enkel en alleen daarin hun
oorzaak vinden, dat de mensen in plaats van naar de orde Gods alles te doen wat
goed is voor hun ziel, alleen maar alles voor hun lichaam doen!
Gr.Joh.Ev. IX/35 De Heer: "Gebrek, nood en
allerlei ellende laat Ik alleen maar dan onder de mensen komen, wanneer ze
geheel van Mij zijn afgedwaald en voor een deel duistere afgodendienaars, voor
een ander deel alleen maar zelfzuchtige en goddeloze materiële schepsels zijn
geworden. Want nood en gebrek nopen de mensen over de oorzaken van hun ellende
na te denken, maken hen vindingrijk en scherpzinnig en op deze manier zullen
spoedig verstandige en wijze mannen uit het volk opstaan, die hun medemens de
ogen openen en hun de bronnen van de algehele ellende laten zien.
Zouden de mensen zich nooit van God afkeren, dan zouden ze ook nooit aan
nood en ellende ten prooi vallen. Wanneer gij en uw nakomelingen dus steeds in
geloof en in de daad trouw blijft aan Mijn leer, dan zult gij ook nooit enige
ellende hoeven te doorstaan. Ook door lichamelijke ziekten zal uw ziel niet
angstig en kleinhartig worden. Want lichamelijke ziekten zijn altijd alleen
maar de bittere gevolgen van het niet opvolgen van de door Mij aan de mensen
duidelijk gegeven geboden.
Wie ernaar streeft reeds vanaf zijn jeugd zich trouw aan deze geboden
te houden, die zal tot op hoge leeftijd geen arts nodig hebben en zijn
nakomelingen zullen niet hoeven te lijden aan de zonden van hun ouders. ...Maar
wanneer de mensen zich gaan misdragen dan krijgen ze ook gauw te maken met
zwaar lichamelijk lijden en leren ze de gevolgen van het gering achten of de
minachting van Gods geboden kennen.
...Wanneer de deskundige vervaardiger van een machine aan degene die
hem heeft gekocht zegt en laat zien waar hij op moet letten om van de machine
een duurzaam en nuttig gebruik te maken, dan moet de koper ook nauwkeurig
opvolgen wat de maker van de machine daarover heeft gezegd. Als de koper
echter na verloop van tijd datgene wat hem is gezegd uiteigenwijsheid of
lichtzinnigheid niet meer opvolgt, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten dat
de machine onklaar raakt en dus voor een goed gebruik volledig of gedeeltelijk
onbruikbaar wordt.
God is echter de grote maker van de machine van het menselijk lichaam
dat Hij vooreen nuttig gebruik voor de mensen als een bijzonder kunstige
machine heeft toegerust. Gebruikt de ziel deze met leven toegeruste machine
volgens het haar duidelijk gegeven advies, dat uit de geboden van God bestaat,
dan zal het lichaam ook steeds in goede gezondheid blijven. Veronachtzaamt de
traag en zinnelijk geworden ziel echter mettertijd deze geboden van de eeuwig
grote maker van de machine, dan moet ze het ook aan haarzelf toeschrijven dat
haar lichaam aan allerlei ellende ten prooi valt."
3. De hoofdoorzaken van ziekten.
Gr.Joh.Ev. VI /56 De Heer: "Van alle ondeugden is
de ontucht in al haar vormen het slechtst. Tot deze zonde worden de mensen
echter verleid door ledigheid, hovaardij en hoogmoed. Want voor hoogmoed is
niets meer heilig; hij zoekt alle hem ten dienste staande middelen om daardoor
zijn wereldzinnelijke hartstochten te bevredigen. Als dan door zo'n mens
kinderen worden verwekt -hoeveel beklagenswaardige mensen die met veel ziekten
zijn behept komen daardoor op deze wereld! -Dus deze zonde is een hoofdbron
waardoor de ergste ziekten in deze wereld komen.
Dan komen echter ook vraatzucht en zwelgerij, toorn en allerlei
ergernis, ondeugden, waardoor zich ook allerlei ziekten bij de mensen
ontwikkelen die hen dan op een jammerlijke manier kwellen.
Zei Ik niet tegen de zieke in Jeruzalem, die achtendertig jaar lang aan
het meer van Bethesda wachtte om te worden genezen, nadat Ik hem had genezen:
"Ga heen en zondig niet meer, opdat gij niet door iets ernstigers wordt
getroffen!" Zijn pijnlijke jicht was ook een gevolg van zijn vele zonden
in het verleden. En zo is het bijna altijd het geval geweest bij de meesten die
Ik heb genezen. Waren ze door hun vele zonden niet ziek geworden, dan was dit
wel gebeurd vanwege hun ziel. Slechts een erg zware en bittere ziekte heeft
hen nuchter gemaakt en heeft hen getoond hoe de wereld diegenen loont die haar
zijn toegedaan. Door hun ziekte verloren ze hun liefde tot de wereld en verlangden
ze ernaar er spoedig van verlost te worden. Daardoor werd hun ziel vrijer en op
het juiste moment kon hun lichaam dan ook genezen worden.
Naast deze hoofdoorzaken, waaruit de meeste ziekten bij de toch al vanaf
de geboorte verzwakte mensen ontstaan, zijn er ook nog andere, waardoor de
zwakke mens ook heel erg ziek kan worden -maar Ik zeg het speciaal nog één
keer: slechts de mens die reeds vanaf de geboorte is verzwakt kan dat
overkomen! De oorzaken wil Ik u echter kort samengevat noemen: op de voorgrond
staat allereerst het eten van slecht, niet zuiver en niet vers toebereid
voedsel alsook het nuttigen van slechte drank -vervolgens het nuttigen van
allerlei onrijp fruit. Dan hebben velen de slechte gewoonte in verhitte toestand
snel afkoeling te willen zoeken. Weer anderen stellen zich, volledig onbewust
van hun aangeboren zwakheden, aan allerlei gevaren bloot waaraan ze of
volledig ten onder gaan of een gebrek oplopen dat ze hun hele leven moeten
dragen.
Ja, daar kan God niets aan doen, omdat Hij de mens het verstand, de vrij
e wil en de beste levenswetten heeft gegeven! Tegen de traagheid van de mens
bestaat echter geen ander middel dan juist al dat kwaad dat wordt toegelaten,
dat noodzakelijk moet volgen op de veronachtzaming van de goddelijke wil. Dit
wekt de ziel, die in het vlees in slaap is verzonken, weer op en toont haar de
vervelende gevolgen van haar traagheid; ze wordt daarna voorzichtiger,
verstandiger, vlijtiger en gewilliger ten aanzien van de haar bekende
goddelijke wil. En dus hebben de verschillende ziekten waarmee de mensen behept
zijn ook hun beslist goede kant. Weliswaar zijn ze ook een soort gericht dat
de ziel noodzaakt het goede te doen. Maar de ziel is daardoor toch niet geheel
van de vrije wil beroofd en ze kan tijdens en na een ziekte nog volledig
herstellen, hoewel ze haar verdere voltooiing pas in het hiernamaals zal
krijgen. Er zijn echter ook wel zieke mensen die, vanwege de zonden van hun
ouders of ook voorouders, reeds uit het moederlichaam ziek op deze wereld zijn
gekomen. De zielen van zulke zieken komen meestal van hogere gebieden en maken
op deze aarde in het lichaam alleen maar een tijdelijke scholing door. Voor hen
wordt echter ginds in het rijk van de geesten toch al uitstekend gezorgd, en
ieder die met liefde en geduld voor hen zorgt zullen zij ook aan gene zijde met
dezelfde liefde en hetzelfde geduld in hun hemelse woningen opnemen."
Ed., hfd.59 Gij weet dat bepaalde
mensen zeer behept zijn met vleselijke lusten, zowel vrouwen als mannen
-terwijl er ook weer andere mensen zijn waarbij de zinnelijk vleselijke natuur
bijna geheel is afgestompt. Zulke mensen raken niet in vervoering, zelfs niet
als ze lichamelijk heel sterk geprikkeld zouden worden, waar daarentegen weer
anderen bij de aanblik van vrouwelijke charmes heel onstuimig worden. Ja, er
bestaan dwazen die op de arm van een vrouw dusdanig verliefd kunnen worden dat
ze helemaal gek worden als ze zo'n vrouwspersoon niet tot vrouw of toch
tenminste voor het tijdelijk zinnelijk genot zouden kunnen krijgen.
De oorzaak van zo'n vleselijke lust, in het bijzonder wanneer deze zeer
onstuimig tot uitdrukking komt, ligt niet zelden in het feit dat men bezeten is
door één of ook door verscheidene geile vleesduivels. Maar hoe komen deze in
het vlees van zo'n mens? De mensen zelf scheppen hiervoor in grote mate steeds
weer de gelegenheid. Zulke vleesduivels huizen vooral in dranken die de mens
verhitten, in wijn, ook in bier en in het bijzonder in sterke drank. Als
mensen zich met dergelijke dranken sterk in een roes drinken, dan hebben ze
doormiddel van deze dranken zeker één, zo niet verscheidene vleesduivels in
hun lichaam opgenomen. Zijn deze echter eenmaal in het lichaam, dan jeuken en
kwellen ze de genitaliën op zo'n erge manier dat de mens niet anders kan dan
zo'n prikkeling door middel van het zinnelijk genot te bevredigen. Deze duivels
die in het vlees huizen zijn echter niets anders dan onzuivere zielen van die
gestorven mensen, die eveneens of de drank of de vleselijke zinnelijkheid zeer
waren toegedaan. Om zich te beteren gaan ze weliswaar over in het lichaam van
een nog levende mens, maar omdat het vlees juist hun element was, halen ze niet
zelden in zo'n mens nog meer uit dan ze vroeger in het eigen vlees hebben
gedaan.
Juist deze verdorven zielen, ten prooi aan het vleselijke, zijn, als ze
het te gek maken en steeds meer in hun onreine lust ontbranden, ook het meest
de oorzaak van de bekende afschuwelijke en zeer gevaarlijke ziekten -hetgeen
door de beschermende geesten van de engelen daarom wordt toegelaten opdat de
ziel van de ziek geworden mens niet in de razende woede van haar vlees
volkomen ten onder zou gaan.
Zulke ophitsende dranken zijn dus de eerste weg waarlangs deze duivels
van het vlees in het lichaam van de mens komen.
De tweede weg, even gevaarlijk als de eerste, is het openbare dansvermaak.
Want gij kunt er altijd van uitgaan dat op een bal of een ander dansvermaak ook
altijd tien keer zo veelonzichtbare, zinnelijke, onzuivere zielen opduiken dan
er verder gasten op zo'n bal bij elkaar zijn. Langs deze weg komen ze het
gemakkelijkst in het lichaam dat hier erg opgewonden raakt en daarom heel goed
in staat is om dergelijke smerigheden op te nemen. Om deze reden ervaren dan
ook mensen na zo'n bal ten aanzien van al het hogere en verhevene een
letterlijke tegenzin, hetgeen in de steden vooral bij studerenden gemakkelijk
kan worden waargenomen; niet zelden gebeurt het dat voorheen ijverige
studenten na een bal, in plaats van aan hun boeken te denken, slechts constant
de blanke nek, boezem, arm en de ogen van hun danspartner voor de geest hebben
en haast door niets anders meer in beslag worden genomen dan louter en alleen
door het voorwerp dat hun op het dansfeest zoveel plezier heeft bezorgd. Menig
student laat dan het studeren voor wat het is. In plaats van de wetenschap te
bestuderen studeren sommigen alleen nog maar om hun brood te verdienen en om zo
snel mogelijk met hun lieftallige danseres een paar te worden, wat er ook van
moge komen. En wordt zo’n stel ook werkelijk een echtpaar dan vertoont het met
een werkelijk echtpaar net zo weinig overeenkomst als de dag met de nacht. Bij
zo'n echtpaar bestaat de eerste tijd louter en alleen uit zinnelijk plezier,
zodat binnen korte tijd alle typische eigenschappen die aanwezig zij n om
scheppende kracht te vormen volledig verdwijnen. Dan treedt gewoonlijk al gauw
een krachteloos worden van het vlees op. In zulke gevallen zoekt dan de duivel
die in het vlees van zulke mensen huist daarin een uitweg, dat hij de ziel -in
zekere zin zoals een huisarts -influistert zich tot ander vlees te richten.
Hierdoor krijgt de man al gauw een afkeer van zijn vrouw -en de vrouw van haar
man. Ze begint langzamerhand naar jeugdige huisvrienden om te kijken;
gewoonlijk gaat hij echter 's avonds naar buiten voor 'frisse lucht'. En zo
gaat het almaar door tot zo'n echtpaar dusdanig genoeg van elkaar krijgt dat ze
zich spoedig van elkaar laten scheiden of zonder rechterlijke uitspraak elkaar
laten zitten. Dergelijke verschijnselen die tegenwoordig aan de orde van de dag
zijn, zijn louter vruchten van dansvermaak en gevolgen van het bezeten zijn
door de boven vermelde voorbeelden van vleselijke lusten. Dit bezeten zijn
komt in het begin weliswaar nooit met die heftigheid tot uitdrukking als bij
sommigen die door sterke drank zulke onreine geesten in zich hebben opgenomen.
De geesten van zulke verhittende dranken worden echter gemakkelijk door een
krachtig gebed van de ziel, door hun geest naar buiten gewerkt, waarop dan weer
de normale toestand van het vlees kan intreden. Maar die ongewenste geesten
die langs de weg van het openbaar dansvermaak worden aangetrokken kunnen niet
zo gemakkelijk naar buiten worden gewerkt; daarvoor is wel heel veel vasten,
gebed en zelfverloochening noodzakelijk, waardoor de ziel zich meer en meer met
haar geest verenigt, er dan sterk in ingrijpt en de smerigheid uit het huis van
de ziel verwijdert.
Maar waar vinden we nu zo'n danser en z'n partner die dat zouden doen?
Gewoonlijk eten. en drinken ze reeds tijdens en na de dans nog meer dan ze
voorheen deden en willen ze zich daardoor weer 'verkwikken', wat net zoveel
betekent als dat ze aan de duivel van het vlees, in hun ziel en bloed een
onderkomen voor het leven garanderen. Menigeen die danst en teveel van zulke
gasten in zich heeft opgenomen, verwoest in korte tijd ook zijn lichaam; want
deze slechte vleselijke kwelgeesten bouwen hun woningen ook in de milt, de
lever of in de longen, als ze in de nieren en in de geslachtsdelen geen plaats
vinden. Op de plaats waar zo'n uitgewekene van de hel zijn woning bouwt, daar
doodt hij tot op zekere hoogte het vlees, en de gevolgen hiervan zijn
verhardingen van milt en lever en longtuberculose, vermagering of in het geval
zich twee of nog meer ervan op de longen hebben geworpen: de zogenaamde
vliegende tering.
Gr.Joh.Ev.IV/80 In de zinnelijke lust schuilt min of
meer het grootste kwaad voor alle mensen. Uit deze lust komen bijna alle
lichamelijke ziekten en kwalen van de ziel voort ...Derhalve zult gij zo lang
uw ogen afwenden van de prikkelende gevaren voor het vlees totdat gij meester
over uw vlees zijt geworden !
Hoedt uw kinderen hiervoor en bewaar hen in hun zedig gedrag, dan zullen
ze zich als volwassenen gemakkelijker kunnen beheersen en zullen ze niet licht
ten val komen. Maar als men één keer onachtzaam is geweest, dan zullen de boze
geesten van het vlees bezit van het lichaam nemen! Geen duivel is echter
moeilijker uit de mens te verdrijven dan juist de duivel van het vlees. Deze
kan alleen maar door veel vasten en bidden uit de mens verwijderd worden.
Hoedt u er daarom voor de kleine kinderen te plagen of door overdreven
veel aandacht aan hun lichaam en kleding te schenken hen te prikkelen, zodat
hun lichaam in vlam kan raken! Wee hem die zich aldus aan de natuur van de
kleinen bezondigt. Waarlijk, voor hem zou het veel beter zijn geweest als hij
nooit geboren zou zijn! De boosdoener aan de heilige natuur van de jeugd zal Ik
Zelf tuchtigen met alle macht van Mijn toom! Want is het vlees eenmaal broos
geworden dan heeft de ziel geen vaste basis meer en haar voltooiing zal
moeizaam tot stand komen. Wat een werk moet een zwakke ziel verrichten om broos
vlees weer te genezen, zo geheel te herstellen dat het geen littekens meer
draagt! Welke angst moet zij daarbij vaak ondergaan als zij bemerkt hoe broos
en zwak haar vlees, haar aardse huis is! Wie is hiervan de schuld? Het slechte
toezicht op de kinderen en de vele narigheden die de kinderen door allerlei
(zedelijke misstanden) overkomen!
Vooral in de steden echter is het verval van de zeden steeds groter dan
op het platteland. Maak daarom, als Mijn discipelen, de mensen er in de
toekomst op attent en toon hun de zeer slechte gevolgen die voortkomen uit een
te vroege inbreuk op het vlees, opdat het zich voor velen ten goede zal keren;
dan zullen er gezonde zielen te voorschijn komen waarin de geest gemakkelijker
tot leven zal worden gewekt dan nu bij zovelen het geval is!
Zie het aan de blinden, aan de doven, aan de kreupelen, de melaatsen,
de jichtlijders; zie het verder aan alle mogelijke gebrekkigen en aan de
kinderen en volwassen mensen die met allerlei lichamelijke kwalen zijn behept -allemaal gevolgen van een
te snelle broosheid van het vlees! De man hoort voor zijn vierentwintigste
jaar geen geslachtsverkeer met een maagd te hebben. En de maagd behoort
minstens achttien jaar te zijn of tenminste aan het eind van haar zeventiende
levensjaar te zijn; beneden die leeftijd is zij slechts half rijp en moet zij
geen man bekennen! Komt zij te vroeg in aanraking met een zinnelijke man dan is
haar vlees reeds broos en haar ziel reeds zwak en hartstochtelijk geworden.
Het is moeilijk het broze vlees van een man te genezen, maar nog veel
moeilijker dat van een maagd indien dit te vroeg broos is geworden! Allereerst
zal ze niet gemakkelijk volledig gezonde kinderen ter wereld brengen en ten
tweede heeft ze week in week uit behoefte aan geslachtsgemeenschap en wordt
tenslotte een hoer en is daarmee een schandvlek voor het menselijk geslacht,
niet zozeer voor haarzelf, als wel voor diegene door wiens achteloosheid zij zo
is geworden.
Wee hem echter, die de armoede van een maagd gebruikt en haar vlees
breekt! Waarlijk, voor hem ware het ook beter dat hij nooit zou zijn geboren!
Wie echter gemeenschap heeft met een reeds te gronde gerichte hoer, in plaats
van haar met de juiste middelen van de ondergang te redden en haar op de goede
weg te helpen, die zal eens van Mij een meervoudig, streng gericht moeten
ondergaan; want degene die een gezond mens slaat heeft zich niet zo sterk bezondigd
als degene die een kreupele heeft mishandeld.
Wie met de een of andere rijpe en gezonde vrouw gemeenschap heeft gehad
heeft echter ook gezondigd. Omdat het aangerichte kwaad echter van geen bijzonder
schadelijk belang is, in het bijzonder indien beiden helemaal gezond zijn,
staat daar slechts een kleiner gericht voor. Wie zich echter louter uit
geilheid vergrijpt aan een nog zo rijpe maagd en op dezelfde manier
geslachtsgemeenschap met haar heeft als hij met een hoer zou hebben, zonder
dat hij een levende vrucht in de schoot van de maagd zou verwekken, zal een
dubbel gericht moeten ondergaan; indien hij echter zoiets doet met een hoer dan
moet hij ook een tienvoudig gericht ondergaan!
Want een hoer is een in haar vlees en in haar ziel volkomen ontredderde
en te gronde gerichte maagd. Wie haar uit zo'n grote nood helpt vanuit een
rechtschapen hart dat Mij getrouw is, zal later in Mijn Rijk groot zijn. Wie om
het ellendige geld met een hoer gemeenschap heeft en haar nog slechter maakt
dan ze vroeger was, die zal later met het loon worden beloond waarmee elke
boosaardige moordenaar wordt beloond, in de poel die voor alle duivels en hun
dienaren is bereid.
Wee het land, wee de stad waar hoererij wordt bedreven! En wee de aarde,
wanneer dit grote kwaad hand over hand gaat toenemen! Over zulke landen en
steden zal Ik tirannen aanstellen die over haar zullen heersen en deze zullen
de mens onbetaalbare lasten moeten opleggen, opdat al het vlees zal hongeren en
zal afzien van de meest zondige handeling die een mens ooit aan zijn arme
medemens kan begaan!
Een hoer zal echter alle eer en achting verliezen, zelfs van diegenen
die tegen ellendige betaling bij haar zijn geweest, en haar lichaam zal voortaan
nog last hebben van allerlei ongeneeslijke of in ieder geval moeilijk te
genezen besmettelijke ziekten. Als een hoer haar leven echter echt betert dan
zal zij ook bij Mij weer in genade worden aangenomen!
Gr.Joh.Ev. IV/80 (18 e.v.) De Heer: "Jij, Zorel was wat het
lichamelijke betreft ook niet altijd helemaal rein. Reeds als knaap was je
behept met allerlei onreinheden en was je een heel slecht voorbeeld voor je
kameraden uit je jeugd. Maar zoiets kan jou evenwel niet als zonde worden aangerekend;
want je had geen opvoeding genoten van waaruit je tot zuivere waarheid zou
zijn gekomen, en waaruit jou ook duidelijk zou zijn geworden wat naar Gods orde
het juiste is. -Je kreeg pas inzicht in dit juistere handelen toen je bij een
advocaat de rechten van de burgers van Rome hebt Ieren kennen. Vanaf dat moment
was je weliswaar geen dierlijk mens meer, maar overigens een eerste klas
wetsovertreder en bedroog je je naaste waar dat maar mogelijk was.
Maar dat alles is voorbij en je staat nu, gezien je huidige inzichten,
als een beter mens voor Mij! Maar desalniettemin merk Ik toch dat in jou nog
veel zinnelijks aanwezig is. Hierop vestig Ik in het bijzonder je aandacht en
geef je het advies dat je je ten aanzien van dit punt heel erg in acht moet
nemen. Want wanneer je eenmaal tot een wat beter leven bent overgegaan, dan zal
jouw nog zeer verzwakte vlees in zij n nog lang niet genezen kwetsbaarheid gaan
opspelen en je kunt dan heel wat moeite hebben om het tot rust te brengen en om
zo tenslotte de oude broosheid helemaal te genezen.
Hoed je daarom voor elke buitensporigheid! Want in de onmatigheid en
buitensporigheid rust het zaad van de zinnelijke wellust! Wees in alles matig
en laat je nooit tot overdaad in eten en drinken verleiden omdat je anders je
lichaam moeilijk zult kunnen beteugelen!"
Gr.]oh.Ev. 111/10 De Heer: "Ik zeg u, de mens
heeft voor het leven op deze aarde helemaal niet veel nodig; maar de hovaardij
van de mens, zijn traagheid, zijn hoogmoed, zijn egoïsme en zijn heerszucht
hebben onbeschrijflijk veel nodig en kunnen evenwel nooit bevredigd worden!
Hierop is meestentijds de zorg van de mensen gericht en de mensen hebben dan
natuurlijk geen tijd meer zich met datgene bezig te houden waarmee ze zich
eigenlijk zouden moeten bezighouden.
Van Adam tot Noach voerden de kinderen van de bergen nooit een oorlog
omdat hun behoeften slechts zeer gering waren en niemand meer wilde zijn dan
zijn broeder was, en de ouders hun aanzien tegenover hun kinderen daardoor
steeds handhaafden omdat ze de wijze leiders, leraren en raadgevers van hun
kinderen bleven. Wan neer Ik nu echter in Mijn Geest, komend vanuit de
hemelen, u weer naar de gelukkige oertoestand van de eerste mensen wil voeren
en u de reeds lang verloren weg naar het Rijk van God toon, hoe kunt gij dan
zeggen dat de door Mij gestelde voorwaarden te streng en in het algemeen
vrijwel onuitvoerbaar zijn!? Ik zeg u: het juk dat Ik op uw schouders leg is
zacht en de last die Ik u opleg is vederlicht tegenover datgene wat gij nu elke
dag moet dragen.
Tot hoever gaan uw zorgen niet in deze wereld! Dag en nacht kent gij
rust noch duur! En dat alleen maar omwille van de wereld, dat gij u niet tekort
gedaan zou voelen in uw ingebeelde pracht en uw welvarende leven, en dat vaak
op kosten van het bloedige zweet van uw zwakke broeders en zusters! Waar moet
bij al die zorgen de ziel nog wat tijd vinden om voor het opwekken van de Geest
Gods in haar ook nog iets te doen!? Immers, uw zielen en de zielen van
miljoenen weten niet eens meer dat ze Gods Geest in zich dragen, laat staan dat
ze bij hun oneindige zorgen aangaande de wereld iets vruchtbaars zouden kunnen
en willen doen opdat hun geest vrij en zelfstandig zou worden.
4. Doel van ziekten, lijden en pijn.
Gr.]oh.Ev. IX/158 Het is voor de mens omwille van zijn
ziel niet altijd bevorderlijk dat hij met een volledig gezond lichaam
rondloopt. Want is zijn vlees te gezond, dan wordt het ook gemakkelijk tot
allerlei zinnelijke lusten geprikkeld, waarnaar het begeren van de ziel dan ook
eerder zal uitgaan dan in het geval haar vlees ziekelijk en zwak is. En zo is
een lichamelijke ziekte tot op zekere hoogte een wacht voor de poort van het
innerlijk leven van de ziel. ..
Ik wil weliswaar niet dat iemand met een ziek lichaam dit aardse leven,
waarin zijn wilsvrijheid op de proef wordt gesteld, moet doormaken. Maar als
de mensen de oude raadgeving van Mijn Liefde en Mijn Orde niet in acht nemen,
maar doen wat zij niet moeten doen, dan zijn ze ook zelf schepper
van al hun lichaamskwalen en het kwaad van hun ziel. Ik kan echter de
lichtzinnigheid en de blindheid door eigen schuld van de mensen jegens Mijn
orde, waardoor alleen het bestaan der dingen mogelijk is, niet veranderen.
Als iemand weet dat als hij geslagen of gestoken wordt zijn lichaam pijn
ervaart en als hij zich dan toch slaat of steekt, dan is het immers zijn eigen
schuld dat zijn lichaam daarbij erge pijn ervaart. Want vanwege de onzinnige
dwaasheid van de mensen zal Ik geen ziel van een ongevoelig lichaam voorzien en
er niet voor zorgen dat men niet van het dak op de grond zou vallen vanwege de
zwaarte.
I.I<.L.27-11-1883 Mijn lieve kind! Zie, nu moet je
weer opschrijven wat Ik je zal zeggen, en wel allereerst een woord voor dat
zieke kind dat Mij uit het diepst van haar hart vraagt: waarom moet ik door
deze ziekte getroffen worden ?
Kijk, wat betreft deze vraag kan Ik je slechts zeggen, dat bij Mij alles
een wijs en een goed doel heeft en dat niets zonder Mijn wil geschiedt. Zelfs
in de kleinste, onooglijkste dingen kun je Mijn wonderbaarlijk bestuur
ontdekken, des te meer daar waar het om een mensenleven gaat dat niet aan het
toeval is prijsgegeven, maar in de handen van een liefdevolle Vader ligt.
Hierover heb je, Mijn kind, nog niet in alle ernst nagedacht, dat over elk
menselijk lot een trouwe Vaderhand heerst, anders zou je niet kunnen vragen:
"Waarom dan?"
O, kind, het waarom staat alleen in Mijn hand en alleen Ik weet waarom
Ik je juist zo en niet anders leid -omdat het alleen maar op die manier jouw
eeuwige heil dient en jij Mij anders niet trouw zou blijven en niet Mijn kind
zou kunnen worden!
Begrijp je nu dus het 'waarom', Mijn kind? Ben je nu tevreden met je lot
dat jou tot een kind van God maakt? Want er bestaat niets dat groter is voor
Mijn kinderen!
Verheug je daarom in het heerlijk grote lot dat jou is gegeven en waardoor
het jou mogelijk werd alles te bereiken door middel van het lijden, dat je in
geloof zult moeten dragen, totdat Ik het van je neem! -Nadien zul je Mij
danken, niet dat Ik je verloste van het lijden, nee, je zult Mij uit het diepst
van je hart danken dat Ik jou waardig heb bevonden dit lijden te dragen en jou
in korte tijd tot het ware licht heb gevoerd.
H III 172 ,,O Heer, Gij heilige en meest liefdevolle
Vaderen Schepper van alle engelen en mensen! Zie, het leven op aarde ter
oefening van de geest, zou op zichzelf genomen geheelovereenkomstig zijn doel
zijn, als met dit leven niet een uiterst onaangename zaak zou zijn verbonden;
hierbij gaat het om de mogelijkheid dat men verschrikkelijke pijn kan
ondergaan! Waarom moet dit lichaam pijn kunnen ondergaan ? Waarom veroorzaakt
het pijn als ik me ergens aan stoot, als ik val, mij snij, mij knijp of steek?
Waarom moeten zich zelfs meer dan eens erg hinderlijke pijnen in het lichaam
ontwikkelen? Waarom moet ik mij zo ondraaglijk aan het vuur branden, en waarom
moet de vrouw onder grote pijn kinderen baren ? Kijk, lieve, heilige Vader, dit
kan ik absoluut niet rijmen met het wezen van het leven en ik zou daarom van U,
de Schepper, de reden van dit trieste verschijnsel willen weten. Want ik
vermoed met groot vertrouwen dat het leven van de geest totaal niet in
staat is pijn te ondergaan. Daarom zou immers het leven van het lichaam eveneens
totaalongevoelig voor pijn kunnen zijn! -Heb ik gelijk of niet?"
De Heer: "Zoon, zeg Me wat jouw gevoel je ingeeft: zou welk leven
dan ook denkbaar zijn zonder dat het ontvankelijk zou zijn voor welke indruk
dan ook? Als je geen innerlijk gevoel zou hebben, zou je dan leven ? Ik ga uit
van het geval dat de mens alle indrukken alleen maar als weldadig zou ervaren.
Zou de mens zich in dat geval niet meteen vernietigen, doordat hij zich
voortdurend zou stoten, slaan, steken, snijden en branden?! En nog voordat er
een jaar verstreken zou zijn, zou er van het hele lichaam beslist geen lichaamsdeel
meer intact zijn. Zonder elk innerlijk gevoel hetzij weldadig, hetzij van
pijnlijke aard - bestaat echter alleen maar de totale dood. Dus is de pijn de
grootste weldoener en meest getrouwe beschermende bewaker van het leven;
zonder pijn zou men zich op geen enkele manier kunnen voorstellen dat het leven
duurzaam zou kunnen zijn! Bovendien heb je immers toch al de beschikking over
een lichaam dat op zichzelf geen pijn kent! Als je het overeenkomstig Mijn orde
onderhoudt en als je oplet bij het liggen, zitten, staan en lopen dan zul je je
leven geheel zonder pijn doorbrengen. En als je matig bent met eten en drinken
dan zul je ook voor innerlijke pijn gespaard blijven. En als je niet al te zeer
de werken van het vlees bent toegedaan dan zul je nooit ervaren wat pijn in je
lichaam of ledematen betekent!
Pijn is het meest eigenlijke wat bij het leven behoort; zonder pijn zou
je geen geestelijke vermogens hebben! Pijn is het werkelijk innerlijke gevoel
en de waarneming van de liefde. En als daarin de orde wordt verstoord dan
ervaart zij dat in de vorm van pijn; een leven in overeenstemming met deze orde
ervaart zij echter steeds als een volstrekt behaaglijk gevoel.
Wens daarom nooit dat je geen pijn zult hebben; want zij is de trouwste
wachter van je leven en eens zal zij ook het leven van je geest samenvoegen en
er de totale redder van zijn."
Gr.Joh.Ev. X/112 De Heer: "Beschouw eens een mens
op deze wereld die een heel sterke lichamelijke gezondheid bezit! Juist omdat
die mens zo gezond is misbruikt hij die door zich over te geven aan allerlei
overdadige genoegens en onnodige krachtsinspanningen waarmee hij zijn zinnen
verlustigt. Mensen met erg veel levenservaring zullen bij hem komen en zullen
hem zeggen: Vriend, misbruik je gezondheid niet zo! Want zij gaat door een
onnatuurlijke en onverstandige manier van leven spoedig en gemakkelijk
verloren; en ben je eenmaal niet meer gezond dan is er geen arts en geen
geneesmiddel dat jou weer helemaal gezond maakt en je blijft dan je leven lang
een ziekelijk mens die altijd lijdt! -De gezonde mens stoort zich er echter
niet aan, maar handelt zo als hij dat voorheen deed.
Na ettelijke jaren valt hij echter ten prooi aan een heel erge lichamelijke
ziekte, wordt in het begin helemaal gek van deze ziekte, die hem in alles dwars
zit en hij laat artsen komen. Het lukt hen hem weer te genezen, hoewel niet
helemaal, maar zo dat de ziekte draaglijk is. De artsen zeggen hem echter na
de genezing heel oprecht: "Vriend, wees nu verstandig en verval niet in je
oude levenspatroon, anders word je weer ziek en de ziekte zal veel ernstiger
zijn dan deze keer, en we zullen je dan veel moeilijker kunnen helpen dan
nu!"
De herstelde volgt deze raad een tijd op; maar dan wordt hij weer opnieuw
door de begeerte aangegrepen en begint ongeregeld te leven. En ook al merkt hij
dat hij heel belangrijke vermaningen krijgt die hem op zijn ziek worden wijzen,
toch stoort hij er zich niet aan en hij blijft zondigen tegen zijn toch al
ernstig verzwakte wezen. Hij valt dan ook noodzakelijkerwijs aan een nog ergere
ziekte ten prooi en hij krijgt ontzettende pijnen. De artsen komen nogmaals en
proberen hem te genezen. Maar dit keer wil het hun niet zo snel lukken en ze
manen hem aan geduld te hebben; want omdat hij hun raad niet heeft opgevolgd,
heeft hij het nu aan zichzelf te wijten dat hij door zijn oude lichtzinnigheid
aan een veel ernstiger en nog langer durend kwaad ten prooi is gevallen.
Deze mens moet nu een jaar lang lijden, wordt erg zwak en kent grote
twijfels; maar na een jaar gaat het weer wat beter met hem en hij zweert nu bij
alles wat hem heilig is de raad van de artsen en ook van andere verstandige
mensen nooit meer in de wind te zullen slaan.
Ja, door deze tweede, zeer bittere ervaring is de mens reeds heel wat
verstandiger en behoedzamer geworden en hij komt weer op krachten. Zodra hij
zich echter weer helemaal goed voelt, denkt hij bij zichzelf: hé, als ik me
slechts één enkele keer een oude vreugde gun, dan zal me dat toch zeker geen
kwaad doen! Hij gunt zich dat nog één keer en komt er daarbij nog
heelhuids vanaf. Maar omdat hij er dit keer nog heelhuids vanaf is gekomen,
denkt hij nogmaals: welnu, omdat mij niets is overkomen, zal mij bij een tweede
en een derde keer ook zeker niets gebeuren! En hij zondigt dan een tweede en
een derde en ook een vierde keer.
En zie, zijn oude ziekte kluistert hem nogmaals een aantal jaren zodanig
aan het bed, dat geen arts meer in staat is hem zoals de eerste en de tweede
keer te helpen!
Na vier lange jaren van bitter lijden gaat het hem eerder door de gewenning
aan het lijden dan door de geneesmiddelen gemakkelijker af, en hij ziet nu pas
in dat al zijn grote lijden een genade Gods was, waardoor hij in zoverre van al
zijn lichtzinnigheid is genezen dat hij daardoor zijn ziel toch reiner en God
welgevalliger heeft kunnen opvoeden. Want door het lijden van het lichaam
wordt de ziel van de mens nederiger, geduldiger en ernstiger en wint ze aan
geestelijke kracht om de zinnen van het vlees meester te worden."
J.L. 13 -10 -1842. Schrijf nog maar eens, want Ik weet
reeds waarover het gaat! -:Beste A.Z.O.W., zie het uur waarop je lichamelijk
geboren werd is Mij zeer wel bekend. Ik heb je toentertijd gezegend en zegen je
nu weer, opdat je steeds gezond naar geest alsook naar lichaam zult blijven in
die mate als dit voor jouw heil nodig is. Hecht echter met al te zeer aan de
lichamelijke gezondheid! Want ze schaadt de geest meer dan dat ze deze helpt.
Kijk naar een verse, groene noot aan de boom, zolang deze vers en groen blijft,
zolang ook wordt de kern niet rijp. Wanneer echter de buitenste groene schil
bruin begint te worden, begint te verdrogen en los om de noot gaat zitten, dan
is dat een teken dat de noot binnenin de schil rijp is geworden. Om die reden
laat Ik de Mijnen zo nu en dan ook wat met hun lichamelijke gezondheid
sukkelen, opdat ze zich in een te gezonde lichamelijke toestand niet te zeer
met de wereld zouden verbinden. Want als iemand lichamelijk gezien zo gezond is
als een vis, zal hij ook niet op de geringste gedachte komen dat hij eens deze
schijnwereld zal moeten verlaten. Want op deze wereld bevalt hem alles veel te
goed -elk bloempje, elke hap eten, elke leuke meid, elke omgeving -en hij heeft
de hartstochtelijke wens slechts eeuwig op de aarde te leven en hij krijgt nooit
het heilig heimwee naar het eeuwige Vaderhuis in het hemelrijk.
Wordt zijn lichaam echter ziek, dan herinnert de mens zich dat hij op
aarde niet zal blijven voortbestaan, en zo nu en dan begint hij angstig na te
denken wat er na de dood van het lichaam zou kunnen zijn of zou kunnen
gebeuren. En dat is wat de geest aangaat reeds heilzamer dan alle onschuldige
genoegens toen zijn lichaam nog kerngezond was.
Zie, als gij een zoon van u naar een vreemd land zou willen sturen en
het zou hem daar uitstekend vergaan, denkt ge dan dat hij naar u zal
terugkeren? Denk je soms dat hij heimwee naar zijn vaderlijk huis zal krijgen?
O nee, daarvan kun je wel verzekerd zijn! Want hij zal zeggen: "Ik zou wel
een grote dwaas zijn! Hier heb ik immers alles wat mijn hart ook maar verlangt
en bovendien eert men mij nog overal daar waarheen ik mij ook maar begeef; ga
ik echter weer naar huis dan moet ik weer voor elke kleinigheid naar mijn vader
om het hem te vragen, en dan moet hij zich nog lang bezinnen of hij mij het gevraagde
al dan niet zal geven. Hier ben ik een heer die aanzien geniet, daar thuis
echter, aan de zijde van mijn vader, ben ik niets. Derhalve blijf ik
hier!"
Gaat het een zoon in een vreemd land echter tamelijk zorgelijk of zelfs heel
erg beroerd, dan zal hij al gauw als de verloren zoon handelen! Derhalve zeg
Ik je dit opdat je je, als Ik je met kleine, lichamelijke ongemakken kwel,
zult herinneren en moogt weten dat dergelijke lichamelijke ongemakken louter
handbriefjes zijn, waardoor Ik Mijn kinderen herinner aan hun Vaderlijk huis en
aan hun terugkeer, opdat ze zich immers niet te vast in den vreemde zullen
vestigen!
Ik wil je echter zeker daarom nog niet direct uit het vreemde land
wegroepen, maar je alleen maar aan je Vaderland herinneren! -Dat je daaraan al
het onaangename van je aardse leven zult meten, dat wens ik, jouw heilige
Vader, je vandaag en altijd in de volheid van Mij n Liefde en Genade. Sla er
daarom ook bijzonder veel acht op! Amen.
5. Over het wezen van de bezetenheid
Gr.}oh.Ev. VIII /32 De Heer: "Er bestaan mensen die door boze
geesten een bepaalde tijd In bezit worden genomen, zonder dat daardoor de boze
geesten aan de ziel van zo'n bezetene schade kunnen toebrengen. De boosaardige
geesten die het vlees van een mens in bezit nemen zijn zielen van gestorven
mensen die eens op de wereld een slecht leven hebben geleid, daarbij wetend dat
hun handelen slecht was.
Bezetenheid komt echter alleen maar onder die mensen voor, bij wie het
geloof in een God en in de onsterfelijkheid van de ziel (weinig of) helemaal
niet meer aanwezig is. Deze op zichzelf ernstig uitziende voorvallen, in
tijden waarin het geloof duister is, worden derhalve toegelaten opdat de
ongelovigen krachtig vermaand worden dat hun ongeloof ijdel is en dat er na het
afsterven van het lichaam een zeker voortbestaan van de ziel van de mens is en
dat er ook een God bestaat die zeer wel in staat is ook aan gene zijde de
slechtheid en domheid van de mensen te tuchtigen.
De boosaardige geest, die het vlees van een mens in bezit neemt,
ondergaat ondanks zijn kwade verzet vernederingen die voor hem nauwelijks te
verdragen zijn en wordt daarna zachter en lichter. En de getuigen van zulke
toestanden worden met geweld uit h un te materiële en donkere levenswandel
losgerukt, beginnen over het geestelijke na te denken en in hun doen en laten
gaan ze zich beter gedragen. En zo heeft dit onder de mensen voorkomende kwade
verschijnsel ook weer in tijden van de grootste geloofsnood zijn beslist goede
kant. ..Bij mensen die een waar en lichtend levend geloof hebben, komt
bezetenheid nooit voor, omdat de ziel van de mens en de geest in haar ook het
lichaam zo doordringen dat geen vreemde en dan soms ook nog een boze geest in
het zuivere en vergeestelijkte vlees kan binnendringen. Maar als de ziel van
een mens donker, vleselijk en materieel is geworden en daardoor ook angstig en
bevreesd, ziek en zwak, zodat ze aan een vreemde indringer geen weerstand kan
bieden daar gebeurt het ook gemakkelijk dat zo nu en dan de boosaardige
zielen, die nadat ze het lichaam hebben verlaten, zich meestal in die onderste
regionen van deze aarde ophouden en daar hun misdadige praktijken uitvoeren, in
het lichaam van een of ander zwak mens binnendringen; daar zetten ze zich
meestal in het zinnelijke onderlichaam vast en beginnen zich als vreemde en
boosaardige geesten via het vlees van de bezetene naar buiten toe te uiten.
Aan de ziel van de bezetene wordt echter nooit schade berokkend. En daarom is
het bezeten zijn niet zo'n ernstig iets als het voor de mensen wel lijkt. Als
gij echter in het vervolg zulke bezeten mensen ontmoet, leg hen dan in Mijn
naam de handen op en de boze geesten zullen de bezetene verlaten. Zal men
echter ergens iemand ontmoeten die door een (bijzonder) hardnekkige geest is
bezeten, bedreig die dan, en hij zal dan direct hem gehoorzamen, die de kwade
geest vanuit een oprecht geloof en in Mijn naam dreigt! -Want waar door u Mijn
leer aan de mensen wordt gepredikt, daar is het ook niet meer nodig dat ook de duivels
bij de mensen uit het vlees van een bezetene het gevallen geloof stichten.
Waarde engelen leren, daar moeten de duivels op de vlucht worden
gedreven!"
Gr.}oh.Ev. II/169 Petrus: "Heer, ik begrijp nu al
veel dingen, maar bezetenheid, in het bijzonder van onschuldige kinderen, en
het feit dat ze door zo'n boosaardige bewoner van hun lichaam vaak op de meest
afschuwelijke manier worden geplaagd, dat begrijp ik niet! Hoe kan Uw orde
zo'n kwaad toelaten? -Het dochtertje van de vrouw die ons vandaag naliep zal
nauwelijks 13 of 14 jaar oud zijn en volgens de moeder wordt zij reeds ruim
zeven jaar op een nauwelijks te geloven pijnlijke manier door een duivelsgeest
gepijnigd. Waarom moest dan zoiets worden toegelaten ?"
De Heer: "Dat zijn dingen waarvan de kern op dit moment voor jullie
verstand nog verborgen blijft! Maar Ik wil jullie niettemin dienaangaande
enkele wenken geven!
De aarde is de draagster van twee soorten mensen. De ene en betere soort
vindt z'n oorsprong van boven (dat wil zeggen: komt van een andere ster). De
andere en eigenlijk bedenkelijkere soort echter stamt puur van deze aarde af;
hun ziel is tot op zekere hoogte een samenstelling van afzonderlijke
levensdeeltjes die, uit de satan genomen, als materie in de massa van het
aardelichaam gevangen worden gehouden, van daaruit dan via het plantenrijk tot
het dierenrijk overgaan, zich door de vele fasen van het dierenrijk dan uiteindelijk
als een potentie, bestaande uit talloze oerzieledeeItjes, tot een wereldziel
van de mens ontwikkelen, bij de verwekking in de schoot van de vrouwen vlees
aannemen en dan, net als de kinderen van het Licht, op deze wereld geboren
worden.
Welnu, zulke kinderen staan, omdat hun gehele wezen uit satan is
genomen, dan ook steeds min of meer aan het gevaar bloot door de een of
andere boze geest te worden bezeten, dat wil zeggen door de zwarte ziel van een
duivel die reeds in het vlees van een mens eens op deze aarde heeft geleefd;
dit kan echter vooral daar gebeuren waar zo'n jonge ziel, die uit de
satansdelen van de aarde is genomen, zich op een goede manier, hemelwaarts
begint te ontwikkelen. Omdat daardoor een levensdeel zich uit de sfeer van de
hel losrukt, veroorzaakt dit in de hele hel een ondraaglijke pijn, reden waarom
deze dan ook al het mogelijke doet om dit te vermijden.
Je vraagt je nu evenwel af waarom zoiets de hel toch zo'n pijn kan
berokkenen? Want zo'n ziel moet toch ten opzichte van de hel oneindig veel
kleiner en onbeduidender zijn, dan een haartje volstrekt onbeduidend is in
vergelijking met de totale mens. En Ik zeg je dat dit juist is geoordeeld. Maar
als je het kleinste haartje van je lichaam neemt, het eruit trekt, dan zul je
daarbij merken dat, wanneer je dit haartje uit je lichaam trekt, je niet
alleen een stekende pijn voelt op de plek waar het haartje zat, maar ook in je
hele lichaam; deze pijn zou je wanhopig maken als hij slechts één uur zou
aanhouden.
Uit de verklaring die Ik je hier heb gegeven kun je al iets beter begrijpen
waarom bezetenheid op aarde voorkomt en tot aan het einde van deze aarde zal
voorkomen.
Dit bezeten zijn heeft voor de bezetenen echter ook zijn beslist goede
kant. Want zo'n ziel, waarvan het lichaam door een of andere duivel in bezit
wordt genomen, wordt door de kwalen van haar vlees blijkbaar gelouterd en voor
het kwalijke binnentreden in haar lichaam bewaard. Op het juiste moment komt
dan evenwel al de hulp van boven en dan is een wereldziel helemaal voor de
hemel gewonnen. –Zeg Me, of je de kwestie nu enigszins hebt begrepen!"
Petrus zegt: "Ja Heer, het is me nu helemaal duidelijk geworden.
Maar dan zou het haast beter zijn iemand die zo erg door boze geesten wordt
bezeten helemaal niet te helpen!?"
De Heer: "Als iemand komt en je om hulp vraagt, dan zul je hem die
niet onthouden! Want Mijn behoedzaamheid zorgt ervoor dat welke betrokkene dan
ook niet eerder hulp zal gaan zoeken eer het juiste moment is gekomen dat hem
de goede hulp geboden wordt. Daarom mag die hulp dan ook aan niemand die ernaar
zoekt worden onthouden!
-Begrijp je nu ook deze belangrijke verklaring?"
Petrus zegt: "Ja Heer, aan U alleen zij daarom alle dank, alle
liefde en alle eer! -Aldus bestaat er in deze wereld toch niets waaruit, voor
de in goddelijke dingen ingevoerde mens, niet direct de hoogste liefde en
wijsheid van God ten volle zichtbaar zou zijn!"
De Heer: "Ja, zo is het! Daarom zult gij dan ook bij alle nog zulke
afschuwwekkende verschijnselen op deze aarde de moed niet verliezen; want de
Vader in de hemel weet ervan en weet het het best om welke reden Hij het
toelaat! En zo hebben ook de meeste ziekten die de mensen moeten doorstaan geen
andere betekenis dan dat ze moeten voorkomen dat de ziel één zou worden met het
vlees."
Gr.Joh.Ev. IX/128 De Heer: "De tollenaar Zacheüs
verzocht Mij dat Ik hem raad zou geven wat hij met zijn oudste, reeds zestien
jaar oude zoon zou moeten doen, die sinds drie jaar krankzinnig was en haast
elke dag een grotere prooi van razernij werd. Hij heeft de beste artsen die hij
kende reeds bij zijn zoon laten komen en ze hebben allemaal geprobeerd de zoon
te genezen; doch al hun kennis en moeite is niet alleen volledig zonder succes
geweest, maar de toestand van de zoon is na elke behandeling door een arts nog
slechter dan voorheen geworden.
Toen zei Ik tot Zacheüs: "Vriend, zulk kwaad geneest geen
arts op aarde met zijn kruiden! Breng je zoon evenwel hierheen en je zult de
macht van de heerlijkheid Gods zien !"
Toen beval Zacheüs zijn knechten dat ze zijn zoon, goed vastgebonden,
uit zijn vertrek, waarin hij was opgesloten, zouden halen.
De knechten zeiden daarop: "Heer, dat zal ten overstaan van deze
gasten heel slecht aflopen; want ten eerste raast hij nu bijna voortdurend en
ten tweede stinkt hij erger dan de pest omdat hij zich ook met zijn
uitwerpselen besmeurt!"
Ik zei toen: "Breng hem maar hier; want Ik wil hem zien en genezen!"
Een knecht, die een vooraanstaande positie in het huis had, zei: ,,O,
vriend, slechts God alleen kan hem genezen, op deze aarde evenwel geen mens
meer! Indien gij hem geneest, dan zijt gij geen mens, maar een God!"
Ik zei: "Maak je daarover niet druk, maar doe wat je is
opgedragen!"
Toen gingen de knechten heen en brachten de zoon, over wie al Mijn
discipelen ontzet waren en zeiden: "Hij is er nog erger aan toe dan zij
die wij in het land van de Gadarenen zagen!"
Ik ging echter staan, dreigde de boze geesten in de zoon, beval hen hem
ogenblikkelijk en voor altijd te verlaten. Ze rukten nog één keer aan de zoon
en in de gedaante van vele zwarte vliegen verlieten ze de zoon die daarna
helemaal gezond was.
Ik sprak nu echter tot de knechten: "Breng hem nu naar buiten naar
de bron en reinig hem! Geef hem ook schone kleren en breng hem weer hier, opdat
hij met ons het middagmaal zal nuttigen!"
{j)at gebeurde dan ook. En toen nu de zoon gezond en gereinigd bij ons
aan tafel zat, kwamen alle familieleden en kennissen die in het huis woonden
bij ons in de kamer en konden zich niet genoeg verbazen over zo'n snelle
genezing van de zoon. En Zacheüs dankte Mij boven alles voor deze genezing.
De hoofdknecht sprak echter tot Mij: "Heer, gij zijt geen mens
zoals wij zijn, maar Gij zijt een ware God, die wij mensen immer willen en
zullen aanbidden!"
Terwijl de knecht zo sprak werd ook het middagmaal opgediend en we
begonnen te eten. Tijdens het eten en drinken vroegen verscheidenen aan de
genezen zoon, die er nu heel fris en vrolijk uitzag, of hij in zijn zieke
toestand ook erge pijn had moeten doorstaan.
De genezen zoon zei evenwel: "Hoe kan ik dat nu weten?! Want ik was
immers zo goed als dood, had geen gevoel en wist niet wat er met me gebeurde!
Maar dit weet ik nog wel, dat ik me voortdurend in een droom bevond en in een
mooie streek met goede mensen sprak."
Dit verbaasde de aanwezigen en ze konden dat niet begrijpen. En Zacheüs
vroeg Mij hoe dat toch mogelijk was en waarom zoiets door God werd toegelaten.
Ik zei: "Vriend, hieraan zullen we nu niet veel woorden besteden!
Bij zo'n kwaad trekt de ziel zich in het hart terug en één of vaak ook vele
boosaardige en onreine geesten bewonen het verdere lichaam en doen met hem wat
ze willen, waarvan de in het hart rustende ziel echter niets merkt.
Dit soort bezetenheid wordt evenwel toegelaten opdat de mensen bij wie
het geloof in God en in de onsterfelijkheid van de ziel bijna geheel is
gedoofd toch weer aan iets geestelijks beginnen te denken en er ook weer in
gaan geloven. Want ook gij zijt reeds wankelmoedig in uw geloof geworden en zo
was voor u deze les ook zeer noodzakelijk, reeds voor Mijn komst naar dit
huis.
Als Ik eerder was gekomen dan had je Mij niet zo geloofd, zoals je Me nu
gelooft. En als jouw zoon, met wie je heel erg veel op had, niet door het kwaad
was getroffen, dan hadden trots en hoogmoed je zodanig misvormd dat je een ware
duivel onder de mensen zou zijn geworden, dat je elk geloof in God uit je had
gebannen en de mensen voor pure machines had gehouden, die voor jou slechts dan
een zekere waarde zouden hebben als ze jou bijna voor niets zouden dienen en
je aan nog grotere rijkdommen zouden helpen. Toen jouw zoon echter, jouw
lieveling en jouw grootste trots, zo ziek werd als Ik hem nu hier heb
aangetroffen, ging jij je wel heel anders voelen. Je begon weer aan een God te
denken en erin te geloven en je werd veel nederiger van hart. Je had daarnaast
weliswaar nog je toevlucht genomen tot alle artsen, heiden of jood, die je waar
dan ook kende en je hebt daar veel geld voor over gehad. Maar toen je inzag dat
je Zoon door geen enkele arts, ook niet door iemand van de Essenen en nog
minder door een of andere tovenaar kon worden geholpen, toen werd je bedroefd
en begon je er ernstiger over na te denken waarom God, als Hij dan bestond, jou
met zo'n kwaad had geteisterd.
Je begon weer in de Schrift te lezen en je vond je handelen en je
optreden tegenover je medemensen steeds onrechtvaardiger en je hebt dan ook God
de gelofte gedaan dat je geheeloprecht al het door jou begane onrecht weer
meervoudig wilde goedmaken.
Toen zulke voornemens steeds oprechter en waarachtiger waren geworden
en je er ook duidelijkheid over had gekregen dat slechts de Almachtige Vader in
de hemel je zou kunnen helpen, toen kwam Ik dan ook spoedig in deze streek en
is het jou ter ore gekomen wat Ik aan de blinde heb gedaan. Jouw geloof in God
werd dan ook machtiger en ging weer leven, aangezien je door verscheidene
mensen over Mij had horen getuigen, zodat in jou elke twijfel werd weggenomen,
dat Ik niet louter en alleen een profeet, maar de Heer Zelf ben. En zie, je
bent dan thans zo ver gekomen dat Ik bij jou kon komen en met Mijn macht jouw
zoon hielp.
Als je dat nu goed overdenkt, dan zal het je duidelijk zijn waarom Ik
bij mensen, in wier hart nog niet elke levensvonk uit de hemel volledig is
gedoofd, allerlei kwaad toelaat.
Evenwel blijven bij totaal verdorven en sluw geraffineerde mensen, die
het niet meer waard zijn door Mij vermaand te worden, dergelijke toelatingen
tot verbeteringen dan ook achterwege; want het baat hen hier niet meer en het
zet hen slechts tot grotere boosaardigheid aan. Dit soort mensen verdoet echter
hun materiële leven hier op aarde; na dit leven echter wacht hen hun eigen
gericht, hetwelk is de andere en eeuwige dood.
Hem die Ik allerlei lijden en beproeving laat ondergaan, wordt door Mij
ook op de daarvoor bestemde tijd geholpen. Hem die Ik echter ongestoord van
zijn vergankelijke trotse en zwelgend goede leventje laat genieten, die draagt
zijn gericht en zijn eeuwige dood reeds in zichzelf en met zich mee. En daarom
weet je nu ook waarom zo menige grootheid en rijkaard in deze wereld ongestraft
door kan gaan met zondigen en met het begaan van gruweldaden tot aan de dood
van zijn lichaam.
Door Mij is er in deze wereld echter aan eenieder en aan alles een
bepaalde maat gesteld, zowel in het goede en het ware als ook in het slechte en
verkeerde. Heeft de goede mens door zijn ijver deze maat ten volle bereikt, dan
eindigen voor hem alle verdere verzoekingen en hij gaat dan, in het volle licht
vanuit de hemelen van de ene fase van zijn levensvoltooiing in tot een nog
hogere fase en zo verder tot in het oneindige."
DEEL III
Over genezende hulp
1. Hulp door voorbede
I.KL. 12 2 -1894 Ja, Mijn kind, Ik wil je bede
verhoren en wil Me over de zieke erbarmen, Ik wil haar sterken en troosten en
wil haar helpen. In de liefde moet je echter daadkrachtig blijven en in de
voorbede zul je niet mogen verslappen totdat haar geest de nodige kracht en
sterkte bezit zich van de drukkende last te ontdoen.
Hier kan slechts voorbede, verenigde voorbede uit zuivere liefde
tot Mij werken. Al het andere is vergeefs en bevrijdt de zieke niet van haar
lijden.
Zie, dat is nu je taak, je in de voorbede te oefenen! Doe dit met alle
ijver, met volharding en alle liefde die je in je hart hebt; dan zul je daarvan
zelf spoedig de zegen ervaren, de zieke zal echter rust vin den in haar ziel.
..
Geloof in Hem die machtig is in dat wat zwak en onmondig is! Herken
steeds meer het niets in je, opdat Ik in jou alles in alles worde en Mijn geest
in jou kan werken! -Amen.
2. Alleen genezing met Gods wil.
Gr.Joh.Ev.V/75 De belangrijkste oorzaak van (elk
lichamelijk) gevoel van pijn - dat echter steeds de ziel, nooit het vlees
ervaart -is de druk die een te traag en dus ook te zwaar geworden vlees op een
of ander levensdeel van de ziel uitoefent.
Tijdelijk is daarom elke ziekte te genezen als men de vleesmassa weet te
verlichten. Maar voor de ouderdom van het vlees bestaat geen verlichting meer,
hoewel een mens die op de juiste wijze leeft nog tot op zeer hoge leeftijd in
het algemeen weinig over pijn zal weten te vertellen. Zijn vlees zal tot het
laatste uur nog heel soepel blijven. En de ziel zal zich langzamerhand heel
zachtjes van haar vlees kunnen ontdoen op de in wezen bedoelde beste en juiste
manier. Ze zal weliswaar zelfs zeer oud geworden, ook niet bepaald wensen zich
van het vlees los te maken; wanneer echter tot haar de voor haar goed
verstaanbare, gelukkig stemmende roep uit de hemelen opklinkt: "Kom uit je
kerker en ga in tot het meest vrije, eeuwige en waarachtige leven!", dan
zal ze ook geen seconde voorbij laten gaan om haar broze aardse huis te
verlaten en naar buiten te treden in de lichtvelden van het ware, eeuwige
leven.
Welnu, jullie zullen met geen kruidensap noch door middel van de macht
van Mijn Naam ooit in staat zijn dit (natuurlijke aardse levenseinde) te
verhinderen omdat dit niet de wil van Mijn Geest kan zijn. Vanuit de kracht van
Mijn Naam echter zult gij alleen overeenkomstig Mijn wil, die zich in uw
harten heel duidelijk zal openbaren, en nooit in strijd daarmee in staat zijn
waarachtige wonderen tot stand te brengen. Daarom moet gij ook vooral Mijn
wil, die een ware wil van God is, volkomen tot de uwe maken. En het is dan
onmogelijk dat iets zal mislukken dat gij uit Mij en dus uit Mijn eeuwige orde
zult willen.
Er kan daarom geen sprake van zijn dat bijvoorbeeld iemand als gevolg
van de u gegeven kracht om te genezen door Mijn Naam nooit zou kunnen sterven.
Wel zult gij aan niemand de genezing mogen onthouden waar Mijn Geest u in het
hart zal ingeven: "Die moet worden geholpen!" Zegt de Geest echter:
"Laat hem in de kwelling van zijn vlees, opdat zijn ziel genoeg krijge van
het botvieren van zijn vleselijke lusten!", laat hem dan en genees hem
niet van zijn lichamelijke kwaal -want hij moet het geduldig verdragen tot heil
van zijn ziel!
3. Vooronderstellingen voor goddelijke hulp
I.KL. 8 -5 -1894 Lieve zoon! Je Vader verhoort jouw
smeken en komt tot jou door het woord van Zijn mond om jou te sterken, je weer
op te richten en je weer nieuw leven te geven.
Zie, je hebt Me gevraagd je te helpen, je te verlossen van je pijnen en je
rust te laten vinden in je gemoed. -Waarom evenwel, Mijn kind, voel je je zo
onrustig? -Waarom zoek je je rust niet in Mij en Mijn liefde?
Kom, werp je aan Mijn trouwe Vaderborst en vergeet je pijn in de gedachtenis
aan Hem, die ter wille van jou nog veel grotere pijn moest dragen! Hij die de
zonden van de wereld droeg en alles op zich nam, neemt ook jouw pijnen en jouw
zonden op zich en geneest je van al je gebreken.
Nochtans moet je in kinderlijk geloof, in ware liefde en in alle
nederigheid van je hart tot Hem komen en moet je allereerst om de vergeving van
je zonden vragen -pas dan kun je volledig geholpen worden.
Zolang je niet je eigen hart kent en het leert onderzoeken om te weten
te komen wat erin verborgen ligt, zolang kun je niet Mijn handelen begrijpen,
noch Mij als jouw Vader aanvaarden.
Streef dus met name naar juiste zelfkennis! Dat is de eerste stap om
verbetering aan te brengen in je lijden, dat zijn zetel in het zenuwstelsel
heeft en daarom alleen maar door een zo eenvoudig mogelijke leefwijze
overeenkomstig de natuur kan worden genezen. Probeer met name het gebruik van
dranken die je opwinden te vermijden en onthoud je van het gebruik van vlees,
dan zullen de pijnen geringer worden en je onrust zal verdwijnen zodra je Mij
in je hart insluit en hebt ingezien dat Ik je hoogste goed ben.
Bedenk dat tevoren Mijn zoon en sla acht op de stem van je hart; die zal
jou in alle dingen leren en onderrichten.
4. Hemelse raad tot heil: trouw aan God
J.L. 27 9 1847 Zo schrijf dan nog een keer
overeenkomstig je wens een woordje voor je kleine Martha, die ook Mijn Martha
en Mijn lieve dochtertje is, omdat ze meer op Mij en jou gesteld is dan
sommige van haar zusters, die toch meer gericht zijn op het buitengewone en
geestelijk onderhoudende dan dat ze oog hebben voor de wijze waarop één van
Mijn grootste geestesgaven van nut is voor de liefde. -Schrijf onze lieve
Martha daarom aldus: Luister, Mijn dochtertje, Ik, jouw Heer en jouw Vader, heb
je bovenal lief, daarom heb Ik je ook van al je lichamelijke kwalen bevrijd
zodat je nu helemaal blaakt van gezondheid. En Ik beleef ook daarom vreugde aan
je omdat je ondertussen Mij niet vergeet zoals zo menig ander, die Ik ook heb
geholpen; toen zij echter gezond werden, begonnen ze zich terstond zozeer in
de wereld te verliezen, dat ze vervolgens Mij zo snel vergaten alsof ze niet
het geringste aan Mij, maar alles alleen maar aan hun wezen en aan de artsen te
danken hadden.
Bewaar jij echter, Mijn lieve dochtertje, steeds dezelfde gemoedstoestand
van je hart, dan zul je nooit hoeven te klagen over gebrek aan gezondheid en
zul je je steeds meer in Mijn liefde en genade verheugen, naarmate je meer met
heel je hart Mij zult zijn toegedaan.
En zie, deze trouw zal niets van je afnemen waarnaar jouw hartje ook
maar rechtschapen verlangt; ze zal jouw wensen alleen maar zegenen en levend
houden, opdat ze zo spoedig mogelijk helemaal in vervulling mogen gaan. Want
zie, niemand geeft Mij uit de schat van zijn hart iets wat hij niet tien en
honderdvoudig weer in overvloed terug zou krijgen! Maar als je Mij met heel je
hart liefhebt dan moet je je ook van die rest van die gewoonten, die voor jouw
lichaam schadelijk zijn, met de grootste zorg onthouden; dan zul je steeds gezonder
en opgewekter worden. Het is weliswaar geen zonde dat je zo nu en dan aan een
open snuifdoos ruikt of je je soms wat te vast omgordt; Zulke dingen zijn
echter niet goed voor het lichaam. En als er met het lichaam iets niet in orde
is, dan is het met de zielook snel somber gesteld en met de ontwikkeling van de
geest nog somberder.
Zie indien de vele dwaze mensen zich aan Mijn geboden hielden was voor
hen veel gemakkelijker zou zijn dan zich te houden aan de wetten van hun eigen
oude, domme, wereldse gewoonten -dan zou er op aarde ook geen ziekte zijn.
Omdat de dwaze mensen echter meer op hun regels en hun oude, slechte gewoonten
zijn gesteld dan op Mijn geboden, die niets anders zijn dan de zuiverste
liefde, Zijn ze ook zelf de aanstichters van de duizenden kwalen en ziekten
waaraan ze moeten lijden en waaraan ze vaak lichamelijk en geestelijk sterven.
Zouden ze afzien van hun dwaasheden en zich de wetten van Mijn ordening
aantrekken, dan zouden allen zich in een hoge en gezonde ouderdom mogen
verheugen en de dood van het lichaam zou slechts een zoet inslapen van het oude
lichaam zijn en daarnaast het meest opgewekte en zalige ontwaken van de ziel en
de geest tot het eeuwige leven! Neem derhalve, Mijn liefste dochtertje, deze
woorden ter harte, dan zul je je steeds mogen verheugen in de beste
lichamelijke en geestelijke gezondheid.en Mijn liefde en Mijn genade zullen
steeds in overvloed met je zijn, tijdelijk en eeuwig. Amen. -Dat zeg Ik, jouw
heilige, liefdevolle Vader tot jou. -Amen.
5. Vertrouwen en gehoorzaamheid beter dan medicijnen
J.L. 26 -4 -1842 Ik zegje dat deze dure arts heel weinig zal bijdragen
aan de genezing van je vrouw, omdat Ik de werken van eerzuchtige mensen die op
geld belust zijn nooit pleeg te zegenen!
Indien je vrouw Mij meer had vertrouwd en in haar
gevoel volgzamer was gebleven, dan was het al lang beter met haar geweest:
Maar omdat zij daarop geen acht slaat is het ook goed dat Zij ervaart welke
hulp de wereld biedt! Zolang iemand zich echter in de beschermende armen van
de wereld bevindt, kan en mag Ik hem Mijn armen niet reiken. Want al zou Ik
iemands lichaam met de heilzaamste balsemolie willen zalven, maar hij wast zich
daarna met het water uit het riool en eet daarnaast wereldse Latijnse rommel,
hoe zou het dan ooit beter met hem moeten gaan ?
Ik zeg je echter, als zij een of andere harspleister zou nemen en die in
Mijn Naam onder op haar voeten zou leggen, bovendien op haar kuiten, verder op
de ruggegraat, ook in de nek en dan nog op de maag en als ze daarbij ook fris
water zou drinken en ook een eenvoudige en goede maaltijd zou nuttigen, die
niet te vet en niet te zwaar zou zijn, zoals bijvoorbeeld maïsgrutten in
heldere vleesbouillon en ook wat vlees met een licht nagerecht) -dan zou zij
al veel eerder gezond zijn geweest dan door al die vervloekte Latijnse rommel!
Omdat ze echter reeds vanwege de wereld een arts moet hebben, moet ze
bij de eerste en oudere blijven en niet naar iemand gaan die ze nodig heeft
door eerst z'n medicijnen te proberen! -Amen.
6. Vaderwoord en gebed van de hulpzoekende
G.M. 11 1 1871 Omdat je Mij smeekt deze broeder
enige verlichting in zijn lijden te brengen, schrijf hem daarom en zeg hem: Ik
weet waar het hem aan ontbreekt -en hij weet waarom het hem ontbreekt. En zo
hoeven wij beiden geen algemene biecht te spreken. Omdat hij echter reeds
gedurende langere tijd -murw gemaakt door zijn hulpeloze toestand -Mij om hulp
vraagt, daarom wil Ik genade voor recht laten gelden en hem de weg wijzen hoe
hij ware hulp van Mij kan verkrijgen en wat hij eerst zelf moet doen, opdat
Mijn zegen hem zal baten. -Luister dus!
Bij zijn kwaal is de inactiviteit van de bewegingszenuwen de belangrijkste
belemmering (om te genezen). Om dit nu op te heffen moeten de zenuwen door
beter bloed worden gevoed en daarbij hoort voor hem een misschien sterke, maar
noodzakelijke verloochening van zijn belangrijkste gewoonten. Want Ik kan zijn
bloed niet beter maken als hij elk moment door het gebruik van tabak en koffie
bijdraagt aan de vergiftiging ervan. ..
Omdat echter ook ten aanzien van jullie menselijke geneesmiddelen en
artsen het vertrouwen de belangrijkste tussenschakel voor de werking van het
geneesmiddel is, moet hij ook op Mij, als eerste arts der wereld, zijn gehele
vertrouwen stellen. Met innig gebed moet hij zijn hele lot in Mijn handen
leggen en dan geduldig afwachten wanneer Ik de verlichting van de pijn, waar
hij op hoopt, zal laten intreden.
Ook nu bidt hij -het is echter niet het gebed zoals Ik het wil en het
Mij welgevallig is. Het mag niet mechanisch zijn. Het moet in overeenstemming
met Mijn wezen, een geestelijk gebed zijn. Alleen dan kan het tot Mij
doordringen. Het moet met het hart en niet met de lippen worden uitgesproken.
Teneinde echter de weg tot dit gebed te vinden moet hij eerst over zijn hele
leven eens gaan nadenken, moet hij bezien hoe hij zich in het verleden
tegenover Mij heeft opgesteld: hoe hij Mijn genade heeft geëerbiedigd of heeft
geminacht; hoe hij tenslotte na zoveel misstappen tegenover Mij, tegenover zijn
ziel en uiteindelijk ook tegenover zijn lichaam nu daar is gekomen waar hij
zich thans bevindt.
Als hij dan door een oprecht gemeend berouw wordt gegrepen, als hij
duidelijk inziet hoezeer en hoe vaak zijn handelen.tegenover Mij verkeerd was
als hij dan begrijpt dat de straf voor zijn fouten nog erger had kunnen zijn
-dan richte hij zijn smeken tot Mij, dan zal hij tegenover Mij open zijn schuld
moeten bekennen en moeten erkennen hoe weinig hij deze lankmoedigheid van zijn
Vader heeft verdiend, die hem nu nog op gevorderde leeftijd weer de hand reikt
om de allang verloren zoon te redden.
Wanneer hij zo, berouwvol, voor Mij staat, alles overlatend aan Mijn
genade en Mijn welwillendheid dan zal Ik nieuw leven in hem doen stromen, eerst
in zijn ziel en via de ziel in zijn lichaam. En met zijn heilige belofte nu
alle wereldse ideeën te laten varen en slechts zijn geestelijk heil zoekend,
zal hij al gauw merken wat het betekent op zijn hemelse Vader te vertrouwen
die, net zoals een aardse vader, een smekend kind nooit zal afwijzen
Hier nu ligt de weg open voor hem! Wil hij die gaan dan zal hij da~:van
al gauw de goede gevolgen zien. Is echter zijn eigenlief.de en zijn liefde voor
de wereld sterker, dan heeft hij de gevolgen die daaruit zullen voortkomen aan
zichzelf te wijten.
Vrij heb Ik de mens geschapen en vrij moet Ik hem ook laten. Hij is heer
over zijn lot en hij kan de weg omhoog of de weg naar beneden kiezen.Amen.
Liefdevolle vader! Hier lig ik reeds jarenlang onbeweeglijk, mijzelf en
de mijnen tot last, een levend verwijt van mijn eigen leven dat ik achter mij
heb. -O Gij allerliefste, genadigste Vader en Heer, Gij die zo lang geduldig
hebt toegezien hoe ik lichtzinnig onopzettelijk mijn bestaan in de wereld en
mijn lichaam langzamerhand ruïneerde. Met welk geweten zal ik voor U
verschijnen, wanneer ik bedenk dat ik niet alleen mijzelf, maar ook mijn
levensgezellin en de kinderen, die ik enkel en alleen uit lust heb verwekt,
mede ongelukkig heb gemaakt en aan de ellende van de wereld heb prijsgegeven.
Gij. o vader, hebt ondanks al deze fouten mij toch niet vergeten. En nu,
terwijl ik op geen redding meer hoopte, nu zendt Gij mij hulp, mij U onwaardig
schepsel! -Wat heb ik U daarvoor te bieden ? Een doorverwijten verscheurd hart
en een met zonden beladen geweten, dat zijn de gaven die ik voor Uw troon kan
neerleggen. En toch, na zulke offers, verwaardigt Gij U mij Uw behulpzame hand
te reiken! Ja, laat mij die hand grijpen, die mij zo vaak nabij is geweest en
steeds door mij werd veracht! Laat mij die grijpen en vasthouden, opdat ze mij
uit deze ellende hale waarin mijn eigen schuld mij heeft doen belanden.
Vader! Als verdwaald maar berouwvol kind roep ik tot U, vergeef en help
mij! Meer kan ik niet afsmeken. Want ook dit verdien ik niet. Maar Uw
onbegrensde liefde en genade, die ook de worm in het stof niet vergeet, vervult
mij met de vurige hoop dat Gij ook mij, de verloren zoon, in Uw armen zult
opnemen en dat Gij het lijden dat ik tot nu toe heb doorstaan als een kleine
afbetaling van mijn schuld wilt zien.
Blind als ik ben wilt Gij mij leiden en van al mijn fouten en dwalingen
wilt Gij alleen maar een sterke ladder maken, waarlangs ik tot Uw hart kan
klimmen. -Wie is zo'n genade en zulke liefde waardig? -Een sterfelijk mens
niet! Maar slechts stilletjes wenend kan dat wat verdwaalde aan Uw vaderlijke
roep gevolg geven.
Amen.
7. De hoofdzaak -Berusting en vertrouwen
J.L. 29 -4 1841 ,,O allerheiligste, liefdevolste,
barmhartige Vader! Zie genadig neer op de grote nood van mijn doodzieke zuster
Klara en toon haar een middel waardoor zij gered kan worden! Wees hoog
geprezen, o allergrootste Vader, wanneer Gij het zo beschikt dat de vrouw voor
haar bezorgde man en als moeder voor haar minderjarige kinderen behouden mag
blijven! Wees echter ook hoog geprezen wanneer Gij haar, die in doodspijn
terneer ligt, in Uw heilige Rijk van de eeuwige vrede opneemt, Amen!"
Welk antwoord moet Ik nu op deze vraag geven? Als Ik zou willen helpen,
verknoeien jullie artsen immers alles! Moet Ik dan die artsen laten sterven?
Wie evenwel denkt dat Ik slechts door middel van artsen en medicamenten
zou kunnen helpen, die vergist zich heel erg. Want juist daar help Ik (meestal)
helemaal niet, maar laat Ik slechts hoogstens zo nu en dan toe dat de
voorgeschreven medicijnen helpen, als men er zo nu en dan in Mijn Naam
vertrouwen in heeft. Waar echter zelfs ook dit allerlaatste geloof nog
ontbreekt, daar blijft Mijn hulp achterwege.
In deze kwestie heb Ik echter immers reeds toch al door de knecht
mondeling te kennen gegeven dat, zo gij diep in uw hart gelooft en erom vraagt,
de melaatse zeker weer rein zal worden. Indien gij echter alleen maar gelooft
dat Ik wel kan helpen, maar aan Mijn wil twijfelt, dan kunt gij ook denken dat
de melaatsheid, omdat ze zeer ernstig is, haar lichaam eerder en gemakkelijker
zal vernietigen, dan dat degene die eraan lijdt er nog met een gezond lichaam
vanaf komt.
Indien gij echter het geloof had slechts zo groot als een mosterdzaadje,
dan zoudt gij niet alleen de lijdenden willen helpen, maar ook dode lichamen
tot leven willen wekken! Alleen lijkt uw geloof nog op ~en net dat door de wind
heen en weer wordt gewaaid. En uw hart is vol kleinmoedigheid, vrees en
beschroomdheid. En daarnaast zijt gij ook bij sterfgevallen van uw verwanten
één en al droefheid, omdat gij er niet zeker van zijt wat uw liefdevolle Vader
doet en laat gebeuren en gij er ook niet bij stilstaat dat alles wat Ik bepaal,
doe en laat gebeuren niets anders is dan het volstrekt goede
Indien Ik de melaatse van de wereld wegneem, dan zal dat volstrekt goed
zijn. Indien Ik er echter voor zorg dat zij blijft, dan zal het niet minder
goed zijn. Als gij echter mocht denken dat slechts dat ene goed is, nam~lijk
dat zij in leven blijft -en dat het een groot ongeluk voor het gezin zou zijn als
zij er niet meer zou zijn, dan vergist gij u heel erg. Want alles wat
overeenkomstig Mijn wil geschiedt, is absoluut goed, of het nu zus is of zo.
Weet gij dan niet dat elke hulp van mensen van geen enkel nut is!? Mijn zorg
gaat ver, reikt veel verder dan elke moederzorg! -Of zal Hij die voor vader,
moeder en kinderen zorgt, niet ook in staat zijn heel goed voor de kinderen
alleen te zorgen? -O gij kleingelovigen, hoe lang moet Ik u nog laten voorpreken
tot gij verstandig en vast in het geloof wordt! ?
O ziet, het levende geloof volovergave en vertrouwen is een ware
thermometer der liefde en geeft precies de maat aan hoever boven het vriespunt
de liefde staat. Hoedt u voor de rijp in uw (liefde en geloofs) lente, opdat
de drang tot vrucht dragen niet verloren ga! Maakt met het hout van het leven
rook, opdat gij geen schade aan uw hart ~oogt lijden. Jou, mijn lieve N.N., zeg
Ik echter dat het beter is dat Je er enige tijd niet heen gaat, maar dat je in
plaats daarvan beter thuis kunt blijven en bij Mij vertoeven. Want waarlijk,
jouw aanwezigheid zal de melaatse niet erg tot nut zijn, wel echter (zal het
helpen) als je bij Mij en in Mij blijft, Mij liefhebt en Mij vraagt dat Ik het
laat geschieden zoals Ik het wil.
Wil je er echter toch ook naartoe gaan, omdat ze je zuster is, bid dan
tevreden en zalf je in Mijn Naam met de olie van de jeneverbes, dan zul je je
huls sparen voor de kwaadaardigheid van de melaatsheid. En als je ook je
kleding met dezelfde bessen bewierookt en in vroom gebed tot Mij er ook drie
van inneemt, dan kun je helemaal gerust zijn. Maar zoals reeds gezegd,
voorshands is het helemaal niet nodig datje erheen gaat. Want Ik zeg je in
ernst dat de melaatsheid kwaadaardig is. Ze is het uittreden van alle boze
geesten die zich vaak reeds van geslacht op geslacht hebben ingeburgerd -en,
voor een goed begrip, dus ook heel erg besmettelijk zijn; want de geesten die
vrij komen zoeken onmiddellijk weer een nieuw onderkomen. Zijn ze bij de één of
andere persoon naar binnen geslopen en worden ze daar weer naar buiten gewerkt,
dan richten ze uit grote wrevel een grotere verwoesting in hun nieuwe woning
aan dan in hun vorige, zoals nu juist bij je zuster het geval is.
Wie echter bidt, in Mijn Naam gezalfd en berookt is, die hoeft zelfs
geen pest meer te vrezen.
Daarom is de (jeneverbes) struik echter beschermend, omdat ze van
nature reeds deel heeft aan een grote zegen die van Mij uitgaat. Dus is het
levende geloof in de kracht van Mijn Naam wel het meest onfeilbare
geneesmiddel. Waarlijk, al zoude melaatse in Amerika zijn en jij hier zoals nu,
en je zou ervaren dat ze zou lijden zoals nu en je zou je tot Mij richten -dan
zou Ik haar willen redden van de dood, lichamelijk en geestelijk! Wanneer gij
vanuit het hart gelooft, maar niet (louter) volgens het inzicht van het
verstand, dan zal het beter met haar gaan door jullie verzoek en jullie geloof.
Zijt gij echter zwak, denkt dan toch in ieder geval dat Ik niet onrechtvaardig
zal handelen, en wat Ik ook zou willen doen, het zou wel eens het allerbeste
kunnen zijn!
Denk aan de discipel die eerst nog zijn vader wilde begraven voordat hij
Mij volgde; en wees indachtig aan Mijn vermaning tot hem gericht, dan zult gij
immer grote rust in u zelve vinden!
Mij in alles volgen, is het eerste. En alles aan Mij overgeven het
tweede. Daarin zijn de geboden, de profeten en voornamelijk de twee geboden van
de liefde helemaal vervat en daarmee al het leven. Handelt ernaar, dan zult gij
leven en zal alles bovenmatig goed gaan, hier en ginds. Amen.
Dat zeg Ik, de allerbeste arts. -Amen.
8. Heil door vaderlijke liefde
G.M. 4 2 1871 Wat jouw zuster in haar doodsangst
overkomt gaat ook jou aan; je moet haar door een paar magnetische behandelingen
zover brengen dat ze meer vertrouwen in haar eigen krachten krijgt. Welnu, en
daarom kom je met de vraag tot Mij wat in dit geval moet gebeuren ? Ik wil dus,
om een oplossing te bieden voor iedereen die twijfelt en hoop koestert, zelf de
Bemiddelaar, de Heiland en magnetiseur zijn. Want zonder Mijn hand, zonder Mijn
hulp is het uitstrekken van jouw hand immers toch alleen maar een lichamelijk
beïnvloeden en geen psychisch-geestelijk, dat alleen door Mij versterkt -de gewenste
uitwerking bij je zuster teweeg kan brengen. -Ter zake dus! -Ik vraag je zuster
slechts: heeft ze dan nooit gevoeld dat het gebed tot mij troost, kracht,
vreugde en een gevoel van gelukzaligheid geeft, wanneer het volledig uit de
grond van het hart tot Mij wordt gericht? -En door wie ontstaat dan dit gevoel?
-Zie, dat ben Ik, doordat Ik in de gewonde ziel binnenstroom en haar kracht
schenk. Waar bestaat een magnetische kracht die in haar uitwerking te vergelijken
zou zijn met dit gevoel van gelukzaligheid?
Je zuster moet het proberen en moet tot Mij, haar Vader, in grote
nederigheid haar hart verheffen; ze moet haar lijden en zorgen aan Mij
voorleggen en moet in het stof der nietigheid voor Mijn troon neervallen. En
als zij daar dan machteloos en vol berouw ligt, alles aan Mij overlatend, en
zich ook wat betreft het onbelangrijkste punt heeft verootmoedigd, dan zal Ik
haar opheffen. Want in haar diepste nederigheid is zij Mij juist het meest na.
Dan zal Ik in de troost, de liefde en de kracht van de geest in haar
binnenstromen om (haar te leren) haar vermeende problemen niet zo donker in te
zien en deze ook gemakkelijker te verdragen.
Mijn liefde is het grote magnetisme dat alles aantrekt en niets van zich
afstoot. Wie zich binnen het bereik ervan begeeft kan slechts winnen, maar niet
verliezen.
Laat ze zich dus vermannen om haar blik tot Mij, haar Vader, op te
heffen! Ik als Vader wijs geen kind af dat Mij smekend nadert –en al helemaal
niet als zijn hart een altaar der liefde is geworden waarop het eeuwige vuur
van deze goddelijke eigenschap van Mij brandt, de gehele mens verlicht en zelfs
ook het lichaam met gelukzaligheid verwarmt.
Naar dit magnetisme zal je zuster dus moeten zoeken en het zal meer
vruchten afwerpen dan wanneer jij je hand uit zou strekken, waarbij in
overeenstemming met jouw persoonlijk geestelijke verhevenheid wel van een
zekere werking sprake zou zijn, maar die zou niet te vergelijken zijn met die
(welke optreedt) wanneer Ik Mijn Vaderhart als loon van een kinderlijke
overgave aan Mijn wil aanbied. -Amen.
9. Voorwaarden voor het succes van magnetische kuren
tot versterking.
G.M. 5 2 1871 Opnieuw informeert een geestelijk en
lichamelijk zieke ziel via jou bij Mij en ze zou zelfs graag willen dat Ik haar
schriftelijk laat weten dat de door jou voorgestelde geneeswijze de juiste is,
en dat hierdoor ook het gewenste resultaat wordt bereikt. Om dit kind
allereerst toch enigszins de geestelijke ogen te openen, waarvoor het nog een
zware blinddoek heeft, moet Ik het op zijn innerlijk wijzen. Wellicht zal heel
veel wat in deze regels staat voor hem niet aangenaam zijn. Het is echter toch
waar en des te meer (geloofwaardig) omdat Ik het zeg.
Welnu, kijk Mijn liefkind, je hebt een klein ongemak waarover je je erg
veel zorgen maakt en waarover je reeds de hele wereld om raad hebt gevraagd. Nu
is jou ook iets over een geestelijk genezingsproces ter ore gekomen. En nadat
je alle allopatische en homeopathische, ja zelfs Mijn zonnemiddelen hebt
geprobeerd en nergens een bevredigend resultaat hebt gevonden, nu wil je ook
deze laatste geestelijke geneeswijze proberen met het idee: 'Baat het niet, dan
schaadt het niet!' Je beschouwt het alleen maar als één van de vele andere handelwijzen
die gewoonlijk met het magnetisme te maken hebben en je zou daarnaast als het
ware een bewijsstuk overhandigd willen hebben, waarin staat dat dit middel
helpen moet.
Teneinde passend op jouw grondgedachte te antwoorden moet Ik je
allereerst zeggen dat Ik wel heel goed weet waarom je nu van deze kwaal bevrijd
zou willen zijn. Want de tijd dringt, het ogenblik nadert waarop je met volle
zeilen in de vreugden van de wereld en van de huwelijkse staat wilt
binnenvaren. En vanwege deze materiële en wereldse verlangens van jou moet Ik,
de Schepper en Heer der oneindigheid, Me voor jou opofferen en je zelfs nog
schriftelijk verzekeren dat je met dit middel van je kwaal, waarvan je allang
last hebt, en die nu nog onaangenamer is, bevrijd wordt.
Zie, je wilt van Mij iets horen dat duidelijk verstaanbaar is en toch
let je niet op de stem van je innerlijk -de stem die jullie mensen 'geweten'
noemen! Wat zegt dit geweten je dan niet dikwijls? Zegt het je niet meer dan
eens: "Ga niet op zo'n uiterlijke manier met de godsdienst om! Bedenk dat
God een Geest is, en ook alleen maar geestelijk geëerd en geliefd (wil zijn) en
dat Zijn Leer ook geestelijk begrepen moet worden!" Zegt je geweten niet
dikwijls: "Heb meer verdraagzaamheid jegens je medemensen -en meer liefde
jegens je God, je Vader!" Omdat je nu met je ijverige kerkgang denkt dat
je je plicht als mens tegenover Mij hebt gedaan, daarom verlang je een
geestelijke kuur -terwijl je toch niet gelooft dat deze woorden, die tot jou
zijn gericht, van Mij afkomstig zijn! Hoe kun je dus bij zo'n ongelovigheid een
geestelijk resultaat verwachten van een behandeling die slechts geestelijk
begrepen kan worden en ook alleen maar geestelijk kan werken?!
De geestelijke verheffing van je ziel tot Mij in ootmoedig gebed, echter
zó, dat elke vezel van je wezen bij dit gevoel betrokken is!, déze volledige
overgave aan Mijn wil, waarbij al het wereldse helemaal wordt vergeten, dit oplichten
van al je innerlijke, geestelijke krachten, gepaard aan het vaste geloof in
een zekere hulp van Mijn kant, kan er weliswaar voor zorgen dat een doek, die
door Mijn schrijver gemagnetiseerd is, werkzaam is (omdat dan niet de magnetisch
menselijke stoffen die in het doek zitten werken, maar Mijn zegen die de vaste
wil van Mijn schrijver vergezelt en aan zijn gemagnetiseerde doek deze
genezende kracht verschaft, die niet alleen jouw kwaal maar elke kwaal kan
genezen). Zolang je echter niet in staat bent dit gebed, zoals Ik het
jou heb geschilderd, in jou op te wekken raad Ik je aan: Laat de
magnetische kuren achterwege! Want ze leiden tot niets, je geeft je alleen maar
over aan ijdele hoop, welke direct op een teleurstelling uitloopt.
Leer allereerst je bewust te zijn van je geestelijke plaats tegenover
Mij, dan zul je pas je plaats in de wereld weten te waarderen en inzien wat
belangrijker is en meer waarde heeft. Zolang je niet omkeert op de weg die je
tot nu toe hebt bewandeld en niet de (weg) inslaat die Ik je aanraad,
zal er nog menige storm en onweer over je hoofd trekken en zul je geplaagd
worden door lijden en vrees!
Amen.
10. Over het heilmagnetisme
J.L. 12 -7 -1841
Antwoord op de vragen:
1. Welke mensen bezitten de gave om te magnetiseren? Welke mensen
kunnen gemagnetiseerd worden ? En hoe kan men de gave verkrijgen ?
2. Zijn de gegevens, uitlatingen van gemagnetiseerde
personen met betrekking tot hun eigen lichamelijke gebreken, ziekten (of die
van anderen) en met betrekking tot de ervoor ten dienste staande geneesmiddelen
altijd juist en geloofwaardig?
3. Treden gemagnetiseerde, in trance verkerende
personen in een schijnbaar of in een werkelijk contact met mensen die van de
wereld zijn heengegaan en tot de gelukzaligheid zijn overgegaan?
4. Waarom zijn gemagnetiseerde personen niet in staat
in bewuste toestand zich de gebeurtenissen, die ze in gemagnetiseerde toestand
meemaakten, te herinneren?
5. Was het magnetisme bij de oude joodse en
christelijke volkeren bekend?
6. Is het juist dat sommige regeringen het
magnetiseren verbieden? Zou een grotere verspreiding ervan onder de mensheid
niet veel wenselijker zijn en zo ja onder welke voorwaarden?
De Heer: “Als gij de mededelingen zowel op het gebied van de 'Zwólf
Stunden' alsook die in aansluiting aan de 'Maan"(:* Zie: ' Aarde
en Maan', Deel: De Maan, Hfd.6, (Uitg.De Ster))'en ook de veel eerder
gedane mededelingen over de beide polen van de aarde exact in overweging neemt
en met elkaar vergelijkt, dan zoudt gij er bijna zelf op kunnen komen dat
enkele van deze vragen overbodig zijn -zoals bijvoorbeeld: waarom mensen die
gemagnetiseerd zijn in een toestand van volledig bewustzijn zich niet alles
kunnen herinneren van datgene wat ze in hun geïsoleerde toestand, waarin de
ziel wakker was, hebben gedaan en gesproken.
Even (overbodig) is ook de vraag of gemagnetiseerde personen in
werkelijk of in een schijncontact met de gestorvenen treden. Want wat heeft
'schijnbaar' of 'werkelijk' in dit verband te betekenen? Of zijt gij in uw
lichamelijke toestand in staat hetzij een werkelijke het zij een schijnbare
verbinding aan te gaan? Wanneer gij echter hiertoe niet in staat zijt, hoe moet
dit voor de ziel mogelijk zijn die immers een goed toegerust opnamevat is,
waardoor ze slechts in staat is dat op te nemen wat werkelijk op haar weg komt,
echter niet datgene wat niet op haar weg komt. Zolang ze in het lichaam is kan
ze wel schijnbare beelden, welke in het geheugen vastzitten, haast als werkelijke
beelden opnemen. Maar zelfs als we dieper op de zaak willen ingaan, is bij dit
opnemen de schijnbaarheid zeer ongegrond. Want als men zich afvraagt waar dat
beeld in het geheugen dan vandaan komt, dan kan het antwoord dat men moet
geven niet anders luiden dan dat het voortkomt uit een werkelijkheid. Ja,
zelfs indien de ziel in zekere zin fantastische beelden in zichzelf schouwt,
die in de werkelijkheid nergens worden aangetroffen, dan zult gij (weliswaar)
zeggen: het moeten toch slechts nietszeggende schijnbaarheden zijn. Ik zeg
u echter dat deze bewering van twee kanten ongegrond is. Want ten eerste kent
gij de formaties en de talloos vele vormen van beelden in uw stoffelijke wereld
absoluut nog niet (zoals bijvoorbeeld het voor u meest voor de hand liggende,
echter meer dan wonderbaarlijke ontstaan van ook maar één enkele haar op uw
hoofd) -hoeveel minder kent gij die oneindige veelsoortigheid in het kleine,
oorspronkelijke dierenrijk.
Indien nu de ziel van een gevoeliger mens om zo te zeggen lijdend zonder
te weten hoe en waartoe –zulke vormen, die in de werkelijkheid aanwezig zijn,
gaat zien, zeg Me dan of deze vormen uit een fantastische schijnbaarheid of uit
een niet-fantastische werkelijkheid voortkomen. En ten tweede, indien de ziel
uit de aanwezige afdrukken van de werkelijkheid in zichzelf nieuwe beelden
vormt, komen deze dan uit een schijnbaarheid of een werkelijkheid voort? Zo
gij dit ook maar enigszins overdenkt, zal het u immers direct duidelijk moeten
worden dat uit niets absoluut niets gemaakt kan worden. Of zoudt gij ook
willen beweren dat een spiegel ook in staat zou zijn een of ander formeel
product ( dat niet bestaat) zichtbaar te laten zijn? Ook zonder verdere
verklaring zoudt gij hiervan de onmogelijkheid zeker inzien.
Als echter de ziel als opnamevat gelijk is aan een aan alle kanten fijn
gepolijste spiegel, waarom en op welke manier zou ze dan in conflict raken met
allerlei soorten wezens, als ze daar niet ergens in de werkelijkheid mee in
aanraking zou komen ? Zoiets zou onmogelijker zijn dan wanneer iemand van zijn
eigen gedachten zou willen zeggen dat hij soms werkelijke en soms louter
schijnbare gedachten heeft. Ik zeg u echter: Wie in staat is schijnbare en
werkelijke gedachten op een begrijpelijke manier van elkaar te scheiden, die
zou Ik moeten verwijzen naar het oeroude Testament en wel naar die periode
waarin Adam, verleid door de leugen van de slang, wijzer en verstandiger wilde
worden dan Ikzelf ben.
Hieruit kunt gij wel voldoende afleiden dat de derde vraag enigszins uit
de lucht is gegrepen. En daarom is ook de vijfde vraag wat verdacht, als gij
bedenkt dat het zogenaamde (heil )magnetisme of veeleer het zogenaamde
magnetische fluïdum niets anders is dan Mijn liefde-wil die alles vorm
geeft, ordent en in stand houdt.
Al was dit aan de oude mens niet onder deze nieuw uitgevonden
'wetenschappelijk gezien' dwaze naam bekend, dan toch was het hem, in
overeenstemming met de natuur en de waarheid waaruit die mens leefde, op een
niet te vergelijken manier veel vertrouwder dan dit bij de gehele huidige
generatie het geval is.
Wat waren dan die u meer of minder bekende
wonderdaden van de geest, die door de oude, vrome patriarchen en zieners werden
verricht? Wat betekenden de genezingen van de zieken door middel van
handoplegging die door Mijn apostelen, Mijn eerste opvolgers, in alle liefde en
vanuit de standvastigheid van hun geloof werden verricht? -Ziet, dit was niets
anders dan wat gij vandaag de dag in de meest diepe betekenis van het woord
-dwaas genoeg -'magnetisme' noemt!
Als gij de zaak grondig wilt begrijpen, stel Mij dan Zelf voor
als de grootste van alle magnetiseurs.
Als gij nu vraagt welke mensen het vermogen bezitten om te magnetiseren
dan wordt het antwoord toch vanzelf gegeven; alleen die mensen die of door de liefde
of tenminste door middel van het geloof met de grootste magnetiseur
een band hebben, zijn slechts in staat overeenkomstig de mate van hun liefde of
van het geloof bij hun broeders de handen op te leggen en hen daardoor van elke
ziekte te genezen.
Weliswaar bestaan er ook mensen die -zonder verbinding met Mij door de
liefde of het enige geloof -een standvastige wil hebben, die zich hetzij
op het goede hetzij op het slechte (hekserij) richt, welke mensen ook met recht
eigenwillig of nog ernstiger eigenzinnig genoemd kunnen worden. Deze sterke
eigen wil is gewoonlijk het produkt van bepaalde motieven. En al naar gelang
een mens dus zo door motieven wordt bewogen, richt zijn wil en zijn zin zich er
ook onherroepelijk naar. Zijn die motieven gestoeld op iets dat op
onjuiste wijze uit Mijn woorden wordt opgevat, dan kan zo’n mens weliswaar ook
de andere mensen magnetisch behandelen en ze onderwerpen aan de kracht van zijn
wil en aan het daarop gegrondveste geloof; alleen zo'n zogenaamd magnetiseren
bewerkstelligt slechts de u bekende verschijnselen op dit gebied, waardoor de
bedoelde genezing hetzij heel langzaam of zelfs niet eens door het werkelijk
opleggen van handen plaatsvindt, maar zelfs moet geschieden met behulp van zelf
voorgeschreven medicijnen, die echter weer juist vanwege het geloof slechts ten
dele werken. Hieruit kunt gij evenwel opmaken dat mensen met een sterke eigen
wil tot op zekere hoogte, onafhankelijk van Mij, zulke handelingen kunnen
verrichten -maar, 'zoals de kracht is, zo is ook het effect!'
Volgens deze maatstaf bezitten dan ook slechts bepaalde mensen het
vermogen om te magnetiseren. Maar langs de weg van de waarheid kan een ieder
die met Mij verbonden is dat. Op die manier kunnen ook slechts bepaalde mensen
door zulke 'pseudo-magnetiseurs' gemagnetiseerd worden, en wel die mensen die
zich niet zo krachtig hebben ontwikkeld en ook een erg zwakke wil hebben, ja,
soms zelfs helemaal geen wil hebben en louter en alleen van de wil van de
magnetiseur afhankelijk zijn.
Als zo'n magnetiseur of beter gezegd 'strijker door eigen wil' afstand
neemt van de betrokken persoon of zoals jullie het uitdrukken 'zich buiten het
contact plaatst' of dat althans zou willen, dan is zo'n persoon die bestreken
is er beroerd aan toe (en wel des te erger) naarmate ze intensief werd
bestreken, omdat daardoor haar ziel door het overvol zijn noodgedwongen uit het
lichaam zou moeten treden en dan als gevolg van de verbreking van het contact
niet meer in het lichaam zou terugkeren en zou zo'n ziel terugkeren, dan zou ze
voor altijd een lichaam aantreffen dat tien keer zwakker is geworden dan zij
vroeger had. Als de magnetiseur haar slechts enkele keren heeft bestreken en
zich daarna terugtrok, dan is zo'n behandeling zo goed als helemaal geen
behandeling en lijkt op een liefdesverklaring aan een meisje waarbij men het
meisje, nadat de jongen haar zijn liefde heeft bekend, weer laat zitten.
Mensen die echter in feite ook een tamelijk sterke wil bezitten worden
door zo'n magnetiseur totaal zonder resultaat behandeld of hij is nauwelijks in
staat zulke patiënten te laten gapen; de reden hiervan is dat elke wil berust
op een bepaalde eigen overtuiging, hetzij juist hetzij onjuist, en dat daardoor
de organen tot activiteit worden aangezet; elke wil die echter niet in
verbinding staat met Mijn wil, is een eigen kenmerkende wil. Als de magnetiseur
bij zijn behandeling stuit op de wil van iemand die zich tegen zijn wil verzet,
dan zal datgene wat beoogd wordt geen succes hebben en kan dit zelfs op de
onverstandige magnetiseur een zeer nadelige uitwerking hebben; dit is met name
het geval bij die personen die een erg zinnelijke aard hebben (welke voortkomt
uit een innerlijke, stille bezetenheid) of wanneer de te magnetiseren persoon
helemaal door boze geesten is bezeten.
Indien de magnetiseur echter door Mij zijn handen oplegt en Mijn
almachtige wil 'door zich heen laat stromen' dan hoeft hij, welke mens men hem
ook brengt om te genezen, hem zelfs helemaal niet te bestrijken, maar louter en
alleen in Mijn Naam zijn gereinigde handen op de zieke te
leggen, en langs de weg van het geloof alleen zal het met de zieke reeds
beter gaan. Wie zulks echter doet vanuit de levende liefde, waarbij het
meest levende geloof toch al vanzelfsprekend is, waarlijk Ik zeg u, al mag
Lucifer zelf iemand geestelijk en lichamelijk kwellen, toch zal hij deze mens
reeds door de blik en door het woord moeten verlaten, nog eer er van
handoplegging sprake is. Zo'n werkelijke magnetiseur kan niet alleen elke zieke
genezen maar, indien het voor de verheerlijking van Mijn Naam nodig is, ook
doden opwekken. Wanneer gij dit alles op juiste wijze beziet dan is daardoor
ook de laatste vraag al volledig opgelost. Wat evenwel het magnetisme uit eigen
wil bedreven betreft, zeg Ik: het is in elk (goed) opzicht toch nog altijd iets
beter dan helemaal niets; maar vanuit een verkeerd standpunt doet men beter
niets dan iets. Want een slechte manier van magnetiseren is hoegenaamd niet
beter dan wanneer iemand tijdelijk door een boosaardige geest bezeten raakt,
terwijl het magnetisme waarbij slechts tot op zekere hoogte sprake is van een
relatie met Mij (de betere vorm van magnetisme) de totaal blinde mensheid toch
tenminste twee dingen laat zien, en wel In de eerste plaats dat er behalve
kruiden betere geneeskrachten bestaan en ten tweede dat in de mens een
onsterfelijke ziel en een onsterfelijke geest wonen. En vanuit dit
gezichtspunt is het bijzonder onrechtvaardig, om wat voor onbenullige reden dan
ook, om dit in een staat te verbieden.
Als iemand echter zo'n eigenschap uit Mij bezit dan moet hij zich
niet door de wereldlijke heerschappij laten afschrikken, maar vast geloven dat
hij, beschikkend over Mijn machtige wil, nog tot veel grotere dingen in staat
is dan alleen zieken gezond te maken en in buitengewone gevallen ook pas
gestorvenen weer tot leven te wekken.
Zoals echter ook de kunstenaar zich verwijdert van de plaats waar hij
geen gevoel voor kunst ontmoet, evenzo handele iemand die met genadegaven is
gezegend. Want zo'n genade is toch zeker boven elke kunst verheven. - In deze
tijd kan het goede echter het best in het verborgene worden betracht, om
ergernis te voorkomen. Doe daarom het goede in het verborgene en vrees niet de
blindheid van de mensen, die u zo zullen vervolgen dat gij nauwelijks ontkomen
kunt. Want Ik wil het geluid van uw stappen, wanneer gij u naar het oosten
wendt, zodanig leiden, dat het in het oor van de blinde klinkt alsof het van
het westen kwam; en dan zult gij wel veilig zij n voor noodlottige
achtervolgingen van de blinden.
Overdenk dit alles en neem het gelovig op in uw liefhebbende hart; dan
zult gij pas volledig begrijpen, en wel door middel van de daad, wat gij nu
door middel van het woord hebt vernomen. Amen. -Dit wordt u gezegd door Hem die
de allergrootste onder de magnetiseurs is. -Amen.
11. Allopathie, homeopathie, heliopathie, hydropathie en magnetisme.
G.M.8-6 1873 a) Hier hebt gij een
hoeveelheid aanduidingen van geneesmethoden, die met verschillende middelen de
ziekten moeten bestrijden, waarmee gij blinde mens uzelf door onachtzaamheid,
dwaasheid en genotzucht belast. Al deze geneeswijzen die vermeld werden hebben
afgezien van de door de mensen gemaakte classificatie nog een hogere en
diepere betekenis, die gij niet kent; het ontdekken van deze betekenis is het doel
van deze woorden, opdat de mensheid eens zal inzien met welke middelen zij
bezig is en waarom zo vaak het tegendeel van wat ermee beoogd wordt als
resultaat naar voren komt.
De uit vreemde talen afkomstige termen voor bepaalde geneeswijzen haalde
Ik hierboven aan, omdat juist door middel van deze termen niet alleen de wijze
van genezen van een systeem strikt van het andere systeem wordt gescheiden,
maar gij ook met deze benamingen beter uw plaats kunt bepalen, terwijl, als Ik
de beter typerende (Duitse) benamingen voor deze geneeswijzen zou gebruiken,
Ik er de nodige verduidelijkingen aan zou moeten toevoegen. Omdat Ik echter
het beste weet hoe Ik met u moet omgaan, heb Ik ook deze termen gekozen. Met
behulp van deze termen zullen Mijn inzichten voor u veel toegankelijker zijn
dan in het geval u zou moeten teruggrijpen op de andere begrippen. Uw geleerden
en medici hebben er goed aan gedaan toen ze aan hun systemen en ook aan de
dingen, wetten, enz., die ze ontdekten meestal namen uit vreemde talen hebben
gegeven, vooral uit talen van volken die zijn verdwenen; waar de onderzoekende
geest van de mens steeds iets nieuws ontdekt zijn de namen waarmee hij de
ontdekte dingen benoemt uit één taal afkomstig, een taal die geen verandering
meer ondergaat en waardoor de studie van deze wetenschappen voor alle mensen,
welke nationaliteit ze ook hebben, in hoge mate wordt vergemakkelijkt.
Dit benoemen met termen uit het Latijn en Grieks is niet schadelijk voor
het geheel en is van nut voor de studerende omdat hij niet zo veel tijd nodig
heeft om de aanduidingen in zijn moedertaal te vertalen; de aanduidingen in de
oudere talen zijn vaak korter en eenvoudiger dan in zijn eigen taal.
Zoals de geleerden en de doktoren te werk gaan, zo wil ook Ik met deze
geneeswijzen omgaan en Ik wil ze eveneens namen uit oude talen geven die naast
de omschrijving tegelijkertijd ook het wezen moeten verklaren zoals waarom, hoe
en wanneer een genezingsproces al dan niet met succes zou kunnen worden
bekroond.
Net als uw doktoren die, uitgaande van het volledig
gezonde organisme van een menselijk lichaam, aan de hand van gebreken en
stoornissen beslissen, daarna de noodzakelijke middelen toepassen om de
harmonie weer te herstellen, zo wil ook Ik, uitgaande van de basisprincipes van
Mijn schepping als groot levensorganisme, u duidelijk bewijzen waarom diegene
wordt gestraft die in strijd met Mijn wetten handelt; slechts het terugkeren
tot Mijn orde kan het verstoorde evenwicht tussen hem en Mijn Wezen
herstellen.
Ziet, Mijn kinderen, toen Ik de materiële wereld in het leven riep en de
grote grondwetten vaststelde opdat daarmee al het zijnde eeuwig zou
voortbestaan, zou veranderen en zich zou vervolmaken om tenslotte zich te
vergeestelijken, moest natuurlijk naast het licht ook de schaduw, naast het
goede ook zijn tegenstelling het slechte, naast de orde ook de drang tot
wanorde, naast de wetten ook de verleiding om ze te schenden, ontstaan. Want
alleen zo kon de materie, waarvan de innerlijkste basis door het geestelijke
wordt gevormd, tot een verdere ontwikkeling in staat zijn; en zoals -te
beginnen bij de onderste lagen van de materie -kosmische wetten de vrije wil
van de hogere klassen moeten vervangen, zo moest ook een zondigen tegen de wet,
een strijd en worsteling tussen licht en schaduw, tussen goed en kwaad, tussen
het juiste en verkeerde plaatsvinden, opdat de wezens die op die manier op de
proef worden gesteld zichzelf vrij kunnen ontwikkelen en vervolmaken; zokan ook
door de materie heen het geestelijke tenslotte weer gelouterd tot zijn
oorsprong terugkeren en, inziend dat de levensweg een weg van loutering en
beproeving is, het doel bereiken waartoe de materiële wereld werd geschapen.
Welnu, elk zondigen tegen Mijn oerwetten is juist daarom ook niets
anders dan een 'ziek worden " dat wil zeggen, een verstoren van de ware
orde. Deze verstoring kan door eigen schuld of buiten iemands schuld worden
veroorzaakt, door noodzakelijk bepaalde of ook door vrijwillige veranderingen
van de organische bouw van elk ding. Want in deze zin betekent 'ziek', ook als
het bijvoorbeeld een steen betreft, wanneer deze in tegenstelling tot zijn
elementaire ordening deel wordt van andere verhoudingen, die weliswaar de weg
banen voor zijn veranderingen, maar ook, door innerlijke geestelijke en
uiterlijke materiële invloeden bepaald, zijn oplossen, zijn andere bestemming,
zijn veranderingen moeten bepalen en naderbij brengen. Want zoals de steen was
gemaakt, kon hij niet blijven omdat (zoals in elk schepsel bij de eerste
ademtocht dood en leven met elkaar strijden) ook bij hem vanaf de eerste
minuut van zijn bestaan de veranderingswetten reeds op hem inwerken.
Daarom zou men de ziekten of stoornissen van het natuurlijke proces bij
al het geschapene kunnen indelen in noodzakelijke, vastgestelde of vrije en
onvrijwillige; zoals immers ook bij de mens en bij elk levend wezen de dood of
overgang van het ene stadium naar het andere de afsluiting is van een proces
dat, al vanaf de geboorte, verstorend op het bestaande werkt en eveneens 'het
eeuwige veranderen " of de ziekte tot het uiteindelijke verval kan worden
genoemd.
Welnu, nadat we het eigenlijke begrip gezondheid en ziekte nader hebben
aangeduid, rest ons alleen nog (uiteen te zetten) in hoeverre deze vanaf de
geboorte beginnende ziekte of steeds voortdurende stoornis van het
levensorganisme rechtvaardig is en in hoeverre dit niet op zijn plaats is.
Alles wat bestaat heeft, zoals Ik eerder zei, de drang om te bestaan, de
drang tot veranderen, tot uiteenvallen en zich te vergeestelijken. Aan elk ding
is evenwel in zijn eigen structuur zoveel levenskracht geschonken dat de
vernietigende invloeden van de buitenwereld niet zo snel hun doel kunnen
bereiken, maar dat het veranderingsproces en het proces van verval zich
slechts langzamerhand, volgens bepaalde leeftijds - of ontwikkelingswetten,
moet voltrekken. Om die reden wordt de periode van ziekte of stoornis van elk
geschapen ding door nieuw binnenstromende levenskracht steeds weer opgeheven,
net zo lang tot het in de grote kettingreeks van al het geschapene het doel
waartoe het werd geschapen heeft vervuld.
Het bespoedigen van dit proces door kunstmatige fouten tegen de
overgeërfde natuurwet bepaalt daarom de zichtbare, zich ontwikkelende,
werkelijke ziekte of de zichtbare straf tegen de minachting van algemene
natuurwetten.
De mens nu, die als laatste schakel van alles wat op uw aardbol werd
geschapen met vrije wil werd uitgerust, kan doen wat hij wil; deze vrije mens
oefent, door zijn geestelijke macht en zijn materiële hartstochten gedrongen,
in dit opzicht de meeste invloed uit. Dit doet hij door het verwoesten van de
oppervlakte van de aarde of door het openleggen van haar rijkdommen in haar
binnenste, zodat zelfs de aarde in haar elementen ziek wordt, waardoor zij haar
bestanddelen -hetzij de weegbare hetzij de niet-weegbare -moet veranderen en
omdat dit weer van invloed is op haar bewoners ook die ziek maakt, hen
krachtiger tot veranderingsprocessen en een proces van ontbinding aanzet en
daardoor duidelijk zichtbare ziekten bij planten, dieren en mensen veroorzaakt.
b) Om deze stoornissen, die 'ziekten' worden genoemd, weer ongedaan te
maken deden mensen reeds in een ver verleden hun best om genezende middelen te
ontdekken, die hen weer zouden schenken wat ze vaak zo lichtzinnig hadden
verloren, namelijk hun gezondheid.
Hoe meer de mensen in het verre verleden overeenkomstig het grote
scheppingsplan leefden, des te minder werden ze ziek, des te minder maakten ze
inbreuk op de door de natuur opgedragen loop der dingen, die hun was
opgedragen om hun zending als aardse mens te volbrengen en hun geestelijke
opdracht gemakkelijker te kunnen aanvaarden. Ze leefden in overeenstemming met
de natuur en hun eigen organisme was aan geen andere stoornis onderhevig dan
aan de wetmatige, waarbij door het niet meer kunnen gebruiken van organen de
dood tenslotte moest intreden, daar alle andere invloeden in een dagelijkse
vervanging van levenskracht weer gecompenseerd werden.
Doordat de mens van deze weg verwijderd raakte, traden verschillende
omstandigheden op die een gezonde manier van leven van de mens bedreigden. Hoe
verder de mensen afdwaalden van de oerwetten, des te minder hielpen de
eenvoudige, natuurlijke middelen om de verloren gegane gezondheid te
herstellen, des te meer moest de mens ook zoeken naar krachtiger werkende
middelen omdat de eenvoudige niet meer voldeden. Op die manier zonken de mensen
weg, verkortten zij hun leven en vergrootten zij hun lijden. En zo ontstond
langzamerhand datgene waarvan in een ver verleden iedereen weet had, en wat
(nu) de wetenschap is van enkelingen die zich geheel aan de geneeskunde hebben
gewijd.
De eerste en gemakkelijkste methode om te genezen was natuurlijk:
uit datgene wat de mensen ziek maakte eveneens de geneesmiddelen te zoeken. En
omdat de mensen meestal door het buitensporig genot van het materiële eten
en drinken ziek werden, zocht men op het gebied, waaruit men het voedsel tot
zich nam, ook de geneesmiddelen. Zo ontstond de allopathie of zoals Ik
die zelf zou willen noemen: 'de geneeskunde met de materie'.
Het materiële maakte de mensen ziek, door het materiële moesten
ze ook weer gezond worden. De mensen zelf waren materieel geworden en daarom
stemt (bij deze toestand) deze geneeswijze het best overeen met het organisme
van het menselijke lichaam, waarbij de mens in het algemeen ook in materiële
zin weer herstelde (destijds was immers ook de juiste kennis omtrent het wezen
van alle kruiden nog onfeilbaarder), om zich materieel opnieuw te kunnen
ruïneren. Zo is ook vandaag de dag deze geneeswijze nog de meest verspreide,
(en het is deze geneeswijze) waardoor artsen en patiënten op dit moment het
gemakkelijkst worden geholpen.
Hoe meer de mensheid in het materiële ondergaat, hoe gecompliceerder
haar manier van leven wordt, des te minder zijn echter de middelen uit het
verleden in staat een organisme dat door wanorde is ondermijnd weer beter te
maken. Men greep daarom naar giften Want de zachte, balsemieke kruiden,
de lichte middelen, zijn niet meer voldoende om de genotzuchtige mens 'te
ondersteunen '; op die manier moeten giffen vervangen wat milde, onschuldige
middelen niet meer kunnen bewerkstelligen.
Als bij de allopatische artsen veel patiënten sterven omdat men één
ziekte genezend tien andere in het lichaam van de lijdende mens opwekt,
-ziekten die na verloop van tijd weer optreden -dan is het vanzelfsprekend dat
de levensduur van het menselijk geslacht steeds afneemt, het leven steeds
korter wordt en het nageslacht van de zwakker geworden ouders steeds zieker
wordt.
Midden in deze materiële aftakeling, die, als hij zo ver zou voortduren,
tot het volledig uitsterven van het menselijk ras zou leiden, ontfermde Ik Mij
over de mensheid en verlichtte een aantal mannen dat een andere geneeswijze
invoerde, welke niet op het lichamelijke organisme van de mens, maar op zijn psychisch
organisme werkt en op die manier door een hogere potentie de zielekracht,
het fysieke lichaam en het evenwicht in zijn organisme moest herstellen
Deze methode van genezen noemde men homeopathie, of, zoals Ik
deze zou willen noemen: 'Ziele-geneeskunde'. Want voor de genezing
werkt hier de ziel juist met dezelfde middelen in de kleinste mate, welke in
het groot de ziekten zouden veroorzaken -en waarom? Juist omdat er in Mijn
natuur niets is dat schadelijk is, maar slechts in de wijze zoals het zich
voordoet en in de kwantiteit en kwaliteit de reden ligt of het ons baat of dat
het schadelijk voor ons is.
Ziet, het water is, in de juiste mate gebruikt, zeker niet schadelijk.
Maar toch, overvloedig gebruikt, leidt het tot de dood. En zo is het met veel
andere dingen.
Bij de geneesmiddelen die in de homeopathie worden gegeven, werkt niet
de materie, maar slechts het geestelijke van de materie. Dit geestelijke
vertoont echter zeer veel verwantschap met de stoffen waaruit de ziel van de
mens en de dieren is samengesteld. En omdat bij ziekten het ene of het andere
ontbreekt wordt homeopathisch bij de ziel het ontbrekende weer aangevuld en
wordt aldus de harmonie hersteld.
Als de allopathen slechts iets oplettender zouden zijn dan zouden ze
gemakkelijk uit de manier waarop homeopathische middelen werken kunnen
ontdekken wat bij hun wijze van behandelen juist het schadelijke voor het
organisme van de mens is. Helaas zijn deze 'doktoren' zo afgunstig en staan zij
zo afwijzend tegenover elke tegenwerping, dat zelfs Mijn eigen terechtwijzing
hen niet tot een beter standpunt kan overhalen.
Door middel van de homeopathie krijgt de ziel opnieuw de beschikking
over haar kracht; ze vult aan en bewerkt in die zin psychisch wat de allopaat
langs materiële weg probeert te bereiken.
Het dichtst bij de homeopathie staat de heliapathie of zannegeneeskunde
(ook 'zonnekuur' genoemd). Het is een methode om de verstoorde
verhoudingen van het menselijk organisme te herstellen door middel van het
zonnelicht, hetzij in materie gebonden, hetzij door de directe inwerking ervan
op de lijdende mens. Deze wijze van genezen heb Ik nauwkeuriger laten
beschrijven.O:' En gij kent zowel de basis alsook de werking ervan. Wat Ik er
hier over wil zeggen is voor diegenen, die nog niets over deze geneeswijze
weten en er toch misschien geheel door genezen zouden kunnen worden.
De zon is de drager, haar licht houdt alle leven in stand. Zonder de
zonnewarmte, zonder haar licht zou noch uw aarde noch een andere planeet die om
de zon draait bestaan! Als de zon er dus staat om het hele systeem in stand te
houden, dan moet zij ook alles bezitten wat nodig is om het te behouden. En
juist daarom, omdat instandhouding gelijk staat aan wetmatige orde binnen het
geheel, is het ook de zon die de misstanden opheft omdat zij en alle
hemellichamen die aan haar ondergeschikt zijn Mijn orde als hoogste wet
eerbiedigen en slechts daarin kunnen voortbestaan.
De zon heeft dus de kracht en het vermogen alle stoornissen uit de weg
te ruimen en, waar iets ontbreekt, het ontbrekende aan te vullen. En juist
daarom is de zonnekuur een van de eenvoudigste maar ook meest effectieve kuren,
omdat deze, net als de homeopathie, met eenvoudige, geestelijke elementen uit
de schepping aan de ziel teruggeeft wat deze door dwalingen had verloren. De
duizenden middelen van de allopathie zijn in de homeopathie (gemeten naar de
hoeveelheid stof) reeds belangrijk gereduceerd. Door de zonnekuur wordt dit
nog eens tot zeer veel minder vereenvoudigd, wat het bewijs is dat zelfs Mijn
grote schepping van het heelal slechts berust op zeer weinig hoofdwetten en dat
naarmate de mens weer geestelijk wordt en dichter bij het Rijk komt van
waaruit hij is voortgekomen, hij des te minder middelen nodig heeft om zijn
organisme (als zich een stoornis voordoet) weer zo te genezen dat een gezonde
ziel in een gezond lichaam tot steeds grotere hoogten kan opklimmen tot lof en
dank jegens haar Schepper.
Na de heliopathie of de zonneheelkunde komt nu de hydropathie of 'waterkuur'.
Zoals de zonnekuur met licht, zo wil de geneeswijze van de waterkuur met
verdicht licht of met verdichte atmosfeer genezend op het zieke
lichaam inwerken en wel hoofdzakelijk door de buitenste laag van het lichaam op
de inwendige organisatie. Wat de zonnekuur als geneeswijze met wereldether of
zonnelicht doet, dat brengt de waterkuur tot stand met de elementen van de aardeziel
die, als moeder van alles wat op uw aarde is geschapen, nog altijd in het water
de scheppingskracht en kracht om te baren bezit als eertijds toen uit de schoot
van het water het hele continent is ontstaan dat ook tegenwoordig nog door deze
moeder wordt gevoed, in stand wordt gehouden en naar zijn bestemming wordt
geleid.
Mensen, gij zijt kinderen der aarde! En juist daarom heeft ook de aarde,
met wat erop aanwezig is en wat haar omgeeft materiële invloed op uw bestaan.
En zoals gij op haar, zo kan ook de aarde op u inwerken. Vandaar de macht van
het water over uw organen! Omdat reeds uw eigen organisme voor meer dan
drievierde deel aan het water toebehoort daarom ook werkt het geestelijk
scheppende van dit element door middel van de huid op de inwendige organisatie.
En zoals het water op en in de aarde de voorspoed, pracht en schoonheid ervan
doet ontstaan, zo wordt ook gij innerlijk en uiterlijk door de invloed van het
water opgewekt en maakt het u bekwaam voor uw ziel een gezond omhulsel in
stand te houden.
Reeds bij de zonnekuur ziet gij dat uw geneesmiddelen tot enkele worden
teruggebracht. Hier bij de waterkuur is er slechts één enkel, en dit
geneesmiddel is in sommige gevallen bijzonder heilzaam en de werking ervan is
in het algemeen nooit te overzien.
De (meer of minder goede) uitwerking en de (korte of langere) tijd
waarin of het ene of het andere genezen kan worden, alsmede (aan de andere
kant) de naweeën van het ene of het andere ziektegeval, zijn de enige kenmerken
op grond waarvan de ene methode de voorkeur verdient boven de andere; daarbij
volgt juist ieder mens zijn eigen overtuiging (of neiging) en laat daarmee
weten of hij zelf meer materie of meer geest is!
c) We zullen nu echter overgaan tot nog genuanceerdere, op een hoger
plan staande geneeswijzen, waarbij het eind u moge tonen dat waar alles één is
geworden en aan alle voorwaarden is voldaan, er nooit sprake kan zijn van
schade, maar alleen maar het goede tot stand kan komen.
We komen nu namelijk tot de volgende wijze van genezen, dat is de magnetische
behandeling, die bekend staat als het 'animale' of het lichamelijk
magnetisme.
Ziet, Mijn kinderen, elk ding heeft een bepaald bereik waarbinnen het
zijn kracht ook op anderen kan overbrengen, en dit bereik is de hem omgevende
atmosfeer of zijn hem eigen 'dampkring'. Door deze dampkring sluit elk ding
zichzelf af, en is anderzijds ook weer juist daardoor met alle andere dingen
verbonden. Deze eigen sfeer is juist die kracht die op andere levende wezens of
ook op niet levende dingen haar invloed uitoefent, wat bij de anorganische willoos,
bij de organische echter (min of meer) met de wil en ( dienovereenkomstig)
bewust uitgevoerd, versterkt en verminderd kan worden. Ieder mens heeft ook
deze levenssfeer. En door deze levenssfeer staat hij voortdurend met zijn
naaste en met de hem omringende wereld in verbinding.
Het gebruik van deze atmosfeer als geneesmiddel is reeds van oude datum.
En velen gebruikten en misbruikten haar zonder toch eigenlijk te weten wat ze
ermee deden en zonder te weten wat ze daarmee tot stand zouden kunnen brengen.
Onder de naam 'animaal' of 'lichamelijk magnetisme' bekend betekent deze
handelwijze niets anders dan doorwilskracht deze levensatmosfeer in anderen
binnen te laten stromen, veel of weinig naar eigen goeddunken, en op die manier
heilzaam of onheilbrengend te laten werken.
Bij deze wijze van genezen hebben reeds de fijnste, niet weegbare
stoffen van de wereldschepping hun invloed laten merken, een invloed waaronder
alles leeft en waaraan zich niets kan onttrekken. Er is reeds sprake van een
geestelijke inwerking van de fijnste materiële stoffen die, waar ze bij de één
ontbreken, door de ander hem worden gegeven. En toch is het niet de laatste les
(die u leert) waar en op welke manier genezing gegeven en het herstel van de
gezondheid bewerkstelligd kan worden. Want met dit animale magnetisme is heel
nauw het 'animaïsche of ziele-magnetisme verbonden. Het gaat
hier om de macht van de zielom op de ziel van anderen in te
werken, deze in een bepaalde stemming en toestand te doen overgaan, waarin ze
dan zelf de arts en genezer van haar eigen ziekte kan worden.
Bij deze geneeswijze is er al geen sprake
meer van een lichamelijke, materiële invloed; het hoogste en meest geestelijke
waarover de ziel beschikt, haar Godsvonk, moet hier in de genezer werken en aan
de ziel (van de lijdende mens) de macht verlenen de band welke de ziel aan haar
lichaam bindt losser te maken en haar het geestelijk oog te openen, opdat ze
zelf de schadelijke dingen ziet die van nadelige invloed op haar organisme zijn
en zo kan ze haar eigen genezer zijn, terwijl tot dan toe alleen anderen haar
moesten genezen. Bij deze geneeswijze zijn de barrières verdwenen die de
(zelf-)genezer bonden aan zijn eigen ik, de aardbodem en haar produkten. Tijd
en ruimte hebben zich hier in het begrip eeuwigheid verenigd. Er heerst geen
duisternis, alleen maar licht, overallicht, buiten het materiële lichaam en in
het lichaam zelf. De ziel is zich bewust van haar geest, van haar lichaam, van
haar verbinding met het rijk der geesten, haar plaats tegenover Mij, de enige
grote Schepper en liefhebbende Vader!
Zouden alle mensen op deze manier willen of kunnen genezen, dan zouden
ze eerst hun blindheid moeten betreuren. Het is echter niet mogelijk dat de
mensen (gemakkelijk) tot deze zienswijze komen, althans niet in het algemeen,
omdat men hiertoe zelf een hoger, geestelijker standpunt moet innemen. Men moet
eerst zelf blijk geven van zijn edele wezen voordat men aanspraak wil maken op
het gebruik van krachten, die juist weer het hoogste en meest edele in anderen
moeten opwekken. En zoals het voor de genezer niet gemakkelijk is dat punt te
bereiken, zo is het evenmin mogelijk ergens iets edels op te wekken waar dat
niet aanwezig is.
Juist daarom is een hoge graad van geestelijke en ziele schoonheid
vereist opdat zulke genezingen bewerkstelligd kunnen worden. Om die reden komt
deze manier van genezen zelden voor. En vandaar ook het vele misbruik, vandaar
de vele teleurstellingen die vaak met zulke pogingen gepaard gaan! Genezen is gemakkelijk,
maar -eerst moet men het punt hebben bereikt waarop alle natuurelementen u ten
dienste staan. Juist dit opnieuw geboren worden is evenwel niet gemakkelijk.
-Waar het echter bloeit, daar ontstaat dan ook de laatste en hoogste vorm
van magnetisme, het goddelijke, waarbij ook Ik met de magnetiseur
Mijn hand uitstrek en met één woord, met één gedachte kan en zal genezen als
het vanuit zuivere bedoelingen van de kant van de te magnetiseren persoon wordt
gewenst en als het in Mij n goddelijk plan ligt om te genezen.
In Mijn Naam genezen is het hoogste, het eenvoudigste en meest
effectieve. Maar het is niet eenieder gegeven; want hiervoor is veel nodig, ja
heel veel: een eigen ziel die rein is, volledig vertrouwen en grote geestdrift,
welke de menselijke ziel uit het slijk der aarde uittilt en dichter tot Mij
brengt.
Alleen dan is zoiets mogelijk -uitgezonderd die gevallen waar Ik Zelf in
iemands hart de opdracht leg in Mijn Naam zijn handen uit te strekken.
Toen Ik eens sprak: "Indien gij het ten diepste zou willen dan verheffen
zich de bergen en storten zij in de zee", dan wilden deze woorden zeggen
dat, indien gij mens uzelf zo met Mijn wil kunt verenigen dat de uwe nooit met
Mijn plannen en met Mijn goddelijke bedoelingen botst -dan kunt ook gij volbrengen
waartoe Ik Zelf in staat ben; en alle elementen der natuur zullen ook u
gehoorzamen, waardoor een genezing natuurlijk ook gemakkelijk wordt. Maar om
zover te komen dat is een lange weg en daarvoor is veel vertrouwen, een open,
verziende geestelijke blik ( en met name veel nederigheid, liefde en
barmhartigheid) nodig.
Niet zij die gevangen zijn in het aardse kunnen heer en meester zijn
over de elementen, niet de half gelovigen en half vromen is het gegund om met
Mij verenigd dingen te verrichten, waartoe eertijds Ikzelf alleen maar in
staat was -en slechts bij wijze van uitzondering Mijn discipelen -.Tot deze
laatste, enig grote geneeswijze behoort veel meer dan gij allen denkt, hoort
dat grote vaste vertrouwen zoals Henoch dit eens in Mij had en dat niet zo
gemakkelijk te verwerven is.
Streef ernaar, maar verlang het niet tot Ik het zelf aan iemand schenk.
Want gij weet niet wat gij verlangt, omdat gij niet de verantwoordelijkheid
kunt begrijpen die u dan wordt opgelegd, opdat gij ondanks de beste wil er geen
misbruik van zult maken.
Wens trouwens geen buitengewone omstandigheden! Ze zijn niet altijd
zoals gij meent dat ze zijn. Hoe meer macht aan iemand wordt gegeven, hoe meer
hij in staat is de geestelijke verhoudingen van de wereldlijke te onderscheiden
en des te moeilijker wordt zijn plaats in de wereld, des te groter ook de
verzoekingen, des te groter de verloochening om binnen de verhoudingen
werkzaam te zijn, waarin
hij door Mij is geplaatst.
d) Ziet, allopathie, homeopathie, heliopathie, hydropathie, lichamelijk,
ziele en goddelijk magnetisme -zijn trappen naar de hoogste vorm van kennis.
Zo groeit uw wetenschap, zo de mensheid in zijn geheel en de mens apart van de
materie naar het gebied van de ziel, van de ziel naar het geestelijke tot hij
zich tenslotte tot het allerhoogste ontwikkelt en tot Mij komt.
Zo gaat het in Mijn schepping, en zo gaat het met het streven van de
geestelijk-psychische mens: allereerst moet hij zich losmaken van de grove
materie van het leven in de wereld, dan tot het zieleleven opstijgen waar het
geestelijke zich in hem wil doen gevoelen. Zodra de ziel dan vergeestelijkt,
dat wil zeggen, meer geest dan ziel is geworden, dan hebben haar eigenschappen
zich ook verdiept en zijn rijker geworden, zodat de ziel dingen tot stand kan
brengen waar de gewone mens met verwondering naar zal kijken, juist omdat hij
niet vertrouwd is met de geestelijke wetten van de wereldschepping; de gewone
mens zal ook nooit begrijpen dat alleen Mijn wil met het woord 'Er zij!' in
staat was werelden te scheppen en dat diezelfde kracht, slechts in een
toestand van gebondenheid, in elk mensenhart is gelegd.
Om zich echter van deze kracht bewust te worden daar hoort boetedoening
bij en een grote zuivering, opdat Ik, de meest Reine, Mij met de mens
verenigend, Mijn macht door middel van hem kan laten werken.
Zoals deze geneeswijzen, trapsgewijs zich in opwaartse richting ontwikkelend
in Mij hun eindpunt vinden, zo zal ook uw ontwikkeling zich van trap tot trap
voltrekken, waarbij ook uw geestelijk blikveld zich dan zal verruimen en als in
een luchtballon opstijgend zult gij, terwijl gij de onder u liggende wereld
naar een ruimere maatstaf begrijpt, glimlachen om het beperkte inzicht dat gij
vroeger had.
Daarom (ging er ook nu) weer een nieuw woord tot u uit om u een trap
verder te leiden, waar gij de wereld nog meer achter u latend, als op een hoge
berg het licht van de hemel inademt en, Mijn nabijheid vermoedend, u sterk kunt
maken om steeds betere arbeiders in Mijn wijngaard te worden !
Laat elk pathos achterwege en wordt eerst zelf gezuiverd en genezen als
gij eens anderen wilt genezen!
Dit is dienaangaande Mijn Vaderwoord aan u, die Ik allen zo liefheb en
aan wie Ik zoveel tijd besteed om u met veel woorden duidelijk te maken hoe
eenvoudig de wetten van de natuur zijn en hoe eenvoudig Ik Zelf ben, doordat
al Mijn scheppingen u alleen maar dat laten zien en prediken wat Mijn Ik vormt,
dat is Liefde en alleen maar Liefde! -Amen.
12. Aanwijzingen met betrekking tot de zonnekuur
J.L. 1851/52 Alle geneeskrachten van de natuur komen voort uit het
zonlicht dat met zijn straling immers pas de weer tot leven wekkende werking
van de lucht, het water en alle andere factoren teweegbrengt, waarvan de
natuurgeneeswijze zich bedient. Het door Jakob Lorber ontvangen geschrift 'Die
Heilkraft des Sonnenlichtes' laat meerdere wegen zien waarlangs de
zonne-energie direct ge bonden kan worden aan stoffen van het mineraal -,
planten en dierenrijk; deze stoffen worden hierdoor tot niet te overtreffen
geneesmiddelen tegen de meest verschillende en ook zwaarste ziekten. De
overeenkomstige toepassingen van deze langs de aangegeven weg verkregen en door
geestelijke zielepotenties verrijkte stoffen, worden eveneens zeer nauwkeurig
genoemd.
Volgens de geestelijke leer wordt elke ziekte door een of andere
zwakheid in het menselijk zielecomplex veroorzaakt. Omdat in de zuiverder
zonnegeesten al die afzonderlijke zielepotenties, waaruit de ziel bestaat, aanwezig
zijn is het voor de ziel een kleinigheid om daaruit dat te nemen wat haar
ontbrak, zodat ze sterker kan worden; hierdoor is het ook weer mogelijk om de
vroegere harmonie in haar zenuwgeest -en daardoor in de zenuwen -te herstellen
en om in het bloed de juiste, natuurlijke levensspanning te bewerkstelligen. Want
de in de zonnegeneesmiddelen immers zeer gecomprimeerde en opgeslagen energieën
werken bij de toepassing van deze geneesmiddelen zeer direct versterkend op de
ziele-elementen van de mens in; met behulp van de tot nieuw leven gewekte
spankracht van de ziel komt dan ook het lichamelijk genezingsproces direct op
gang en onder bepaalde omstandigheden leidt dat reeds in zeer korte tijd tot
algehele genezing. Ook uiterlijk letsel aan het lichaam kan bij een juiste
toepassing van het passende medicijn het snelst worden genezen. De voor de
vervaardiging van zulke zonnegeneesmiddelen vereiste handelwijze vraagt,
evenals de bereiding van de gemaakte medicijnen, een zeer grote zorgvuldigheid
en nauwkeurigheid. Om die reden kan in het kader van dit boek daar niet verder
op worden ingegaan, maar wordt in dit verband uitdrukkelijk de aan dacht
gevestigd op het kleine geschrift van Lorber: 'Die Heilkraft des
Sonnenlichtes', dat vele waardevolle aanwijzingen en raadgevingen bevat. (Zie
ook deel V, 8.11.)
13. De meest juiste en natuurlijke genezing
Gr.Joh.Ev.III /12 (8) Ik ben een Heiland. Hoe is het
toch mogelijk, zo vragen de dode en stekeblinde mensen zich af, dat Ik zulke
dingen kan verrichten ? En Ik zeg u dat Ik niet het vlees van de mens genees
maar, waar een ziel
nog niet te zeer met haar vlees is verbonden, maak Ik alleen de ziel
vrij en, voor zover dat mogelijk is, wek Ik de geest die in de ziel begraven
is tot leven. De geest maakt dan direct de ziel krachtiger, waardoor deze vrij
wordt en het is voor haar dan een kleinigheid om alle gebreken in het lichaam
in een oogwenk weer te herstellen
Dat noemt men dan een wonderbaarlijke genezing terwijl dat toch de meest
natuurlijke genezing van het vlees is! Wat iemand heeft dat kan hij ook geven;
wat hij echter niet heeft dat kan hij ook niet geven. Wie een levende ziel
heeft in overeenstemming met Gods orde en daarin een vrije geest, die kan ook
de ziel van zijn broeder vrij maken als die nog niet te vleselijk is geworden,
en de ziel kan dan heel gemakkelijk het zieke lichaam helpen. Als de ziele-arts
zelf echter een volstrekt zieke ziel heeft, die veel meer dood dan levend is,
hoe zou hij dan aan een andere ziel kunnen geven wat hemzelf geheel ontbreekt?!
14. Genezing met kruiden
Gr.Joh.Ev.I/89 De Heer in het Grote Johannes
Evangelie. ..Er verliepen twee dagen met vele goede gesprekken en
veelvuldig bezoek van de kant van de burgers van deze kleine stad. Ook enkele
zieken werden door louter handoplegging genezen. En aldaar liet Ik een
rechtschapen arts, die de geneeskracht door middel van handoplegging niet kon
begrijpen, een hoeveelheid heilzame kruiden en andere dingen zien,
waarmee hij veel succes had bij zijn kuren en waardoor hij zich een roemrijke
naam verwierf.
15. Beklim graag de bergen!
Ed.Kap. 29 De zuivere geesten (van de hoogste lucht-regio) dalen niet
zelden naar de tweede, soms ook naar de eerste regionen af. Hoofdzakelijk
zijn echter de plaatsen waar ze op aarde neerkomen de plekken die vanwege hun
aanzienlijke hoogte voortdurend met sneeuw en ijs zijn bedekt. En hierin ligt
ook de reden waarom zulke omgevingen voor bijna elk mens een -zoals gij pleegt
te zeggen -magische, bezielende aantrekkingskracht hebben die tevens het menselijke
gevoel opvrolijken, sterker maken en tot rust brengen.
Wiens hart droef gestemd is en zich erg onrustig voelt in zijn gevoel,
die begeve zich in Mijn Naam naar zo'n hoogte of op z'n minst in de buurt daarvan
en zijn gevoel zal als overgoten worden met een balsem die hem kracht
verleent.
Terwijl het gemoed in de lagere regionen steeds meer versuft raakt, men
het moeilijker heeft en ook meer moet lijden, zoals iemand voelt als hij in een
ravijn of spelonk afdaalt, wordt het gevoel van iemand die omhoog klimt naar
zo'n zuivere hoogte vrolijker en vrolijker. En hij die daar hoog boven aan de
top komt zal gevoeglijk uitroepen: "Heer, het is goed om hier te
zijn!" -Maar Ik zeg dan daar op: "Het is voor jou nog geen tijd om
hier te blijven!"
Desalniettemin zeg Ik toch: ga op de bergen! Want ook Ik begaf Mij,
toen Ik op aarde onder u was, dikwijls naar de bergen. Op een berg werd Ik
verheerlijkt; op een berg dreef Ik de grootste verzoeker uit; op een berg predikte
Ik het Rijk der hemelen; op een berg bad Ik en op een berg werd Ik gekruisigd!
Ga daarom graag op de bergen! Want niet alleen uw geest maar ook uw
lichaam vindt daarbij meer baat dan bij honderd apotheken!
16. Geestelijke genezing op afstand en door het bestrijken
Gr.Joh.Ev. IV/40 De Heer: "Met het water
reinigt men het lichaam en met een standvastige, goede in alles God toegewijde
wil reinigt men hart en ziel; en zoals het zuivere, frisse water de ledematen
van het lichaam sterker maakt, zo maakt een God toegewijde, standvastige wil
het hart en de ziel sterker. Zulke gesterkte zielen kunnen dan in Mijn Naam ook
geestelijk een zieke, ook als die erg ver verwijderd is, de handen opleggen en
het zal dan beter met hem gaan. Wie echter in de voleindiging van zijn hart
nog zwakker is, die kan zijn toevlucht nemen tot het (magnetische) bestrijken
en hij zal ook het lijden van iemand die lichamelijk ziek is erg kunnen
verlichten. Hij zal hem ook in een bovenzinnelijke slaap brengen en de
behandelde zal in de slaap voorspellen wat hem kan helpen. Het voorspelde moet
dan met grote zorg worden toegepast en na enige tijd zal het dan ook beter gaan
met de zieke -maar weliswaar niet zo snel als in het geval een geestelijk volmaakt
mens hem de zegenrijke handen zou hebben opgelegd, in welk geval de
genezing direct kan en mag worden bewerkstelligd."
17. Genezing in bovenzinnelijke slaap (hypnose )
Gr.Joh.Ev. IV/40 De Heer: " Wanneer je tot
een zekere geestelijke volmaaktheid bent gekomen, dan kan het gebeuren dat de
mens bij wie jij, vanuit de sterke wil hem te helpen en vanuit een standvastig
geloof, je handen hebt opgelegd, helderziend wordt en dan voor zichzelf
een deugdelijk geneesmiddel kan bepalen, dat, als het volgens voorschrift
wordt gebruikt, hem volledig moet genezen. Vanzelfsprekend zal het, wanneer in
enig opzicht tegen het voorschrift wordt gehandeld, daar niet helemaal lukken
met een volkomen genezing. Is het voorschrift echter steeds juist opgevolgd dan
zal volledige genezing beslist plaatsvinden.
Als echter bij deze behandeling de een of andere persoon in de
voorspellende slaap is geraakt, dan moet hij niet door allerlei nutteloze
vragen worden gestoord en verzwakt, maar dan moet hem alleen maar datgene
worden gevraagd wat noodzakelijk is.
Wie echter iemand de handen oplegt moet dat in Mijn Naam doen, omdat
anders zijn behandeling geen nut zou hebben en niets zou bewerkstelligen.
Hiertoe behoort een vast, onwankelbaar geloof en eveneens een onwankelbare,
sterke wil. Zo'n streven moet uit het diepst van het hart en uit de ware
naastenliefde voortkomen, dan raken de handen van de handenoplegger vervuld van
de liefdekracht. Deze stroomt dan door naar de vingertoppen, stroomt als een
zachte dauw naar de zenuwen van de zieke en geneest de vaak stekende en
brandende pijn.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er meer voor nodig is om een man
onder hypnose te brengen dan een vrouw! In bepaalde gevallen zou ook een man
door een vrouw onder hypnose kunnen worden gebracht; zo'n behandeling zou de
vrome vrouw echter alleen maar lukken met de hulp van een onzichtbare engel
die aan haar zijde staat en die zich door het gebed en de reinheid van het hart
gedienstig maakt."
18. Het tot stand brengen van de hypnose
Gr.Joh.Ev. IV/42 De Heer: "Opdat gij het
(ontstaan en de effecten van de hypnose) ook praktisch ziet, zal Ik er nu voor
zorgen dat uit Caesarea Philippi een erg dom en inslecht mens hierheen wordt
gebracht. Deze moet dus door één van u worden behandeld en gij zult zien en
horen tot wat voor een bewonderenswaardige wijsheid deze domme en slechte mens
onder hypnose zal geraken. Als hij vervolgens weer ontwaakt zal hij meteen
weer deze zelfde slechte en domme mens zijn die hij eerst was en het zal ons
moeite kosten hem langs natuurlijke weg slechts enigermate helderder begrippen
omtrent God en de mens bij te brengen. ...Zinka moet deze behandeling bij hem
verrichten. Want hij bezit er de meeste kracht voor. Ik zal vooraf Zinka Mijn
handen opleggen opdat hij daarmee nog meer kracht krijgt en daardoor de
behandeling beter zal lukken."
Zinka treedt naar voren en zegt: "Heer, hoe zal ik hiertoe in staat
zij n, omdat ik met de wijze van behandelen veel te weinig vertrouwd
ben?!"
De Heer zegt: "Leg de rechterhand op het voorhoofd en de
linker op de maagholte en hij zal direct in de genoemde slaap wegzinken en ook
direct beginnen te praten, maar met een zwakkere stem dan in natuurlijke
toestand! Wil je hem vervolgens weer wekken, dan hoef je alleen maar je handen
op te leggen, tegengesteld aan de eerste keer, en dit enkele ogenblikken te
laten duren. Direct op het moment van ontwaken trek je je handen terug en is
de behandeling ten einde!"
19. Over zwaarmoedigheid en de behandeling ervan
I.I<.L. 12-6-1894 Schrijf Mijn kind, een woord aan
de zieke zuster die bij Mij haar hulp zoekt en al haar vertrouwen op Mij stelt,
maar toch niet sterk genoeg is in haar geloof in Mij, omdat ze anders niet door
zwaarmoedigheid zou zijn overvallen.
Je vraagt, Mijn kind, wat zwaarmoedigheid is, waaruit zij ontstaat en
hoe dit lijden gestuurd kan worden ? -Zie, Ik zal het je zeggen, omdat heel
veel mensen aan deze kwaallijden en er ook bij jou een hang naar
zwaarmoedigheid bestaat.
In het algemeen komt zwaarmoedigheid meer bij het vrouwelijke dan bij
het mannelijk geslacht voor en ze vindt haar oorzaak meestal in een ongelukkige
neiging, in een hart dat gekwetst is of in een niet vervulde wens, die zich te
diep in het hart heeft geworteld om daar ooit uit weggewist te kunnen worden.
Daaruit ontstaat ontevredenheid met zichzelf, met het lot, met geheel Mijn
leiding en met de hele omgeving.
Een hart dat onbevredigd is, is de eerste stap tot zwaarmoedigheid. En
als in dat geval zo'n kind niet direct Mijn Vaderhart zoekt en door Mij geleid
wil worden, Mij in zijn hart opneemt en in Mij en Mijn liefde alles vindt, dan
kan zo'n stap de vreselijkste gevolgen met zich meebrengen in die zin, dat
-aangenomen dat het mogelijk zou zijn -zo'n ziel voor Mij eeuwig verloren zou
gaan als Mijn liefde niet eeuwig zou bestaan en zich ook niet tot in eeuwigheid
over een ziel zou ontfermen.
Hierin toont zich nu de ene kant van zwaarmoedigheid. Nu bestaat er
echter nog een andere kant, waardoor in het bijzonder Mijn kinderen, die in
hun ontwikkeling staan, vaak worden aangegrepen als ze te weinig vertrouwen
hebben in Mijn liefde en uit eigen gerechtigheid zich toeleggen op de
zaligheid, dus niet uit genade en ontferming en door de verdienste van Jezus,
maar op eigen kracht de zaligheid willen verdienen.
Door veel en aanhoudend te bidden, door goede werken, door vasten en
door tuchtiging, door het volledig opofferen van uw lichaam, alsmede door
heilig te leven, in zoverre gij in staat zijt rein of heilig te leven, kunt gij
wel de strijd vergemakkelijken, nooit echter de zaligheid kopen. Probeer
daarom niet de weg voor uzelf te verzwaren.
door allerlei lasten die gij uzelf oplegt en stel niet te hoge eisen aan
uzelf, maar doe slechts wat Ik van u verlang, dan zal Mijn genade en Mijn
ontferming u redden en Mijn liefde zal u allen opnemen in het getal van de
kinderen Gods!
Zo weet u nu ook deze tweede soort zwaarmoedigheid die Mijn kinderen
van Mij scheidt en die hun harten met droefheid vervult, vanwege hun onvermogen
en vanwege hun zwakheid; het is echter niet de echte droefheid die uit
deemoedigheid voortkomt, en Mij daarom ook niet welgevallig is. Ik zie Mijn
kinderen liever opgewekt en vrolijk, hun hart vol vertrouwen.
Hoe kan aan dit lijden richting worden gegeven?
Als we willen terugkeren tot de eerste vorm van zwaarmoedigheid, waaraan
men kan lijden, dan moeten we een punt noemen dat door velen wordt miskend en
wordt aangezien als niet behorend tot het rijk van het geestelijke en waar men
niet op let. Omdat het echter iets is dat diep in het menselijk leven ingrijpt,
wil Ik u er iets over zeggen, luister dus:
Er bestaat een groot aantal mensen dat ongelukkig is door een verkeerd
begrip van liefde. In geestelijke zin beschouwd is liefde het heerlijkste en
edelste wat een mensenhart gelukkig kan maken. In materiële zin daarentegen is
zij een macht die onheil aankondigt, die het hart betovert en het aan banden
legt, het blind en onberekenbaar maakt en tot de grootste dwaasheden zou
leiden als Mijn hand niet zou ingrijpen om de wegen van de mensen te effenen,
dat wil zeggen, er naar Mijn zin richting aan te geven. Hier staan we nu voor
het hoofdpunt van de vraag: hoe kan aan het lijden richting worden gegeven? Is
liefde niet van goddelijke oorsprong? En waaraan herkennen we de ware en de
verkeerde liefde?
De ware liefde is weliswaar van goddelijke oorsprong en in elk
mensenhart als Godsvonk neergelegd, die echter zolang sluimert tot hij van
buitenaf tot activiteit wordt aangezet. Zoals alles wat voor een hoger doel
bestemd is aan een loutering en een grondige zuivering moet worden onderworpen,
zo heeft ook de liefde die in het hart sluimert een zuivering nodig. Ze wordt
allereerst door de materie opgewekt tot echte liefdadigheid; is daarin een
bepaalde graad bereikt en heb Ik met de ziel van de mens een hoger doel voor,
dan onttrek Ik hem aan de materie die nodig was om de liefde op te wekken, maar
niet voortdurend voor hem bestemd was.
Heeft de mens deze periode, waarin hij bloot stond aan menige strijd en
aanvechting, zegevierend doorstaan, dan kom Ik met Mijn Geest nader tot hem en
ontsteek nogmaals de reeds tot vlam geworden liefde, waarop het werkelijk ware
leven-in-de-liefde begint en een leven vanuit de geest een aanvang neemt.
Als gij nu inzicht hebt in de oorzaak van dit lijden en deze pijn, zult
gij ook algauw het middel vinden om u ervan te bevrijden -en dat ben Ik: De
Liefde. van alle liefde wil zich aan u geven en u volledig tot haar eigendom
uitverkiezen. Dat wordt u gezegd door de Liefde van de Vader, die u graag van
alle leed zou willen bevrijden en u zou willen vormen tot blijde, gelukkige
kinderen der liefde.
Wat de verdere kenmerken betreft waaraan men ware en onware liefde
herkent, zeg Ik u:
De ware liefde zal steeds belangeloos en onbaatzuchtig blijken, ze zal
met het hare zoeken, maar slechts het welbevinden en het geluk van de ander in
het oog hebben, zich in alle levensomstandigheden weten te schikken en Mijn
leiding loven. Zo doet de ware liefde die altijd dezelfde is en eeuwig duurt;
de onware liefde echter zal slechts zo lang trouwen waar blijken te zijn tot ze
naar 't schijnt haar doel heeft bereikt en haar wensen bevredigd ziet. Is ze
zover gekomen dan zal ze zich spoedig ontmaskeren en in haar ware gedaante
tevoorschijn komen; ze zal direct beginnen te heersen en proberen alles aan
haar onderdanig te maken.
Dat het met die liefde op een bepaalde manier moet aflopen kunt gij
gemakkelijk begrijpen; en u zult ook inzien dat Ik met krachtige middelen moet
ingrijpen om zo'n ziel die door hoogmoed is aangegrepen terug te voeren op de
weg van nederigheid en ware liefde.
Zo heb Ik weer een punt voor u opgehelderd, dat voor u licht brengt in
menig duister en waarbij Ik Mij kenbaar maak als de God der liefde ondanks
allerlei nood en verdrukking waarin Ik de Mijnen leid om ze te redden van een volledige
ondergang naar lichaam en ziel. Zo moet ook tij, Mijn kind, jouw lijden zien
als een tuchtigende genade van God en verzet je niet tegen Mij! Want zie, Ik
wil je ziel zuiveren en louteren en je gereedmaken voor Mijn hemelse Rijk.
Mijn lief kind, je vraagt Mij om een wenk hoe het lijden van je zuster
zou kunnen worden verholpen, hoe je moet proberen haar te bewegen je
raadgevingen te accepteren. Maak je daarover helemaal geen zorgen en laat ook
dit aan Mij over. Ik zal op het juiste moment met Mijn middelen ingrijpen en
die zullen hun doel niet missen.
En wat de verdere behandeling van deze zieken betreft, hier is aanhoudende
waakzaamheid geboden, in het bijzonder met betrekking tot hun innerlijk
zieleleven en hun gedachtenwereld. Om dit laatste in orde te brengen moet
vooral vermeden worden dat iemand lang alleen is om hem zo te behoeden voor suf
gepieker, wat de ergste gevolgen kan veroorzaken, hoofdzakelijk zinnelijke
uitspattingen van allerlei aard, alsmede zedeloosheid en allerlei waanbeelden
en een vreselijke chaos in de hersenen. Daardoor worden de zieken van hun
zelfstandigheid beroofd en de speelbal van vreemde invloeden als gevolg van het
binnendringen van boosaardige geesten, die zo'n wezen in een oogwenk volledig
in bezit nemen om door middel van dit wezen hun zeer lage lusten te bevredigen
en om op de een of andere manier blijk te geven van hun vijandige gezindheid en
totale vervreemding tegenover God.
Dit zijn allemaal gevolgen van het prikkelen van de zinnen door
zinnelijk gepieker als gevolg van een slechte opvoeding. Worden
zulke kwade kiemen niet reeds in het kind gedood, maar wordt er van de
kant van de ouders helemaal niet op gelet, dan nestelt zich een hoeveelheid
boosaardige geesten in het vlees van zulke arme wezens, zodat hun geest in
duisternis wordt gehuld, hun hart donker wordt en ze lange tijd niet in staat
zijn zich aan een zuivere en goede invloed over te geven.
Zulke ongelukkigen noemt gij 'waanzinnig', gij sluit ze op in inrichtingen
waar ze, omgeven door mensen die ook aan zulke ziekten lij den, meestal aan
nog duisterder geesten ten prooi vallen en daar naar lichaam en ziel helemaal
te gronde gaan. In plaats van dat gij ze in uw dagelijks gebed opneemt en dat
gij door hun ongeluk met medelijden en innige ontferming zoudt worden vervuld,
legt gij een soort afschuw en heimelijke verachting voor hen aan de dag, soms
zelfs vrees en ontzetting. Ik zeg u: indien gij in het ware geloof zoudt staan
en gij Mij en uw naaste waarachtig lief zoudt hebben, dan zou Ik u de kracht
kunnen verlenen om de zieken door middel van hand oplegging te helpen. Maar
gij zijt nog niet sterk genoeg om zo'n goddelijke kracht van Mijn heilige
Geest te ontvangen en toch nederig van hart te blijven. Daarom moet Ik nog
steeds met Mijn hulp dralen en moet Ik u in uw zwakheid laten, opdat gij voor
Mij niet verloren zou gaan, maar steeds opnieuw door het kruis de weg tot Mij,
uw Vader, vindt.
Het is waarlijk niet gemakkelijk voor Mij, de Almachtige, u niet door
Mijn Almacht, maar met Mijn god vaderlijk geduld en zachtmoedigheid in
onafgebroken wilsvrijheid tot uw eigen activiteit te leiden met de liefde en
wijsheid van een Vader en niet met de macht en kracht van een levende God! Gods
macht zou vernietigend op uw zondig vlees werken. Maar de liefde van de Vader
brengt tot leven, verkwikt en maakt sterker. Verheugt u daarom en wees innig
dankbaar dat gij niet in de armen bent gevallen van een grote, almachtige God,
maar van een liefhebbende Vader. Slechts als liefhebbende Vader kan Ik u nog
langer in uw zwakheid dulden en geheel Mijn liefde over u uitstorten, u
dagelijks zoveel kracht schenken als u nodig hebt om uw kruis te dragen, en
door Mijn liefde u tonen hoe u moet handelen en wat u moet doen om dichter bij
Mij en Mijn liefde te komen.
20. Over inenting tegen pokken
J.L. 7-2-1841 Wat gij zoudt willen weten is enerzijds (praktisch gezien)
iets heel onbeduidends, zoals het ook in ander (geestelijk) opzicht van weinig
betekenis is. Want neem nu een boom die uit de grond een verderfelijk sap, dat
helemaal niet bij zijn wezen past, zou hebben opgezogen; gij zult dan al gauw
aan de boom zien dat zijn bladeren helemaal verdorren en verwelken en dat
bovendien zijn takken, knoesten en stam door allerlei onkruid en parasieten
worden omgeven. In zo'n geval zal ook iemand met slechts een oppervlakkige
kennis van het kweken van bomen zeker de conclusie trekken dat het enten met
andere gewassen, die ieder op zich nog zieker en zwakker zijn, de te en ten
boom zeker niet gezond zal maken, maar dat het ene het andere tenslotte totaal
zal vernietigen.
Of zal iemand aan wie een of ander gif werd toegediend wel door
datzelfde gif worden genezen dat hem toch al voor driekwart van zijn leven
heeft beroofd? Als hem in zo'n geval nog iets van hetzelfde gif wordt gegeven,
dan zal het voldoende zijn hem nog van het laatste kwart van zijn leven te
beroven.
Of zoudt gij u in geestelijk opzicht ooit een grotere dwaasheid kunnen
indenken als zo iemand tot een zondaar zou willen zeggen: "Luister vriend,
ga maar door met zondigen en je zult door middel van de zonden die erbij komen
de andere zonden zeker verdelgen. En als je iemand bent die ontucht pleegt,
laat je dan zo vaak je kunt je in je hartstocht gaan en je zult je ervan
overtuigen dat je juist op die manier het gemakkelijkst jezelf en je vlees zult
kunnen overwinnen." -Ziet, deze heeft (weliswaar) aan de vriend een brave
raad gegeven; hij is op die manier door inenting van de zonde in zijn vlees
(werkelijk) de zonde kwijtgeraakt omdat de hartstocht en het levend vermogen
van het vlees zijn gedood. Maar vraag uzelf nu af of deze mens nadat hij deze
raad trouw heeft opgevolgd, de overwinning op het leven of de overwinning op de
dood heeft bevochten ? -Is het dan niet duidelijk dat men met het gereedschap
van de dood nooit tegen de dood, maar beslist altijd alleen maar tegen het
leven strijdt? En wie met deze wapens de overwinning over zijn vlees heeft
bevochten, die heeft waarlijk het leven gedood en heeft op die manier aan de
dood de overwinning geschonken. Want gij moet u herinneren dat nog hier en daar
onder het volk het spreekwoord over een oude hoer of een oude bok bekend is:
'Kijk, hij of zij is op het goede pad gekeerd!' Nu vraag Ik echter, hoe staat
diegene tegenover het leven die de zonde op zichzelf reeds slecht vindt ? Of is
het voor de dood nodig de doden, die reeds lang zijn prooi zijn geworden,
gevangen te nemen ? Ik zeg evenwel: de dood gaat steeds over het open veld van
het leven en zoekt daar naar een rijke buit voor zijn vertrekken van het
eeuwige verderf
Indien iemand echter het leven wenst te behouden, moet hij vitaal met de
wapens van het leven tegen de zonde, die een vernietigend wapen van de dood is,
strijden. En degene die met het leven in zich een meester over de zonde is
geworden en deze in de volheid van het leven heeft overwonnen, die is dan een
held, die zich met het leven het leven heeft bevochten. En wie het leven geeft
voor het leven, die doet goed en is iemand die vol wijsheid, volliefde en vol
leven is. Maar wie het leven geeft voor de dood, welk een dwaas is hij! En hoe
weinig moet hem het licht van het leven eigen zijn, die het licht ontvlucht en
de duisternis zoekt!
O ziet, precies zo staat het ervoor, als gij het aldus wilt beschouwen
met het voorkómen van pokken door middel van inenten. Want
pokken zijn een overgeërfd kwaad dat op de ontucht van oeroude geslachten
betrekking heeft en dat gedurende bepaalde perioden bij de jongste nakomelingen
tot volle ontwikkeling komt; er bestaat niet de geringste overeenkomst met de
kwaal die we ook bij dieren, onder dezelfde naam, tegenkomen en dan vooral bij
het rund, de schapen en de geiten, en die door de steek van een bepaald insekt
wordt veroorzaakt. -Hoe moet derhalve de etterachtige stof uit de pokken van
koeien beschermen tegen de zogenaamde pokken bij mensen? Ik zeg u, deze
behandeling heeft nog nooit de vruchten afgeworpen waarvan de dwaze mensheid
heeft gedroomd. En het vermeende succes heeft geen andere reden dan: óf het
door deze behandeling in de hand gewerkte en gefixeerde bijgeloof -hetgeen
echter steeds minder vaak voorkwam, omdat nu trouwens bijna elk geloof bij de
mens is verdwenen en in plaats daarvan het zogenaamde zuivere weten (?!) is
gekomen -, óf zo'n behandeling is verricht bij kinderen die toch al hun hele
leven lang uit meerdere overwegingen ervoor gespaard hadden kunnen blijven, dat
wil zeggen, juist de generatie die met de kiem van dit kwaad is behept heeft
zich nog geen rijp oordeel kunnen vormen -óf de kinderen waren totaal niet met
de kiem van dit kwaad behept.
Ziet, indien ergens bij zulke kinderen zo'n dwaasheid zou worden
ingeprent, dan konden ze weliswaar gemakkelijk getuige zijn van de
onfeilbaarheid van deze behandeling. Degenen die ingeënt waren konden echter
daarentegen gedurende het heersen van zo'n kwaal hierdoor net zo goed worden
getroffen als diegenen bij wie zo'n behandeling niet werd toegepast. Dat men
dan echter van de kant van de artsen deze echte pokken niet voor pokken, maar
voor een ander slim verzonnen eczeem heeft uitgemaakt, gebeurde -zoals gemakkelijk
valt te raden -om de eer van de artsen te redden.
Vraag uzelf nu af, wanneer gij uitgaat van wat Ik u hier heb gezegd en
daarbij slechts een kleine blik op uw ervaringen werpt -waartoe deze
mishandeling van de kinderen wel moge dienen. Dat zij geen enkel nut heeft
daarvan kunt gij geheel verzekerd zijn. Dat zij echter in menig opzicht
schadelijk is voor het menselijk geslacht, de oorzaak is van een afgemat
leven, onlust, inactiviteit, uitputting van de meest actieve organen van leven
en vooral bij het vrouwelijk geslacht de zinnelijkheid bevordert, daarvan kunt
gij evenzeer verzekerd zijn. Want als gij dat niet zou kunnen geloven, ga dan
bij de geschiedenis te rade en vergelijk uw ingeente nakomelingen en ook uzelf
met die generaties uit vroegere tijden, dan zal u toch vast en zeker het
huizenhoog verschil wat betreft de gezondheid en de natuurlijke levensduur
opvallen.
Ik zeg u, indien gij een steen uitboort en in het uitgeboorde gat
slechts één druppel bijtend gif doet -onderzoekt dan de steen na twintig jaar
en gij zult u er al gauw van overtuigen wat voor een verderfelijke gevolgen
deze druppel bijtend gif in de steen heeft veroorzaakt, die toch zo is gemaakt
dat hij duizenden jaren zou kunnen trotseren.
Indien nu echter het ter organisme van de mens met het bijtende zuurgif
van het bederf wordt ingeënt, dan zal het voor u niet moeilijk zijn op dit
probleem het juiste antwoord te vinden.
Gij zult Mij nu weliswaar vragen en wel met recht om goede redenen of Ik
u een ander middel zou willen tonen om dit kwaad te verhinderen of het
onschadelijk te maken -omdat Ik toch als de enige Schepper van de gehele natuur
deze natuur ook het allerbeste moet kennen. En Ik zeg u dat Ik dit ook zal
doen; Ik zeg u echter bij voorbaat dat Mijn middelen, die in overeenstemming
zijn met de natuur, steeds gelijke tred houden met de geestelijke, en dus
bestaat er geen universeel medicijn noch voor de geest noch voor het lichaam.
Indien gij ook maar enigszins op zoek zijt naar de weg die door Mij is
gewezen ter verkrijging van het eeuwige leven, zijnde steeds dezelfde
eenvoudige weg van zelfverloochening en trouwe navolging van Mij -dan zult gij
zeker slechts één weg en niet verscheidene wegen ontdekken, en dat waarlijk om
die goede reden dat Ik Zelf slechts Eén ben en dus ook de enige Weg en de enige
Toegang tot het eeuwige leven ben. En omdat het aldus is, kunt gij er niet omheen
te geloven dat het zo is. Wie van u zou nog willen beweren dat er buiten Mij
nog andere wegen zouden zijn om tot Mij Zelf, de oerbron van alle leven, te
komen? Is het leven van de geest dan niet van veel grotere waarde dan het leven
van het lichaam? Of is het leven van het lichaam niet volstrekt bepaald door
het leven van de geest?
Omdat gij echter weet dat er voor de geest, wanneer deze ziek is
geworden, slechts één middel voor zijn genezing bestaat -om welke reden
zouden er dan voor (het lichaam), het tijdelijke werktuig van de geest, waarvan
de levendigheid daardoor wordt bepaald, bij voorkomende ongeschiktheid of
ziekte andere en meerdere middelen tot herstel bestaan dan er voor het
levensprincipe zelf bestaan? Kijk, toen Ik op aarde onder de mensen verkeerde,
welke arts heb Ik geraadpleegd? En welke apotheek heb Ik gebruikt om een zieke
zowel geestelijk als lichamelijk te genezen? En tot welke arts en welke
apotheek hebben zich alle discipelen gewend die hun vertrouwen op Mij hadden
gesteld, en ook dat deden wat Ik heb gedaan ? Nu vraag Ik u, ben Ik dan zwakker
geworden of ben Ik veranderd, of is Mijn Woord niet meer hetzelfde Woord vol
macht en kracht en heiliging voor geest en lichaam? !
O, Ik zeg u dat het waarachtig niet zo is -Ik ben nog altijd
Dezelfde! Slechts met dit verschil dat Ik toentertijd slechts die mensen
genas die met een levend geloof tot Mij kwamen en Mij er bovendien nog
aanhoudend om moesten vragen en smeken, tot Ik hen verhoorde. Nu mag Ik het
echter helemaal niet meer op een liefde vol.vertrouwen laten aankomen en nog
minder op een standvastigheid van het geloof, maar moet Ik helpen terwijl Mij
er niet om gevraagd wo~dt en moet Ik diegenen heilzaam bijstaan die het geloof
helemaal met kennen opdat niet alles geheel en al zou verderven en verloren
gaan. Zie wie daarom nu slechts met een beetje vertrouwen en een kleine vraag
tot Mij komt, hem zal Ik zeker niet verlaten en Ik zal hem in al zijn nood
helpen, omdat Ik vaak genoeg zelfs Mijn spotters en hen die Mij verachten hulp
moet bieden.
Ziet, dit middel dat Ik u zojuist heb aangegeven, is het meest
effectief. En wie een krachtig geloof heeft en vol vertrouwen en liefde tot Mij
is -waarlijk, indien Ik hem niet zal helpen, dan zou hij zich met elk gif van
deze aarde kunnen inenten en als een os de heilzaamste kruiden opvreten, dit
alles zou hem net zo veel baten als een doodskop een balsemdruppel baat.
Ik zeg u, gij kunt de dode koken en braden in de essentie van het leven
en gij zult geen vezel van zijn lichaam tot leven kunnen brengen, welke gij aan
zo'n 'heilzame' kookinrichting hebt toevertrouwd. Maar hoor: Mijn Woord is wel
in staat de graven van de doden te openen en in het stof van hun ontbinding
nieuw en eeuwig leven in te blazen! Welnu, wanneer gij dit universele medicijn
kent dat door de tijden heen de wonderbaarlijkste genezingen en zelfs de opwekking
van doden heeft bewerkstelligd, wat brengt u ertoe ditzelfde zoveel
effectievere middel te verwaarlozen, en u in plaats daarvan met allerlei
duivelse troep te besmeren in de hoop dat het u zou helpen? !
O, Ik zeg u, vergelijk slechts uw levensduur met de levensduur van de
Ouden, dan zult gij direct bemerken tot wat voor grote winst de verfijning van
uw dwaze geneeskunst heeft geleid. Of gaat heen naar die streken der aarde waar
de mensheid nog helemaal niets van medische hulp weet, dan zult gij merken dat
de mensen in zo'n omgeving haast helemaal geen ziekte kennen en nog minder van
ziek zijn in het algemeen, en wel in het bijzonder wanneer hun manier van leven
zedelijk gezien zuiver en eenvoudig is.
Doe ook zo: leef zo eenvoudig mogelijk! Vul uw maag niet onnodig met allerlei
vuil uit alle bekende rijken van de natuur, maar nuttig datgene wat weldadig is
voor het lichaam: eenvoudige spijs (hoofdzakelijk) uit het plantenrijk, en van
de plantenspijzen slechts die welke van oudsher reeds als voedend brood voor de
mens waren bestemd. En ook dat spreekt voor zichzelf: alles in beperkte mate en
een doel dienend!
Dan kunt gij ervan verzekerd zijn dat uw lichaam uw leven lang niet door
ziekte zal worden geplaagd en dat gij hierdoor, zonder inenting en andere
dwaasheden van de kant van artsen, een voor u onbegrijpelijk hoge leeftijd
zult bereiken. En wanneer Ik dan zo'n mens uit deze wereld tot Mijn Rijk zal
roepen, dan zal dit even gemakkelijk gebeuren, als iemand die heel rustig
inslaapt, nadat hij de hele dag trouw, flink en ijverig heeft gewerkt.
Als gij dit alles echter achterwege Iaat en in plaats
daarvan uw toevlucht neemt tot inentingen en allerlei medicijnen dan is het
uiteindelijk gevolg niets anders dan dat gij vooreerst -louter vanuit natuurlijk
oogpunt bekeken -reeds in de jaren van uw jeugd grijsaards zult worden en vaak
het ene zintuig na het andere minder wordt, dat gij blind, doof, ziekelijk zult
worden, uw tanden zult verliezen, uw spijsvertering achteruit zal gaan, en ook
al uw montere levenskracht. Op uw veertigste levensjaar zal alles voor u veel
moeizamer gaan en bent u veel gebrekkiger dan de Ouden toen zij honderd waren.
En van dit alles is alleen uw eigen blindheid de schuld!
Ziet, het gaat hiermee net als bij een nachtelijke reis, waarbij de mens
in zijn onnozelheid ten prooi valt aan allerlei werkelijke of vermeende onzin,
waar hij dan overdag zelf hard om moet lachen en dan niet kan begrijpen dat hij
een boomstronk voor iets heel anders heeft aangezien -om nog maar niet te
spreken van andere nachtelijke dwaasheden! Indien gij echter Mijn middel
serieus wilt gebruiken, dan zal ook voor u de dag komen dat gij zult inzien
wat voor (nietige) schat de wereld bezit aan haar ontelbare dwaasheden.
Wanneer Ik echter zeg dat Ik overal in alles iedereen kan en wil helpen,
omdat Ik al Mijn beloftes gestand doe, gelooft dan dat Ik iedereen ook
bereidwillig in alles zal helpen, als hij slechts gelooft dat het aldus is en
dat er buiten Mij geen hulp bestaat, zowel in lichamelijk maar meer nog in
geestelijk opzicht.
Ziet naar de Ouden, indien zij door een ingewortelde zonde zwak zijn
geworden, deden zij boete of vastten zij, dat wil zeggen door te vasten kregen
ze weer de vrije beschikking over de activiteit van hun lichamelijk organisme
en door de daarmee verbonden boetedoening richtten ze hun geest weer op en
konden ze dan weer beschikken over een krachtig lichaam en een levende geest.
Gij zult vragen: hoe dan? Hoe ging dat in z'n werk?
-Ik zeg u en het antwoord is niet moeilijk te bedenken: de maag is een natuurlijke
hulp bij de productie van voedende sappen in het lichaam. Indien zich echter
in het organisme bepaalde vreemde bestanddelen bevinden, dan worden die
voortdurend in een of andere organische nauwe doorgang vastgehouden. Als dan de
maag met allerlei nutteloze spijzen wordt volgepropt en zij daardoor de sappen
vermeerdert en opeenhoopt, worden de vreemde bestanddelen, in plaats van dat
deze uit hun nauwe doorgang kunnen worden verwijderd en kunnen worden
afgevoerd, door het onophoudelijk opdringen van de sappen op de plek waar deze
zich bevinden langs de weg van assimilatie alleen maar gepotentieerd en
daardoor steeds hardnekkiger.
-Ziet, indien nu in plaats van al het inenten en het gebruik van medicijnen
de mens zich op de juiste wijze voedt en ook weet te vasten en als daarmee een
sterk geloof en volledig vertrouwen op Mijn Woord gepaard gaat, zodat hierdoor
ook de geest, als het levensprincipe, sterker wordt, vraag u dan eens af of
het met zo'n mens lichamelijk en geestelijk niet beter moet gaan ?
Ik zeg u, indien zijn geloof en vertrouwen zodanig groot zijn dan kan
uit de ontbinding zelfs nog een nieuw leven ontstaan. Als echter een dergelijke
lichamelijke en geestelijke boetedoening ontbreekt, dan is een ieder die door
inenting of medicijnen is genezen niet meer dan iemand die danig is bedrogen,
want de medicijnen hebben het kwaad niet uit het lichaam verwijderd, maar ze
hebben het alleen maar in slaap gesust of versluierd. En neem het van Mij aan,
de tijd zal zeker komen dat hetzelfde kwaad in verhevigde mate de sluier zal
doorbreken en dat dit voor het lichaam en niet zelden ook voor de geest de
zekere dood tot gevolg zal hebben.
Ziet, zo is het letterlijk gesteld met de dingen als Ik u gezegd heb.
Gij echter, leidt uw kinderen en uzelf in geloof en vertrouwen tot Mij! En
waarlijk Ik zeg u: gij zult u ervan overtuigen dat de stof waarmee Ik inent de
beste is! -Amen. Dat zeg Ik, de grote wereldarts! Amen, amen, amen.
21. Kuur voor hen die aan scrofulose lijden
J.L.9-7-1848 Hoe vaak zul je Mij nog om recepten vragen? -Geloof, geloof
en een vast vertrouwen dat is beter dan alle recepten en medicijnen! Want je
moet weten dat je bij kuren met vlees geen baat zult vinden. Iemand die zwak is
in het ware geloof raad Ik graag voor zijn ellendige vlees een middel aan.
Neemt hij het nauwkeurig in acht dan zal het beter met hem gaan. Is hij echter
te gemakzuchtig om alles nauwkeurig op te volgen en heeft het middel dat Ik
hem heb aangeraden niet snel het gewenste effect, dan zal onze patiënt nog
zwakker in zijn geloof worden dan hij vroeger al was. En zie, zo'n kuur levert
Mij dan niet het gewenste geestelijke nut op, welke je daardoor meent te
bereiken. -Wij werken echter alleen maar voor de geest en niet voor het vlees!
Om die reden heb Ik ook niet graag dat je Mij om medicijnen voor iets
lichamelijks vraagt.
Het meisje mag geen zure dingen eten net zo min als spijzen die opzetten,
zoals kool, bonen en dergelijke, omdat haar lichaam scrofuleus is. Waarom
heeft ze dan voor haar kropgezwel jodium gebruikt? Ze heeft ook in haar voeten
verborgen kliergezwellen en vanuit de hals hebben ze zich nu naar de borst
verspreid. Als ze haar hals volgens jouw herhaalde raad met nuchter speeksel
zou hebben ingewreven dan zou haar borst er nu vrij van zijn geweest. Is ze er
nu soms beter aan toe, nu zij het kropgezwel met de goede jodium in haar borst
heeft? En nu moeten wij weer wonderen verrichten? Het zou alleszins goed zijn
indien er van waar geloof sprake zou zijn. Maar dat is niet zo en dus zal het
ook met een wonder enigszins moeilijk gaan. Derhalve wordt haar allereerst
aangeraden een waar geloof te ontwikkelen en vervolgens een groot geduld te
oefenen. Ze zou niet zo veel moeten zingen, praten en niet aan één stuk door
haar vriendinnen moeten kussen, waardoor de kliergezwellen zich alleen maar
uitbreiden. Vooral 's avonds moet ze ook direct na zonsondergang in haar kamer
zijn en vooral in de kamer tocht voorkomen -en niet direct na het eten achter
haar werktafeltje gaan zitten; dit is zeer slecht voor haar. Zo moet ze ook
rauw fruit mijden, anders zal ze veel lijden.
Nu moet ze echter vers lijnzaad fijnstampen, daarvan kompressen maken,
die wat verwarmen en opleggen. Vervolgens twee keer per dag thee drinken die
zuiverend werkt, de hele dag door flink water drinken, maar geen wijn, geen
bier en ook geen koffie, maar bij het ontbijt soep of slappe cacao nemen. Het
beste zou echter een maïsaftreksel met wat melk zijn en een beetje suiker.
Overigens zou maïsgrutten in een vleesbouillon haar zeer goed bekomen. Als ze
dat vol vertrouwen gebruikt, zal het wel weer beter (met haar) gaan.
-Amen.
22. Raad voor mensen 'met dik bloed'
J.L. 18-8-1841 Af en toe optredende ergernis is het grote kwaad van je
vrouwen 'vergalt' bij haar het zeer gevoelig reagerende bloed; hier is ook de
slijmvorming bij haar op terug te voeren. Je zult zeggen en vragen:
"Hebben dan zulke kleine huiselijke ergernissen zo'n uitwerking op de gal?
Men zegt dat iets dergelijks immers alleen maar bij hevige toorn of bij andere
heftige gemoedsaandoeningen plaatsvindt."
O, zie, dat is volledig verkeerd opgevat. Want driftige mensen hebben
eigenlijk ook heel weinig gal, maar slechts bloed dat te heftig reageert en dat
zeer gevoelig is voor de invloeden van boze geesten. Wordt bij zulke mensen
door een driftbui ook een enorm beroep op de gal gedaan, dan hoeven ze daar
echter nog geen schade van te ondervinden; want hun makkelijk te prikkelen en
beweeglijke bloed doet alles alweer snel uit het lichaam verdwijnen.
Maar heel anders ligt dat bij die mensen, vooral van het vrouwelijke
geslacht, die reeds vanaf de geboorte een wat dikker bloed hebben. Deze mensen
hebben daarom ook altijd een wat onbehaaglijker gevoel en kunnen zich zelfs
aan een vlieg ergeren, hoewel ze eigenlijk niet toornig kunnen worden. Hierdoor
raakt hun bloed echter voortdurend met galachtige stoffen vermengd. Daar waar
het bloed vervolgens zijn voedingssappen in het levensorganisme afzet, daar
komen ook de in het bloed opgeloste delen van de gal en deze verdichten dus de
sappen.
Zo'n kwaal kan echter gemakkelijk door middel van geestelijke middelen en
door een aangepast vasten worden opgeheven, echter nooit door te baden in
verwarmd, gekookt en zodoende van alle levenskracht beroofd water en nog het
minst door het drinken van onfris mineraalwater dat veel te lang heeft
gestaan; een of ander kropgezwel in de hals zou uit zichzelf verdwijnen,
indien het bloed zich door een passende geestelijke en natuurlijke
voedingswijze behoorlijk zou verdunnen.
Waaruit bestaat echter deze geestelijke voedingswijze? -Het niet
toelaten van enige ergernis, wat de reden er ook van mag zijn. Want zolang hier niet streng op wordt gelet, hoeft
niet aan genezing te worden gedacht. Ik wil hier niet de verschillende oorzaken
noemen waardoor al die ergernis ontstaat. Het is voldoende dat Ik zeg dat ze
allemaal zonder uitzondering ten zeerste vermeden moeten worden, anders kan er
nooit van gezondheid sprake zijn.
Hoe kan echter zoiets zo gemakkelijk worden vermeden?
Door voortdurend een waarachtig oog op Mij gericht te hebben, door het vaste
geloof in en volledige liefde voor Mij, niet echter door ook terloops zijn
hoop op de wereld en op eventuele verwanten te richten, die weliswaar veel
bidden, maar hun gebeden komen uit de boekjes maar weinig uit het hart; daarom
hebben ze ook veel op met de artsen in de wereld; maar de ware huisarts
vertrouwen ze niet zonder een arts van de wereld! Zie, zoiets betekent zoveel
als helemaal niets! Want op die manier zit de zieke tussen twee stoelen.. op de
grond en wordt door geen van beide gedragen.
Dat kan dus de geestelijke voedingswijze zijn, die heel gemakkelijk in
acht kan worden genomen.
Wat echter de natuurlijke voedingswijze betreft, deze bestaat uit een
aangepast vasten. Dit vasten bestaat eruit dAt men zich z`l mneten onthouden
van alle vette spijzen en zware dranken. Want dit is allemaal gif voor die
naturen die over een wat dikker bloed besbhikken. -Evenzo is ook het nuttigeN
van koffi% op zichzel$ genomen reeds volstrekt schadelijk; als deze echper noG
te vet en soms te sterk wordt gedronken, dan kan daardoor iemands aard zo
volledig worden verpest dat een wonder nauwelijks kan helpen. -Net zo
schadahiji zijn alle lekkere hapjes en het van tajd tot tijd variëren van de
spijzen, w`ardoor allds wat zeven gewone, eenvoudige dagen hebben opgebouwd in
één kear aaj tabel wordt bedorven. Zo is ook al het snoepen v`n fruit, vooral
's middags, bijzonder schadelijk, wanneer het fruit niep voor`f is gekookt of
gebraden.
Tarwebrood, zoals bijvoorbeeld goed gebal<ken kadetjes, zuiverwater,
melk waarin geen vet!meer zit, verse vldesbnuillon met kruiden (als salie en
wilde tijm), zoete bidten, mierikswortel qamen met wat rundvlees, af en toe
gebraden lamS of kalfsvlees, dan soms ook een beetje wijn dat met sater wordt
fedronken -hierdnor blijft het lachaam gezond -zoals soms ook maïsgrutten, die
in vleesbouillon zijn gekookt, goed voor de gezOndheid zijn. AI het andere is
echter gif, vooral wanneer zulke mejsen reeds te zeer door Wat uit de apotheek
knmt zijn verzwakt!
Dit is de natuurlijke voedingswijze die men goed in acht mnet nemen.
Verder is afkoeling nadelig voor dit soort mensen. Wel is echter vOortduren`e
beueging aan te raden, natuurlijk met mate. Het overdae slapen echtdr, net als het
nelen van warme baden, brengt de dood van het lichaam teweeg voor zulke
naturen!
Zie, Mijn beste A.H. W., jouw vrouw heeft zo'n geaardheid en door haar
eigen schuld moet zij dus zo lijden. Als zij in vertrouwen op Mij op dit alles
acht slaat, kan het beter met haar gaan; anders zal ze echter haar leven lang
sukkelen. Nog altijd heeft ze veel gebreken, vertrouwt nooit volledig op Mij,
maar vreest haar verwanten bijna meer dan ze Mij vreest en verwacht nog het
nodige van haar relaties in deze wereld, wat diegenen die Ik verkozen heb
absoluut niet past! Je doet er verstandig aan hierop acht te slaan, dan zal het
wel beter gaan; maar anders zeker niet. -Ik zou 'Amen' willen zeggen. Maar hier
komt het op jouw Amen aan. Begrijp het!
23. Wenken met betrekking tot een kuur voor iemand die bezeten is.
J.L.2-5-1842 a) O, Heer! Mag ik F.G. overeenkomstig de
wens van haar moeder en haar arts St. onder hypnose brengen? Deed ik er goed
aan dat ik in Uw heiligste Naam de in haar huizende demon gebood haar te
verlaten en nooit meer in haar terug te keren? Mag ik deze bezwering herhalen?
De Heer: "Luister, Mijn beste A.H. W.! Ik heb je immers
reeds bij het laatste verzoek voldoende duidelijk gemaakt hoe het er met deze
zieke voorstaat en hoe zij geholpen kan worden. Waarom vraag je nu om iets
anders? Denk je dan dat iets anders haar zal kunnen helpen? Je kunt immers
proberen wat jou en de wereldarts goeddunkt; maar zie toe dat jijzelf en je
huis er geen schade van ondervindt!
Want je kent de huidige vrijheid en arglist van de geesten niet!!
Zie, jouw wil iets te doen dat tegen Mijn raad ingaat, in de veronderstelling
dat het iets goeds is, heeft reeds twee onbehouwen geesten naar de deur van je
huis gelokt. Let op dat ze geen brand in je verstand en in je weetgierigheid
veroorzaken! Want in deze brand zou spoedig alles verwoest worden wat Ik tot nu
toe moeizaam in je hart heb opgebouwd.
De geesten zien er dus zo uit: de ene is een oud, grauw oorlogsproduct,
dat erop uit is om jou in zijn bestaan gevangen te nemen. De andere geest die
slechter is, is een reusachtig glazen oog, dat als een groot vat naar de deur
van je huis is toegerold; vanuit zijn kwaadaardig centrum schiet dit oog vuur
en het mat zich al drie dagen en drie nachten af om het centrum van je verstand
te raken; houd je daarom vast aan Mij, anders kun je jezelf schade toebrengen!
Denk je echter dat het in slaap sussen deze zieke tot rust zal brengen?
-Dat kan zijn wanneer Ik haar een enkel moment met.rust zou laten opdat de
demon jullie zou misleiden om vervolgens met grotere hardnekkigheid op te
treden en niet te wijken! Weet je dan niet dat het zogenaamde magnetisch
strijken alleen maar mag plaatsvinden als de zieke een crisis heeft bereikt,
echter nooit als iemand aan de beterende hand is; als dit laatste echter toch
gebeurt, openbaren de crises zich weer direct of ze worden heimelijk opgewekt,
waarbij men er in het laatste geval erger aan toe is. Het magnetiseren zal hier
dus weinig baten omdat de zieke F. het tijdens de crisis helemaal niet zal
kunnen verdragen; als het echter beter gaat, zal ze er ook weinig nut van
hebben; over het waarom daarvan heb Ik reeds iets gezegd.
Ik heb het meisje echter reeds ingegeven wat haar kan helpen. En ze
heeft het ook reeds duidelijk uitgesproken. En jou heb Ik het in de vorige
mededeling ook duidelijk getoond. Waarom wordt dat dan niet gelovig opgevolgd?
Of moet Ik soms op de raad van jullie wereldarts ingaan? O, dat zal Ik niet
doen! Kijk, dat is ook een steen des aanstoots, waarover de wijsheid van de
wereld valt en volledig tekort schiet. Ze moet hier slechts ondervinden waartoe
ze in staat is! Met Mij kan ook de ware arts alles zegenrijk doen; zonder Mij
echter niets!
Indien de artsen hun handen eerst tot Mij zouden heffen en ze dan op de
zieken zouden leggen, dan zou het met hen al gauw beter gaan. Maar ze wrijven
zich eerst alleen maar over het voorhoofd in plaats van over de borst, pakken
vervolgens een ganzenpen en een stukje papier en bekrassen dat met hun Latijnse
en Griekse wijsheid in plaats van dat ze, in het volle geloof en vertrouwen op
Mijn kracht en hulp, een zegenende hand op de zieke leggen. Kan een zieke op
die manier dan volledig genezen?
I(ijk, het meisje lacht de artsen al uit; dat is een goed teken. Laat
daarom de artsen maar handelen en gissen! Dokter L. moet echter bidden en dan
in Mijn Naam haar de handen opleggen, hij mag echter de hele tijd geen tabak
roken! Hij zou een heel goede invloed op haar kunnen hebben, echter slechts
gelovig door Mij alleen, en volstrekt niet anders! Het zogenaamde exorcisme,
beter gezegd hulp door middel van het woord en geloof, is echter door Mij
immers toch al aangeduid als het enige middel dat helpt. Waarom werd het dan
niet toegepast? Ook heb Ik jullie gewezen op andere verzachtende middelen; wie
heeft deze echter oprecht gelovig in Mijn Naam toegepast? Er zijn nog een
hoeveelheid natuurlijke, gezegende middelen die allemaal in Mijn Naam een
geweldige verzachting zouden kunnen betekenen; wie zou ze evenwel willen
gebruiken omdat ze niet met de Latijnse wijsheid van de artsen in
overeenstemming zijn? Zie, om die reden is, in ernst, goede raad hier duur,
omdat niemand die kan en wil opvolgen - vanwege de wereld en vanwege de
Latijnse wijsheid van de artsen. Laat de artsen er zich maar helemaal in
vastbijten, op het juiste moment zal Ik toch wel doen wat goed is om te doen.
Mijn beste A.H.W., jou zeg Ik evenwel: bemoei je niet met andermans
zaken! Maar laat dat alleen over aan hen die er al zeer sterk mee bezig zijn.
Als jij echter vindt dat het tijd is, bemoei Je er dan mee en Ik zal dan
je inspanning zegenen, opdat je gemakkelijk in staat zult zijn aan je verlangen
te voldoen. Wil je echter nu al een goede medearts zijn, doe dan slechts het
goede in het verborgene opdat niemand jou daarom dank verschuldigd hoeft te
zijn. Dan zal Ik graag jouw gelovig gebed verhoren en dat is tevens het meest
effectieve 'exorcisme'!
Zeg niet: "Boze geest, verdwijn!" -maar zeg: "Goede
Vader, help haar!" -op die manier zul je moeten vragen en bidden en dan
zal Ik haar van de kwaal genezen! Indien je reeds helemaal wedergeboren zou
zijn, en dus ook reeds helemaal één met Mij zou zijn, dan zou je wel kunnen
zeggen: "Verdwijn in de Naam van de Heer Jezus Christus!" -en op jouw
woord zou dat dan ook moeten gebeuren. Maar dit is bij jou nu nog niet het
geval. Daarom, bid ervoor in het vertrouwen en in alle ootmoed en liefde van je
hart, dan zal op het daarvoor bestemde ogenblik ook gebeuren wat het beste is.
-Amen."
b) O, heiligste, liefdevolste Vader! Zie de grote verlegenheid waarin ik
aangaande F.G.wordt gebracht, omdat haar moeder (aan wie ik een maand geleden
in het vertrouwen op Uw goddelijke bijstand uit naastenliefde mijn magnetische
hulp beloofde) en haar beide artsen er nu op staan en er ernstig bij mij op
aandringen dat ik het meisje moet magnetiseren, en wel morgen reeds! O Heer! Ik
wil immers ook niet in de geringste aangelegenheid Uw heiligste raad wantrouwen
of ongehoorzaam zijn aan Uw meer dan heilige wil; maar aan de andere kant wil
ik tegenover de bekommerde moeder en de in verlegenheid gebrachte artsen ook
niet onverbiddelijk, gevoelloos en onmenselijk lijken wanneer ik weiger dat te
doen wat ik, helaas zonder het U te vragen, toegezegd heb om te doen. O Heer!
Ik verzoek U heel nederig en nadrukkelijk, toon mij in uw goedertierenheid een
uitweg, want bij U is niets onmogelijk! Uw heiligste wil geschiede aan het
arme, zieke meisje! Amen
De Heer: "Kijk, dat is het gevolg als men niet eerder Mij
om advies vraagt, voordat men iets onderneemt, vooral op het moment dat de deur
tot Mij zo ver geopend is. Nu vraag je me reeds voor de derde keer iets over
één en hetzelfde punt; alleen kan Ik je niettegenstaande alles geen andere
inlichtingen geven dan Ik met betrekking tot deze zaak reeds twee keer heb
gedaan! Indien je echter volstrekt niet in staat bent de eisen van dit gezin te
ontwijken kun je immers een poging wagen om jezelf en de arts te overtuigen dat
'Mijn wegen ondoorgrondelijker zijn dan de wijsheid van de wereld'. Het gevolg
zal jou echter tonen hoe ver Mijn raad reikt en hoe ver de eisen van de wereld
gaan!
Laten we er echter van uitgaan dat de zogenaamde magnetische behandeling,
tenminste naar de uiterlijke kant te oordelen, een tijd lang goed zou aanslaan
bij het meisje. Denk je dan dat de kwaal daardoor is verholpen ? Weet je echter
ook hoe lang het, en ook terugwerkend op jou, zal duren? Kijk, ook dat moet je
door de ervaring ondervinden. Als de behandeling echter toch vruchteloos
blijkt te zijn, wat gaan jullie dan doen?
Kijk, het zogenaamde magnetisme zou wel een qua natuur betere uitwerking
hebben gehad, indien het bij het optreden van deze kwaal gelovig, maar niet
louter en alleen 'kunstmatig' zou zijn toegepast, omdat op dat ogenblik de
natuur nog vrij was. Hoe zal het magnetisme echter reageren op een lichamelijk
organisme dat volgestopt is met medicijnen ? Kijk, hier zouden alle medicijnen
eerst moeten worden uitgemagnetiseerd voordat deze behandeling op de een of
andere manier een heilzame invloed zou kunnen uitoefenen. Voor het wegnemen van
deze kwaal zal heel veel en een erg sterk werkend magnetisme nodig zijn!
Verder brengt de magnetische behandeling alleen maar in de zwakke
zenuwen, die tot op zekere hoogte honger lijden, een goede, verzadigende en
versterkende uitwerking teweeg. Welke uitwerking zal de behandeling echter
later hebben, indien de zenuwen toch al bovenmatig verzadigd zijn, op enkele
zenuwparen achter de ogen en oogleden na, die evenwel met de andere zenuwen van
het lichaam slechts doormiddel van de hersenen een geringe samenhang vertonen.
Dat is dan ook de reden waarom zo'n behandeling (die slechts op de ogen is
gericht) heilzaam werkt op het meisje, terwijl ze door een algemene behandeling
noodgedwongen pijn moet ervaren; behalve wanneer iemand in staat zou zijn haar
negatief te behandelen, welke behandeling haar dan weliswaar goed zou doen
maar haar nochtans niet zou genezen, maar haar alleen maar zou kunnen
verzwakken zoals het afnemen van veel bloed. -Zie, deze dingen zul je nog
allemaal zelf ontdekken!
Ik zeg je echter nog wat de ongenode gast betreft, dat het ook zo kan
gaan dat deze zich al gauw op een geniepige manier terugtrekt en dat gij zoudt
kunnen denken dat het meisje hersteld is. Dit zal echter verre van het geval
zijn! Want bij zo'n gelegenheid zeggen zulke geesten ook: "Uitstel is nog
geen afstel! Laat je mij niet op het dak, dan trek ik mij terug in de kelder en
daar zal ik in alle stilte springstof aanbrengen, zodat jullie de haren te
berge zullen rijzen als ik jullie weer tot de strijd zal oproepen!"
-Begrijp je dit?! Voor de wereld lijkt dit weliswaar heel erg vreemd en, als
men het u zou zeggen, volstrekt belachelijk en ergerlijk; maar daarom is het,
uit de aard der zaak toch nog geen haar anders! Kijk, vanuit dit standpunt bezien
zal zowel het algemene magnetisme als het magnetisme dat zich op een bepaalde
plek richt weinig baten! De basis van genezen hoef Ik echter niet nog een keer
te noemen! Als er dan echter toch gemagnetiseerd moet worden, waarom doen dit
dan niet de artsen, die ervoor betaald worden of waarom laten die het niet
doen, overeenkomstig hun aanwijzingen, door een van hun ondergeschikten -net
zoals ze in de apotheek. onbezorgd de medicijnen laten vervaardigen en door
een chirurg bloedzuigers laten zetten, aderlaten en een pleister laten
aanbrengen of ledematen laten amputeren? Hebben ze geen tijd, zou het te
weinig opleveren? Kortom, omdat je je nu eenmaal al met de zaak hebt ingelaten
voordat je Mij eerst hebt geraadpleegd, kun je wel een pogingwagen. Ik zal
daarom niet vertoornd op je zijn; want je moet Mijn raad niet als een bepaalde
wet zien. Mijn hulp komt echter niet van vandaag op morgen, maar richt zich
naar de mate waarin het geloof, vertrouwen en de ware liefde tot Mij levend
zijn! -Begrijp ook dit.
Amen."
24. Een wenk tot heil voor het vrouwelijk geslacht.
J.L. 14-2-1847 En schrijf nu een enkel woord aan de
zuster van de kleine Martha, die Al-e heet! Van jou, lieve Al-e verlang Ik
niets dan liefde. Want kijk, zij die mooi zijn behagen ook Mij; en jij bent
mooi en daarom schep Ik ook een bijzonder behagen in jou. Maar je moet
daaronder niet je lichaam verstaan, maar slechts je hart dat, in vergelijking
met dat van Mijn arme broeders en zusters, heel zuiver is; dit bevalt Mij
buitengewoon aan jou.
Maar toch heb Ik iets op je aan te merken en dat is dat je soms wat
ijdel bent op je uiterlijk en graag om zo te zeggen wat pronkziek bent. Zie,
zulke peperkorreltjes moeten uit het lichaam weg, anders raakt het hart op den
duur verbitterd. En een verbitterd hart kan Mijn Liefde niet in zich opnemen!
-Je moet dit helemaal afleren zoals je reeds heel veel hebt afgeleerd; pas dan
zul je werkelijk helemaal geschikt zijn voor Mijn liefde. Ook moet je je niet
te veel toeleggen op de verzorging van je kapsel! Want een gezicht dat te veel
opvalt door de vele vlechten in het haar is meestal een uithangbord van het
hart en laat zien dat dit ook meestal even verwikkeld is als het hoofd met zijn
haarvlechten is omwikkeld.
Ten derde wil Ik jou, Mijn lieve meisje, nog iets zeggen: omdat je nu
nog erg jong, op een natuurlijke wijze teder en mooi gevormd bent, moet je de
tocht bij het raam vermijden, nooit te dicht bij ramen gaan zitten; dan zul je
nooit huiduitslag krijgen, noch in het gezicht van je lichaam, noch in dat van
je mooie ziel. -Dit alles wens Ik je toe, niet alleen voor je natuurlijke
verjaardag, maar Ik wens het je voor je hele leven. Dan zul je geheel en al
Mijn geliefde zijn en Ik jouw lieve, heilige Vader, voor tijdelijk en eeuwig.
Amen! Dat zeg Ik jou vanuit al Mijn tedere liefde. -Amen.
DEEL IV
1. Over de geestelijke basis van de gezondheid
a) Basisleer over de verzorging van lichaam en ziel
Gr.]oh.Ev. 11/210 (1-16) De Heer: "Zie,
het lichaam is materie en bestaat uit de meest grove substanties van de oerziel
die door de macht en de wijsheid van de goddelijke en eeuwige geest in die
organische vorm worden gedwongen, die in alles wat voor de ziel nodig is om
goed in het lichaam te kunnen wonen, op de juiste wijze is toegerust.
De in het lichaam verkerende ziel is echter aanvankelijk niet veel
reiner dan haar lichaam, omdat ook zij haar oorsprong heeft in de onreine
oerziel van de gevallen satan. Het lichaam is voor de nog onzuivere ziel
eigenlijk niets anders dan een bijzonder wijs en doelmatig uitgerust werktuig
dat tot loutering van de ziel dient.
In de ziel huist echter reeds de zuivere vonk van Gods Geest van waaruit
haar, door middel van de stem van het geweten, een zuiver bewustzijn van haarzelf en van de goddelijke orde ten
deel valt.
Daarnaast is het lichaam naar buiten toe van allerlei
zintuigen voorzien en het kan horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Hierdoor
krijgt de ziel allerlei informatie uit de buitenwereld, goede en ware, slechte
en onjuiste. Door het oordeel van de geest, die in haar woont, voelt ze in
zichzelf al gauw wat goed en slecht is aan deze informatie. Aan de andere kant
doet ze ook door middel van de uiterlijke zintuigen van haar lichaam
ervaringen op van goede, slechte, aangename en pijnlijke en andere indrukken;
bovendien wordt de ziel door God, van binnenuit langs de weg van de bijzondere
Openbaring en vanuit de buitenwereld door middel van het Woord, de weg van Gods
orde gewezen. .
Op die manier toegerust is de ziel in staat, in overeenstemming met de
makkelijk te begrijpen orde van God, vrij te bepalen wat ze doet hetgeen
natuurlijk niet anders kan zijn, omdat de ziel ander~. onmogelijk tot een
eeuwig durend op zichzelf gesloten maar vrij bestaan zou kunnen geraken. Elke
ziel die wil voortbestaan, moet ~et behulp van de haar gegeven middelen
zichzelf vormen en ontplooien voor dat voortbestaan, omdat ze anders
uiteindelijk het lot van haar lichaam moet delen; of ze treedt alsnog voor
drievierde deelongevormd uit het lichaam dat, volledig verdorven, voor de verdere
en totale ontwikkeling van de ziel niet meer deugt -In dat geval ziet de ziel
zich genoodzaakt in een veel ongeriefelijker werktuig haar verdere voltooiing
op een gewoonlijk zeer droevige en pijnlijke wijze te bereiken.
Het lichaam echter is, omdat het bestaat uit delen die aan het gericht
zijn onderworpen en daarom aan de dood zijn prijsgegeven, voor elk mens de hel
in de meest enge betekenis. De materie van alle werelden echter, waaraan de
mens door zijn lichaam gebonden is, is de hel in de meest ruime betekenis. Hij
die veel aandacht aan zijn lichaam besteedt, zorgt daarmee ook voor zijn hoogst
eigen hel en voedt en mest zijn gericht en zijn dood tot aan zijn hoogst eigen
ondergang. Het lichaam moet weliswaar in zekere zin gevoed worden opdat het
steeds in staat is de ziel ten dienste te staan om haar verheven levensdoelen
te kunnen realiseren. Maar wie op een te angstige manier voor het lichaam zorgt
en bijna dag en nacht twist, werkt en handelt, zorgt blijkbaar voor zijn hel en
voor zijn dood. ..
Als het lichaam de ziel prikkelt alles te doen om het lichaam zinnelijk
te bevredigen, komt dat steeds voort uit de veel~ onzuivere natuur of onder
het gericht staande materiegeesten, die in feite volledig het wezen van het
lichaam uitmaken. Geeft de ziel teveel gehoor aan de eisen van het lichaam en
handelt ze daarnaar, dan gaat ze daarmee een band aan en treedt op die manier
haar eigen hel binnen en gaat haar eigen dood tegemoet. Als de ziel zoiets doet
begaat ze een zonde tegen Gods orde in haar.
Volhardt de ziel daarin met liefde en welbehagen dan is ze net zo onrein
als de meest onreine geesten van haar lichaam, ze blijft daardoor in de zonde,
dus in de hel en in de dood. Ook al leeft ze, net als haar lichaam in de wereld
nog voort, toch is ze zo goed als dood, voelt de dood ook in zich en heeft er
grote angst voor. Want de ziel kan temidden van haar zonden en in zo'n hel doen
wat ze wil, ze is nochtans niet in staat het leven te vinden, hoewel ze dat
boven alles liefheeft.
Kijk, daarin ligt ook de reden waarom vele duizenden en nog eens
duizenden mensen van een leven van de ziel na de dood van hun lichaam net
zoveel weten als een steen die aan de weg ligt. En als men hun daar iets over
vertelt dan lachen ze hoogstens of ze worden zelfs kwaad en wijzen de wijze de
deur. En toch behoort elk mens op z'n laatst op zijn dertigste levensjaar zo
ver met de ontwikkeling van zijn Ik te zijn, dat voor hem het volgende, meest
vrije en gelukzalige leven na de dood van het lichaam net zo zeker is als voor
een adelaar de vlucht in de hoge, vrije lucht!
Maar hoe ver zijn mensen, die zich dat pas zijn gaan afvragen, daar nog
van verwijderd! En hoe erg is het gesteld met hen die er zelfs helemaal niets
van willen weten en zo'n geloof zelfs iets doms vinden, dat nauwelijks de
moeite van het vrolijk lachen waard is! -Bijgevolg verkeren zulke mensen hun
hele leven op aarde totaal in de hel en zijn ze volledig dood.
Een ziel kan zich echter reeds helemaal gezuiverd hebben en haar wordt
vaak toch nog geruime tij d gegeven waarin haar nog steeds onreine lichaam en
zijn geesten ook gereinigd kunnen worden. Hierdoor kan het meerverheven deel
van het lichaam uiteindelijk ook uit de ziel de onsterfelijkheid in zich
opnemen en vlak na de dood van het meest grove bestanddeel van zijn wezen met
de ziel worden opgewekt tot een krachtiger bestaan."
b) Nederigheid, de basis voorwaarde voor elk heil
Gr.Joh.Ev. IX/159 De Heer: "Zonder Mij kan
niemand iets voor het heil van zijn ziel tot stand brengen. En heeft hij ook
alles volgens de hem geopenbaarde wetten door eigen wilskracht gedaan, dan
toch zal hij moeten erkennen dat hij een nalatig en traag dienaar was en in al
het goede dat hij tot stand heeft gebracht moet hij God alleen alle eer geven.
En God zal hem dan ook altijd sterken en kracht geven.
Wie God in al het goede de eer geeft, is Hem welgevallig en is een oprechte
knecht en dienaar naar Zijn hart. God zal hem niet verlaten, maar met Zijn hand
behoeden. Wie echter in z'n innerlijk God verlaat, zich weinig of helemaal
niets meer aan Hem gelegen laat liggen, wie denkt dat hij over zichzelf heer
kan zijn en in overeenstemming met zijn eigen verstand handelt en, als hem iets
is gelukt zich daarvoor laat eren, wie over zijn eigen intelligentie en goede
daden opgeeft beloont zichzelf en hoeft van God geen loon te verwachten. Wat
gij dan ook doet, dat goed en waar is, doe dat in Mijn Naam en Ik zal met u
zijn en zal u sterken en kracht geven!"
c) Aards en hemels streven
Gr.Joh.Ev. VII /222 (e.v.) Een Romeins vriend
van de culturele vooruitgang wenste een verbetering in de zeescheepvaart.
De Heer antwoordde hem: "De komende geslachten zullen nog
veel kunstiger schepen bouwen waarmee ze, met de snelheid van vogels, over alle
zeeën naar alle windrichtingen kunnen uitvaren. Maar dit zal het geluk van de
mensen noch lichamelijk en nog minder geestelijk vergroten, ze zullen er zelfs
veelongelukkiger door worden.
Houdt u daarom zo veel mogelijk bij datgene wat gij hebt! Want een te
grote verbetering in aardse dingen betekent steeds een ware en duurzame
verslechtering op geestelijk gebied waarop de mens zich juist met alle krachten
die hem ten dienste staan moet toeleggen.
Wat baat het de mens als hij alle rijkdommen van de
wereld zou kunnen winnen, maar daardoor schade aan zijn ziel zou kunnen lijden?
! Weet gij dan nog niet hoe kort de levensduur van al het vlees op deze aarde
is en het uiteindelijk lot van het vlees?! Of gij nu als een keizer of als
bedelaar sterft, voor het hiernamaals maakt dat geen verschil!
Wie hier veel had, zal in het hiernamaals veel moeten ontberen. Wie hier
echter weinig of ook wel niets had, zal in het hiernamaals ook weinig of niets
te ontberen hebben en hij zal des te gemakkelijker en eerder toegang hebben tot
de innerlijke en enig ware, levende schatten van de geest.
De voorvaderen van deze aarde waren daarom zulke gelukkige mensen, omdat
ze op zo eenvoudig mogelijke wijze in hun aardse levensbehoeften voorzagen.
Hoe anders was het echter met de mensen die in de dieper gelegen dalen
vertoefden, steden begonnen te bouwen, zodat daarmee ook de hoogmoed zich van
hen meester maakte. Ze werden weker, werden traag en vielen al gauw aan
allerlei zonde en daarmee aan allerlei ellende ten prooi. Wat voor goeds bracht
hun dit? Ze verloren God uit het oog van hun ziel en elke innerlijke levenskracht
van de geest verliet hen zodat ze, net als velen onder u, niet meer konden
geloven in een leven na de dood van het lichaam. Was dat niet een
verschrikkelijke verandering, dat men terwille van een groter gerief in het
materiële leven het geestelijke zo goed als geheel prijsgaf?!
Wie daarom onder u wijs is probere in plaats van te streven naar het tot
niets dienende, goede en aangename materiële leventje het zuivere, ware,
geestelijke te zoeken en hij zal er oneindig veel meer aan hebben dan wanneer
hij de grootste uitvindingen deed, zoals bijvoorbeeld het veilig en snel als
een vogel over alle zeeën kunnen varen. Eens zal hij toch moeten sterven! En
wat voor baat heeft zijn ziel dan bij zijn grote uitvindingen?!
Wees daarom tevreden met datgene wat gij hebt! Probeer vooral te
ondervinden hoe gij meer en meer de weg van de geest kunt bewandelen, dan zult
gij daardoor de grootste en beste uitvinding hebben gedaan voor dé grote
scheepvaart, namelijk die vanuit dit aardse naar dat andere, het geestelijke
dat zich aan gene zij de bevindt.
Zet al uw krachten en vermogens volledig in om datgene te bereiken dat
zeker eeuwig voortduurt. Hecht slechts in die mate aan het aardse en zorg in
zoverre voor uw lichaam waar dat redelijkerwijs nodig is! Het is een heel
natuurlijke zaak dat een mens moet eten en drinken en zijn lichaam tegen kou en
grote hitte moet beschermen; wie echter voor zijn lichaam meer doet dan voor
zijn ziel en tenslotte alleen maar voor zijn lichaam zorgt, daarentegen
helemaal niet let op het welbevinden van zijn ziel die toch in eeuwigheid moet
bestaan, die is waarachtig een blinde en een ontzettend domme dwaas. ..
Indien gij dit nu goed begrepen hebt, vraag Mij dan niet meer hoe gij uw
ijdele, aardse dingen sterk verbeteren kunt. Want Ik ben slechts daarom in deze
wereld gekomen om u de wegen tot het eeuwige leven te wijzen en die weg voor u
te banen, opdat gij veilig en gemakkelijk daarop uw weg zult vinden!"
d) Zegen der eenvoud
Gr.Joh.Ev. IV/183 (7) De Heer: "Wilt gij
mens waarachtig gelukkig op deze aarde leven, blijf dan uw oude eenvoud trouw!
-In de eerste plaats kost dit u weinig moeite en werk en in de tweede plaats
hebt gij slechts zeer geringe natuurlijke behoeften, waarin gij gemakkelijk
kunt voorzien ...Derhalve hoeft gij ook zeer weinig tijd aan uw natuurlijke
behoeften te besteden en gij kunt u daarom meer en uitsluitend met geestelijke
beschouwingen bezighouden! En zie; dat is van grotere waarde dan ten koste van
honderdduizend mensenlevens met bloedig zweet paleizen te bouwen."
e) het geestelijk nut van een natuurlijke leefwijze
Gr.Joh.Ev. VI /140 De Heer tot drie wijzen uit
Perzië: "Alle van nature betere mensen worden op een min of meer merkbare
wijze door geesten in allerlei geestelijke en natuurlijke kennis onderricht. En
hoe natuurlijker, eenvoudiger en meer in zichzelf gekeerd de mensen in de
wereld leven, des te meer en intenser staan zij ook met de goede geesten uit
het hiernamaals in verbinding. -Dat was ook bij u het geval. Toen gij echter
door uw vele reizen meer iemand van deze wereld was geworden, hebben uw leer
en lichtgeesten u ook verlaten en hebben ze u aan uw eigen inzichten
overgelaten."
lichtgeesten u ook verlaten en hebben ze u aan uw eigen inzichten
overgelaten."
f) Wat de mens nodig heeft -en de aarde biedt
GS 11/90 Laten we ervan uitgaan dat een matig
eter voor één dag drie pond aan voeding nodig heeft; over 365 dagen is dat heel
gemakkelijk uit te rekenen. Dit is dus ook een behoefte van de mens die in
overeenstemming met de natuur leeft. Deze hoeveelheid mag hij elk jaar voor
zichzelf vergaren. Heeft hij vrouwen kinderen dan mag hij voor elke persoon
dezelfde hoeveelheid inslaan en hij heeft dan volkomen overeenkomstig zijn
natuurlijk recht gehandeld. -Een groot eter, die bijzonder zwaar werk moet
verrichten, is het volledig toegestaan de dubbele hoeveelheid tot zich te
nemen.
Als men daar in het algemeen rekening mee houdt zal de aarde nooit door
nood geteisterd worden. Want de Heer heeft het vruchtbare aardoppervlak zo
ingericht dat bij een passende bewerking en verdeling van de grond twaalfduizend
miljoen mensen op meer dan voldoende wijze in hun levensonderhoud kunnen
voorzien. Thans leven er echter nauwelijks meer dan één miljard mensen op aarde
en daarvan hebben zevenhonderd miljoen een noodlijdend bestaan.
Wat is daarvan de reden? Omdat juist op de voorwaarden
van deze goddelijke wet, die in het wezen van elk mens gelegd is in het dagelijks
leven geen acht wordt geslagen.
Gaan we echter verder! Hoeveel een mens nodig heeft om zijn lichaam te bedekken
is eveneens heel gemakkelijk vast te stellen. Het is ieder mens toegestaan in
overeenstemming met de aard van het jaargetijde een viervoudige bedekking voor
het lichaam aan te schaffen. Dat is de juiste maatstaf voor het vergaren van
kledingsstoffen en de vervaardiging ervan. Wat de bovenkleding betreft wil Ik
er echter nog één keer zoveel aan toevoegen en vier keer zoveel ondergoed, dit
laatste om hygiënische redenen. Als men zich aan deze maatstaf houdt zal op de
gehele aarde niemand naakt hoeven rond te lopen. Maar als er op aarde kolossale
fabrieken voor kledingstoffen worden gebouwd, die alle stoffen tegen
afgedwongen spotprijzen opkopen, daarvan een geweldige hoeveelheid meer voor
luxe dan voor nuttig gebruik fabriceren, en men die kleding vervolgens meestal
tegen exorbitante prijzen aan de behoeftige mensheid verkoopt, waarbij dan
bovendien veel welgestelde mensen (vooral vrouwen) in de loop van het jaar
talloze malen nieuwe kleding aanschaffen dan wordt dit natuurlijke evenwicht
bijzonder veel geweld aangedaan, en van de duizend miljoen mensen zijn er op
zijn minst zeshonderd miljoen armoedig gekleed.
Hoe groot mag een huis zijn om een paar mensen met gezin en het
noodzakelijk bedienend personeel aangenaam onderdak te verschaffen? Ga naar het
landelijk gebied en overtuig u en het zal u beslist duidelijk worden dat voor
een te rechtvaardigen en aangename huisvesting geen kastelen en paleizen met
honderd kamers nodig zijn.
Wat boven zo'n (gerechtvaardigde) verhouding uitgaat, is in strijd met
Gods orde en dus in strijd met Zijn gebod.
Hoe groot moet een stuk land zijn? Laten we uitgaan van een stuk land
met een middelgrote opbrengst! Daarop kan bij een normale bewerking en wel op
een oppervlakte van duizend vierkante vadem' (*Eén vadem is plm. 1.88 m.) voor
één persoon, zelfs in jaren van een gemiddelde oogst, gedurende één jaar in
absoluut voldoende mate in de levensbehoefte worden voorzien. Bij goede grond
is de helft voldoende; bij slechte grond staan we voor één persoon het dubbele,
vergeleken met de doorsnee grond, toe. Een gezin mag zoveel grondoppervlak in
bezit hebben als in overeenstemming met het aantal personen waaruit het
huishouden bestaat volgens het natuurrecht is toegestaan. Wat de omvang
betreft willen we erg vrijgevig zijn en staan één persoon het dubbele toe en
bepalen dat dit vanuit het natuurrecht ook volledig door God wordt gebillijkt.
-Als de stukken land zó verdeeld zouden worden, zouden eveneens zevenduizend
miljoen gezinnen op de aardoppervlakte van het bezit van een stuk grond
verzekerd kunnen zijn.
g) Geveinsde heiligheid
Gr.Joh.Ev. VI/51 De Heer: "Het lichaam
heeft het zijne nodig -en de geest het zijne.
We moeten onze ledematen dus sterk maken en mogen dan de geest niet
vergeten.
Laat niemand immers denken dat hij God een welgevallige dienst bewijst
doordat hij vast en voor de zonden die hij heeft begaan voor de ogen van de
wereld in een haren kleed boete doet! Alleen hij die dankbaar eet en drinkt van
wat God hem deed toekomen, is God welgevallig om daarmee zijn aardse krachten
in stand te houden zodat hij nuttig werk kan verrichten en voor zichzelf en
zijn naaste van nut is; als hij een of andere zonde beging dient hij zich
daarvan bewust te zijn, berouw te hebben, deze zonde te verafschuwen hem niet
meer te begaan en op die manier zijn leven waarachtig te beteren.
Weliswaar bestaan er helaas velen die hun leven met louter eten en
drinken vullen. Ze zorgen slechts voor hun buik en hun huid. De naastenliefde
is hen vreemd en voor de arme mens spuwen ze en ze geven hem geen toegang tot
de drempel van hun huis. Hun steeds verzadigde lichaam ervaart nooit de pijn
van honger en dorst. Dit zijn de echte zwelgers, brassers en grote dronkaards,
die hierdoor steeds hun lichaam gereedhouden om zich over te geven aan allerlei
ontucht, hoererij en echtbreuk. Dat is dan vraatzucht en zwelgerij waarmee
niemand ooit het Rijk Gods zal binnengaan. Insgelijks zijn er echter ook al die
huichelaars die vasten, in haren kleding boete doen en voor hun zonden grote
offers in de tempel brengen, opdat ze door het volk als gerechtvaardigd worden
geprezen, terwijl ze zelf echter elk mens met de nek aankijken, hem als een
vermeend zondaar verachten en reeds van grote afstand ontwijken, omdat ze op
de een of andere manier niet hadden gezien hoe ze gevast, in haren kleding
boete hadden gedaan en in de tempel geofferd hadden.
Ik zeg u echter: zulke mensen zijn eveneens een gruwel voor God; want
hun hart, hun zintuigen en verstand zijn verhard. Ze oordelen op niets
ontziende wijze over hun medemens, ze vegen voor de deur van hun buurman en
merken de grote hoop vuil in hun eigen voorportaal niet. O waarlijk, Ik zeg u:
naar de mate waarin deze tempelheiligen en rechtvaardigen nu meten, zal hen
ginds net zo worden teruggemeten! "
h) Geen bekrompenheid aangaande vreemde gebruiken
Gr.Joh.Ev. VIII /99-100 De Heer: ...Hierop
stonden allen op en begaven zich naar de plaats waar hun rustplaats voor hen in
gereedheid was gebracht. Ik bleef echter op Mijn ruststoel in de zaal zitten
tot de ochtend aanbrak.
Nadat die nacht iedereen heel goed had geslapen en uitgerust was,
stonden allen met Mij reeds meer dan een uur voor zonsopgang op en wasten zich
volgens het gebruik van de Joden. De Romeinen wasten zich echter volgens hun
gebruik met welriekend water en wreven zich daarna in met eveneens welriekende
olie, die een zeer aangename geur in de kamers van het huis verspreidde.
Enkele discipelen kwamen naar Me toe en zeiden: "Heer, deze mensen
hebben welons geloof en onze overtuiging aangenomen, ze schijnen echter in hun
heidense gebruiken te willen volharden! Dit water, deze olie en zalf zijn
waarschijnlijk heel kostbaar en daarom zou het hen ook veel meer opleveren als
ze, net zoals wij dat doen, zich slechts met zuiver en fris water zouden wassen
en het vele geld dat h un water, olie en zalf moet kosten aan de armen zouden
geven. " Ik zei: "Wie. de.armen dat doet wat deze Romeinen doen,
heeft ook het recht -: indien hij daarvoor in voldoende mate het vermogen bezit
zijn lichaam op de manier te verzorgen, zoals hij dat reeds vanaf zijn
kinderjaren gewend is. Want voor hen is het net zo'n natuurlijke behoefte
geworden als voor jullie dit zuivere en frisse water is. Ik.let er echter niet
op of en waarmee iemand zijn lichaam heeft gereinigd en weer tot leven heeft
gebracht, maar Ik zie slechts toe of hij met een gewassen en rein hart voor Mij
staat.
Daarom, indien gij de volkeren Mijn Evangelie zult verkondigen. zult gij
hen laten in de wijze waarop ze hun lichaam verzorgen! ~ Want voor.een ieder is
het voldoende dat hij in Mij en in Mijn Naam gelooft ~en in overeenstemming met
Mijn Leer leeft. Zijn lichaam behoort hij evenwel te voeden en te verzorgen
zoals hij dat vanaf zijn jeugd gewend was, zodat hij op zijn manier gezond en
helder kan blijven.
Kortom, wat gij ziet dat door Mij wordt geduld, dat moet ook gij dulden!
Wat Ik even~el voor het zieleheil van een ieder heb aangeraden, dat zult ook
gij aanraden aan diegenen tot wie gij door Mijn ~eest zult worden geleid
-zonder u te ergeren of iemand het al dan niet aanneemt!
Ook gij moet eten en drinken wat u wordt voorgezet en gij moogt geen
ophef maken van het materiële, uiterlijke Jodendom, dat voor Mij geen waarde
heeft; gij moet echter handelen overeenkomstig de geest van het ware,
innerlijke en levende Jodendom, dan zult gij Mijn waarachtige discipelen zijn
en Ik zal een welbehagen in u en in uw werken hebben en Ik zal in de Geest
onder u zijn tot aan het einde der tijden van deze aarde! -Hebt gij Mij
begrepen ?"
1 ) Geen vlucht voor de wereld
...Gr.Joh.Ev. 1/83 (3 e.v.)
D e Heer: " Wie Mijn Woord geheel in zich opneemt en in
zijn handel en wandel daar niet van afwijkt, die neemt daardoor Mij Zelf met al
Mijn liefde, wijsheid en kracht in zich op en is daardoor een echt Godskind
geworden, aan wie de Vader in de hemel niets van Hij heeft zal onthouden!
Dat wil niet zeggen dat jullie daarom kniesoren en wereldvreemde mensen
moet worden, maar jullie moeten wijze gebruikers van de wereld worden!
Zou je diegene niet dwaas noemen, die zo verliefd werd op een bepaald
handig werktuig dat hij voor de uitoefening van zijn kunst nodig had, dat hij
het helemaal niet voor het beoogde doel wilde gebruiken, maar het alleen maar
wellustig aangaapte en in een kast bewaarde, opdat het niet roestig en daardoor
lelijker zou worden en hem dan minder genot zou geven bij zijn waardeloze
genoegen?!
Voor jullie is de wereld ook een werktuig, waarmee, als je het heel
doelbewust gebruikt, buitengewoon veel goeds en heerlijks gemaakt kan worden!
Maar nu je Mijn leerlingen bent moeten jullie dit werktuig zó gebruiken, zoals
Ik, jullie enige waarachtige Meester, het je nu gedurende drie en een halve dag
geleerd heb!
Als je het zó gebruikt, zal dit werktuig jullie het eeuwige leven bezorgen
en verzekeren. Als je het echter anders gebruikt, dan wordt dit werktuig als
een te scherp mes in de handen van een onmondig kind, dat zich daarmee maar al
te gemakkelijk en te snel een dodelijke wond toebrengen zal, die een dokter
vrijwel niet meer kan genezen!"
k) Geen blinde wetmatigheid
I.KL.2-10-1894 Schrijf omdat het voor u nog niet
helemaal duidelijk is en omdat gij Mij vraagt of de strenge naleving van het
dieet-voorschrift ook voor een wat koeler klimaat geldt. -Zie, dienaangaande
zeg Ik u: Mijn orde geldt niet alleen voor deze vier werelddelen, maar voor de
gehele zichtbare schepping. Deze door Mij ingestelde orde bestaat echter niet
uit de hier en daar uit Mijn Liefde gegeven aanwijzingen, maar bestaat uit een
volledige wilsvrijheid van de mensen, aan wie Ik steeds alleen maar vaderlijke
raadgevingen, echter nooit een goddelijke wet opleg. Hoed u er daarom voor in
Mij een wetgever te zien! Ik ben niet gekomen om u onder de wet te stellen u
dus aan het gericht over te leveren, maar Ik ben daartoe gekomen om u van de
last van de wet te bevrijden en om uit kleine, beperkte wezens geestelijk vrije
mensen, 'kinderen van God' te maken.
Wie in die zin Mijn raad van liefde opvolgt, hem zal deze tot zegen
zijn. Waar echter slechts de geringste dwang heerst, dus niet de zuivere
liefde tot Mij de drijfveer is, is het beter voor de mens dat hij in
overeenstemming met zijn liefde leeft, welke de oude vleselijke, eigenliefde
is. Want alles wat gij doet moet uit uw eigen wil, vanuit het binnenste van uw
hart voortkomen, omdat anders geen waarachtige liefdedaad uit uw hart kan
voortkomen, die Ik eens ten goede zal aanrekenen
Mij is iemand die uit eigen wil Mijn wil niet opvolgt meer waard dan
iemand die uit vrees en een slaafse houding willoos gehoorzaamt. De
eerstgenoemde ontbreekt het slechts aan het juiste inzicht en de levende
overtuiging dat Ik in het Woord ben. Is hij eenmaal tot dat besef gekomen, dan
zal hij uit vrije wil met alle liefde die hij in zijn hart heeft de waarheid
die hij in zichzelf herkent aannemen en er naar vermogen naar leven. De
vreesachtige zal Mij daarentegen slechts een halve liefde en vrijwel helemaal
geen goede wil toedragen, omdat hij geen gehoor geeft aan zijn meest
innerlijke overtuiging, maar leeft volgens een hem van buitenaf bijgebrachte
leer, die hij in het diepst van zijn hart niet begrijpt en waarvan hij ook niet
houdt doch die hij alleen maar naleeft zolang het hem geen nadeel berokkent en
hij zich geen aanzienlijke offers hoeft te getroosten. Zie, hier hebt gij weer
een beknopt beeld van de verschillende hoorders en daders van het Woord; Ik
geef het u tot een beter begrip van uw opdracht op aarde en als een leidraad
tot het eeuwige leven!
2. Gezond huwelijk
a) Waarschuwing voor onreine wezens
Gr.}oh.Ev. 1186 De Heer: " Wie ontucht en
hoererij pleegt, die is heel ziek in zijn ziel! Want door deze zonde wordt het
hart van de mens van dag tot dag steeds harder, gevoellozer en onbarmhartiger
tegen de naaste en het houdt op het laatst alleen nog maar van zichzelf en het
voorwerp, waarmee het geilen kan, maar niet om het voorwerp zelf, maar vanwege
het geilen. Zo'n hart ontvlucht dan het woord van God dat hem af wil brengen
van zijn slechte verlangen, en wordt tenslotte zelfs een vijand van degenen,
die het woord van God in hun hart bewaren en daarnaar leven. Velen van jullie
lijden aan deze ziekte en Ik ben daarom weer naar jullie gekomen, om je van
deze kwade en dodelijke ziekte te genezen. Wie van jullie weet dat hij aan deze
kwade ziekte lijdt, laat die zich aan Mij toevertrouwen en Ik zal hem genezen!
Ik zeg jullie in alle ernst: geile mensen, ontuchtigen en hoeren zullen
niet in het rijk van God binnengaan, tenzij ze zich geheel en al bekeren van
hun zeer slechte levenswandel! Want denk erom, alle andere zonden begaat de
mens buiten het lichaam en hij kan zich er daarom makkelijker van
losmaken -want wat uiterlijk plaats vindt, heeft niet zo'n verderfelijke
invloed op de mens, als wat in hem gebeurt! -; de hoererij gebeurt
echter in de mens, bederft de ziel en de geest en is daarom ook het
gevaarlijkste van al het kwade! Vermijdt het daarom meer dan wat ook en
ontvlucht het als de pest; want de prikkel van de wellust gebruikt de duivel
als een listig middel om zijn doel te bereiken! Wee degene, die zich zo door de
satan heeft laten grijpen! leder zal uiteindelijk de grootste moeite hebben om
zich uit de klauwen van de satan los te maken! Onuitsprekelijk lijden en verdriet
zal zijn deel zijn! Wees allen hier erg op bedacht; want anders zul je nog het
moment en de dag beleven, waarop je het erg berouwen zult!"
b) Zegen der kuisheid
Gr.}oh.Ev. IV/230-231 De Heer: "Zouden de
mensen de zonde van de ontucht vermijden en slechts zo vaak
geslachtsgemeenschap hebben als voor het verwekken van een vrucht in het
lichaam van de vrouw nodig is, Ik zeg u: er zou er onder u niet één zijn
die niet minstens helderziende zou zijn! Zoals het echter onder u gewoonte is,
verspillen zowel man als vrouw hun beste krachten doordat ze vaak dagelijks de
edelste en aan de ziel verwante levenssappen verspillen, en ze dientengevolge
nooit een voorraad bezitten waaruit uiteindelijk een sterker licht in de ziel
zou kunnen samenstromen!
Daarom echter worden zulke mensen steeds tragere en poliepachtige
genotszuchtige wezens. Ze zijn zelden tot een heldere gedachte in staat en zijn
vreesachtig, laf, materieel, humeurig en veranderlijk als het weer, egoïstisch
en jaloers. Ze kunnen moeilijk of vaak helemaal niet iets geestelijks
begrijpen; want hun fantasie zweeft steeds rond de bekoorlijkheid van het
stinkende vlees en kan zich nooit tot iets hogers en geestelijks verheffen. En
zijn hieronder zo af en toe ook sommige mensen die tenminste op nuchtere
momenten een vluchtige blik ten hemel heffen, dan ontstaan er direct, als
donkere wolken aan de hemel, zinnelijke gedachten die de aandacht voor het
hogere zodanig afleiden dat de ziel dit hogere vergeet en weer direct ten prooi
is aan de vleselijke lust! ...
Daarom echter moet ook gezegd zijn dat hoereerders en hoeren, zij die
echtbreuk plegen, of het nu mannen of vrouwen zijn, en allerlei ander soort
ontuchtigen moeilijk in Mijn Rijk zullen binnengaan! Als gij in uw hart vindt
dat dit te sterk aanwezig is, probeer dan zo'n zinnelijke mens te veranderen.
Begin hem op de geboden van God attent te maken, zeg tegen hem: "De vrede
zij met je, het Rijk Gods is tot je gekomen! Houd op met je zondige leven, heb
God boven alles lief en je naaste als jezelf! Zoek de waarheid, zoek het Rijk
Gods diep in je hart! Zie af van de wereld en haar loze materie en probeer in
jezelf het leven van de geest op te wekken! Bidt, onderzoekt en handelt in Gods
orde!" -en gij zult deze woorden aan dovemans oren hebben gericht! Hij zal
je uitlachen, je de rug toekeren en tot je zeggen: "Maak dat je wegkomt,
jij dwaas die de vrome uithangt, prikkel me niet met je domheid anders nodig je
me nog uit dat ik je een klap in je gezicht geef!"
Vermaan je hem voor de tweede keer, dan kun je een nog grotere grofheid
verwachten dan de eerste!
Daarom is een hoereerder niet alleen een zinnelijke zondebok, maar in
zijn geprikkeldheid ook een heel slecht mens; hij is als onstuimig vuur en
blind en doof voor al het goede en ware van de geest. Een rover is veel
gemakkelijker te bekeren dan een echte hoereerder en iemand die echtbreuk pleegt
Waar onder de mensen de ontucht als een ware zielepest is ingeworteld,
heeft de prediking van het Evangelie zijn eind bereikt. Zorg er daarom met name
voor dat deze zonde zich nergens inwortelt! En echtgenoten zullen slechts dat
doen wat voor de verwekking van een mens absoluut noodzakelijk is. Wie zijn
vrouw gedurende haar zwangerschap stoort, richt de vrucht reeds in het
moederlichaam te gronde en verwekt daarin de geest der ontucht. Want de geest
die de echtgenoten prikkelt en uitnodigt tot overmatig met elkaar gemeen schap
te hebben gaat dan gepotentieerd (versterkt) in de vrucht over. Daarom moet bij
het verwekken er ook gewetens volop worden gelet dat ten eerste de verwekking
niet geschiedt uit een lage zucht naar zingenot, maar uit waarachtige liefde en
psychische verbondenheid met elkaar - en ten tweede dat de vrouw die een kind
heeft gekregen nog ruim zeven weken na de geboorte van haar vrucht nog helemaal
met rust wordt gelaten!
Kinderen die op deze behoorlijke manier zijn verwekt en zich ongestoord
in het moederlichaam hebben ontwikkeld, zullen ten eerste lichamelijk reeds
volmaakter op de wereld komen omdat de ziel in een volmaakt ontwikkeld
organisme toch zeker vroeger en gemakkelijker voor haar geestelijk tehuis kan
zorgen dan bij een organisme dat helemaal te gronde is gericht en waar meteen
iets aan moet worden opgeknapt. En in de tweede plaats is zij zelf (in zich)
reiner en helderder omdat ze niet wordt gestoord door de geesten van de ontucht,
die door het vaak dagelijkse geslachtsverkeer in het vlees en de ziel van het
embryo mede worden verwekt. Hoe gemakkelijk kan zo'n ziel zich reeds in de
teergevoelige kinderjaren in haar gemoed als een Samuël tot God verheffen, uit
een waarachtige, kinderlijke en hoogst onschuldige liefde! Bij zulke kinderen
ontwikkelt zich reeds vroeg een uitstralend levenskrachtveld en ze worden al
gauw en gemakkelijk helderziend en hun wil zal zich gaan voegen naar al het
zijnde zoals dat in Mijn orde bestaat.
Hoe is het daarentegen met de kinderen die reeds in het moederlichaam
te gronde zijn gericht? Ik zeg het u: het zijn nauwelijks meer dan
schaduwbeelden van het leven, die slechts in schijn leven! En wat is hiervan in
hoofdzaak de schuld? Dat wat Ik u tot nu toe genoegzaam als gevolg van wellust
heb getoond!
Waar later Mijn Woord door u ook wordt gepredikt, mag deze leer niet
ontbreken! Want ze bewerkt de basis en grond van het leven en ontdoet deze van
doornen, de wirwar en distels, waarop een mens nog nooit druiven en vijgen
heeft geoogst."
c) Over het vermogen tot verwekken en het juiste gebruik ervan
H 111/64 (9-18) Lamech, een van de oervaderen
zegt: "De man kent een gevoel op grond waarvan hij niet slechts één, maar
vele vrouwen tot zich neemt; en dit is een onverzadigbaar gevoel. Want aangenomen
dat iemand reeds twee, drie of nog meer heel mooie vrouwen zou hebben, en hij
zou in een plaats komen en daar nog eens honderd fraai gevormde vrouwen zien,
dan zou hij al gauw heel sterk de drang voelen die honderd vrouwen te willen
bezitten!
Waarom (gaf gij, Heer, hem) zo'n drift, die op grond van Uw orde niet
mag worden bevredigd?"
De Heer antwoordt: "Zie, met de gevoelsrijkdom
is het net zo gesteld als met de vele mogelijkheden aangaande de vruchtbaarheid
van de man. Het gevoel dat zich als een machtige drift in het hart manifesteert
is eveneens van grote vruchtbaarheid in de geest. Als de man echter ontucht
pleegt en zijn zaad in de stegen en op straten verstrooit, zeg Me, zal zo'n
totaal verzwakte man ooit zelf in staat zijn bij een vruchtbare vrouw een
levenskrachtige vrucht te verwekken ? Zie, hij zal daar niet toe in staat zijn!
Want uit de droesem perst men geen geestelijk sap meer.
Op dezelfde manier is het ook met de rijkdom aan gevoelen~: de man behoort
alleen maar het gevoel in zijn hart te bewaren en zich daarmee dan tot Mij te
richten! En als dit gevoel de juiste rijpende kracht heeft bereikt zal hij in
Mij, de oergrond van alle dingen en dus ook van alle nog zo knappe vrouwen, de
meest toereikende en voldoening schenkende vervanging vinden en met dit
krachtigste gevoel zal hij vervolgens een vrouw vanuit rechtgeaarde kracht kunnen
liefhebben, en hij zal nooit door de vrouw van zijn buurman in bekoring worden
gebracht.
Begrijp evenwel dat op deze wereld alles in de mens slechts een aanleg
is die ontwikkeld moet worden met het oog op een oneindig verheven, eeuwig
doel. Om die reden moet hij van de krachten waarvan hij zichzelf bewust is
geworden niet eerder gebruik maken dan op het moment dat deze tot volledige
rijpheid zijn gekomen. -Zoals echter de vruchten der aarde slechts in het licht
van de zon rijpen, zo rijpen ook de geestelijke krachten van de mens slechts in
Mijn licht. Daarom moet ieder zijn krachten op Mij richten, op die manier zal
hij een volmaakt rijp, machtig mens in Mijn orde worden. Wie dat echter
nietdoet, is schuld aan zijn eigen dood."
d) Een evangelie van het huwelijk
II 102 (11 e.v.) Het kind
Jezus stond echter direct op en sprak tot Cyrenius en zijn bruid Tullia:
"Ik ben niet een Heer over hetgeen van deze wereld is; daarom zijt gij,
zover het aan Mij ligt, vrij in alles wat de wereld u biedt! Hebt gij echter in
uw harten een ware liefde voor elkaar opgevat, dan zult gij die niet
verbreken! -Want voor Mij geldt ten aanzien van het huwelijk geen andere wet
dan de wet die met brandend handschrift in uw harten geschreven staat.
Jij, Cyrenius, hebt jouw hart volledig aan deze dochter geschonken;
daarom zul je je niet meer van haar afkeren! -En jij dochter, jouw hart was bij
de eerste aanblik reeds brandend in je voor Cyrenius, daarom ben je reeds zijn
vrouw voor Mij! Want voor Mij geldt niet de raad of het ontraden van anderen,
maar voor Mij is alleen de raad van jullie hart geldig. Wees daaraan derhalve
eeuwig trouw, indien je tegenover Mij geen overspelige echtegenoten wilt zijn!
Vervloekt is echter hij die op wereldse gronden iets ontraadt inzake de liefde,
die Mij toebehoort, iets ontraadt: -Want wat is belangrijker: de levende
liefde, die uit Mij is of het profane argument dat uit de hel komt?
Hebt gij echter elkaar reeds bij de eerste blik in overeenstemming met
deze levende wet herkend en u met elkaar verbonden dan zult gij u niet meer
laten scheiden, indien gij voor Mij niet wilt zondigen! Voor Mij heeft echter
geen wereldse huwelijksband geldigheid, maar alleen die van het hart. Wie die
band verbreekt pleegt waarlijk echtbreuk voor Mij!
Wee ook de liefde die haar oorzaak in de wereld vindt -zij zij vervloekt!"
Deze woorden van het kind vervulde allen met ontzetting en ontzag en
niemand had de moed om verder iets over het huwelijk te zeggen!
e) Vaderwoorden op de huwelijksweg
H 11 189 (3 ff) Nadat de vaders met de moeders het jonge trouwpaar
hadden gezegend, liep Iorias met zijn jonge en knappe vrouw weer naar Abedam,
(*Abedam is de naam van de Heer bij Zijn verschijnen onder de oervaderen.),
zoals Hij hem tevoren had opgedragen. Omdat hij nu weer Voor de hoge Abedam
stond legde de Heilige terstond Zijn handen eerst op Iorias, vervolgens echter
ook op Besela, raakte het hoofd en het hart aan, dat wil zeggen de linkerkant
van de borst en sprak hierbij de volgende woorden: "Ontvang Mijn zegen
ten eeuwigen leven! Breng in u ware, levende vruchten van de zuivere liefde
voort! Houd uw lichaam verre van de stomme bevrediging van datgene waaraan het
vlees en dus ook de zonde kleeft, dan zult gij steeds waarachtig en getrouw
voor Mij lopen. Wie zijn vlees echter weldoet, het meer dan noodzakelijk voedt
en dan doorwellust probeert ervan te genieten, voedt zijn eigen zonde en
verleent door de wellust van het vlees alle macht aan de eeuwige dood.
Beteugel daarom altijd uw begeerten indien nog niet het moment is
aangebroken dat gij een levende vrucht voortbrengt! Als die tijd echter is
gekomen, roep Mij dan aan opdat Ik u vasthoud indien gij aan de zonde offert en
opdat gij niet ten val komt, maar in Mijn genade blijft.
Want wie ten val komt staat moeilijk weer op en bij elke val is de geest
door een nieuwe doodsgevangenis omringd. Indien hij dan zou willen opstaan uit
de gevangenschap van het vlees, welke is de oude zonde en de oude dood van de
geest, hoe zal het hem dan vergaan als hij in plaats van één schors er een paar
honderd moet doorbreken omdat de volgende altijd hardnekkiger is dan de
vorige?! ...
Daarom zeg Ik het u nog één keer: voed en verlustig u niet in uw vlees!
Want hierdoor voedt gij u en verlustigt gij u in uw eigen dood, die nu de geest
omgeeft als laatste kerker voordat deze weer bevrijd wordt en weer opstaat tot
het volle, eeuwige leven uit Mij en in Mij ! Jij, Mijn geliefde Jorias, jij
hebt de grootheid en verhevenheid gezien van wat het betekent een kind van Mijn
liefde te zijn! Je hebt de volheid van de gloed van Mijn Vaderliefde
ondergaan! Wees dus trouw aan Mijn wil; wees Mij, jouw God, getrouw; ja, blijf
Mij trouw, jouw heilige, liefdevolste Vader!
Zie op naar de sterren aan de hemel zo vaak het vlees op jouw hart
ongepast beslag wil leggen, en vanuit de sterren wil Ik tot jou spreken en Ik
zal je zeggen wat je moet doen!
Indien je echter zou willen afwijken van deze weg, die Ik nu voor jou
heb uitgestippeld, zal ook de hemel zich voor jouw ogen in dichte wolken hullen
en je zult zo lang de sprekende sterren niet in het oog krijgen totdat je vol
berouw op Mijn weg zult terugkeren!
Als je echter onbeschroomd trouw blijft aan Mijn wil, zul je al gauw de
grote macht van deze wil in jezelf bespeuren. Want juist doordat je Mijn wil
opvolgt neem je die in je op en maak je hem tot de jouwe ...Wie zich evenwel
Mijn wil eigen heeft gemaakt, is volmaakt geworden, zoals Ik zijn Vader het
ben, en hij zal de werken van het leven verrichten die Ik verricht. Wie op die
manier bezitter van Mijn wil is geworden, is ook het ware kindschap ten deel
gevallen...
Het ware kindschap bestaat immers daaruit dat ieder in Mijn wil is en
Mijn wil in hem. En dat is de ware, levende vrucht van de zuivere liefde en van
het eeuwige leven.
Met name deze vrucht moet je met je vrouw voortbrengen. -Heb je dat
gedaan dan zul je daarna ook kinderen voortbrengen die uit Mijn wil zullen voortkomen
en volledig gelijk zijn aan hem, die hen heeft voortgebracht. Dit echter is
Mijn zegen, dat aldus Mijn wil de jouwe worde en dat je uit die wil en in die
wil eeuwig zult leven! -Amen."
f) De wil van God voor man en vrouw
H 1/36 Gij vrouwen zult uw lichaam goed bedekken opdat door uw aard de
man niet tot ontucht wordt geprikkeld. Wees daarom vooral kuis als de
bijenkoningin die zich niet aan het zonlicht toevertrouwt, maar dag en nacht
zich zorgzaam over de cellen van haar onschuldige popjes voortbeweegt. Zo zult
ook gij zijn -en in alles uw mannen gehoorzaam in zoverre het de heiligste wil
van God vereist. Wil een man u echter, in strijd met de heiligste wil van God,
tot iets dwingen dan is het ook u toegestaan ten overstaan van de man uw hoofd te
ontbloten en hem in liefde op zijn plichten jegens God te wijzen. En zo gij dit
alles precies nakomt zal de Heer u met grote genade overstelpen en gij zult in
een eeuwigdurende schoonheid een zoete lust voor het oog van de heilige Vader
eeuwig en onsterfelijk worden. Gij mannen evenwel is geen andere wet gegeven
dan de heiligste wil van de allerhoogste God die zich altijd aan u openbaart.
Wie onder u op deze wil in zijn innerlijk echter geen acht slaat, voor hem zal
zich langzamerhand de heilige mond van God, net als die van de natuur, sluiten.
Dan zal hem, omdat hij zich van God heeft afgekeerd, ook een uiterlijke wet
worden gegeven welke hem tot slaaf van de zonde en knecht van de hel zal maken;
dit zal geschieden als hij niet terstond zijn hart in nederige gehoorzaamheid
zal zuiveren en het vervolgens vragend in vrees en liefde voor God opent, opdat
Hij het weer zegent en heiligt.
g) Slechte huwelijken en hun vruchten
NS Hfst.23 De Heer: "Geloof Mij, het meest
verachtelijke huwelijk dat op aarde gesloten wordt is een huwelijk dat om het
geld of de goederen wordt aangegaan. Zo'n huwelijk heeft ook beslist aldaar een
eeuwig eind omdat aan de reden een einde komt. -Op die manier zijn ook de
huwelijken die om redenen van zinnelijkheid en de wederzijdse prikkelende
aantrekkelijkheid worden gesloten niet minder verderfelijk en verachtelijk;
want ook zij vergaan langzamerhand, net als de reden waarom ze werden gesloten.
-Net zo zijn ook politieke huwelijken (slecht en vergankelijk) en ze duren
niet langer dan de reden waarom ze werden gesloten. -Op dezelfde manier zijn
ook de voortijdig gesloten huwelijken van jongeren niet duurzaam; want ook zij
vergaan net zoals hun reden. -Insgelijks de pronkhuwelijken; ook deze vergaan
zoals hun verderfelijke reden vergaat.
Slechts huwelijken die alleen Mij als grondslag hebben zullen eeuwig
bestaan omdat hun reden eeuwigheidswaarde heeft!
Daarom heb Ik u dit alles ook gegeven opdat gij daaruit zult opmaken hoe
de ware huwelijken worden gesloten en hoe ze eruit moeten zien en welke reden
aan het huwelijk ten grondslag moet liggen.
Zegt gij echter niet zelf: op een slechte grond kunnen geen edele
vruchten te voorschijn komen, maar slechts onkruid en distels? Als gij
dienovereenkomstig de gehele wereld in haar slechtheid beziet en u zich
afvraagt: waarom dit alles? -dan zeg Ik u: ziet de grond waarop de vruchten
zijn gegroeid en oordeelt ernaar of in dergelijke moerassen en modderpoelen
wel edele wijnstokken kunnen groeien? Gij legt de wijnrank immers ook alleen op
de bergen, zodat ze daar de zuiverder sappen en goede lucht kan inademen en in
zich kan opnemen en gij zegt: dit is de beste grond voor de wijnrank! Ziet, op
deze manier moeten ook de levende vruchten van het mensengeslacht, als de
meest edele plant van de aarde, op de beste grond worden gezaaid! -Verwondert u
derhalve niet over de slechte vruchten als ze in plassen, riolen, moerassen en
modderpoelen worden gekweekt! Zulke plaatsen zijn echter jullie wereldse
huwelijken; daarom ook haar vruchten, zoals hun grond is!"
h) Man en vrouw
RBI 11/157 (12) De pure liefde voor vrouwen is eigenliefde! Want
wie zich door de liefde voorvrouwen zo sterk laat meevoeren dat de
naastenliefde en van daaruit de liefde tot God hem tot last wordt, houdt van
zichzelf in het wezen van de vrouw! Raak daarom niet betoverd door de bekoorlijke
gestalte van een vrouw, omdat de zwakheid van de vrouw anders je ondergang zal
zijn, terwijl de vrouw toch in jouw kracht tot één wezen meten in jou
moet opstaan! Zoals je echter het ene of het andere deel van je wezen liefhebt,
hou op die manier ook van de vrouw opdat ze één zal worden met jou! Maar heb
God boven alles lief, opdat je in die machtige liefde opnieuw geboren wordt tot
een waar, vrij burger van de zuiverste hemel van God, voor eeuwig en jouw vrouw
als een wezen met jou!
3. De opvoeding van kinderen
a) Over de ziel van kinderen
Ed Hfd.53 De uiterlijke gelijkenis van de kinderen met
de ouders bewijst dat de ziel van de kinderen voor een deel ook uit de ziel van
de ouders is genomen. Wat hierin vreemdsoortig is blijft vreemdsoortig en wat
het uiterlijk betreft verschillend van de verwekkers. Wat echter uit de
verwekkers is, komt tot uitdrukking in een evenbeeld met hetgeen de verwekkers
eigen is en de ouders herkennen hierin hun kinderen.
b) over de ernst van de opvoeding van kinderen
J.L.8-6-1840
O Heer! Hoe moeten mensenkinderen worden opgevoed
opdat ze in staat zullen zijn eens Uw kinderen te heten?" Welnu, schrijf
als een kudde zult zijn die u vanuit de diepte werd gegeven, opdat gij deze
een alleszeggend antwoord wil geven. Maar zie toe dat gij, als Ik dienaangaande
Mijn licht Iaat schijnen, trouwe herders van uw kleine kudden zijt die u vanuit
de diepte werd gegeven, opdat gij deze voert naar de hoogte van alle
nederigheid en daardoor op de weg van alle leven door het lichtende vuur van
Mijn liefde. Maar dat zal u veel moeite kosten en deze moeite zal uw vleselijke
lust waarin gij u veelvuldig met uw vrouwen hebt laten gaan goedmaken; hierdoor
immers kregen uw kinderen het gewaad van de hoer en een gedenksteen in het
verwoeste Jeruzalem en een diep graf onder het puin van Babel.
Want zie, indien gij wedergeboren zou zijn uit de geest van Mijn liefde
dan had gij de maagd die gij als vrouw hebt begeerd eerst in de stroom van het
levende water kunnen reinigen, dat in een niet aflatende hoeveelheid aan uw
wezen zou zijn ontvloeid. En op die manier zou uw huwelijk een hemels huwelijk
zijn geweest en uw kinderen (verwekt in de lust der engelen, waarin liefde en
wijsheid op een waarachtige manier worden verenigd) zouden dan kinderen uit de
hemelen zijn en zouden al voor de helft zijn wedergeboren, en in hen zou het
zaad van de geest al gauw gedijen in de nieuwe aarde, welke is gelegd in de
grote tuinen van het nieuwe Jeruzalem. En de opvoeding zou u, in het
aangezicht van uw heilige Vader, tot een grote vreugde zijn geworden. -Omdat
gij echter uw huwelijk in de duisternis van de wereld hebt gesloten om de
werken van de dood te verrichten en vruchten van de hel voort te brengen, welke
zijn uw lieve, vertroetelde kinderen, is het ook moeilijk het vergif van het
gebroed van de slangen weg te nemen. Dit kan niet anders gebeuren dan door het
vlees volledig te kastijden en door het geheel beteugelen van de wil, omdat de
eigenwilligheid van zulke kinderen van een zuiver hels of satanisch karakter
is, omdat ook een hemelse vonk niet aanwezig is.
Indien gij echter vindt dat Ik hier teveel zeg antwoord Ik: onderzoekt
uw kroost en gij zult niets anders vinden dan eigenliefde, afgunst, toorn,
traagheid, tegenzin ten aanzien van al het ernstige en een heimelijke, besliste
weerzin tegenover al het goddelijke; ze kunnen slechts door middel van straf
of materiële beloningen ertoe worden aangezet een paar kleine zinnetjes uit de
strenge catechismus te Ieren. Nu gij dan zoiets bij uw kinderen hebt gevonden,
moet gij openlijk bekennen dat Ik u dat slechts zeg vanuit Mijn enorme liefde
voor het heil van uw kinderen en tot heil van uzelf, dat uw kinderen werkelijk
kinderen van de hel zijn.
Wilt gij uw kroost nu tot kinderen der liefde opvoeden, dan moet gij
blind zijn voor een lieftallig snoetje en doof tegenover elk van uw dwaze
wensen en gij moet reeds voortijdig elke vonk van hun slechte eigenwilligheid
beteugelen, opdat er ruimt ontstaat voor Mijn liefde en voor een nieuwe wil
daaruit
Alles wat de kinderen (koppig) begeren moet gij hun onthouden, al zou
het iets goeds zijn, opdat niet hun wil maar uw wil levend worde door de
berusting en door de gerechtvaardigde en heilzame gehoorzaamheid in hun hart.
Straf altijd eigenzinnigheid en onwil, de traagheid en weerzin tegen het
goddelijke, vooral echter een heimelijk in het hart aanwezig zijnde geringschatting
van de heilzame vermaningen alsook van Mijn Naam en alles wat daarmee verband
houdt.
Prijs hen niet als ze juist handelen en gij moet de kinderen al helemaal
niet belonen! Zeg hen vriendelijk dat ze een werk van de nieuwe wil hebben
verricht, waaraan de Vader in de hemel reeds enige vreugde beleeft. En heeft
een kind uit eigen drang in vrije tijd als ontspanning van het lichaam iets
gedaan dat naar 't schijnt iets goeds is, vraag het dan haarfijn uit wat het
daartoe heeft bewogen. En bent gij helemaal te weten gekomen of het uit
eigenliefde of uit liefde tot de plicht, of uit liefde tot u, of uit liefde tot
Mij is gedaan, richt dan daarnaar steeds uw goed of afkeuring.
Wees echter spaarzaam met uw liefkozingen, zoals de winter dat is met de
warme dagen, opdat de kiemende vrucht niet in een volgende verleiding wordt
vernietigd, zoals de lentebloesem door een late rijp. Laat evenwel vaak koude
winden waaien opdat de lucht van pest rond de jonge harten wordt gezuiverd,
zodat dit het welbevinden van de geest ten goede komt.
Leer de jongens gehoorzamen en leer ze inzien dat gehoorzaamheid met
Mijn liefde te maken heeft. En bestraf hun nieuwsgierigheid en te sterke drang
tot spelen vermaan hen en breng hen rust bij.
Houd de meisjes echter thuis en laat ook niet maar de geringste begeerte
in hen wakker worden, wat die begeerte ook moge zijn. En willig nooit welke
wens dan ook in voordat gij duidelijk weet uit welke bron die wens voortkomt.
Behoed ze uiterst zorgvuldig voor ontmoetingen met vreemde kinderen die een
wereldse opvoeding genieten, anders pakken zich door uw toedoen donkere hagelwolken
samen. En geen aar van de tarwe zal dan gespaard blijven. Laat met de leeftijd
ook uw rechtvaardige strengheid zevenvoudig groter worden. Het is beter dat gij
uw kinderen hoort wenen doordat ze gekrenkt worden in hun verderfelijke
ijdelheid dan dat u ze hoort jubelen in de hoogmoedige vreugden van de wereld,
opdat gij gelijk wordt aan de engelen in de hemel, die grote vreugde hebben aan
de (berouwvol) wenenden in deze wereld.
Een vertoornd meisje moet zeven keer zo lang vasten als haar toorn heeft
geduurd, opdat ze zo teer wordt als een duif.
Uw liefde zij hen verborgen, zoals Ik voor uw ogen verborgen ben, opdat
de nieuwe, tere vrucht niet in de hitte van een ontijdig vuur verstikt. En (in
de mate) waarin de vrucht zich toont die uit het nieuwe zaad van de hemel
ontkiemt en vaster en vaster wordt en in hun hart steeds zichtbaarder wordt de
ware, zuivere liefde tot 'Mij en van daaruit een actief geloof, zo opene zich
uw hart in verstandige liefde tot de (geestelijk) nieuwgeboren kinderen.
Zie, dat is de weg van het leven voor uw kinderen! En
dat is de enige weg en afgezien van deze weg bestaat er geen andere, zoals er
buiten Mij geen God bestaat. Wie hem wil bewandelen, zal gezegend worden en
inzien dat hij uit Mij is. -Wie echter volgens het boek der wereld wil
handelen, zal daar ook zeker zijn loon vinden bij de vorst van de wereld in het
oord van de eeuwigheid. -Amen. Ik God de allerheiligste en Jezus als Vader.
-Amen.
c) De belangrijkste regels voor een gezegende
opvoeding van kinderen
Gr.Joh.Ev. IV 1220 en VIII 122 (7) De
Heer: Leer de kindertjes vroeg dat ze de Vader in de hemel liefhebben,
laat hen zien hoe goed en liefdevol Hij is, hoe Hij alles wat op aarde bestaat
voor het beste van de mens bijzonder goed, mooi en WIJS heeft geschapen en
hoezeer Hij vooral de kleinen, de Hem boven alles liefhebbende kinderen is
toegedaan! Maak hen er bij elke bijzondere gelegenheid op attent dat dit alles
zo door de Vader in de hemel is beschikt en dat Hij dit alles laat gebeuren,
dan zullen de harten van de kleinen zich tot Mij keren en Mijn liefde zal in
hen reeds vroeg welig tieren! Wanneer gij aldus de kleinen zult leiden zal uw
geringe moéite u al gauw gouden vruchten opleveren -in het.andere geval echter
slechts doornen en distels, waarop noch druiven noch vijgen groeien!
De Heer: de kinderen behoren met ware en ernstige liefde te
worden behandeld en opgevoed. Elke vertroeteling en toegevendheid van de kant van
de ouders betekent grote schade aan de ziel van de kinderen die de ouders als
schuld zal worden aangerekend. -Wijze ouders zullen ook met wijze kinderen
worden gezegend. -Bij de opvoeding van kinderen echter is een dwang zo lang
noodzakelijk tot het goede van de wetten tot een vrijwillige en vreugdevolle
gehoorzaamheid is geworden. Is dit het geval, dan heeft het kind de dwang van
de wet in zichzelf opgeheven en is het een vrij mens geworden.
d) Andere dingen over de opvoeding van kinderen
Gr.Joh.Ev. IV/124 De Heer: "De
belangrijkste reden van de ontaarding van de mensenzielen schuilt in een
aapachtige opvoeding van de kinderen. Men laat het boompje groeien zoals het
groeit en men draagt, doordat men het kind op ongelegen momenten heel erg
verwent, er nog toe bij dat de stam wel erg krom groeit. Is de stam echter op
zeker moment hard geworden dan hebben gewoonlijk alle pogingen om deze om te
buigen weinig of helemaal geen nut meer; een eenmaal krom gegroeide ziel wordt
zelden meer een volkomen rechte stam!
Buig daarom uw kinderen in hun jeugd waarin ze nog meegaand zijn. Een
kind is tot zijn zevende jaar steeds nog veel meer dier dan mens. Want wat bij
het kind mens is ligt meestal nog in een diepe slaap verborgen. Omdat een kind
echter veel meer dier dan mens is heeft het ook veel meer dierlijke en heel
weinig waarachtig menselijke behoeften.
Slechts het meest noodzakelijke moet hun worden gegeven! Men moet ze
reeds vroeg aan allerlei ontberingen laten wennen. De brave kinderen moet men
nooit te overdreven prijzen, maar men moet ook tegenover de minder lieve en
minder begaafde kinderen nooit te hard zijn, maar men moet ook tegenover de
minder lieve en minder begaafde kinderen nooit te hard zijn, maar men moet ze
met oprechte liefde en oprecht geduld behandelen.
Men moet ze oefenen in het goede en in het nuttige en men moet ervoor
zorgen dat een nog zo lief kind nooit ijdel, zelfingenomen wordt en zichzelf
nooit overschat. Ook mag men kinderen, vooral als ze er knap uitzien, nooit door
mooie en dure kleren nog ijdeler en trotser maken dan ze reeds van nature graag
zijn. Men moet ze zuiver houden en mag ze nooit verafgoden, dan zal men ze
reeds van af de geboorte op die weg zetten, waarop ze, als ze wat ouder en
rijper zijn geworden, daar terecht zullen komen, waar gij allen pas door Mij
komt. De jonge vrouw zal zich erg kuis en zedig tot een eerbaar moeder moeten
ontwikkelen en de jongeman zal zich met de rijpe ziel van een man en een
levendige geest tot man ontwikkelen en een zegen zijn voor de zijnen en voor
elk schepsel.
Geeft gij echter te veel toe aan de dierlijke begeerten en hartstochten
van uw kinderen dan zult gij met hen ook een nieuwe en wijde poort openen voor
alle zonden, waar doorheen ze in grote scharen in deze wereld zullen
doordringen en daar verderf zaaien. En zijn zij eenmaal in de wereld dan zult
gij daartegen tevergeefs met allerlei wapens ten strijde trekken en gij zult
niets tegen die macht en dat groot geweld kunnen uitrichten! -Verzorg daarom de
boompjes zodat ze hemelwaarts groeien en ontdoe ze zorgvuldig van alle woekering.
e) Wenken voor de voeding van zuigelingen
Ed Hfd.62 De Heer: Hoe moet een mens zich reeds
vanaf zijn geboorte gedragen, of hoe moet hij worden ondersteund opdat hij,
als hij volwassen is geworden, dat geestelijke en stoffelijke dieet in acht kan
nemen waardoor het voor hem mogelijk wordt een hoge leeftijd te bereiken en
juist door die hoge leeftijd voor zijn ziel een waar, vast en eeuwig durend
voortbestaan te verzekeren ?
Het kind, waarvan reeds in de wieg blijkt dat het een heel gevoelige
natuur heeft en gemakkelijk door allerlei invloeden geprikkeld kan worden, moet
met die middelen worden gevoed die het bloed niet verhitten, maar slechts een
zachte, verkoelende werking hebben.
Geeft de moeder het kind de borst dan moet ze zich van sterke dranken
onthouden en zich hoofdzakelijk hoeden voor gemoedsaandoeningen; want door dat
alles kweekt ze in haar borst specifieke kenmerken die voedsel zijn voor een
toornige geest -kortom, ze moet zich onthouden van die spijzen en dranken die
in te sterke mate gal produceren of reeds aanwezige gal opwekken. Peulvruchten,
in het bijzonder bonen, zijn zo'n moeder niet aan te raden, wel echter lichte
vleesbouillon, ook gebraden vlees van reine dieren en meelspijzen van tarwe,
rogge en witte maïs; ook gerst of rijst gekookt in me& die niet vet is
heeft een gunstige werking.
Wanneer een moeder het kind echter niet zelf zoogt, maar het aan de
borst van een zogenaamde zoogvrouw laat drinken -wat weliswaar nooit erg goed
is -dan moet van de zoogvrouw in de eerste plaats wel bekend zijn wat voor
zielewezen het is, en is gebleken dat zij een goede en zachte ziel heeft, dan
moet ze in de tweede plaats wat het eten en drinken betreft er eenzelfde
voedingswijze op nahouden als de moeder is voorgeschreven; evenzo moet ze haar
gevoel beteugelen.
Zoogt de moeder of de zoogvrouw het kind dan moet het meteen
van de borst worden ontwend zodra de eerste tandjes doorkomen.
f) Goede raad voor moeders die hun kind de borst geven
Gr.Joh.Ev. VI 180 De Heer: Een jong echtpaar
heeft reeds een kind en wel een jongetje. Maar het nauwelijks enkele weken
oude kind leed aan erge krampen en wel als gevolg van een schrik waardoor de
jonge moeder nog in het kraambed was bevangen omdat in een naburig huis brand
uitbrak, die echter spoedig werd geblust. De jonge ouders, evenals haar nog
levende ouders, probeerden alles om het kind van deze kwaal te genezen; maar
het was allemaal tevergeefs.
Toen Ik het huis binnenkwam en ze Mij herkenden, knielden ze voor Mij
neer en zeiden: ,,O Meester, Gij zijt waarlijk door God naar ons gestuurd,
opdat Gij ons enige kind zoudt genezen! Oh, wij vragen U dat heel vurig! Dat U
alles mogelijk is, weten wij reeds lang."
Ik sprak: "Sta op; want het past niet dat mensen voor mensen knielen!"
Het jonge echtpaar sprak: ,,O Meester, wij weten evenwel dat Gij meer
zijt dat alleen maar een mens en daarom past het wel dat men voor U knielt! O,
help ons kind!"
Ik zei: "Nou, nou, sta maar op en breng Mij het zieke kind
hier!" De ouders stonden toen vlug op en brachten het kind tot Mij. Ik legde
het echter de handen op en zegende het en op dat moment werd het kind zo
vrolijk en gezond alsof hem nooit iets had gescheeld.
Daarop zei Ik tegen de jonge moeder: "In het vervolg moet je evenwel
voorzichtig zijn! Als je door een bepaalde gebeurtenis sterk in je gevoel bent
geraakt en je hebt nog een kind aan de borst, zoog het kind dan zo lang niet
tot je weer volledig tot rust bent gekomen! Want met de moedermelk kan allerlei
kwaad in het lichaam en zelfs in de ziel van de kinderen ontstaan. Wees je
daarvan bewust!"
g) Opvoeding van driftkoppen
Ed Hfd.62 De Heer: Wanneer kinderen die
gemakkelijk opgewonden raken eenmaal kunnen lopen en praten, moeten ze met allerlei
rust brengende en voor het gevoel van het kind nuttige spelletjes worden beziggehouden;
daarbij moet men er voortdurend op attent zijn dat zulke kinderen nooit te
sterk opgewonden raken, noch door beweging en nog minder door een
gemoedsaandoening; alles moet worden opgeruimd wat hen maar in het minst zou
kunnen ergeren.
Wordt ondanks alle voorzichtigheid echter toch geconstateerd dat zij
niet zelden opvliegen, dan mag men nooit een doelmatige straf achterwege laten;
die straf moet echter niet bestaan uit het direct slaan, maar is veel
effectiever en heeft een gunstiger werking als ze met een doelmatig vasten te
maken heeft; want niets geneest de toorn beter dan de honger, want hongerenden
zijn het minst tot revolutie gezind, terwijl als zij volledig verzadigd zijn ze
absoluut niet te vertrouwen zijn.
Het is heel goed voor kinderen (als men ze vanwege die oorzaken moet
straffen) dat men hen begrijpelijk maakt en vertelt dat de hemelse Vader,
omdat ze ondeugend waren, hen niet van brood heeft voorzien. Als ze echter weer
lief zouden worden en de hemelse Vader om brood zouden vragen, zou Hij hun
direct weer brood geven. Hierdoor wordt de aandacht van zulke kinderen op God
gevestigd en in de jonge ziel zal steeds sterker worden ingeprent dat ze in alles
van God afhangt en dat Hij al het goede en slechte trouw zal vergelden.
Zijn zulke kinderen echter dan werkelijk rustig en fatsoenlijk geworden,
dan mag ook niet worden nagelaten hen er heel erg duidelijk op te wijzen hoe
de hemelse Vader een werkelijk grote vreugde aan hen beleeft en hen dag aan dag
's morgens, 's middags en 's avonds toeroept: "Laat deze lieve kleinen tot
Mij komen!"
Als de kindjes zo worden begeleid, zal men later weinig moeilijkheden
met hen hebben; worden ze echter niet op die manier begeleid dan zal het al
wat moeilijker zijn ze later de juiste weg te laten bewandelen, en dan zal het
spreekwoord bewaarheid worden volgens welk in een oude boom geen beweging meer
is te krijgen, behalve dan soms door middel van storm en donder -waarbij zo'n
boom er echter zelden zonder schade vanaf komt. Zijn zulke kinderen helemaal
volwassen en zijn ze tot volledige zelfkennis gekomen, zijn hier en daar echter
nog duidelijke tekenen aanwezig dat ze in hevige mate in hun gevoel geprikkeld
kunnen worden, dan is het vooral aan te raden dat ze in alles heel matig leven,
vroeg gaan slapen, vroeg opstaan, zich gedurende langere tijd van sterke
dranken alsook van het vlees van onreine dieren onthouden en ook geen plaatsen
bezoeken waar ter vermaak van de toeschouwers allerlei dwaas spektakel wordt
opgevoerd; ze moeten vooral die plaatsen mijden waar gedanst en gespeeld wordt.
Driftkoppen moeten dergelijke dingen gedurende lange tijd, zo niet sommigen
voor altijd, mijden.
Voor zulke mensen, zowel voor de man als de vrouw, is het ook heel goed
als ze gauw trouwen. Want de bronst van een driftkop is veel erger als die van
een zachtaardig mens. Zulke mensen moeten echter voornamelijk naast een goede
zorg voor hun gezondheid ook erg vaak bidden en boeken met een geestelijke
inhoud lezen of zich laten voorlezen als ze zelf niet kunnen lezen.
Dat zal h un ziel kracht geven en hun geest van de ketenen bevrijden, de
geest die dan geheel vrij wordt als zulke mensen Mijn liefde opnemen. Want
omdat zulke mensen aan een grotere verleiding bloot staan dan anderen is Mijn
genade hen ook juist daarom veel nader. -Het zijn juist deze mensen die tot
iets groots in staat zijn, als ze de juiste weg hebben gevonden -omdat ze op
een juiste manier moedig zijn. Uit deze mensen worden geestelijk gezien in Mijn
Rijk schepen en paleizen als uit eikenhout en marmer gebouwd. Uit paddestoelen
en riet daarentegen kan moeilijk iets beters voortkomen dan op grond van hun
wezen mogelijk is.
h) Raad voor meisjes in de puberteit
G.M. 13-6-1872 Lieve Zoon! Je hebt je tot Mij gericht
om hulp en raad vanwege je zieke pleegdochter. Om je geloof te sterken zal Ik
je ook antwoorden. En wees je daarom ervan bewust dat, wanneer men aan de ene
kant geschonden plekken verbetert en aan de andere kant weer letsel veroorzaakt,
hier niets goeds van kan komen.
De arts die je pleegdochter behandelde en met behulp van ijzerpreparaten
de ontregelde functies van haar onderlichaam wilde herstellen, en die
gedeeltelijk ook weer in orde heeft gebracht, bereikte op die manier wel vaker
zijn doel; alleen, doordat hij dit kwaad slechts ondermijnde en het zijn steun
wegnam heeft hij dit kwaad nog niet verdelgd. En zodra de natuur of het gehele
organisme zich van de verzwakking doormedicijnen had hersteld, stak dekwaal
weer de kop op. Om deze kwaal nu volledig uit de wereld te helpen moet Ik
enigszins in details treden opdat je ook Mijn geneeswijze, dat wil zeg gen de
ware, juist kunt opvatten.
Kijk Mijn kind, het vrouwelijk geslacht moet in het leven drie belangrijke
fasen doormaken, waarvan de veranderingen echter (vooral in de huidige
omstandigheden) nooit onopgemerkt plaatsvinden en soms zelfs, gesteund door
andere organische fouten, noodlottig kunnen worden voor het lichaam dat lijdt.
Vanaf de geboorte tot de ontwikkeling van jonge vrouw is het meisje,
hoewel ze is toegerust met alle organen die haar toekomstige taak moeten
dienen, toch eigelijk geslachtsloos, dat wil zeggen alle driften die het
toekomstige doel moeten dienen, slapen nog; ook de organen die daarvoor zijn
bestemd, gedragen zich passief terwijl het overige deel van het lichaam zich
ontwikkelt. Zodra ze echter ouder wordt en als jonge vrouw in het leven komt te
staan, treedt er een verandering op in alle functies in het lichaam van de vrouw
om het opgroeiende meisje geschikt te maken voor datgene waartoe ze van Mij uit
is bestemd, toen Ik de vrouw als voortplantingsorgaan van de mensheid in de
wereld plaatste. Deze totale verandering leidt de 2e fase in, in het vrouwelijk
lichaams en zielcomplex. Als de maagd als vrouw haar zending vervolgens heeft
vervuld, treedt op latere leeftijd de derde fase in, namelijk die waarin de
vrouw als moeder weer in de eerste fase van de geslachtsloosheid overgaat,
tenminste wat betreft haar innerlijke functies, of beter gezegd: ze ontwikkelt
zich verder naar een toestand van onontvankelijkheid!
Omdat de ontwikkeling tot jonge vrouwen ook het achter zich laten van de
periode van het moederschap door een totale verandering van de tot dat moment
actieve functies wordt bepaald, treden daarbij vaak stoornissen,
ziekteverschijnselen en andere onaangename symptomen op, al naar gelang het
individu al dan niet overeenkomstig de natuur heeft geleefd (waarbij
natuurlijk ook constitutie en aanleg mede een rol spelen). Want deze
stoornissen op gevorderde leeftijd, meestal voortkomend uit eigen fouten, zijn
op het moment waarin men ontvankelijk begint te worden vaak ook de schuld van
aangeboren of van moeder op kind overgegane fouten, maar die zijn juist daarom
slechts door een totale verandering van de tot nu toe gevoerde leefwijze
grondig te verbeteren.
Want zie, Mijn zoon, alles wat het menselijk lichaam in stand houdt, het
opbouwt, alles wat door het lichaam wordt opgenomen en uitgescheiden, dit
alles is het produkt van de levenskracht van het bloed. Indien nu het bloed
zich vermengt met bedorven sappen en deze sappen afvoert naar gezonde organen,
wat kan er dan anders gebeuren dan dat het orgaan zelf ziek wordt en zijn
taken niet in die mate kan verrichten zoals het gehele menselijke organisme dat
van hem verlangt. In de organen treedt het ontbreken van gezonde voeding die
met de natuur in overeenstemming is en van een gezonde levenswijze getuigt, nu
pas merkbaar op.
De gewone arts wil het orgaan nu meestal zó genezen door het tot grotere
activiteit aan te zetten. Daarbij vergeet hij echter totaal dat het in wezen
niet het orgaan, maar het door dit orgaan stromende bloed is, dat deze stoornis
veroorzaakt. En zo lijkt hij op een man die in een kruik de gaten wil dichtstoppen,
die een daarin stromend, verwoestend element veroorzaakt; terwijl hij in plaats
daarvan de inhoud door andere vloeistoffen zou moeten vervangen, waarbij de
reparatie ook veel duurzamer zou zijn.
Welnu, jouw pleegdochter lijdt juist aan de storingen van de ophanden
zijnde verandering naar een volgende, rijpere toestand. En om dit te genezen,
deze overgang voor haar te vergemakkelijken en haar voor de volgende fase
gereed te maken, moet je er ook aan denken dat je haar bloed zuivert van
onreine substanties die de natuur wil uitstoten!
Het bloed zuiveren betekent niet het gebruiken van medische middelen
die een zuiverende werking hebben, maar het betekent dat het kind moet worden
teruggevoerd naar een levenswijze die in overeenstemming met de natuur is en
dat bedorven en gemakkelijk prikkelbaar makende spijzen uit den boze zijn!
Op die manier wordt het bloed dan langzamerhand van de slechte stoffen
gezuiverd, voert het betere productiemiddelen naar de organen en vinden de
uitscheidingen op een natuurlijker en geregelder manier plaats. Het orgaan zelf
wordt weer gezond (weliswaar langzaam, maar grondig) en met het orgaan alle
andere delen van het totale organisme die ermee verbonden zijn. En nu kom Ik op
het punt wat je moet doen om deze zuivering te bewerkstelligen! -Ook hier wil
Ik je duidelijk uitsluitsel geven om je reeds lang gekoesterde vooroordelen
gedeeltelijk te bestrijden.
Zie, het 'goed gevoed' zijn, het veel en vaak eten is niet altijd bevorderlijk
voor de gezondheid! Het menselijk lichaam heeft voor zijn instandhouding veel
minder nodig dan gij in het algemeen vermoedt. De leefwijze in overeenstemming
met de natuur zonder (te veel) vlees van gedode dieren, zonder sterke kruiden,
zonder koffie, wijn of bier zou de mens veel gezonder houden dan zoals gij nu
in uw ma nier van leven de meeste tijd van uw leven doorbrengt met eten en
drinken.
Neem daarom bij je pleegkind een eetvoorschrift in acht dat in
overeenstemming met de natuur is. Laat alle zogenaamde voedzame kost die
prikkelbaar maakt achterwege, geef haar roggebrood en rijpe vruchten te eten -
en de kwaal zal minder erg worden en de stoornissen in het onderlichaam zullen
na verloop van tijd helemaal verdwijnen. Ga vaak met haar in de buitenlucht!
Frisse lucht (door zonlicht gezuiverd) en een beetje beweging bespoedigen en
vergemakkelijken de uitscheidingen, maken de organen sterker en stimuleren
het bloed.
Dit zijn Mijn medicijnen die Ik reeds sinds mensenheugenis voor de mens
heb gemaakt. En het is slechts te wijten aan uw eigen, verkeerde begrippen
wanneer gij, in plaats van u te voeden met elementen en producten van liefde en
genade als middelen uit geestelijke bronnen, uw leven verkort met
geneesmiddelen die van de grofste materie gemaakt zijn en met vergif en zuren
uw lichaam te gronde richt en u hierdoor aan een vroege dood overlevert!
Volg Mijn raad op en je zult al gauw zien wie gelijk heeft -jullie
doktoren of Ik, de Heiland van de gehele wereld! -Amen!
i) Vruchten van slechte en goede opvoeding
Gr.}oh.Ev. IV/217 De Heer: Als wereldse
personen kinderen krijgen, dan worden die onmogelijk op een andere manier
opgevoed dan op de manier waarop hun ouders in de wereld fortuin hebben
gemaakt, namelijk door middel van allerlei wereldwijsheid. ...Alles is gericht
op een zeer vroege ontwikkeling en het scherpen van het verstand, daartoe wordt
het kind door allerlei geschenken en prijzen zoveel mogelijk aangemoedigd.
Hierdoor wordt het reeds heel vroeg, (tegelijk) met de vorming van het verstand
zoveel mogelijk geoefend in zelfzucht en in de zucht om te winnen, draagt het
fijne en opgesmukte kleding en door louter hoogmoed kent het zichzelf vaak op
z'n tiende jaar niet. Wee een arm kind of ook een ander arm mens die aan zo'n
misvormd kind niet de verlangde eer betoont of het soms zelfs belachelijk
maakt -hij is een blijvende vijand van zo'n kind geworden! Hoe moeten we bij
zo'n mens nog aan een ware innerlijke levenskracht denken?! Hoe staat het dan
met de majesteit van de mens over de gehele natuur en over de elementen,
waaruit tens1otte al het geschapene bestaat en moet bestaan?! Wordt bij de
mens echter allereerst en met name het gevoelontwikkeld en vindt de makkelijk
tot stand te brengen effectieve ontwikkeling van het verstand pas later plaats,
dan ontwikkelt het aldus opgewekte verstand zich tot een levendig lichtether
dat de ziel zó omgeeft zoals het lichtether de zon omstraalt; daaruit komen
dan al die heerlijke verschijnselen voort die gij overal op deze aarde kunt
ervaren
Bij de goede ontwikkeling van de ziel van de mens is en blijft de ziel
iets inwendigs en iets actiefs en dat wat gij 'verstand' noemt, is de
uitstromende werking van de innerlijke activiteit van de ziel. Het uiterlijke
licht van het verstand verlicht in de ziel alle kritieke uiterlijke
omstandigheden en de wil van de ziel gaat vervolgens in dit uiterlijke licht
over en bewerkt op wonderbaarlijke wijze dat alles wordt bevrucht en kan
bloeien. Want omdat de ordening van de mens analoog is aan de door Mij in het
leven geroepen orde, komen aldus ook de wil en het vertrouwen juist uit Mij of
uit Mijn almachtig willen voort en elk schepsel zal zich daarnaar moeten
voegen.
Wat dan een mens, die aldus is geschapen wil, moet in de verre omtrek
geschieden, omdat het levenskrachtveld van zo'n mens met Mijn Geest, die alle
dingen mogelijk maakt, is doortrokken.
DEEL V
A
VOEDING
1. Het gevaar van onreine spijzen en invloeden
Gr.Joh.Ev. X/54 De Heer: "Onreine geesten
-deels die geesten die reeds een keer in het vlees in deze wereld hebben
geleefd, voor het merendeel echter die natuurgeesten die nog nooit in een
menselijk lichaam zijn opgewekt -bestaan overal: in de lucht, op en in de
aarde, in het water en in het vuur, in de stenen, metalen, planten, dieren -en
ook in het bloed en het vlees van de mensen. Daarom moeten de mensen ook niet
het vlees van gestikte en onreine dieren eten.
In geval van nood kan weliswaar ook het vlees van onreine dieren worden
gegeten; maar het moet eerst wel gereinigd, met zout en goede kruiden
gemarineerd en daarna met goede kruiden worden gerookt, opdat het van de
onreine geesten wordt ontdaan.
Het vlees van de roofdieren echter is, bij alle voorzichtigheid waartoe
Ik u heb gemaand, schadelijk voor de mensen omdat de onreine geesten nooit
volledig daaruit verwijderd kunnen worden.
Evenzo moeten de mensen ook niet het water uit onreine bronnen drinken
en moeten ze hun bronnen zuiver houden, zoals Mozes dat de Israëlieten uit Mijn
Naam streng heeft aangeraden.
Wie volgens de aanwijzing van Mozes naar het lichaam leeft zal zich
altijd en overal moeten weren tegen het zich in bezit laten nemen door boze en
onreine geesten en dat des te stelliger naarmate hij in Mij en in Mijn
vaderlijke zorg gelooft en alles in Mijn Naam begint, doet en afmaakt. Zonder
dit staat hij echter elk ogenblik door zijn eigen traagheid, onwetendheid en
dwaasheid bloot aan duizend gevaren van allerlei soort.
Indien Ik niet door Mijn engelen de mensen die reeds door hun geaardheid
over een betere gezindheid en wil beschikken liet beschermen, zouden er weinig
mensen op deze aarde leven die niet door geesten bezeten zouden zijn! Maar
daarop moeten de mensen zich niet al te zeer verlaten, omdat Mijn engelen de
wil van de mensen niet intomen."
2. Voedingsprocessen
Gr.Joh.Ev. X/209 Alles wat door de maag wordt
opgenomen om het lichaam te voeden is niet zo dood als het schijnt. Want elk
voedsel bestaat uit drie delen: een grof materieel deel, een etherisch
deel en een substantieel deel. Het materiële deel van het voedsel is dat
deel dat zichtbaar en merkbaar is en in de mond en neus door zijn smaak en geur
tot uiting komt.
Als spijzen en drank in de maag komen worden ze daar tot op zekere
hoogte voor de tweede keer verkookt. Daarbij ontwikkelen zich twee
hoofdbestanddelen, waarvan het meer grof-stoffelijke, dat het lichaam, zijn
ledematen, ingewanden en spieren dient te voeden, door het bloed overal
daarheen wordt gevoerd waar de lichaamscellen krachtiger moeten worden.
Het fijn-stoffelijke bestanddeel van het voedsel wordt pas onder
in de maag, die in twaalf segmenten is verdeeld, afgescheiden. Hier wordt langs
de weg van een autonoom gistingsproces de etherische stof van het
genuttigde voedsel van de stoffelijke celhulzen afgescheiden en dit heeft als
doel de zenuwen te stimuleren, waarom men het de zenuwgeest (levenslichaam) kan
noemen.
Het buitengewoon fijn-etherische bestanddeel echter, dat de
eigenlijke substantie van alle materie voorstelt, wordt (na het gistingsproces)
door de milt op een bijzondere manier naar het hart geleid en gaat van daaruit
volledig gezuiverd over in de ziel van de mens. Bijgevolg trekt ook de
ziel van elk voedsel dat genuttigd wordt datgene wat aan haar verwant is naar
zich toe en wordt daardoor in al haar aparte delen, die volledig op het
stoffelijk lichaam lijken, gevoed en sterker gemaakt. (Vandaar de invloed van
de voedingswijze ook op de zielekwaliteiten van de mens! De uitg.)
Hebben de spijzen eenmaal het belangrijke aan het lichaam, aan zijn
zenuwen en aan de ziel toegevoegd, dan wordt het eigenlijke onzuivere van de
genuttigde stoffen via de twee natuurlijke uitgangen uit het lichaam
verwijderd. Is de mens echter een zwelger geworden, is hij onmatig in eten en
drinken, dan kan hetgeen hij genuttigd heeft niet meer in het gewone
spijsverteringsproces worden verwerkt en afgescheiden. Hierdoor gaan nog veel
niet uitgescheiden delen voor het lichaam, zenuwen en de ziel, die tot leven
zijn gewekt over in de ingewanden en voor een ander deel via lever, milt en
nieren over in de urineblaas waar ze nog eens nagistingsprocessen in het leven
roepen, waaruit zich langzamerhand allerlei ziekten van lichaam en ziel
ontwikkelen. Met de vele duizenden lekkernijen waarmee de mensen vandaag de
dag hun maag vullen neemt een groot deel van zulke ongegiste substanties ( op
een andere plaats natuurgeesten genoemd, omdat al het substantiële van
het voedsel geestelijk is. De uitg.) vaak het hele menselijk lichaam in bezit.
Die raken dan met elkaar in een voortdurende strijd, die de mens alleen maar
daardoor een poosje weet te sussen, omdat hij zijn toevlucht neemt tot bekende
geneeskrachtige kruiden en met behulp daarvan de neiging van de innerlijke
zielesubstantie in opstand te komen onderdrukt. Maar zo'n gezondheid is nooit
van lange duur en alleen als de mens, zoals eertijds het geval was, het zou
houden op een eenvoudige en matige lichaamsvoeding, zou hij ook weer tot op
hoge leeftijd gezond blijven, zoals dat in de oertijden het geval was.
3. Hoofdregel: eenvoud en matigheid
H 11/245 (8-16) Henoch, de eerste hogepriester uit de
oertijd, tot de bekeerde koning Lamech van Hanoch en diens gevolg: "Zie,
niet alleen van het aardse brood leeft de mens, maar veeleer van het woord van
God! Indien gij echter het natuurlijk brood eet en hierdoor verzadigd en gevoed
wordt, moet gij u afvragen: waarom en op welke wijze heeft dit natuurlijke
brood of hebben trouwens alle natuurlijke spijzen mij verzadigd en gevoed ?
-en gij zult het altijd ten volle geldige antwoord krijgen: omdat ook alle
natuurlijke spijzen voor het lichaam voortkomen uit het eeuwige, almachtige
Woord van God! Welnu, indien reeds het vast geworden, stevig in de materie
gebonden Woord van God verzadigt en voedt, hoeveel meer zal het vrije,
ongebonden, levende Woord, dat als nieuw uit de mond van God klinkt, in staat
zijn iets dergelijks te bewerkstelligen.
Wij stammen allemaal van het Woord van God. Daarom bestaat er immers ook
voor ons in eeuwigheid niets dat voedzamer is en meer verzadigt dan juist het
levende Woord van God! En de mens leeft niet alleen van het brood en alle
andere wereldse spijzen, maar hij leeft veel meer van dat Woord dat uit de mond
van God voortkomt.
Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat de mens om die reden niet zijn
natuurlijke voedsel zou nuttigen, omdat God dat om die reden heeft geschapen en
zelfs zichtbaar met ons heeft gegeten. Het mag alleen niet de belangrijkste
behoefte van ons worden!
Zie, ook dit behoort tot de orde der goddelijke dingen!
Ik zeg je: wees altijd matig in het nuttigen van het dagelijks voedsel,
want daarin ligt een grote verzoeking. ..Wanneer we het natuurlijk brood eten
en de vruchten van de aardbodem tot ons nemen, moeten we daarbij zeer
behoedzaam zijn dat we door haar zware, zinnelijke last niet de onsterfelijke
geest in verdrukking brengen! Want zoiets kun je reeds duidelijk aan
vraatzuchtige kinderen aflezen, hoe ze door hun grote vraatzucht dommer worden
en dan tot geen enkele geestelijke prestatie in staat zijn. De kinderen die
daarentegen steeds sober leven worden al gauw fijnzinnige denkers. Zoals dit
gemakkelijk waarneembaar bij kinderen het geval is, is dit in nog sterkere mate
het geval bij de volwassen mens, omdat deze uitgesproken hartstochten kent,
die het kind nog vreemd zijn.
In het natuurlijk voedsel neem je op wat in overeenstemming met de
natuur is, dit wordt niet in je vergeestelijkt, maar het brengt je geest meer
in overeenstemming met de natuur. Maar in het Woord van God neem je het
geestelijke op en dit verzadigt, voedt en geeft de geest kracht voor het
eeuwige leven. In het natuurlijke voedsel wordt het lichaam gevoed en de geest
gedrukt en tot vasten genodigd; maar bij het geestelijk voedsel hebben beide
baat: de geest wordt krachtig en tot veel in staat en zijn zintuigen worden
bijzonder scherp en het lichaam wordt dan door de geest soepel, is met weinig
tevreden, houdt het lang uit en zoals een kleed dat goed is geweven uit fijne
maar stevige en sterke draden bestaat, zo zal ook het lichaam krachtig
standhouden.
In het voedsel dat de natuur ons schenkt rusten slechte geesten en heeft
de mens daarvan teveel in zich opgenomen dan maken ze zich meester over de
eigen geest van de mens en ondergraven ze zijn diepste wezen op de manier zoals
de slechte knaagkevers en wormen een boom ondergraven, het wezen ervan
verwoesten en hem tenslotte helemaal te gronde richten.
Geestelijke voeding echter is voor de geest als een tot leven wekkende
regen die uit de hemel komt, waaronder hij heel snel tot een prachtige,
krachtige en welriekende bloem van het eeuwige leven zal opbloeien."
4. Over de zegen van eenvoudig voedsel
Gr.Joh.Ev. X/182 De Heer: "De oermensen die steeds hebben
geleefd in de hen door Mijn Geest onderwezen orde en eenvoud wisten van geen
ziekte die aan de dood van het lichaam voorafgaat. Ze bereikten meestal een
zeer hoge leeftijd, werden nooit ziek en sliepen aan het eind van hun leven heel rustig in, en hun ziel voelde
daarbij geen pijn en had geen angst voor de dood.
Hun voeding was echter ook altijd hetzelfde en niet vandaag zus en
morgen zo. Meestal leefden ze van melk, brood en goede en rijpe
vruchten van de boom. Hun hele leven lang was dat hun lichaamsvoeding. En
om hun dorst te lessen dronken ze het frisse bronwater. Om die reden
werden hun lichaamszenuwen steeds door dezelfde goede en onschadelijke
zielesubstanties gevoed en kon geen slechte, onreine en schadelijke
zielesubstantie in het lichaam binnensluipen.
Om die reden bleven deze mensen steeds even krachtig en gezond, zowel
naar lichaam als ook naar ziel."
5. Spijzegeboden van de Vader aan de eerste mensen
Hl/17 Gij zult gezamenlijk eten en wel 's morgens, rond
het midden van de dag en 's avonds -echter altijd heel matig en
steeds zeer godvruchtig, nadat gij Hem steeds tevoren en na de maaltijd hebt
gedankt, opdat de spijzen worden gezegend en de dood er geen in vloed op
heeft.
Indien iemand dit ooit nalaat zal hij al gauw de kwalijke gevolgen
merken. Wie het drie keer vergeet zal Ik met een lange slaap straffen. Wie het
echter uit trage luiheid nalaat zal dik worden als een os en vet als een varken
en dom als een ezel en de kinderen zullen hem bespotten en zullen om het
weerzinwekkende van zijn gedaante schaterlachen. En als hij weer wil worden
als hen die altijd gehoorzamen, zal hij veel moeten vasten en droog brood
moeten eten. Wie dit echter uit halsstarrige ongehoorzaamheid nalaat en tevens
vanuit een minachting voor dit gebod van Mijn liefde tot u, over hem zal de
begeerte der ontucht komen, waardoor hij makkelijk in zonde zal vervallen en
daardoor de dood zal vinden, en hij zal een grote strijd tegen de sterke slang
van de verleiding van Eva moeten doorstaan; Ik zal hem niet eerder aanzien,
voordat hij in groot berouw over zijn vlees heeft gezegevierd.
's Morgens zult gij echter vruchten van de bomen eten; rond het middaguur
zult gij evenwel van de boom des levens eten en 's avonds zult gij melk en
honing drinken, die Ik voor u zal laten vergaren op de takken van de bomen
doorveel diertjes uit de lucht der hemel, die gij 'Celie' (bijen) moet noemen.
De naam 'Celie' betekent echter zoveel als 'De zorg van de hemel'. En op de
derde dag voor de sabbat moet gij een schaap slachten, het reinigen van zijn
bloed, het vervolgens overdag braden bij het vuur op de steen en het 's avonds
welgemoed opeten.
6. Het eenvoudigste, meest zuivere en meest gezonde voedsel
Gr.Joh.Ev. X/210 De Heer noemt als gezond vlees dat
gegeten kan worden: goede vissoorten die in zuiver water zwemmen en op een
eenvoudige wijze zijn klaargemaakt, zijn het meest gezonde voedsel voor het
menselijk lichaam. Vlees moet slechts genuttigd worden van enkele kippen en
duiven, dan van het gezonde en reine rund, alsook geiten en schapen
waaruit het bloed volledig is verdwenen en die gebraden of gekookt zijn;
aan het gebradene moet men echter, boven het gekookte, de voorkeur geven. Het bloed
van de dieren mag door niemand worden genuttigd.
Waar geen vis is te krijgen is tarwe en gerstebrood op zichzelf
genomen het gezondste voedsel voor de mens, zoals ook de melk van gezonde
koeien, geiten en schapen.
Onder de peulvruchten nemen de linzen de eerste plaats in, zoals
ook voor de bereiding van moes de grote Perzische maïstarwe
Dit is en blijft voor de mens de eenvoudigste, zuiverste en gezondste
voeding. Al het andere, vooral als het buitensporig veel wordt genuttigd, is
voor de mens schadelijk, vooral wanneer het van te voren niet zodanig wordt
toebereid, dat elementen die met slechte natuurgeesten te maken hebben volledig
worden verwijderd
Het eetbare fruit moet allereerst volkomen rijp zijn, pas dan kan
men er wat van nemen. Als het evenwel gekookt, gebraden of gedroogd is, is het
gezonder dan wanneer het rauw is, omdat door het fruit te koken te braden of te
drogen de levensgeesten, die zich in de natuur bevinden, en die nog niet
gelouterd zijn, eruit worden verwijderd. Hetzelfde is ook met de wortels het
geval.
7. Verschillende raadgevingen en aanwijzingen
Gr.Joh.Ev.IX/150 (21) (NO, DI.2 p.449) a) De Heer adviseert
een vreemdeling die door visvergiftiging ziek is geworden: "Eet geen vis
die in het water is dood gegaan; een schoon gemaakte vis mag geen half uur
zonder zout, tijm en kummel liggen ! Bereid hem dan op de u bekende joodse
manier en gij zult voor koorts gespaard blijven. Let daarop ook bij andere
dieren en eet ook geen rottend fruit en geen verschimmeld brood."
Gr.Joh.Ev.VI /222 (18) (NO,DI.2, p.447) b) De Heer:
"Het bloed, vooral van dieren die gestikt zijn, mag door geen mens
worden genuttigd omdat daarin veel boze geesten (giffen) huizen."
Gr.Joh.Ev. II/218 c) De Heer: "
Wanneer gij brood eet, wordt het materiële deel al gauw langs de natuurlijke
weg weer uit het lichaam verwijderd. Het kiemleven gaat echter als iets
geestelijks direct over in het leven van de ziel en vormt door een
overeenkomstige hoedanigheid daarmee één geheel. -Het meer materiële van de
levenskiem dat altijd dienst deed als een solide basis, zoals het Mozaïsche
water dit was voor de Geest van God, wordt voedsel voor het lichaam, gaat tenslotte
flink gezuiverd ook over in de ziel en helpt haar bij de vorming en voeding van
de organen der ziel (dat wil zeggen van haar ledematen, haar haren, enz.) en
helpt trouwens bij de ontwikkeling en voeding van alles wat gij van alpha tot
omega aan een menselijk lichaam vindt!"
J.L.(niet gedateerd) d) De Heer: "Luister,
beste en vlijtige opschrijver van Mijn liefdegaven voor geest, hart en
verstand -je klaagt altijd over allerlei zwakheden van je vlees. Nu eens is je
hoofd niet in orde, dan weer je voeten, soms ook je maag die je vaker van een
bepaalde zwakte beschuldigt. Kijk eens, dat kan toch haast niet anders zijn;
want je bent nog altijd een kleine zwelger en je drinkt bier en wijn door
elkaar, daarbij eet je nu eens dit dan weer dat, wat je juist zo nu en dan lekker
vindt. Denk je dan dat dat goed is voor je lichaam? O volstrekt niet. Dit alles
is gif voor je reeds wat ouder geworden lichaam.
Wil je echt goed gezond zijn en oud worden, dan moet je je heel
nauwgezet aan je huisdieet houden! Zorg 's avonds thuis voor eenvoudig
avondeten dat je goed smaakt, dat echter niet te zuur is en ook niet te sterk
gezouten. Je kunt daarbij ook wat wijn met water drinken en van te voren een
wandeling in de vrije natuur maken; daarbij zul je gezond en sterk blijven. Op
mooie dagen kun je zo af en toe ook ergens heen gaan waar goede wijn is te
krijgen; maar mijd het smerige bocht dat bier heet! Want dat heeft alle slechte
eigenschappen en helemaal geen goede, in het bijzonder in deze bedrieglijke
tijd waarin hop en mout totaal bedorven zijn.
Maar niet alleen voor het lichaam, maar in nog veel sterkere mate voor
de ziel en de geest zijn smulpartijen in restaurants met bier en de rook van
tabak volstrekt schadelijk omdat daarbij door het slechte voedsel allerlei
slechte eigenschappen in het lichaam worden opgenomen, die ziel en lichaam
somber en dof maken.
Daarbij voegt zich dan ook nog de nacht van de aarde, waarin ook het
allerslechtste psychische schorriemorrie opstijgt naar het luchtruim van de
aarde en daarin hoe en waar maar mogelijk, door het vlees de ziel met allerlei
kwaad bezoedelt en niet zelden door onkuise gedachten en begeerten volledig in
beslag neemt.
Zie, Mijn beste N.N., Ik ben ook een arts die voor het lichamelijke
belangrijk is. Indien je Mijn advies opvolgt zul je steeds volledig gezond en
sterk zijn naar lichaam en ziel en je geest zal er makkelijk meester over
zijn."
Gr.Joh.Ev. 1/38 (17), 39 (1-2) e) Allen gingen nu
zitten, en het waren er veel, om de ochtendmaaltijd te gebruiken, die uit
prima melk en honingbrood bestond.
Elders zou men deze ochtendmaaltijd niet zeer kostelijk genoemd hebben,
maar in het land, dat spreekwoordelijk overvloeide van melk en honing, was het
wel een kostelijke maaltijd, vooral omdat de honing van het beloofde land zeker
de beste ter wereld was en nu nog is, terwijl dat ook gold voor de melk, die
nergens ter wereld overtroffen werd.
Na de maaltijd werd heerlijk fruit gepresenteerd, en velen genoten
daarvan en loofden God, die de vruchten zo heerlijk deed smaken, en die aan de
bijen de vaardigheid had gegeven om uit de bloemen des velds de zo
voortreffelijke zoete honing te puren en deze in hun kunstig gebouwde cellen op
te slaan!
11 252 (3) f) Er werd ook voor een goede drank gezorgd, die Jozef en
Maria bereidden uit water en citroensap onder toevoeging van een beetje honing.
Gr.Joh.Ev. X/240 g) De Heer: "De mens zal
niets nuttigen van het vlees van de dieren die gestikt zijn, zoals bij sommige
heidenen gebruikelijk is, omdat in het bloed van de dieren bepaalde onrijpe
natuurgeesten heersen die voor de menselijke natuur zo goed als giftig zijn en
daarom ool~ het bloed bij de mens verontreinigen, hem alleen maar ziek maken en
niet in staat ander werk te verrichten
Zie, wijn is voor eenieder die lichamelijk versterkt
wil worden, zowel wat zijn innerlijk als wat het fysieke betreft, prima aan te
bevelen, mits deze uitgegist is en van alle ongerechtigheden gezuiverd! Als
iemand echter de nieuwe most drinkt waaruit de onzuivere natuurgeesten door
het gistingsproces nog niet zijn geweken, is het voor de mens schadelijk deze
drank te drinken. Om die reden mag men alleen maar een oude en zuivere wijn
drinken en moet men de most zo lang laten staan tot dat deze afdoende is gezuiverd
en op z'n minst twee tot drie jaar oud is geworden."
H 11/22 (12 en 17) h) De Heer: "Gelukkig
zijt gij allen indien gij als kinderen dankbaar het brood uit Mijn hand eet.
Maar onuitsprekelijk gelukkig is hij tot wie Ik als gast kom; daarom
heeft hij voor Mij (in zijn hart) een voortdurend welbereide tafel met daarop
een goed smakend gerecht en Iaat hij nooit de vlam op Mijn haard uitgaan.
...Waarlijk, als Ik onverhoopt mocht komen en Mijn gastheer in grote
bedrijvigheid rond Mijn haard aantref -Ik zeg: waarlijk, zijn loon zal groot
zijn en aan zijn vreugde zal nimmer een eind komen!"
De Heer: " Wanneer gij iemand uit Mijn Naam eten en
drinken zult geven, dan zult gij het aldus geven alsof gij voor Mij Zelf een
maaltijd zou hebben bereid! Ik zal het echter als zodanig beschouwen en u
zegenen als had Ik Zelf de maaltijd gebruikt."
8. Voedsel voor geestelijk ingestelde mensen
Ed Hfd.35 In vroegere tijden, toen mensen nog veel
eenvoudiger leefden dan nu, waren er vaak nog mensen die over het zogenaamde dubbele
(tweede) gezicht beschikten en op een heel natuurlijke manier in de beide
werelden leefden. Ook in deze (huidige) tijd zou dat voor de mens heel
gemakkelijk mogelijk zijn, indien zijn voedsel eenvoudiger zou zijn. De meeste
schade wordt evenwel aangericht door de huidige gecompliceerde wijze van
voeden. Met dit voedsel bederven ze hun aard dermate dat hun ziel, gelijk een
vogel die aan de lijmroede is vastgeraakt, onmogelijk tot die beweeglijkheid
en behendigheid kan komen, waardoor een vrij opvliegen mogelijk zou zijn.
Waaruit bestond dan het voedsel van die vroegere, eenvoudige mens? De
voeding bestond meestal uit peulvruchten, die heel zacht werden gekookt,
waar een beetje zout bij werd gedaan en die vervolgens nooit heet werden
gegeten. Zo was ook eenvoudig brood, melk en honing oeroud, eenvoudig
voedsel, waarbij de mensen meestal een bijzonder hoge leeftijd bereikten en
steeds tot het laatste moment van h un leven in het bezit van het tweede
gezicht waren.
Eenieder kan wel zo af en toe een beetje wijn drinken, echter nooit zo
veel dat hij hierdoor in een roes zou raken.
Vleesgerechten mogen alleen maar op bepaalde
tijden, en dan nooit langer dan zeven dagen achter elkaar, met mate en altijd
van pas geslachte dieren worden genuttigd. En hierbij is het vlees van vissen
beter dan het vlees van duiven; het vlees van duiven beter dan dat
van de kippen; het vlees van de kippen beter dan dat van lammeren, dit
is weer beter dan geitenvlees en dit weer beter dan kalfs- en rundvlees -zoals onder de soorten
brood het tarwebrood u het meest geschikt is. Van genoemde spijzen mag
er echter nooit meer dan één met een beetje brood worden genuttigd,
zoals ook het fruit altijd slechts met mate en alleen als het goed rijp
is mag worden gegeten, zoals ook enkele wortelvruchten, maar slechts één
per keer. Bij zo'n voeding zou het lichaam nooit zo dik worden, waardoor
het traag, slaperig en log zou worden, zodat de ziel heel wat moet doen om zo'n
trage machine in beweging te houden, Iaat staan dat ze naast dat werk zich nog
met iets anders zou kunnen bezighouden.
Ziet, zulke eenvoudig levende mensen waren er vroeger heel veel en
vooral die mensen leefden eenvoudig, die hun woonplaats op de bergen hadden.
Deze mensen hadden dan ook voortdurend het tweede gezicht, hadden
overdag en in de nacht een volkomen natuurlijke omgang met de geesten en lieten
zich door hen in de meest uiteenlopende zaken onderrichten. De geesten toonden
hun de werking van de kruiden en toonden hun ook waar het een of andere edele
of onedele metaal zich in de bergen bevond; ze leerden hen ook hoe het metaal
uit de bergen te delven en hoe ze het, door het metaal te smelten en te smeden,
voor allerlei nuttige dingen konden gebruiken. Er was zelden een huis in de
bergen dat niet zijn eigen huisgeesten had gehad, die net als het
huispersoneel, heel gewoon tot het huis behoorden. Hierdoor was er echter ook
een hoeveelheid wijzen, vooral in de bergen, die met de meest geheime krachten
van de natuur, namelijk met de geesten zeer vertrouwd was -of deze krachten of
geesten waren hen als het ware bijna altijd van dienst.
9. Over de wijngeest en andere natuurgeesten
Gr.Joh.Ev. VI/187 De Heer tot Zijn discipelen:
"Lieve vrienden, in de juiste hoeveelheid genuttigd is wijn een goede
versterking en maakt hij de ledematen van het lichaam krachtig en gezond.
Indien er echter bovenmatig veel van wordt gedronken, wekt hij de boze geesten
van het vlees op en bedwelmt hij de zinnen. De boze geesten wekken dan echter
de vleselijke lusten op, zijnde onkuisheid en ontucht, waardoor dan de hele
ziel voor lange tijd onrein, daarna ook ontstemd, twistziek, traag en vaak
bijna als dood wordt. Neem daarom bij het drinken van wijn ook de juiste maat in
acht en gij zult rust vinden in uw vlees!
Want het vlees en het bloed van elk mens zitten vol boze natuurgeesten,
die daarom boosaardig kunnen worden genoemd, omdat ze in het gericht staan; en
als ze niet in het gericht zouden staan, zouden ze niet uw vlees en bloed
zijn. Als echter het lichamelijk omhulsel van u wordt afgenomen, zal het ook
direct daarna worden opgelost en de geesten die het bewoonden zullen dan naar
een vrijere bestemming worden geleid.
Maar niet alleen in uw vlees, maar ook in alle elementen zijn zulke
(natuur )geesten, die men nog lang niet goed zal kunnen noemen, aanwezig.
Alleen voor hem die reeds door Mij rein is geworden, is dan alles rein en goed
door de bestemming die het vanuit God in zich draagt.
Ziet, een steen die volledig dood op de grond ligt is eigenlijk slechts
schijndood! Krenk hem alleen maar door er geweldig mee te slaan en hij zal
reeds door het spatten van de vonken te kennen geven dat hij puur uit gerichte
(natuur-)geesten bestaat! En legt gij hem in een grote hitte dan zal hij zacht
worden en vloeibaar worden. Als dat niet het geval was, hoe zouden de mensen
dan hun dure glas moeten maken?!
Weln u, boosaardige natuurgeesten bestaan overal zoals er lichamen,
water en lucht bestaan. En het aardse vuur is niets anders dan een verlossing
van de reeds rijper geworden geesten, die daarna weer naar een hogere
bestemming worden geleid.
Er bestaat echter een groot verschil tussen die boosaardige geesten
(zielen van gestorvenen) waardoor mensen vaak worden bezeten en de onrijpe
natuurgeesten, waaruit de gehele aarde in al haar delen en elementen bestaat.
Maar ze bezitten toch die verwantschap en wederzijdse relatie dat een mens die
niet op de een of andere manier in te sterke mate de natuurgeesten van zijn
lichaam opwekt ook niet gemakkelijk naar het lichaam door de werkelijk
boosaardige geesten van mensenzielen bezeten raakt.
Juist daarom echter waarschuw Ik u dan ook voor alle hartstocht. Ze is
in zich een gevolg van het wakker roepen van de verschillende vlees en
bloedgeesten. Zijn deze eenmaal te sterk gewekt, dan voegen zich ook al gauw
de nog onreine zielen van gestorven mensen, die zich vaak nog in de onderste
regionen van de aarde ophouden, bij hen. En vindt dat plaats, dan is zo'n mens
in ernstige mate 'bezeten '.
10. Over het roken van tabak en andere dwaasheden
Ed Hfd.59 De Heer: "Ik zeg het u en gij
kunt het voor waar aannemen: de meeste ziekten worden bij de mens veroorzaakt
door hun helse inwoners, voor wie zij zelf de weg in hun vlees banen en
velen beginnen reeds in hun jeugd met de school voor de hel. Opdat ze echter
niet zullen merken dat ze in hun vlees vreemde gasten van een smerig soort
herbergen, proberen deze geesten niet alleen het vlees van hun gastheren zo
zinnelijk mogelijk te stemmen, maar ze werken ook in die zin op de ziel dat
deze zich zeer goed gaat voelen bij allerlei wereldse dingen.
Deze wereldse dingen zijn (vooral) dingen die met de
'mode' te maken hebben! -Het bekoorlijke lichaam moet volgens de mode gekleed
zijn, het haar in de krul gezet en het lichaam van welriekende parfums voorzien
zijn. En bij de mannen mag het duivelse gepaf van sigaren niet ontbreken en
menig jonge, modegevoelige onnozele hals verrookt, als hij wat geld bezit, op
één dag vaak zoveel dat tien armen daar voldoende brood van zouden kunnen
kopen.
Weet gij echter ook wat deze rookmode te betekenen heeft? De boosaardige
inwoners doen hun best de ziel reeds tijdens het leven aan de duivelse rook en
stank te wennen, opdat ze na het verlaten van het lichaam haar stinkend
gezelschap niet direct gewaar wordt en het ook niet al te snel zou merken als
dit fraaie gezelschap haar totaalonopgemerkt naar de derde hel leidt
Hieruit kunt gij echter gemakkelijk afleiden waarom Ik meerdere malen
tegen het hoogst afschuwelijke roken van tabak heb geageerd.
11. Wenken met betrekking tot de voedingswijze
J.L. Heilkr. p.ll. In het algemeen: regelmaat in
alles, zoals in het eten, drinken, slapen, baden, wassen en uitgaan. In het
bijzonder: onthouding van alle zure en gekruide spijzen en dranken en vooral
van bier en koffie. Als nog ergens zuiver gerste- of hopbier zou zijn
te krijgen, zou een matig gebruik ervan niet nadelig werken, hoewel ook niet
heilzaam, ofschoon het typische eigenschappen bevat die vertragend werken en
heel erg deprimeren.
Maar bier zoals dat thans bijna algemeen verspreid is, voedt niet en
lest geen dorst, maar het verdooft alleen maar en is een waar gif.
En koffie is verreweg het slechtste wat de mens uit het plantenrijk voor
zijn genot heeft gekozen. Deze vrucht is louter en alleen voor paarden, ezels,
kamelen, dromedarissen en dergelijke dieren geschapen, (maakt deze levendig)
en maakt hun zenuwen sterk. Bij de mens echter werkt deze boon volledig
tegengesteld; bij de mens verontreinigt hij het bloed buitengewoon en prikkelt
de genitaliën. En niets maakt het lichaam -vooral dat van vrouwen -minder
ontvankelijk voor een genezend medicijn dan juist de koffie.
Aan verse meelgerechten (deegwaren) hetzij bouillon die getrokken is uit
zuiver en gezond vlees of ook in verse, niet te vette melk gekookt moet
-indien met mate genuttigd -boven alle andere spijzen de voorkeur worden
gegeven. Ook andere levensmiddelen -met uitzondering van bonen en linzen
-kunnen genuttigd worden, bijvoorbeeld grutten van maïs, in water of melk, als
soep of pap, goed gekookte rijst als zachte pap, ook gierstepap klaargemaakt in
bouillon of melk. Ook goed gekookt vlees kan geen kwaad, men moet het alleen
met gekookt fruit, appels, peren of pruimen eten en wel in beperkte
hoeveelheid, want het vlees bevat typische zielespecifica, welke van een
lagere, ruwere soort zijn. Door het fruit worden deze eigenschappen wat
geneutraliseerd en komt dit eten ook de zieken goed van pas.
De psychische voedingseigenschappen van de te eten kruiden (groenten) en
wortelen ( ook van de aardappels) zijn nog veel onzuiverder dan die, welke
zich in het vlees van het dier bevinden en het gebruik ervan moet tijdens een
medische behandeling achterwege blijven.
12. Het voorbeeld van de Heer wat betreft de goede voeding
Gr.]oh.Ev. X/210 De Heer: " Wil een mens
naar lichaam en ziel volkomen gezond blijven, dan moet hij vanaf zijn jeugd in
kleine hoeveelheden met zuiver voedsel worden gevoed.
I<ijk naar Mij! Naar het lichaam ben Ik ook een mens, eet en drink
echter steeds één en dezelfde spijze en les Mijn dorst met eveneens een
zuivere, goede en gezonde wijn -echter altijd met mate en heel gericht. En wat
Ik thans voor uw ogen nuttig, dat nuttigde Ik reeds in Mijn kinderjaren, zoals
ook de meeste van Mijn discipelen, die vrijwel allemaal vissers waren en van de
vissen moesten leven. Voor de overvloed van de gevangen vis kregen ze geld en
daarvoor kochten ze de noodzakelijke kleding, brood, zout en ook wijn die ze
met water dronken. En vraag hun nu of één van hen ooit door een ziekte is
getroffen, afgezien van die ene waarop Ik niet nader wil ingaan. Ik zeg je: als
de mensen trouw waren gebleven aan het voedsel waarop ze door de profeet Mozes
waren gewezen, dan hadden de artsen met hun medicijnen bij hen nooit iets te
doen gehad. Maar toen zijn ze, net als de heidenen op de manier van de
Epicureeërs, begonnen hun lichaam met honderden zogenaamde lekkernijen vol te
stoppen en ze zijn daardoor in korte tijd aan allerlei ziekten ten prooi gevallen."
13. Over het vraagstuk van het vegetarisme
G.M. 12-9-1870 Elke onnatuurlijke dood is een
gewelddadige ingreep in het door Mij bepaalde leven van een dier en bij deze
handeling vindt daarom een ontbinding van een aantal specifica plaats, die bij
een rustig leven van het dier gebonden in het lichaam en het bloed van het dier
zouden slapen en geen schade zouden aanrichten. Door de gewelddadige dood wordt
het bloed alsook het vlees van het dier veranderd. Er treden processen op, die
dan gedeeltelijk door het louteringsproces van het vuur bij het koken en braden
worden opgeheven, maar nooit helemaal worden uitgeschakeld; daardoor heeft het
menselijk lichaam, hoewel niet meteen, maar toch na verloop van tijd bepaalde
ziekten die optreden aan zulk voedsel te danken, in het bijzonder bij dieren
die, zoals bij de dieren die in het wild voorkomen, onder angsten in een
buitengewone staat van opwinding hun leven verloren.
Een nog diepere grond met betrekking tot het eten van vlees ligt hierin
dat de dieren, van welke soort ook, naar hun wijze van voelen in dezelfde mate
verschillen als de mens. Want er bestaan vreedzame en kwaadaardige,
strijdlustige en goedmoedige dieren. Dat het vlees van het ene dier eveneens
hemelsbreed van dat van het andere moet verschillen, spreekt voor zich. Wie
zich dus weet te onthouden van het eten van vlees of het zeer matig gebruikt,
behoedt zich op die manier voor een aantal specifica of elementen op
geestelijk vlak, die een ander gedachteloos in zich opneemt. Wat echter zijn geestelijk
leven aangaat, wint hij slechts zo veel dat de één aan zijn ziel een gezond
lichaam biedt, terwijl de ander gemakkelijker door ziekten en wantoestanden
wordt geplaagd waarvan hij de oorzaak niet weet te ontdekken.
Wanneer gij doordrongen zijt van de zuivere geest van het medelijden en
een dier niet wenst te doden, alleen opdat zijn vlees in uw eigen vlees zal
veranderen, doet gij daaraan goed. Want van alles waarvan de mens als
geestelijk wezen overtuigd is, zal hij niet het tegendeel doen omdat zoiets
alleen maar een schadelijke invloed op hem kan hebben. Dat het eten van vlees
nu helemaal verboden moet worden en als voedingsmiddel van de mens moet worden
uitgebannen, is daarom niet nodig. Als Ik iets dergelijks zou hebben gewild,
had Ik u immers lichamelijk zo kunnen toerusten dat gij, zoals bijvoorbeeld de
os, de ezel, het paard niets anders zou kunnen verdragen dan alleen maar gras
en kruiden, plantaardig voedsel of alleen vruchten.
Omdat Ik echter de mens tot heer over deze wereld aanstelde, gaf Ik hem
ook een lichaam dat het hem mogelijk maakte in elk klimaat en van alle
produkten te kunnen leven.
Omdat, zoals voor zich spreekt, het teveel schadelijk is, heeft
de mens ook, naast het vermogen van alles te genieten, zijn verstand gekregen om
in dit opzicht de juiste maat in acht te nemen. Ik gaf hem de middelen en de
bekwaamheid ( alles te genieten ), maar daarnaast wilde Ik (in hem) ook de
basis leggen om zijn lusten en begeerten te bestrijden en niet van zijn m~ag
een afgod te maken!
Deze strijd, die voor Mij in geestelijk opzicht het eerste en (belangrijkste)
is, is het basisprincipe van uw vegetarisme. Het maakt uw ziel sterker door
strijd, bij matig eten houdt het uw tichaam gezond, opdat het als een krachtig
instrument voor de ziel dienst doet!
14. Over het vraagstuk van vlees als voedsel
Gr.]oh.Ev. V/239 De Heer: "In geval van
nood kun je het vlees van elk dier eten en het zal goed voor je zijn. Want elk
voedsel waarop de mens vanuit een noodzakelijke behoefte is aangewezen, is door
Mij gereinigd -alleen moet hij daarbij een nog grotere matigheid in acht nemen.
Het vlees van de varkens is goed; het geslachte dier moet echter heel goed leeg
bloeden, vervolgens zeven dagen in zout en azijn met tijmkruiden liggen.
Daarna moet men het uit die marinade halen, moet men het goed met linnen
afdrogen en het vervolgens enkele weken in de rook van goed hout en kruiden
ophangen tot het helemaal hard en volledig droog wordt. Als men het dan wil
nuttigen, moet men het van te voren koken in een deel water en een deel wijn
met tijm en peterselie; daarmee heeft men goede en gezonde voeding op tafel;
deze dieren moeten evenwel steeds in de winter worden geslacht.
Zoals dat met de varkens het geval is moet ook met de andere onreine
dieren worden omgegaan, wil het vlees ervan, bij een matig gebruik, niet
schadelijk zijn voor de mens. Wat evenwel voor de dieren van het land geldt,
geldt ook voor allerlei gevogelte en voor allerhande zeedieren!"
DEEL V
B
VASTEN EN ASCESE
1. Het echte vasten
Gr.Joh.Ev. VII 185 De Heer: "Door een echt
vasten en bidden tot God wordt de ziel weliswaar vrijer en geestelijker,
maar niemand wordt zalig door het pure vasten en bidden, maar slechts doordat
hij in Mij gelooft en de wil van de Vader in de hemel doet zoals Ik die u
verkondig en verkondigd heb. Dat kan echter ook iedereen zonder te vasten en
zonder zich te onthouden van bepaalde spijzen en dranken.
Wie echter iets in overvloed heeft en op een waarachtige manier de
naastenliefde in praktijk brengt, vast waarachtig en zo'n vasten is God
welgevallig en de mens dienstig tot het eeuwige leven. Wie veel heeft, geve ook
veel en wie weinig heeft hij dele ook dat weinige met zijn nog armere naaste;
daardoor zal hij zich schatten in de hemelen verzamelen! Het geven is echter op
zich reeds zaliger dan het nemen. Wie echter voor God waarachtig en tot het
eeuwige leven van de ziel dienend wil vasten, moet uit liefde voor God en de
naaste niet meer zondigen, want de zonden bezwaren de ziel zodat ze zich
moeilijk tot God kan verheffen.
Wie net als de Farizeeërs en andere rijken zich te buiten gaat aan
vraatzucht en doof is voor de stem van de armen, zondigt tegen het vastengebod,
evenals ook elke hoereerder en echtbreker.
Als gij aangetrokken en verlokt wordt door het bekoorlijke lichaam van
een maagd of door de vrouw van iemand anders, wend dan uw ogen af en onthoud u
van de lust van het vlees en gij hebt hierdoor waarachtig gevast!
Indien iemand u heeft beledigd en vertoornd, vergeeft
hem; ga heen en kom tot een vergelijk met hem en gij hebt hierdoor goed gevast!
Wanneer gij degene die u kwaad heeft gedaan, het goede terug doet en zegent wie
u vervloekt, vast gij op een waarachtige manier.
Wat de mond tot zich neemt om het lichaam te voeden en sterker te maken,
verontreinigt de mens niet; maar wat uit de mond komt als laster,
kwaadsprekerij, smerige woorden en vuile taal, lasterpraat, vloeken, valse
getuigenis en allerlei leugens en godslastering, verontreinigt de mens. En wie
zo handelt houdt zich niet aan het waarachtige vasten. -Want waarachtig vasten
betekent zichzelf in alles verloochenen, de hem opgelegde last geduldig op
zijn schouders nemen en Mij navolgen; want Ik Zelf ben van ganser harte
zachtmoedig en geduldig.
Of iemand echter dit of dat eet om zich te verzadigen is onbelangrijk;
alleen moet iedereen erop letten dat de spijzen zuiver zijn en wel degelijk
gegeten kunnen worden.
Indien gij uw lichaam lange tijd gezond wilt houden, moet gij vooral met
het eten van vlees op uw hoede zijn. -Het vlees van gestikte dieren
dient de gezondheid van de mens helemaal niet, omdat daardoor boze geesten in
de zenuwen van het lichaam worden opgewekt. En het vlees van de als onrein aangeduide
dieren kan slechts dan gezond genuttigd worden als het zo wordt klaargemaakt
zoals Ik u reeds heb aangeduid. Wanneer gij, Mijn discipelen, in Mijn Naam er
in de gehele wereld en onder allerlei volkeren erop uit zult trekken, zult gij
eten wat men u zal voorzetten! Houd echter maat bij het eten en drinken, dan
zult gij op de echte manier vasten. Al het andere is echter bijgeloof en een
grote dwaasheid van de mensen, waarvan ze verlost zullen worden als ze het zelf
willen."
2. Over zwelgen en ware zelfverloochening
Gr.Joh.Ev. I 1207 De Heer: "Het zwelgen en brassen maakt de
ziel zinnelijk en materieel; zij wordt overladen, en het lichaam kan niet alle
afval van de ziel opnemen, en het gevolg is dat het afval in de ziel blijft.
Dat bedrukt en benauwt haar, zodat zij alle middelen en wegen zoekt om het te
veelopgehoopte afval te laten verdwijnen. En die wegen bestaan dan uit
allerlei ontucht, hoererij, overspel en nog meer van die zaken.
Maar omdat de ziel daarvan een zekere lustprikkel ondervindt, wordt ze
vervolgens steeds wellustiger en wellustiger en richt zich daarna nog meer op
het zwelgen en brassen, en ze wordt uiteindelijk geheel zinnelijk en in
geestelijke levenszaken volkomen duister, daardoor hard, gevoelloos en
tenslotte slecht, trots en hoogmoedig.
Wanneer zo'n ziel haar geestelijke waarde op grond van de nu aangegeven
levenswijze heeft verloren en ook noodzakelijk moest verliezen, en daardoor
geestelijk dood is gegaan, begint zij letterlijk uit haar afval een troon op te
richten, en tenslotte stelt ze er een eer in en denkt dat ze aanzien heeft
vanwege haar grote hoeveelheid afval.
3. Verschillende raadgevingen en wenken
Gr.joh.Ev. IV/167 (12,14) (NO DI.2,p.480) a) De
Heer tot mensen die te onpas willen vasten: "Het lichaam heeft omwille
van zijn tijdelijk voortbestaan evenals de ziel voeding en versterking nodig,
als ze in het inzicht en de kracht van het willen wil groeien. Een overdreven
en ongegrond vasten is om die reden eveneens een dwaasheid en kan zelfs net als
een te overdadig zwelgen tot zonde leiden. Wie in de ware orde wil leven, zij
matig in alles; want elke onmatigheid moet in de loop der tijd nadelige
gevolgen voor lichaam, ziel en geest hebben. Eet en drink daarom heel welgemoed
en wees daarbij opgewekt en dankbaar!"
Gr.joh.Ev. V/222 (6-7) (NO DI.2, p.480) b) De Heer:
"Er zijn mensen die allerlei vastendagen streng in acht nemen, omdat
ze van mening zijn hierdoor het hemelrijk te verdienen; zij zullen zich echter
heel erg vergissen! Ik wil daarmee niet zeggen dat gij zwelgers, brassers en
zuipers moet worden, maar gij moet altijd in alles matig zijn!"
Lao, Hfd.2 (4-6) (NO, DI.2, p.482) c) Paulus aan de
gemeente van Laodicea: "Wanneer iemand zegt, leert en eist dat die en die
spijs niet mag worden gegeten omdat ze volgens Mozes onrein is! -dan antwoord
ik daarop: Mozes en de profeten zijn in Christus vervuld en (van de wet)
bevrijd; de Heer heeft ons echter geen spijzen verboden doordat Hij Zelf at en
dronk met zondaars en tollenaars en uitgeroepen heeft: "Dat wat gij eet
maakt u niet onrein; maar wat uit uw hart komt als lasterpraat en begeerten,
dat zal de mens steeds onrein maken!"
Gr.joh.Ev.VII/156 (4-7) (NO, DI.2, p.480) d) De
Heer: "De mens kan zich wel helemaal van de wereld afzonderen zoals
de kluizenaars van KarmeI en Sion, die niet naar een vrouw kijken en zich
schamel met wortels, bessen, wilde honing en Sint-Jansbrood voeden. Ook
castreren ze zich zelfs omwille van het Rijk Gods, omdat ze dan in geen enkele
verzoeking komen een gebod te overtreden. Maar tot welk nut en voordeel alles?
! Ik zeg het u: dat levert hen niets op en de andere mensen ook niets! Want God
heeft de mens verschillende krachten, gaven en mogelijkheden niet daarom
gegeven dat hij deze in een kluizenaarshut als kluizenaar verslaapt, maar dat
hij overeenkomstig de geopenbaarde wil van God actief is en daarmee zichzelf en
zijn naaste tot nut is! Zo heeft God tot de mens ook nooit gezegd:
"Vermink je en castreer je, opdat je niet door het lichaam van de vrouw
wordt geprikkeld!", maar God sprak tot Adam toen Hij hem de vrouw schonk:
"Ga heen, vermeerdert u en bewoon de aarde!" En bij Mozes staat er:
"Gij zult geen ontucht en hoererij plegen, niet begeren de vrouw van uw
naaste en gij zult niet echtbreken!"
De mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vanuit
een vrije wil aan de slechte verleidingen weerstand bieden. Hierdoor wordt de
ziel sterk en de kracht van Gods Geest zal haar doordringen!"
Gr.Joh.Ev.VII /141 (15) (NO DI.2, p.483) e)De Heer:
"Indien iemand gezondigd heeft, dan moet hij met degene tegenover wie
hij zondigde tot een vergelijk komen, en als hij voortaan niet weer zondigt,
worden hem zijn zonden ook vergeven. Maar door bidden, vasten en kastijden
wordt aan niemand zijn zonden kwijtgescholden, zolang hij daar zelf niet mee
ophoudt."
Gr.Joh.Ev. VIII /42 (3) (NO DI.2, p.481) f) De
Heer: " Weg met het in zak en as zitten, weg met het zich kastijden
en vasten, met het offeren van bokken en met alle andere tempeloffers vanwege
de vergeving der zonden; want ze hebben voor Mij niet de geringste waarde! Stel
daar echter een standvastige en onwrikbare wil tegenover, waardoor gij uw leven
waarlijk betert! Leg u toe op een daadwerkelijke liefde tot God en tot de
naaste en met het volle geloof in God en Zijn menswording in Mij! Want alleen
dat heiligt de mens en maakt de ziel sterk in Mijn Geest, die in haar heerst!"
H. I /99 g) Luister! Wie heeft u het vasten opgelegd?
Waarom eet je niet als je honger hebt? Heeft Jehova je dit bevolen ? Of denk je
dat je God hierdoor een dienst bewijst als je, door jezelf te straffen, te
vasten, tegen je eigen aard ingaat.
God heeft de mens niet geschapen om zichzelf onhoudbare, dwaze wetten
voor te schrijven. Maar hij moet in overeenstemming met de goddelijke orde
leven, moet naar de nodige behoefte van het lichaam eten en drinken en moet God
bekennen en Hem boven alles liefhebben en zijn medemens als zichzelf. Zie, dat
is alles wat God van jou en van u allen vraagt en Hij geeft u geen ander gebod
dan dat van de liefde. Weet in je hart dat God geen vreugde schept in je dwaze
knechtschap, maar alleen in je liefde en vrijheid!
DEEL V
C
UIT JEZUS' JEUGD
1. Vrolijk ochtendmaal
J.J Hfd.228 ...Toen alles op de eettafel stond,
werden ook direct heel smakelijk klaargemaakte vissen op tafel gezet. En
Cyrenius was heel erg verbaasd dat Jozef reeds in alle vroegte zo'n hoeveelheid
verse vis had kunnen krijgen. En Jozef wees naar de grote Jonatha en zei schertsend:
"Kijk, als men zo'n meestervisser als vriend heeft, hoeft men niet ver te
gaan en men heeft de vissen al! "
Cyrenius glimlachte toen en zei: "Ja, daarin heb je gelijk. Waarlijk,
in zulke omstandigheden kan men altijd over verse vis beschikken en wel heel in
het bijzonder als Hij nog in het huis vertoeft!"
En Jozef hief zijn handen op en sprak met een diep
ontroerd hart: "Ja, broeder Cyrenius, en dan nog wel Hij, die wij allen
nooit waardig zullen zijn! Hij zegene ons allen deze goede ochtendmaaltijd,
welke ons kracht mag geven, onze ledematen mag versterken, en onze liefde tot
Hem, de Allerheiligste!"
2. Het lievelingsgerecht van het kind Jezus
JJ. 263 (11-16) ...Allen begaven zich naar de
eetkamer, alwaar het ontbijt reeds Voor de gasten gereed stond. Toen het
Kind echter de vissen op tafel zag staan, glimlachte Het en liep naar
Salome en zei tegen haar: "Maar wie heeft jou dan gezegd dat Ik graag vis
eet? Hiermee heb je Me heel erg blij gemaakt! Want kijk, dit is vooral Mijn
lievelingsgerecht! Ik eet weliswaar ook graag honingkoeken, alsook vleesbouillon
met tarwebrood, maar Ik eet toch liever vis dan alle andere gerechten."
3. Koude vis met olie en citroensap
II Hfd.215 Allen gingen weer het huis binnen en
volgens de wil van het Kind gingen ze aan tafel. De drie grote vissen lagen
daar nog onaangeroerd en waren intussen koud geworden; in deze toestand mogen
ze meestal niet door de joden worden genuttigd. Omdat de zon echter nog niet
was ondergegaan, mochten de vissen nog wel worden gegeten; ze moesten alleen
weer op het vuur worden gezet en goed verwarmd worden.
Het Kind zei echter: "Jozef, laat dit maar zoals het is!
Want van nu aan mogen de vissen ook koud worden gegeten, als ze tevoren maar
zijn gebakken. Laat echter, in plaats van ze opnieuw te braden, citroenen en
goede olie brengen en deze vissen zullen dan beter smaken dan wanneer ze
opnieuw zouden worden gebakken!
Jozef volgde direct de raad van het Kind op en liet een grote mand
citroenen en een flink vat vol verse olie brengen.
Cyrenius was de eerste die een flink stuk van de vis nam en er olie en
het sap van een citroen op sprenkelde. En toen hij begon te eten kon hij niet
genoeg de heerlijke smaak van de zo klaargemaakte vis roemen.
Hier glimlachte het Kind en sprak heel vriendelijk: "De Heer
is de beste kok!" En men kan dan ook koude vis met citroenen en olie eten.
En wel om de reden dat de koude, maar goed gebakken vis is als de toestand van
de heidenen, het citroensap is als de hen verenigende en saambindende kracht
uit Mij en olie is als Mijn Woord dat tot hen is gericht. Begrijp je nu waarom
de vis, zoals op deze manier bereid, beter smaakt?"
Allen waren daarop geroerd en ze verbaasden zich zeer over de wijsheid
van het Kind.
4. God welgevallige gasten
II 141 (11-24) Het Kind liet echter Cyrenius
bij zich komen en sprak tot hem: "Cyrenius, veel heb je gedaan om Jozef,
de reinste man op aarde, vreugde te bereiden. Vandaag richt je een grote,
heerlijke gastmaaltijd aan. Wat drie werelddelen aan goeds en edels
voortbrengen is hier vandaag verenigd! Ook daarin doe je goed. Want voorwaar,
door de eeuwen heen viel nergens een huis een grotere eer ten deel -als nu het
jouwe! Want je hebt (in Mij) Hem nu voor je, voor wie alle hemelse machten hun
aangezicht bedekken.
Maar één ding zou je hebben vergeten! Zend je dienaren uit en ze moeten
allerlei armen, blinden, lammen, kreupelen en gebrekkige mensen hierheen
brengen! Maak voor deze mensen ook een tafel gereed en onthaal ze feestelijk.
En zie, dan zal alles goed zijn."
Cyrenius kuste daarop het Kind en volgde meteen Zijn
raad op. En na verloop van een uur was de zaal met armen gevuld.
DEEL V
D
TAFELGEBED, ZEGENBELOFTE, LIEFDEMAAL
1. Tafelgebed
REL 11/254 Lieve, heilige Vader! Gij schenkt alle
mensen op aarde spijs en drank. Degenen die voordat ze de spijzen tot zich
nemen in hun hart tot U komen en U danken en om Uw bijzondere zegen smeken, zullen
door het eten dan ook waarachtig worden gevoed. Degenen die echter denken dat
zoiets helemaal niet meer nodig is, omdat een gerecht dat eenmaal op tafel
staat toch al reeds is gezegend en dat het een bijgelovige domheid is de
spijzen nog een keer nagezegend te willen hebben -hen dient ze niet tot zegen,
noch lichamelijk noch geestelijk. Want men kan U niet genoeg loven, liefhebben,
prijzen en U danken en de volheid van Uw zegen zal niemand tot schade zijn.
-Daarom, zegen ons Uw gaven, o Gij heilige Vader!
2. Zegenbelofte
Gr.}oh.Ev. IX/II (11) De Heer raadt iemand die
van een ernstige maagkwaal is genezen aan: "Vraag voor het eten God uit de
grond van je hart dat Hij voor jou en alle mensen spijzen en drank moge
zegenen. En Hij zal zo'n bede altijd verhoren. En elk voor de mens bestemd
voedsel zal jou goed doen en zal je lichaam waarachtig voeden en sterker
maken."
3. Liefdemaal
Gr.}oh.Ev. IX/166 De Heer: "Gij weet dat
alle priesters -de joodse zo goed als die onder de heidenen -bepaalde
uiterlijke heiligings en zuiveringsmiddelen hebben, waarvan ze het gebruik,
onder bedreiging met alle verschrikkingen en de vreselijkste tijdelijke en
eeuwige straffen, aan hun aanhangers opdringen.
Ik zeg u echter: aan dit alles zal bij u in de toekomst een volledig einde
komen! En Ik zal hem, die zich in Mijn Naam van zulke middelen tot heiliging
en zuivering zou willen bedienen, met toornige ogen aanzien. Het is voldoende
dat gij hem, die Mijn Leer in zijn hart heeft aangenomen in Mijn Naam doopt en
dat gij hem omwille van de orde een naam geeft, en Ik zal hem sterk mal(en.
Dan moogt gij ook in Mijn Naam en in Mijn Liefde hen die een levend
geloof in Mij hebben en Mijn geboden onderhouden van tijd tot tijd, zo gij dit
hebt, brood en wijn geven tot Mijn gedachtenis. Waar gij zo’n liefdemaal onder
u zult houden, zal ook Ik onder u, bij u en in u zijn, zoals nu in levende
lijve. Want het brood dat uw liefde tot Mij zal bieden, zal gelijk zijn aan
Mijn lichaam en de wijn aan Mijn bloed, dat spoedig voorvelen zal worden vergoten.
Dat alleen is voor u als een uiterlijk teken voldoende, dat echter alleen
maar door de liefde waarde voor Mij zal hebben."
DEEL VI
A
KLEDING, RUST EN SLAAP
1. Kleding
Gr.]oh.Ev. VI /123 (17) a) God heeft de mens zonder kleding geschapen en
Hij schiep de mens gelijkvormig aan Zich en God had behagen in de gestalte van
de mens omdat ze in alles gelijk was aan Zijn harmonie. God wees er.~e mens ook
op dat hij voor zichzelf kleding moest maken opdat hIJ daarmee zijn lichaam
tegen de kou zou kunnen beschermen. Maar daarom leerde God de eerste mens niet
dat hij kleding zou maken om daarmee op een hovaardige manier te pronken.
En God leerde de mens nog minder opgesmukte kleding te
maken om slechts daarin God op een waardige manier te kunne~ aanbidden. Kleed u
daarom weliswaar naar uw stand, maar eenvoudig, en hecht aan rok en mantel
geen andere waarde dan alleen die dat ze het lichaam bedekken. Wat meer is, is
uit den boze en draagt geen goede vruchten.
Gr.]oh.Ev. VI /128 (15) b) Sommige armen zeggen:
"Heer, wij zijn niet waardig aan uw tafel te zitten en onze kleding is te
schamel en smerig voor u allen die heren zijn en goed gekleed gaan!" ,
De H~er antwoordt: "Doe wat Ik u leer, dan zal uw kleding
ook spoedig beter worden! De mens is en blijft, als zijn innerlijk zich
voegt naar Ml In orde, een mens ook in de meest schamele kleding "
Gr.]oh.Ev. I/52 c) De Heer: "Zie Maria, de
moeder van Mijn lichaam! Ze heeft schone witte kleding aan en draagt daarover
een heel gewone blauwe schort, en ze is goed genoeg gekleed! Haar hoofd is
meestal bedekt met een vierkante doek tegen de zon, net zoals bij alle vrouwen,
die Mij uit Galilea en Judea zijn gevolgd, en zo passen ze bijzonder goed bij
ons gezelschap."
d) Verbondenheid met de natuur -niet week worden!
Gr.Joh.Ev. III /211 (3-9) De Heer: "Vriend,
Adam en zijn eerste nakomelingen hadden noch tenten noch hutten of voor alles
gerieflijk ingerichte huizen. De aarde en een schaduwrijke boom was alles wat
ze hadden en ze rustten heel veel nachten onder de blote hemel en ze waren
gezond en sterk. Ze vervaardigden niet eens een bedekking voor hun lichaam; een
vijgeloof slinger om hun schaamte te bedekken was alles waarmee ze hun lichaam
kleedden en ze bereikten een leeftijd van enkele honderden jaren!
Nu hebben de mensen echter elk levenscomfort uitgevonden en in plaats
van een verloren paradijs er vele honderdduizenden zelf gemaakt, en kijk, nu
is een leeftijd van honderd jaar een wonder geworden! Kijk, de verwekelijking
van de mens is daaraan schuld, waardoor ze zichzelf van de natuur van dit
hemellichaam vervreemden, dat in alles de bestemming heeft de mensen te dragen,
te voeden en sterk en gezond te houden!
Wees daarom Mijn vriend niet bezorgd om een slaapplaats! De goede en
gezonde bodem van de aarde zal u allen heel goed herbergen! Wie eenmaal door
slaap wordt overmand, rust op een kussen van steen heel goed uit; hindert de
steen onder het hoofd hem, dan is de mens nimmer moe en heeft geen rust nodig;
hij kan weer opstaan en aan het werk gaan!
Zachte bedden maken de mens week en onttrekken aan zijn ledematen de
nodige kracht. En een te lange slaap verzwakt de ziel en maakt de spieren van
het lichaam slapper. Het wezen van de mens lijkt op dat van een zuigeling die
de beste voeding krijgt aan de borst van de moeder. En de kinderen die lange
tijd van een krachtige moeder borstvoeding kregen -verondersteld dat de moeder
zo gezond is en op een natuurlijke wijze leeft als Eva -worden sterk en de
strijd met een leeuw zal hen niet vermoeien.
In dezelfde mate is ook het wezen van deze aarde een ware moederborst
voorde mensen indien ze zich door allerlei onnodige verwekelijkingen niet van
haar vervreemden.
Mozes zei: "Eer uw vader en uw moeder, dan zult gij lang leven en
het zal u goed gaan op aarde!" Daarmee duidde Mozes niet alleen op de
biologische vader en de biologische moeder, maar net zo goed ook op de aarde en
haar kracht die steeds nieuw leven verwekt. De mens behoort die kracht niet de
rug toe te keren, maar hij moet haar werkelijk in hoge ere houden en hij zal
daarvoor de zegen ontvangen, die Mozes lijfelijk heeft beloofd."
2. Rust
a) Rusttijden in de geestelijke wereld
GS 11/72 en 6 Ook de geest heeft, om krachtig
te worden, tijden van rust nodig wat de Heer reeds bij het eerste
scheppingsverhaal liet weten, doordat Hij na de bekende zes dagen waarin Hij
de schepping voltooide een zevende rustdag heeft ingesteld.
En in de tijd dat Christus leefde heeft de Heer Zelf laten zien, dat Hij
na gedane arbeid net als elk ander mens heeft gerust. Daarom moeten ook de
geesten hier (in de geestelijke wereld) rustperioden hebben, waarin ze zich
weer sterk kunnen maken voor een nieuw handelen.
Ook hier (in de hemelen) beschikken de zaligste geesten niet over een
steeds even hoge graad van innerlijke wijsheid uit de Heer, maar er vindt ook
hier een verandering van de toestand plaats, die te vergelijken is met
de toestand van activiteit en de daarop volgende toestand van rust. -In
de toestand van activiteit is iedereen naar behoefte uitgerust met de diepste
wijsheid van de Heer; maar in een toestand van rust heeft niemand dit nodig,
maar wel ook hier een bepaalde sabbatrust in de stille, heimelijke liefde voor
de Heer.
b) De Heer als Voorbeeld
Gr.Joh.Ev. IX/152 Enkele discipelen vroegen Mij:
"Heer en Meester, sedert wij bij U zijn, merken wij dat Gij steeds ruim
een uur voor zonsopgang, ook als het winter is, in de vrije natuur bent en dat
Gij net als wij vrolijk bent over de verschijnselen in de wereld der natuur, en
we hebben er reeds vaak over nagedacht hoe het kan dat Gij in de dingen en
verschijnselen op een kleine vlek als deze aarde nog een welbehagen
schept!"
Ik sprak: "Alles wat hier immers is, is toch Mijn eeuwige liefde,
belichaamd voor uw ogen! Hoe zou Ik dan geen welbehagen in Mijn liefde
scheppen, die toch van eeuwigheid in eeuwigheid alles in alles is?! -Dat Ik Mij
echter steeds reeds in de vroege ochtend, zoals ook vaak tot in de late avond,
graag in de vrije natuur ophoud heeft een dubbele reden: want in de eerste
plaats moet gij daaruit Ieren dat ook in de ziel van de mens de geestelijke
morgen, net als die van deze aarde, vroeg moet ontwaken en vervolgens ( dat) Ik
Mij in zo'n vroege ochtend in de mens net zo zal verheugen, zoals Ik Mij voor
u zichtbaar heb verheugd in elke nieuwe ochtend.
En in de tweede plaats moet gij uit Mijn onafgebroken en vroege
ochtendbezoeken de activiteit en de ware ijver Ieren kennen en zult gij ook
hierin aan Mij gelijk zijn en de mensen aan wie gij Mijn Evangelie zult
prediken daaraan herinneren. Want slechts door de ware ijver en door een vroeg
bezig zijn is het voor de mens mogelijk in zichzelf het ware Rijk Gods te
bereiken en het dan ook voor eeuwig te behouden. Dat Ik echter ook de avonden
graag in de open natuur doorbreng, daarmee wil Ik laten zien dat de mens
ook tijdens de avonden van zijn aardeleven actief moet zijn om het innerlijke
levenslicht krachtiger te maken. Gij kunt daaruit opmaken dat een vrij e rust
's avonds pas dan een ware zaligheid wordt, als men reeds van de vroege ochtend
tot de avond volop actief is geweest."
c) Ware rust en het nietsdoen
Gr.Joh.Ev. 1/220 De Heer: "Wat de mens
zich met zijn eigen hem geschonken krachten niet zelfstandig verschaft, dat
kan en mag God hem ook niet geven zonder hem daardoor te oordelen!
Wees allen daarom niet alleen slechts hoorders van Mijn woord, maar
enthousiaste daders, dan pas zullen jullie de zegeningen daarvan in je waar
gaan nemen! Want het leven bestaat uit doen, en niet ui t het ongebruikt
laten van de krachten waarvan het leven afhankelijk is, en het leven moet
zelfs door de aanhoudende werkzaamheid van de gezamenlijke krachten eeuwig in
stand gehouden worden; want in het 'zich ter ruste leggen' bevindt zich geen
blijvend leven.
Dat bepaalde gevoel van welbehagen dat de rust jullie geeft, is niets
anders dan een gedeeltelijke dood van de voor het leven nodige krachten; wie
het steeds prettiger vindt om zich over te geven aan het rustende nietsdoen,
vooral aan het geestelijke nietsdoen, die omarmt daardoor steeds meer de
werkelijke dood, waar ook geen God hem zo gemakkelijk uit zal bevrijden!
Ja, er is ook een echte rust die volleven is, maar dat is een
rusten in God en dat is het onbeschrijflijk zaligmakende gevoel van tevredenheid
over het bezig zijn volgens de wil van God. Dit zalige gevoel van tevredenheid
en het duidelijke besef steeds volgens Gods orde te hebben gehandeld, is de
bewuste echte rust in God, die echter volleven is, omdat die veel energie en
aktie veroorzaakt.
Iedere andere rust die bestaat uit het stoppen van de levenskrachten, is
echter zoals reeds gezegd, in zoverre een echte dood, als de mate waarin de
verschillende levenskrachten zich onttrokken hebben aan het werk en daarmee
niet meer verder gaan.
Zoals het lichaam echter door te veel slaap steeds meer afsterft, net zo
en nog veel sterker uit zich dat bij de ziel, als ze steeds meer nalaat om
volgens Mijn woord en wil bezig te zijn. Als het nietsdoen zich echter eenmaal
in een ziel genesteld heeft, dan nestelt zich daar ook de zonde; want het
nietsdoen is niets anders dan eigenliefde, die iedere bezigheid voor iemand
anders des te meer ontvlucht, omdat ze in wezen niets anders wil dan dat alle
anderen ten behoeve en ten nutte van haar zullen werken! Vermijdt daarom vooral
het nietsdoen; want dat is het echte zaad voor alle mogelijke zonden!
Na gedane arbeid is een matige rust goed voor de ledematen, maar een
overmatige rust is slechter dan helemaal geen rust."
d) Lof der werkzaamheid
Gr.Joh.Ev. 1/221 De Heer: "Alleen
voortdurende werkzaamheid voor het algemeen welzijn van de mensen is goed! Want
al het leven is een vrucht van de voortdurende en onvermoeibare activiteit van
God en kan daarom slechts door ware werkzaamheid in stand gehouden worden en
voor de eeuwigheid bewaard blijven, terwijl uit het nietsdoen alleen maar de
dood voor de dag komt en komen moet.
Leg je handen op je hart en besef, hoe het steeds maar door dag en nacht
werkzaam is! Alleen van die werkzaamheid hangt het leven van het lichaam af;
als het hart echter eens stil gaat staan, is het denk Ik -met het
natuurlijke leven wel gedaan! Zoals echter de rust van het lichamelijke hart
duidelijk de dood van het lichaam is, zo is ook de vergelijkbare rust van het
hart der ziel, de dood van de ziel!
Het hart van de ziel heet echter 'liefde', en het kloppen van dit hart
uit zich in de echte en complete werken der liefde. Het voortdurend uit liefde
handelen is derhalve de nooit moe wordende polsslag van het hart der ziel. Hoe
vlijtiger dat zielehart slaat, hoe meer leven er in de ziel komt, en als zich
daardoor een voldoende hoge levensenergie in de zielontwikkeld heeft, zodanig,
dat deze de goddelijke, allerhoogste levensenergie evenaart, dan wekt zij het
leven van de goddelijke geest in zich op. Deze geest, die puur leven is, omdat
hij de onvermoeibare hoogste activiteit zelf is -vloeit dan in de hem door de
werken der liefde geheel gelijk geworden ziel, en dan is het eeuwige
onvergankelijke leven in de ziel volledig begonnen! Zie je, dat is nu allemaal
het gevolg van werkzaamheid, maar nooit van luie rust! Ontvlucht daarom de rust
en zoek de volle werkzaamheid, en je loon zal het eeuwige leven zijn!
e) Meditatie en innerlijke zelfbeschouwing
Gr.Joh.Ev. 1/224 De Heer: "Waarlijk. Ik
zeg jullie: Er is voor een mens niets heilzamer dan zo nu en dan zichzelf
innerlijk te onderzoeken! Wie zichzelf en zij n krachten ontdekken wil, moet
zich meermalen zelf onderzoeken en innerlijk bekijken."
Enigen weten echter niet hoe ze een begin moeten maken met de innerlijke
zelfbeschouwing, en vragen dat aan Mij. Dan zeg Ik: "Rust en denk in
stilte goed na over jullie doen en laten, over de jullie welbekende wil van
God, en of je deze hebt opgevolgd tijdens de verschillende periodes van je
leven. Op deze manier heb je je innerlijk onderzocht en daardoor bemoeilijk je
het binnendringen van de satan in jezelf steeds meer. Want deze probeert met
al zijn energie om de innerlijke zelfbeschouwing van de mens, door middel van
allerlei nietszeggende begoochelingen te verhinderen. Want als de mens eenmaal
door oefening wat vaardigheid heeft verkregen in de beschouwing van zijn
innerlijk, dan ontdekt hij in zichzelf ook heel gemakkelijk en heel snel welke
valstrikken de satan voor hem heeft opgezet, en dan kan hij deze behoorlijk
onklaar maken en vernietigen en tijdig maatregelen nemen tegen alle
toekomstige valsheid van deze vijand.
Jullie weten nu waaruit de innerlijke zelfbeschouwing bestaat. Doe
daarom van nu tot aan de middag in stilte zo'n oefening en laat je intussen
door geen uiterlijke gebeurtenis storen!"
f) Ware sabbatviering
GS 11/76 'Gij zult de sabbat heiligen'. -Wat
wil dat zeggen? -Wanneer is het eigenlijk sabbat? Op aarde geldt dat men op de
als sabbat aangegeven feestdagen absoluut geen knechtelijke arbeid mag
verrichten, waaronder alle beroepsarbeid moet worden begrepen. Het is echter
wel toegestaan festiviteiten te organiseren en op te voeren, te spelen en als
de heidenen te dansen.
-Het is aan te raden één dag voor sabbat te vasten om op de sabbatdag
des te beter en meer te kunnen zwelgen. -Daarom is het de gastheer ook
toegestaan zijn spijzen te verkopen. Dat betekent derhalve op een rechtschapen
manier de sabbat heiligen. -Alleen mag er geen arbeid op het veld en op de
akker worden verricht die niet gezegend is; al het andere is op de sabbat
geoorloofd.
De Heer heeft echter laten zien dat men ook op de sabbat heel gevoeglijk
kan werken en iets goeds tot stand kan brengen. Wanneer echter de Heer Zelf op
de sabbat heeft gewerkt, dan geloof ik dat elk mens over meer dan voldoende
bewijs beschikt om te weten dat onder 'heiliging van de sabbat' iets heel
anders moet worden verstaan dan niet te werken, noch iets ter hand te nemen wat
nuttig en vruchtbaar is.
Wat wordt echter bijgevolg onder sabbatsheiliging verstaan? Wat is de
sabbat? Ik wil het u heel in 't kort zeggen: de sabbatdag is noch de zaterdag
noch de zondag noch de een of andere, andere dag in de week of in het jaar,
maar hij is niets anders dan de dag van de Geest in de mens, het goddelijk
licht in de menselijke geest, de opgaande zon van het leven in de menselijke
ziel. Dat (alleen) is de levende 'dag van de Heer' in de mens, die hij
voortdurend meer en meer moet herkennen en heiligen door al zijn handelingen
die hij verricht uit liefde voor God en vandaar ui,t uit liefde voor zijn
naaste.
Omdat de mens echter deze heilige rustdag van de Heer in de drukte van
de wereld nooit kan vinden, moet hij zich echter uit de wereld terugtrekken en
deze dag van het leven, van de heilige rust Gods, in zich zoeken.
Daarom was ook aan het volk der Israëlieten opgedragen tenminste één dag
in de week ervoor te bestemmen zich van wereldse zaken te onthouden en deze dag
alleen naar het leven in zich te zoeken. Maar men beschouwde de wet louter
uiterlijk, materieel en langs deze weg kwam men tenslotte zo ver dat men niet
eens de Heer van de sabbat herkende, Hem, de heilige Vader, toen Hij, door
onbeschrijfelijk grote liefde gedreven, tot Zijn kinderen op aarde kwam!
Ik bedoel, uit deze woorden zou het u volledig duidelijk kunnen zijn wat
dus onder de 'heiliging van de sabbat' begrepen moet worden en hoe deze in
stand dient te worden gehouden.
En tegelijkertijd zou het u ook duidelijk kunnen zijn of uw zondagsheiliging
wel naar waarheid de indruk van een sabbatheiliging maakt, of men door middel
van een kerkdienst van een uur, gevolgd door louter werelds vermaak wel tot de
innerlijke, eeuwig levende rustdag van de Heer kan geraken ?
3. Slaap
a) Nachtrust op ligstoelen
Gr.Joh.Ev. V/169 De Heer: "Ik zeg u in
lichamelijk medisch verband dat de mensen hun leven met ruim een derde zouden
verlengen indien ze in plaats van hun platte bedden voor zichzelf goede
rustbanken en ruststoelen zouden klaarmaken, op de manier zoals je ze hier
ziet! Want met de horizontale slaapplaatsen heeft de bloedsomloop tussen dag en
nacht onder een te sterke verandering te lijden, waardoor alleen al voortijdig
allerlei hindernissen in de spijsverteringsorganen en voedselorganen optreden.
Maar als op deze manier (op ruststoelen) de nachtrust wordt doorgebracht, zal
alles vele jaren zonder moeilijkheden in goede orde verlopen.
Abraham, Isaäk en Jakob sliepen allen slechts in bepaalde rust en
leunstoelen, ze kenden geen horizontale slaapplaats en ze bereikten daarom een
zeer hoge leeftijd terwijl hun zielover alle krachten bleef beschikken. Toen
later de mensen daar echter niet meer op letten, leefden ze meer dan twee keer
zo kort.
Deze horizontale houding is echter het meest nadelig voor zwangere vrouwen;
want in de eerste plaats worden daardoor de kinderen al in het moederlichaam
misvormd en verzwakt en ten tweede vloeien hun zware bevallingen meestal voort
uit de horizontale houding. Dit zij u om gezondheidsredenen gezegd! Wie zich
hiernaar zal richten, zal er de lichamelijk goede gevolgen van merken.
Dan moet gij in de zomer ook, indien mogelijk, meer in de open natuur
dan in de vertrekken en bedompte hutten doorbrengen -gij zult de goede gevolgen
ervan al gauw merken! Alleen in de winter kan men de matig verwarmde, maar
steeds schone en droge vertrekken gebruiken. Wie aldus leeft in
overeenstemming met de oorspronkelijke orde en verder met spijzen en drank
nuchter leeft, zal weinig met artsen en apotheken te maken hebben."
b ) Over het droomleven
Gr.Joh.Ev.111 /135 (3-5) De ziel draagt als een wereld in het klein
alles in zich wat de aarde in hoge mate in en op zich bevat en omvat. Waar nu
de zintuigen van het lichaam in de slaap als het ware dood en inactief rusten,
schouwt de ziel, die niet kan slapen en ook niet sterft, uit de materiële voorstellingen
het ene na het andere in zich, wekt deze op momenten tot leven en klaart op als
ze met iets moois en aangenaams in aanraking is gekomen. Is de ziel echter met
iets slechts en lelijks in aanraking gekomen, dan wordt ze ook in de droom
angstig en doet ze veel moeite het verschijnsel dat haar stoort door middel van
een volledige terugkeer in haar stoffelijk lichaam kwijt te raken. Wat een
ziel in zo'n eerste graad van geestelijk schouwen in een droom ontwaart, is
dan weliswaar geen objectieve, maar slechts een lijdende, subjectieve realiteit
zonder samenhang. Want ze schouwt hier slechts op de (haar eigen) materiële
manier haar eigen wereld conglomeraat en is daarbij gedeeltelijk actief en voor
een deel passief.
Gr.Joh.Ev. 1/37 De Heer: "Wat de ziel in
de droom schouwt, dat is afhankelijk van haar aard. Is de ziel bezig met het
ware en goede, wat Ik jullie leer om te geloven en te doen, dan ziet zij in de
droom ook het ware en kan daaruit het goede voor het leven halen; is de ziel
echter bezig met het verkeerde en boze, dan zal ze in de droom ook het
verkeerde zien en daar het boze uit maken.
Of de zielook begrijpt wat ze in de droom ziet, dat is natuurlijk een
heel andere zaak. Want net zoals jullie niet alles opnemen en begrijpen wat je
ziet in de buitenwereld waarin je overdag leeft, zo begrijpt de zielook niet
alles wat ze in háár wereld ziet.
Als in jullie echter de geest opnieuw wordt geboren, zoals Ik dat in
Jeruzalem aan Nicodémus heb uitgelegd toen hij 's nachts bij Mij kwam, dan zul
je alles in je opnemen en begrijpen en geheel en al doorleven."
c) Dromen en hun betekenis
Ed Hfd.67 De meest gebruikelijke en iedereen bekende
visioenen zijn de nachtelijke dromen. Men kan hier de vraag stellen: Wie droomt
er eigenlijk en wat stellen de beelden van de droom voor?
In de gewone slaap droomt enkel en alleen de ziel en dit dromen is niets
anders dan een verward schouwen van de ziel in haar eigen omstandigheden, waarin
echter geen samenhang bestaat, maar wat min of meer te vergelijken is met de
beelden zoals die in een zogenaamde caleidoscoop bij elke beweging veranderen
en nooit als één en hetzelfde beeld tevoorschijn komen.
Dit zonder enige samenhang zien van omstandigheden en toestanden vindt
z'n oorzaak hierin dat de ziel zelf niet in verbinding staat met zowel de
buitenwereld als ook in het bijzonder met haar geest. Dit soort visioenen
hebben voor de ziel geen ander nut dan enkel en alleen dat ze zich na zo'n
droom nog kan herinneren hoe het er in een absolute toestand met haar
voorstaat. Wanneer zij de dromen samenvat, ja waar mogelijk zelfs opschrijft,
kan de ziel daaraan een goed beeld van haarzelf ontlenen; want de dromen laten
haar zien hoe ze in zichzelf is, wat haar belangrijkste begeerten en haar
strevingen zijn, en hoe trouwens haar algehele toestand is en eruit zal zien
als ze volledig los van het lichaam is.
Dit soort dromen worden noch door uit de hel afkomstige geesten en nog
minder door hemelse geesten in de ziel teweeggebracht, maar het zijn geheel
eigen scheppingen van de ziel, die ze zich nu eens wel dan weer minder, soms
helemaal niet herinnert; bij een nog volledig natuurlijk mens hangt het er
hoofdzakelijk van af hoe het met zijn zenuwgeest is gesteld. Neigt hij zich
meer tot de ziel, dan zal de mens zich bijna elke droom precies herinneren;
voelt hij zich echter meer tot het lichaam aangetrokken en is hij gewoonlijk in
de slaap daarmee verbonden dan zal de mens zich ook weinig of zelfs niets van
zijn dromen herinneren -wat gewoonlijk bij die mensen het geval is die erg
zinnelijk en puur materialistisch zijn.
Maar geheel anders staat het met bepaalde heldere dromen,
waarbij het voor de dromer lijkt alsof het beeld van de droom werkelijkheid is,
zodat hij daarna bij het ontwaken nauwelijks kan zeggen of het om een droom of
om de werkelijkheid gaat. Dergelijke visioenen of dromen behoren niet tot de
ziel, maar tot de geesten die haar omgeven of deze nu goed of boosaardig zijn.
Gaat het om boze geesten, dan zal de ziel en door haar ook haar lichaam,
volledig uitgeput uit zo'n droom ontwaken; zijn deze visioenen echter het werk
van goede geesten, dan zullen lichaam en ziel gesterkt ontwaken. Beide
soorten visioenen zijn alleen maar nuttig voor de ziel en brengen haar geen
schade toe; in de slechte visioenen moet ze een waarschuwing zien, uit de
goede visioenen kan de ziel kracht putten. Deze visioenen worden daarom zo
sprekend omdat de geesten die ze in het leven roepen allereerst de zenuwgeest
van zijn materiële dienst losmaken en het met de ziel verbinden. In zo'n
toestand kent de ziel een natuurlijk gevoel omdat ze in een samenhang met haar
zenuwgeest verkeert en om die reden krachtiger is om de sterkere beelden, die
van grotere betekenis zijn, in zich op te nemen en te behouden.
Tot deze groep van innerlijke visioenen behoort ook het zien van de
somnabulen (slaapwandelaars) alsmede het schouwen in de zogenaamde
zwavel-ether-narcose. Deze visioenen hebben om die reden ook reeds in zichzelf
een bepaalde samenhang en een bepaalde orde omdat hier de ziel door de haar
omringende geesten reeds een mee; 'klare wijn' wordt ingeschonken. In zulke
visioenen worden door de geesten niet zelden aan de ziel toekomstige
gebeurtenissen getoond; voor de geesten is dit niets bijzonders omdat ze de
orde der dingen kennen, waarin ze onherroepelijk op elkaar moeten volgen en omdat
ze zelf de makers van deze orde zijn.
Dit (soort) visioen heeft met andere woorden ook het een en ander te
zeggen. Niemand moet het echter, zoals eens de heidenen, voor een zogenaamd
onveranderlijk fatum (lot) houden; want ondertussen behoort desalniettemin
niemand nadelig in zijn wilsvrijheid te worden beïnvloed. Wil iemand in ernst
iets anders dan wat de geesten hem in dit visioen hebben laten zien, dan hoeft
hij zich alleen maar tot Mij te richten of de zaak anders mag worden en zij
verandert ook, als hij maar gelooft en erop vertrouwt, want Ik alleen kan alle
dingen op elk moment veranderen. Om die reden moet niemand te zeer vanwege zulke
niet zelden voorkomende visioenen schrikken, want zijn ze goed dan hoeft
niemand ervoor te schrikken en zijn ze slecht, dan is het mogelijk dat er een
verandering in optreedt. Natuurlijk, wie er evenwel vast in gelooft en Mij tot
niet meer kracht in staat acht dan zijn visioen, mag er van uitgaan dat het zo
zal plaatsvinden. Het menselijk gevoel is echter wel zo zwak dat het reeds uit
de zeer simpele dromen graag en vaak vol vertrouwen allerlei toekomstige
gebeurtenissen afleidt, en de mensen hebben reeds zekere regels opgesteld, dat
na bepaalde dromen bepaalde dingen moeten gebeuren; zo'n uitleg naar
opgestelde regels van dromen en de bepaalde gevolgen ervan is natuurlijk net
zo dom als hij die de regels ervoor heeft opgesteld.
Deze beelden die zich in de droom aan de ziel voordoen zijn ( echter)
welovereenkomsten met de toestand van de ziel, maar geenszins voorspellingen
van toekomstige gebeurtenissen.
Ziet, een dergelijk geloof is dan een kwaad dat aan de ziel schade kan
toebrengen omdat de ziel zich hierdoor kan gewennen vanwege zulke dingen het
vertrouwen in Mij helemaal te laten varen!
Ofschoon zulke simpele dromen enkel en alleen met de ziel te maken
hebben, hebben de domme uitleggingen daarvan te maken met geestelijk gespuis.
Dit bekruipt bij zulke gelegenheden het vlees zoals de bromvliegen een
mesthoop, zuigt daaruit zulke psychische droomvisioenen en bepraat dan de ziel
met zulke onnozele waarzeggerijen, die op zich niets anders dan afval van zulke
slechte geestelijke bromvliegen zijn.
d) Over het slaapwandelen
Ed pag.244 Het slaapwandelen wordt veroorzaakt rond de
periode van de volle maan door het intenser worden van het magnetisch fluïdum
van de aarde. Als de maan in het volle licht van de zon staat drijft het (van
de maan terug stralende) licht het magnetische fluïdum in zekere zin weer naar
de aarde terug, waardoor de aarde er dan mee wordt overspoeld. En mensen die
door verschillende inwerkingen van hetzij het water de lucht of het voedsel in
hun bloed meer metaal hebben, bezitten dan het natuurlijk vermogen juist dit
terugstromende fluïdum geleidend op te nemen.Als hun zenuwen dan op die manier
hiermee zijn gevuld en hinderlijk op de ziel beginnen te drukken, ontwaakt
deze of ze maakt zich veeleer los van haar lichamelijke banden en wil zich van
het drukkende lichaam ontdoen.
Het lichaam beschikt daarnaast over een bijzonder karakteristieke
zenuwgeest, die zeer sterk verwant is met in de eerste plaats het magnetisch
fluïdum, in de tweede plaats echter net zo.sterk ver:want met de ziel, die
juist door deze zenuwgeest met het lichaam is verbonden en ermee overeenstemt.
Wanneer de ziel zich nu uit de voeten zou willen maken, wekt ze ook de nauw
met haar verbonden zenuwgeest op, en deze vanzelfsprekend het lichaam, en op
die manier kan dan het zogenaamde slaapwandelen plaatsvinden; het lijkt alsof
drie mensen die aan elkaar zijn vastgebonden achter elkaar aan gingen. De geest
blijft echter in de ziel, daarom is hij ook actief. Wanneer zo'n
slaapwandelaar zijn blik naar de maan richt en vaak op daken en kerktorens
klimt gebeurt dat omdat hij zich boven de magnetisch geladen diepte van de
aarde wil verheffen, zodat hierdoor de enorme overvloed aan dit fluïdum afneemt,
opdat vervolgens het lichaam weer in staat zou zijn door middel van de
zenuwgeest zijn ziel samen met de geest weer op te nemen en te herbergen.
Wanneer het lichaam nu weer vrij is geworden, draagt de ziel het door de
zenuwgeest weer naar de oorspronkelijke plek terug en verenigt zich daar weer
volledig met het lichaam.
DEEL VI
B
LEEFTIJD, STERVEN, DOOD
Gr.Joh.Ev. VIII /16 (11 13) De Heer: "Bewandelt
voortaan de wegen die Ik u getrouw heb getoond, dan zult gij weinig hoeven te
lijden en uw heengaan van deze wereld zal niet moeilijk zijn! Alleen zij die
door allerlei typisch wereldse zaken hun ziel te sterk in hun vlees hebben
laten opgaan, zullen aan het eind van hun leven meestal door bitter lijden
worden gekweld; want zo'n ziel moet, opdat ze niet volledig in haar vlees ten
onder gaat, met groot geweld daarvan worden losgemaakt en dit moet dan ook in
het lichaam grote pijn teweegbrengen. En dat is nog goed voor de ziel, omdat ze
door de pijn en het lijden van haar vleselijke lusten wordt gereinigd en
daardoor in het hiernamaals gemakkelijker vooruitkomt op haar weg naar het
geestelijk leven.
Geheel wereldse mensen echter, die in geen God geloven en daarbij toch
tot op hoge leeftij d gezond blijven en aan het eind van hun leven ook een
snelle en pijnloze dood sterven, hebben het loon van hun leven ook reeds op deze
wereld ontvangen en voor hen valt in het hiernamaals moeilijk nog iets te
verwachten."
2. Over de doodsangst
Gr.Joh.Ev. IV/127 (1,3,6-8) a) De Heer: "Het ontstaan van
iets, van een ding, een wezen of juist van een mens vrolijkt de mens op, maar
het zichtbare sterven, het zich oplossen, vooral als het de mens betreft, heeft
op zich weer iets droevigs dat elk menselijk gevoel steeds met weemoed vervult.
Ik vraag echter: ja, waarom is dit dan het geval als de mensen toch nog enig
geloof hechten aan de onsterfelijkheid van de menselijke ziel? Allereerst komt
deze droefheid voort uit de vrees voor de dood.
Is een ziel eenmaal volledig wedergeboren en heeft ze haar weg in een
waarachtig leven gevonden, dan is natuurlijk al het verdriet en de loze vrees
voor het sterven en aftakelingsproces verdwenen; maar bij zielen die nog niet
de ware innerlijke levensvoltooiing hebben bereikt, blijft nog altijd iets
aanwezig van het verdriet om hun gestorven naaste en in hen zelf blijft nog
altijd iets achter van de vrees voor de dood waarvan ze op deze wereld slechts
dan volledig vrij zijn als hun ziel in hun geest en de geest in haar groot is
geworden.
Zoals echter in een trage ziel steeds een grote vrees voor elke
ernstige en voortdurende activiteit huist, zo komt in de zielook uit dezelfde
bron de vrees voor de dood voort, ja zelfs voor een tamelijk gevaarlijke
ziekte.
Gij zult ook reeds vaker in de gelegenheid zijn geweest om te ervaren
dat erg ijverige en werkzame mensen lang niet zo'n grote vrees voor het sterven
hebben als mensen die het werk schuwen en daarbij meer belust zijn op een goed
luxueus leventje; en deze angst verdwijnt niet voordat zulke zielen een
werkelijke bezigheid hebben opgepakt. Gij denkt natuurlijk dat deze angst
alleen maar een gevolg is van de onbestemdheid aangaande de kennis omtrent het
hiernamaals. Ik zeg het u allen echter: deze angst is alleen maar een gevolg
van de diep wortelende traagheid van de ziel en omdat de ziel heimelijk
vermoedt dat met het wegvallen van het lichaam haar voortbestaan zeer actief
zal zijn, is ze hierover ontroostbaar en wordt ze door een soort koorts
bevangen, waaruit dan ook een soort onzekerheid over het toekomstig
voortbestaan blijkt."
Gr.]oh.Ev. VI /133 (6-7) De Heer:"Zodra een
ziel begint de ware God als buiten haarzelf zijnde te kennen en door het
gevoel van haar liefde tot Hem, Hem echt reëel waar te nemen, is ze reeds vrij
van de banden van de goddelijke almacht, en zij behoort dan ook steeds meer
haar zelf toe en is bijgevolg zelf de schepster van haar eigen zijn en leven
en daardoor tot in alle eeuwigheid een onafhankelijke vriendin van God. Als het
echter zo is, dan verliest het werkelijke wezen in feite immers helemaal niets,
als van dit wezen het verder nergens toe dienende lichaam wordt weggenomen, opdat
het sneller zijn uiteindelijke bestemming kan bereiken."
Gr.]oh.Ev. V/133 (7-8) c) De Heer: "Wie
zou de dood moeten vrezen als hij in grote helderheid het eeuwige leven in zich
draagt en in zichzelf volkomen heer over het leven is geworden en heel duidelijk
weet dat degenen die wel het lichaam kunnen doden beslist niet meer in staat
zijn aan de ziel en haar eeuwige levensgeest schade te berokkenen. Met het
wegvallen van het lichaam behaalt de ziel voor altijd een nooit uit te drukken
overwinning, waartegen alle schatten van deze aarde nooit op kunnen wegen! -Wie
dit in zichzelf als een diep besef aangaande de grondslag van het leven
ervaart, hoeft toch geen vrees voor de dood van het lichaam te hebben?!"
Gr.]oh.Ev. VI/68 (1-4) d) De Heer: "De
vrees voor de dood van het lichaam vindt eigenlijk niet z'n oorzaak in het
onbestemde bewustzijn van het leven van de ziel nadat het lichaam er niet meer
is, maar veeleer in de liefde voor de wereld en in de eigenliefde. Door deze
beide vormen van liefde wordt de ziel steeds meer één met het lichaam en het
gevolg daarvan is dat ze juist daardoor het gevoel van het sterven, van het
vergaan, heengaan steeds meer maakt tot iets wat van haar zelf is en daardoor
leert ze allerlei angst en vrees kennen.
Zie de oervaderen van de mensen van deze aarde kenden geen vrees voor de
dood van het lichaam, maar verlangden er vaak naar dat ze bevrijd zouden worden
van het gebrekkig geworden lichaam!
Ze hadden vanwege hun Gode welgevallige levenswandel van tijd tot tijd
helderziende blikken en gezichten in het hiernamaals en hadden zich zo een
helder en waar bewustzijn over het leven van de ziel na het afsterven van het
lichaam eigen gemaakt. Maar in deze tijd is immers bijna elk geloof in God bij
de mensen gedoofd! Waaruit zou bij de mens het heldere bewustzijn van het
leven van de ziel na de dood van het lichaam nog voortkomen ? ! -Waar men reeds
algemeen twijfelt aan het fundament van het leven is het toch niet
verwonderlijk dat men over het voortbestaan van de eigen ziel na de dood van
het lichaam in grote twijfel verkeert."
Gr.Joh.Ev. XI 130 (9-18) e) De Heer: ...Toen
we alleen waren zei Raël tegen Mij: "Heer en Meester, ik ben een
zondigmens die het niet waard is dat Gij met Uw voet dit huis heiligt; maar ik
weet ook dat Gij bovenmatig barmhartig zijt en mij daarom alle tot nu toe
begane dwaasheden in mijn leven zeker zult vergeven als ik U diep uit mijn
hart daarom vraag. En derhalve vraag ik U, Heer en mijn God, allereerst daarom:
dat Gij ml] n grote zwakheden niet aanziet en dat Gij mij wilt vergeven waarin
ik ooit bewust en onbewust heb gezondigd!"
Ik sprak: "Raël, al je zonden zijn je allang vergeven; want Ik ben
geen God die straft, maar een God van Liefde. Hoe zou Ik dus over iets toornig
kunnen zijn wanneer het een mens, zoals gij bent, ernst is met zo'n vraag zoals
jij die naarvoren brengt?! Ik ben echter in de wereld gekomen om de grote last
van de zonden, die de mensen in hun grote blindheid op zich laden, te verdelgen
en voor hen de weg naar de grootste gelukzaligheid vrij te maken. Maak je
daarom geen zorgen maar om je zonden, 't meest die van vroeger, die bij het
heengaan van deze aarde met je mee zullen gaan, zoals ook de goede werken je
zullen vergezellen! Ze zijn door Mijn Liefde uitgewist! -Zeg echter wat je nu
nog bedrukt; want er is iets wat voor jou bijzonder belangrijk is, waarom je in
't geheim met Mij wilt spreken!"
Raël sprak: "Heer en Vader, ik dank U uit het diepst van mijn hart
voor Uw woorden! In mij leeft nu nog sterker de wens, die mij bezielde, sedert
ik U heb gezien. Zie, ik ben oud, mijn lichaam is broos en kan nauwelijks meer
behuizing aan mijn ziel bieden! De hoop de uitverkorene van God nog te kunnen
zien, heeft dit vermoeide lichaam tot nu toe staande gehouden, en nu deze hoop
in vervulling is gegaan, vraag ik U Heer en Vader: laat Uw knecht in vrede ten
grave dalen opdat hij voor Uw Rijk, dat hij nu met eigen ogen heeft aanschouwd,
een krachtiger instrument kan zijn dan thans met dit lichaam nog mogelijk is!
Zou ik onder Uw ogen kunnen sterven, dan zou ik voorzeker de dood niet smaken
en veilig en vredig het Rijk binnengaan dat Gij ons beloofd hebt!"
Ik sprak: "Raël, deze wens draag je reeds lang in je hart en je
moest er ook daarom uiting aan geven opdat je zielook van deze laatste druk
bevrijd wordt. Wat betekent de dood van de mens eigenlijk? Niets anders dan dat
de rijpe vrucht van de boom valt; dit vallen geschiedt ook als vanzelf, zonder
enig toedoen van de vrucht. Is de mens in zijn innerlijk wezen zodanig
gelouterd om als rijpe vrucht beschouwd te worden, dan zal het zich losmaken
van de rijpe ziel van de stam, het lichaam, ook zonder enige dwang geschieden.
Dit moment treedt echter bij de mens, die volgens Mijn wil heeft geleefd, aldus
op dat hij ook zonder Mijn tegenwoordigheid geheel zonder pijn, ja zelfs met de
meest blijmoedige gewaarwordingen, van dit aardse bestaan overgaat in het
geestelijk leven.
Jij hebt echter, alhoewel je niet aan het leven hangt, een bepaalde bezorgdheid
voor dit moment en je denkt, gesterkt door Mijn aanwezigheid, heel makkelijk
dit, naar het jou schijnt, onaangename keerpunt te nemen. Ik zeg je echter dat
je ook deze vergeeflijke menselijke zwakheid moet overwinnen, opdat je geloof
dat jou tot nu toe heeft behouden en waardoor je deze hoge leeftijd bereikte
daarmee nog krachtiger worde; want het geloof in Mij moet immers het beste en
enige middel zijn om alle dreigende verschrikkingen van de dood te overwinnen.
Is de mens tot volledig geloof gekomen en heb Ik hem ingegeven dat voor
hem het moment is gekomen zich te ontdoen van de banden van het vlees omdat hij
zijn aardse taak heeft volbracht, dan zal Ik hem zelfs de kracht schenken om
zichzelf van de ketenen te bevrijden en hij ontslaapt voor de ogen van de
zijnen zacht in vrede. Dat is de dood zoals hij moet zijn, maar slechts in
uitzonderingsgevallen kan optreden, omdat de mensen het moment van het sterven
meer vrezen dan al het andere en niet door natuurlijke slijtage, maar door
gewelddadige vernietiging van het lichamelijk organisme de overgang
veroorzaken. Een verkeerde manier van leven is daarom ook de oorzaak van de
vele ziekten die met de eigenlijke dood niets te maken zouden moeten hebben,
omdat het sterven niet door deze ziekten bepaald dient te worden, maar omdat
de ziel daar helemaal rijp voor is. Jij, Mijn Raël, vat dit daarom niet zó op
dat Ik je een wens weiger, als Ik je zeg: leef nog enige tijd! Vat dat niet op
als een straf, maar oefen je ook nog om deze laatste rest van het toegedaan
zijn aan het aardse te delgen om met Mij verenigd Mijn Rijk binnen te
gaan!"
3. Over de zelfmoord
Gr.Joh.Ev. VI/162 (11),163 (2) a) De Heer: "
Wat baat het de mens als hij met dit aardse leven de hele wereld zou winnen,
maar schade zou lijden aan zijn ziel ?! Wat kan zo'n mens dan geven om zijn
ziel te verlossen?! Daarom dient de mens dit stoffelijk leven alleen daartoe te
benutten om daardoor het eeuwige leven van de ziel te winnen. Stelt de mens
zijn stoffelijk leven niet in dienst daarvan, dan is hij er zelf schuld aan
dat hij het leven van zijn ziel verliest of het tenminste zó verzwakt dat de
ziel als gevolg daarvan aan gene zijde zeer lange tijd nodig heeft om tot
zichzelf in te keren, zodat ze vervolgens in staat is over te gaan tot een wat
helderder en beter leven vanuit de geest."
Een Oudste: "Heer, ik heb er veel over nagedacht hoe men het stoffelijk
leven niet zou liefhebben, maar veeleer zou moeten verachten en mijden om
daardoor het leven van de ziel te winnen en te behouden. Zoveel is me nu wel
duidelijk geworden. Maar ik zit toch nog met een punt dat mij niet helemaal
duidelijk is. Er bestaan mensen die ware aartsvijanden van hun eigen leven zijn
en als ze er om de een of andere reden genoeg van hebben beroven ze zich van
het leven. Met name deze mensen zouden toch het leven van de ziel moeten
winnen! -Wat is Uw opvatting hierover?
De Heer: "Heeft God hun het stoffelijk leven dan daarom
gegeven opdat ze het zouden vernietigen? ! Het stoffelijk leven is het door God
aan de mens gegeven middel waarmee hij het leven van de ziel voor eeuwig kan en
moet winnen. Welnu, als hij echter dat middel tevoren vernietigt, waarmee zou
hij dan het leven van de ziel moeten behouden en eigenlijk tevoren moeten
winnen?! Ik zeg je: zelfmoordenaars -als ze tenminste niet krankzinnig zijn
-zullen heel moeilijk of zelfs ook nimmer het rijk van het eeuwige leven
bezitten! Want wie eenmaal zo'n vijand van zijn leven is, in hem bestaat geen
liefde voor het leven; een leven zonder liefde is echter geen leven, maar
betekent de dood."
Gr.Joh.Ev. IV/152 (1,6-8,10-12) b) De Heer: "Als
iemand zich het leven beneemt omdat hij door iemand anders te zeer in zijn
grote hoogmoed werd vernederd en hij geen mogelijkheid ziet daarvoor wraak te
nemen, is dat de ergste vorm van zelfmoord met voorbedachte rade. Zo'n
zelfmoord kan aan een ziel nooit meer volledig goed gemaakt worden.
Duizenden en nog eens duizenden jaren zullen nodig zijn om zo'n ziel
weer enigszins een omhulling van haar dorre, van elke liefde verstoken
schijnledematen te geven, laat staan een incarneren van haar gehele wezen; want
incarnatie is immers juist een resultaat van liefde en wekt ook weer liefde op.
Daarnaast bestaan er mensen die vanwege een vrouw zelfmoord plegen; ook
zulke zelfmoordenaars zullen eens heel moeilijk tot een voltooiing van hun
leven kunnen komen.
Vervolgens bestaan er zelfmoordenaars die in het geheim een grote
misdaad hebben begaan, waarop, daarvan zijn ze zich bewust, een uiterst
smadelijke en pijnlijke doodstraf staat. Ze weten dat hun misdaad openbaar
moet worden. Wat gebeurt er dan gewoonlijk? Zo'n geniepige misdadiger raakt
door zeer grote angst en terechte gewetensnood tot de grootste en donkerste
wanhoop en wurgt zichzelf. Zo'n ziel verschijnt aan gene zijde in het skelet
van haar voorcreaturen. Kortom, wanneer een ziel eens, meestal op grond van
een slechte opvoeding, ontbloot is van elke liefde, ook van die voor zichzelf,
dan is ook de gehele ziel doordrongen van de hel als de ergste vijand van het
leven, en wordt daardoor in zich zelf een vijand van het eigen leven en zijn,
en zal steeds proberen op de een of andere pijnloze wijze dat te vernietigen!
Bij zo'n totale vijandigheid tegenover het leven moet tenslotte alles uit zijn
levensvoegen vallen, en zo'n ziel kan dan aan gene zijde toch onmogelijk
anders dan helemaal in de bijzondere vormen van haar oerleven opgelost
verschijnen en dat slechts in hun kale geraamten die enkel en alleen het
noodzakelijk gericht met zich meedragen.
Wanneer dan aan gene zijde een zelfmoordenaar zich op de aldus
beschreven manier vertoont, dan kunt u zich wel voorstellen hoe lang het duurt
en hoe moeilijk het is eer zo'n ziel eens zover komt weer de gedaante van een
menselijk skelet aan te nemen, en vervolgens uit zichzelf vlees en huid te
krijgen.
Maar bij u komt nu de vraag op of zo'n zielook een bepaalde pijn lijdt.
En Ik zeg u: soms de grootste en meest brandende, soms ook weer helemaal geen
pijn! Wordt ze omwille van een nog altijd mogelijk doen herleven door de voor
dit doel naderende geesten om zo te zeggen geraakt, dan ondergaat ze in haar
delen een erg brandende pijn; komt de ziel dan echter weer tot rust dan is in
haar noch een gevoel, een bewustzijn, noch derhalve een bepaalde pijn aanwezig.
Er bestaat echter daarnaast nog een aantal vormen van zelfmoord, waarvan de
gevolgen echter niet zo kwaadaardig op de ziel inwerken als de zojuist
beschreven vormen van zelfmoord; maar geen enkele zelfmoord kan goede gevolgen
voor de ziel hebben."
4. Over het sterven en de dood
Gr.}oh.Ev. V/75 (2-3,5-6) a) De Heer:"Wie het
lichaam heeft aangenomen, zal daar ook weer afstand van moeten doen, en of dat
nu met of zonder pijn gepaard gaat, is een volkomen onbelangrijke zaak; want na
de scheiding heeft alle pijn, die bij deze wereld hoort, opgehouden te bestaan.
Want de lucht die de ziel van de mens in de andere wereld zal inademen, zal
heel anders zijn dan de lucht van deze materiële wereld hier. Waar de dood niet
meer bestaat, daar is ook geen werkelijke pijn meer omdat de pijn die het
lichaam ervaart steeds alleen maar het gevolg is van een gedeeltelijk losweken
van de ziel van het lichaam.
Hiermee is echter helemaal niet gezegd dat een ziel in haar zuivere
toestand soms zonder gevoel en gemoedsbeweging zou zijn -want zonder dat zou ze
immers dood zijn; maar ze zal in de wereld die aan haar wezen beantwoordt
alleen niets vinden dat haar benauwt, bedrukt en beklemt en daardoor een
pijnlijk gevoel teweegbrengt; en daarom zal ze ook geen pijn kennen.
De belangrijkste oorzaak van pijn, die steeds slechts door de ziel
echter nooit door het lichaam wordt ervaren, is dus de druk die een of ander te
traag en dus ook te zwaar geworden deel van het lichaam op een of ander
levensdeel van de ziel uitoefent. Daarom is bij tijd en wijle elke ziekte te
genezen als men de hoeveelheid vlees weet te verlichten; maar voor de ouderdom
van het lichaam bestaat geen verlichting meer, hoewel een mens die in ware
harmonie leeft nog tot op zeer hoge leeftijd in 't algemeen weinig van pijn zal
merken. Zijn lichaam zal tot het laatste uur nog heel volgzaam en soepel blijven,
en de ziel zal zich langzamerhand heel zachtjes van haar lichaam kunnen
losmaken en tot de eigenlijke, beste en waarachtige orde kunnen overgaan. Ze
zal weliswaar ook niet verlangen dat ze zichzelf op hoge aardse leeftijd van
haar lichaam zal moeten scheiden; wanneer echter tot haar de voor haar
hoorbare, gelukkig stemmende roep uit de hemelen zal uitgaan: kom uit je
kerker en ga in tot het meest vrije, eeuwige en waarachtige leven!, dan zal ze
echter ook geen seconde aarzelen haar vergane aardse behuizing te verlaten, om
naar buiten te treden in de lichtende domeinen van het ware, eeuwige
leven."
b) Over de voortijdige dood
Gr.Joh.Ev. VI/55 (3-7) De Heer: "Toen bij
de mensen allerlei hoogmoed en daarmee een heel leger van de meest dwaze zonden
tegen Gods geboden en tegen de wetten van de natuur ingang vond, kwamen pas
door eigen schuld allerlei ernstige ziekten onder de mensen. De op die manier
verzwakte mens kon dan ook geen gezonde kinderen meer verwekken. Zulke reeds
in het moederlichaam kwijnende kinderen moesten langzamerhand ook steeds meer
en meer door allerlei ziekten worden getroffen en moesten in elke fase van hun
leven sterven
Uit het feit dat zoiets nu gebeurt moet gij niet afleiden dat God dit om
de een of andere ondoorgrondelijk geheime bedoeling onder de mensen heeft
gelast; maar Hij heeft het toegelaten opdat de mensen in de eerste plaats door
de ziekten weerhouden zouden worden veel te zondigen en in de tweede plaats dat
ze door de bittere, pijnlijke ziekten zich meer van de wereld afkeren, in
zichzelf zoeken, hun zonden bekennen, deze verfoeien en aldus in geduld en
overgave aan de goddelijke wil zalig kunnen worden.
Dit is dus ook bij kinderen het geval. Wat moet er van een lichamelijk
gebrekkig kind op deze aarde terecht komen, vooral bij ouders die zelf in zonde
zijn geboren ?! Wie zal ze opvoeden en wie zal ze van hun kwalen genezen?! Is
het daarom niet beter dat ze van de wereld worden weggenomen en daarna in het
speciaal voor hen bestaande kinderrijk door de engelen worden grootgebracht?!
Ik zeg u: God weet alles en zorgt ook voor alles! Maar omdat de meeste
mensen in de huidige tijd God helemaal niet meer kennen en niets van Hem weten,
hoe kunnen ze dan weten wat God doet en wat Hij verordent tot hun mogelijk
heil?!
Zou God als gevolg van de zonden van de mensen de ziekten die daarbij
passen niet hebben toegestaan, dan zou meer dan de helft van de mensheid totaal
ten onder gaan en de aarde zou volledig een hel worden, en zou vernietigd in
dode puinhopen in de oneindige kosmos ronddwalen, zoals dit zichtbare heelal
met haar sterren en werelden reeds soortgelijke voorbeelden kan laten zien,
waarover Mijn discipelen u verder kunnen vertellen."
Gr.Joh.Ev. VIII /81 (2,3,5) c) Een schriftgeleerde:
"Alle aartsvaders en profeten, die ook strikt volgens Uw hun geopenbaarde
wil hebben geleefd en gehandeld, zijn tenslotte toch gestorven, en wij allen
zullen ook zeker moeten sterven omdat Gij Zelf ons reeds bij verschillende gelegenheden
duidelijk en helder hebt gewezen op het afvallen van het vlees van de ziel; nu
zei Gij echter dat er voor hem die Uw Leer aanneemt en metterdaad zal opvolgen
geen dood zal bestaan. Hoe moeten we dat begrijpen ?"
De Heer: "Bedoelde Ik dan dat een mens die overeenkomstig
Mijn Woord zal leven ook lichamelijk op deze aarde zal voortleven?!
Naar het lichaam zal elk mens vanzelfsprekend sterven, en zijn lichaam
zal de dood zeker niet zien, voelen en smaken, -maar des te meer de ziel van
een zondaar die zijn leven niet overeenkomstig Mijn Leer betert en op een
waarachtige manier boete doet! Want bij wie de ziel nog helemaal in het lichaam
en zijn zinnelijke lust opgaat en daarmee vergroeid is, bij die mens zal de
ziel juist de dood zien, voelen en smaken als voor het lichaam het stervensuur
is gekomen. Een ziel echter, die overeenkomstig Mijn Leer in haar Geest uit Mij
reeds op deze aarde volledig is wedergeboren, zal zo'n dood zeker eeuwig nooit
zien, voelen en smaken omdat ze in het volste en helderste levensbewustzijn
zich vrij van elke kwelling van het lichaam zal losmaken wanneer Ik haarvoor
eeuwig tot Mij zal roepen. En indien iemand van u om Mijn Naam door de
heidenen ter dood wordt gebracht, zal hij lachen en jubelen dat hij als
bloedgetuige bevrijd wordt van zijn lichaam en hij zal zelfs in de smart van
het lichaam gelukzaligheid en verrukking ervaren."
Gr.Joh.Ev. 11/232 (6-7) d) De Heer: "Hoewel de wezens in
overeenstemming met hun geestelijke voltooiing volkomen vrij zijn in hun
bestaan, dat onafhankelijk van het goddelijk zijn is, zou zo'n als het ware
zelfstandige onafhankelijkheid echter niet van lange duur kunnen zijn indien
deze niet reeds van eeuwigheid hierdoor God vanuit Zijn orde, en daarmee één
geheel vormend, van tevoren zou zijn vastgesteld. Deze reeds eeuwen bestaande
vaststelling is echter zo volstrekt wezenlijk voor alle geschapen wezens dat
daardoor aan elk geschapen wezen eeuwige bestendigheid is gegeven.
Daaruit blijkt nu ook als vanzelf dat geen ding dat ooit door God tot
welk bestaan dan ook is geroepen, onmogelijk ooit kan vergaan en teniet kan
gaan. Wel kan de vorm veranderen en vanuit een minder edele vorm kan het in een
steeds edeler vorm overgaan, ook omgekeerd, zoals we dit gezien hebben in het
geval van de geesten die het eerst zijn geschapen; maar van wat God eenmaal tot
een bepaald bestaan heeft geroepen, kan niets meer worden vernietigd. "
DEEL VII
Over het leven met en zonder God
1. Waar geen arts meer kan helpen. ..
Gr.Joh.Ev. X/148 De Heer had op een dag de
blinde en lamme zoon van een herbergier genezen. De herbergier zei: ,,O Heer
en Meester, nu is het mij volkomen duidelijk dat Gij alleen zeer wijs zijt en
in alles gelijk hebt. De mensen zijn altijd zelf schuld aan alle kwalen
waardoor ze lichamelijk en geestelijk worden geteisterd. Maar wie was er schuld
aan dat deze mij n zoon, die steeds vanaf zijn vroege jeugdjaren mij het meest
dierbaar en het meest godvruchtig was, blind en lam is geworden ?"
De Heer: "Kijk vriend, hier speelden drie hoofdoorzaken
een rol! De eerste oorzaak was jouw te grote voorliefde voor deze zoon. Als
hij ook maar enigszins last van pijn in zijn hoofd dreigde te krijgen moesten
meteen alle artsen die je kende bij hem komen om hem te genezen. Door hun
sterke middelen hebben ze bij hem een tamelijk heftige catarre in het hoofd
doen ontstaan, waaronder zijn ogen leden, en de zoon werd blind.
De tweede oorzaak: toen de zoon blind was geworden, wilden de artsen
hem weer ziende maken, gebruikten innerlijk en uitwendig sterke, echter
volledig verkeerde middelen en je zoon werd daardoor dan ook spoedig over zijn
hele lichaam verlamd.
De derde oorzaak: Ik wist hier wel van, liet echter toe dat dit jou zou overkomen
en wel om de volgende reden: in de eerste plaats heb je vervolgens ook je
andere kinderen een grotere liefde betoond en ben je ze beter gaan opvoeden. In
de tweede plaats ben je gaan inzien dat een rechtgeaarde jood ook bij de
lichamelijke kwalen steeds zijn vertrouwen meer op God dan op de meestal blinde
en onwetende artsen van deze wereld moet stellen. -En in de derde plaats liet
Ik het ook daarom toe, omdat Ik wel wist dat Ik naar je toe zou komen om je met
de genezing van je zoon een teken te geven dat Ik de Heer ben en dat voor Mij
niets onmogelijk is.
Hieruit zul je nu wel inzien wat er allemaal toe bijdroeg dat je zoon
gedurende lange tijd blind en verlamd was.
Er is echter nog een.andere, voor jou op dit moment nog volledig
onbegrijpelijke, geheime, innerlijke, geestelijke reden die jou echter pas in
het andere leven duidelijk zal worden. Die kun je echter nu uit Mijn mond voor
jezelf en je zoon horen; noch jijzelf noch je zoon stammen, wat de ziel
betreft, af van deze aarde, maar van boven, dat wil zeggen van een andere aarde
die in de oneindige ruimte van de hemel haar baan gaat. Want alles wat zich
voor jou aan de onmetelijke hemel als een blijvend gesternte voordoet is
hemellichaam na hemellichaam, en geen daarvan is zonder aan jullie gelijksoortige,
verstandelijke mensenwezens, doch Mijn kinderen draagt alleen deze aarde. Maar
vraag Mij daar nu niet verder naar! Als je in de geest volmaakt zult zijn, zal
jouw innerlijk oog ook op dit punt tot groter inzicht geraken."
2. Beloften en raadgevingen
H 1/1,2 en 3 Zeg aan de zieken dat ze niet
moeten treuren om hun ziekte maar dat ze zich ernstig tot Mij moeten richten en
volledig op Mij moeten vertrouwen! Ik zal hen troosten. En een stroom
kostelijke balsem zal zich in hun hart uitstorten en de bron van het eeuwige
leven zal onuitputtelijk in hen openbaar worden. Zij zullen genezen en
verkwikt worden zoals het gras na een donderbui.
Zeg echter aan de minnaars en de maîtresses: wie in het
vlees wandelt, wandelt in de dood en zijn lust zal spoedig het voedsel van de
wormen worden. Slechts hij die in de geest wandelt komt tot het licht, de
oerbron van al het leven; zijn deel zal eeuwig bestaan en zal zich
vermeerderen.
Zeg aan de verslaafden van kleding en hen die elke mode willen
volgen dat zij naakt voor hun rechtvaardigste Rechter zullen staan. Hun
pracht zal als een illusie vergaan; hun heerszucht zal in de meest onderdanige
slavernij worden veranderd, en ze zullen zich eeuwig voor hun dwaasheid moeten
schamen. Is dan niet de grootste dwaas hij die zich voorneemt een mesthoop te
willen vergulden, de edelstenen echter in plaats van in goud in de smerigste
drek te laten zetten! Het licht houden ze voor duisternis en de duisternis voor
het licht!
Zeg de angstige moeders: ze moeten hun dochters niet opvoeden in
de vrees voor mannen en de wereld -want wat men vreest, gehoorzaamt men
blindelings in de verzoeking, en de overwinning zal zijn aan hetgeen gevreesd
wordt; maar ze doen er beter aan ze op te voeden in godsvrucht en liefde voor
Mij, opdat Ik overwinnaar word, opdat de dochters de wereld verachten en in
Mijn onbegrensde Liefde opgaan. Ze zullen hen niet, om de liefde van een
echtgenoot te winnen overal heen leiden, maar tot Mij moeten zij hen brengen!
En Ik zeg je: niet één van hun verlangens zal ongezegend en onvervuld blijven!
Want Ik ben een rijke God, die van alles oneindig veel bezit, die alles in
overvloedige mate kan geven en ook wil geven.
Zeg je vrienden en broeders in alle liefde: Ik, jullie
liefdevolste Vader, heb reeds Mijn beide armen uitgestrekt om jullie allen voor
eeuwig aan Mijn hart te drukken. Ze zullen zich immers niet van Mij keren, maar
strak zullen ze in Mijn aangezicht kijken en Mijn oog zal het hun zeggen, ja
luid verkondigen hoezeer Ik hen liefheb en hoe oprecht Ik het met hun meen.
Zeg hun: Ik heb hun zonden voor Mijn ogen weggedaan en heb ze gewassen zo wit
als sneeuw; er bestaat nu geen belemmering meer. Ik wil voor hen geen
onzichtbare Vader meer zijn; zij moeten Mij altijd zien en zich in Mij
verheugen. Al hun zorgen zullen ze voor Mij neerleggen!
O, met welk een vreugde zal Ik voortaan voor hen zorgen! -O, wat
betekenen alle vreugden en zaligheden van Mijn hemel voor Mij, de Vader,
tegenover die door Mijn lieve kinderen als enige, waarachtige Vader bemind te
worden! Zie, alle zaligheden geef Ik u voor deze ene, die Ik slechts voor Mij
heb bestemd. En daarom mogen Mijn kinderen ook niemand anders dan Mij en ook
alleen maar Mij hun Vader noemen; want Ik ben het met recht en buiten Mij
bestaat er niemand.
3. Troostend licht voor hen die hulp zoeken
Gr.Joh.Ev. V/169 De Heer: "Ik zal voor elk
ernstig streven een hulp, kracht en steun zijn! In tijden van nood zal Ik
niemand verlaten die steeds trouw in het geloof en Mij liefhebbend Mijn weg
heeft bewandeld. Is hij echter door de verleidingen van de wereld van Mijn weg
afgedwaald, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten als hij in tijden van
nood het zonder Mijn hulp moet stellen en wel zo lang tot hij die afgedwaald
is, zich in diep berouwen geloof tot Mij zal richten.
Ik zal weliswaar eeuwig één en dezelfde trouwe Herder blijven en Ik zal
zoeken naar de schapen die verdwaald zijn. Maar het schaap moet wel beginnen te
blaten en zich laten vinden in overeenstemming met de hem eigen en
onaantastbare vrije wil.
Wie zich op welke manier dan ook belast voelt met de last van het leven,
die zijn kracht te boven gaat, hij kome tot Mij en Ik zal hem sterken en
verkwikken! Want juist daarom geef Ik menigeen een grotere last te dragen
opdat hij zijn zwakheden voelt en dan oprecht tot Mij komt en Mij dan om
voldoende kracht vraagt waardoor hij de grote last van zijn leven gemakkelijker
kan dragen. En Ik zal hem in elke verdrukking van het leven kracht schenken en
hem het ware licht geven, zodat hij de duistere wegen van het leven op deze
wereld kan begaan. -Wie echter de te zware last wel voelt, maar niet ootmoedig
tot Mij komt, heeft het aan zichzelf te wijten dat hij bezwijkt onder de te
zware last van het leven op aarde."
4. Liefde, het alles genezende middel
Gr.Joh.Ev. 111/48 De Heer: "Ik zeg
het u, alles in de mens is dood, op de liefde na! Laat daarom uw liefde
in overvloed in uw gehele wezen werkzaam zijn en voel de liefde in elke vezel
van uw wezen -.dan hebt gij in u de overwinning op de dood! En wat in u dood
was, is door uw liefde overgegaan in het niet te verwoesten leven, want de
liefde die zichzelf voelt en die vanuit zo’n gevoel ook begrijpt is het leven
zelf, en wat in haar overgaat, gaat ook in het leven over!"
5. De arts die op meer dan één manier gezond maakt
J.L. 10-5-1842 Je kunt dus de dubbel zieke vrouw van
U.I:I.W. op haar verjaardag schrijven -hoewel bij Mij elke dag een verjaardag
tot eeuwig leven is.
Ze zou zich reeds lang in volledige gezondheid mogen verheugen indien ze
volledig op Mij zou vertrouwen. Alleen omdat haar vertrouwen maar half is, is
zij dus ook maar ten dele gezond. Wat kan Mijn hulp echter in zo'n geval
uitrichten als die weer direct door de een of andere wereldwijze arts teniet
wordt gedaan?
En heb Ik dan naast een arts ook iemand uit de nood van zijn lichaam
geholpen, wie is zich daarvan bewust en geeft Mij dan de eer omdat zijn geloof
in die zin halfslachtig is omdat hij met weet of Ik of de arts hem geholpen
heeft? Wanneer echter Mijn hulp slechts in zekere zin dus mee moet sjokken met
de hulp van de dokter, zie, dan gun Ik me ook de tijd en zeg: naar de wijze
waarop er gewerkt wordt, wordt er betaald! Wie hier het best betaald wordt, zal
ook het meeste werk moeten verrichten!
Wat zou het echter de ziel en derhalve ook de geest, welke het leven van
de ziel is, baten indien Ik de lichamelijk zieke zou willen helpen
overeenkomstig de geneeskunst van de dokter? Zou hij, als hij direct zou
genezen, niet ook zijn volledige vertrouwen in de arts stellen, maar Mijn hulp
slechts als een hersenschim beschouwen en Mij derhalve langzamerhand volledig
overbodig achten ?
Welnu, om die reden heb Ik met de lichamelijke zieken niet veel van
doen. Indien de arts echter vertrouwen in Mij zou hebben en Mij alleen de eer
zou geven en met hem ook de zieke, dan zou dat weliswaar iets anders zijn en
Mijn hulp zekerder dan in het geval de arts zich daarover nog afkeurend uitlaat
wanneer iemand die weer beter is geworden in zijn bijzijn uitroept: "De
goede God heeft mij geholpen!" -de arts er dan echter aan toevoegt:
"Als God je heeft geholpen, waarom heb je mij dan bij je laten roepen? Je
had je meteen tot je God kunnen richten om hulp te vragen! Alleen ik, de
dokter, heb je hier geholpen door mijn kunst en wetenschap!"
Waarvoor word Ik dan in werkelijkheid gehouden, als Ik na de arts en de
chirurg iemand ben die achteraan sukkelt? Ja, iemand, die achteraan sukkelt,
iemand die na een goede kuur ook niet op de geringste dank aanspraak kan maken,
maar slechts geheel in het verborgene steeds ijverig moet werken voor de winst
en voor de eer van de artsen -net zoals een soldaat die zich ook voor de eer
van de een of andere veldheer moet laten doden! O kijk, voor zulk werk voel Ik
Me dan toch iets te goed en Ik zal Me er dan ook altijd voor hoeden Me voor
zulke smadelijke soldij te lenen.
Wil je echter helemaal gezond worden, vertrouw je dan helemaal aan Mij
toe, meer dan je je toevertrouwt aan je Ouden en je artsen, anders kan Ik je
niet helpen. Door Mijn grote erbarmen kan Ik wel toestaan dat je halfziek door
de artsen wordt verzorgd; maar helemaal gezond worden is erg moeilijk of word
je nooit!
Als je zou weten hoe graag Ik menigeen zou willen helpen als hij alleen
maar in vol vertrouwen, geloof en liefde tot Mij zou komen! Maar nu komen de
besten met nauwelijks een vierde deel geloof, een zesde deel vertrouwen en met
een achtste deelliefde. Kijk, bij zulke verhoudingen kan Ik bij wat voor een
ziekte dan ook weinig doen! Dit zeg Ik je echter op deze voor jou belangrijke
dag, aangezien Ik je helemaal gezond wil maken. Begrijp echter goed wat dat
betekent: volledig gezond! -Dit alles zeg Ik, je geliefde Jezus.
6. Genezing door geestelijke ommekeer
I.K.L. 10-11-1893 O lieve kinderen, dat gij toch eens wijs
wordt en Mijn handelen zou begrijpen! Ik ben immers niet gekomen om uw lichaam
van zij n kwalen te bevrijden, maar Ik ben daarom in deze wereld
gekomen om uw zielen door de gebreken van het lichaam te louteren en
te reinigen. In plaats dat gij Mij nu voor zo'n genadige hulp dankt,
wilt gij dat Ik van u afneem wat tot uw (ziele-)heil dient! O, wat zijt gij nog
blind! En hoe langmoet Ik nog bij jullie zijn eer gij het ware van het onware
onderscheidt en naar het licht verlangt en u tot het waarachtige zijn bekeert
in plaats van de schaduwen de schijn na te jagen!?
Gij denkt nu bij uzelf: Ja, als elke zorg die wij dus aan het lichaam
besteden een dwaasheid is en we niet meer voor het lichaam zouden zorgen, dan
zou het toch gauw nergens meer toe in staat zijn en zijn doel missen, namelijk
te dienen als instrument door middel waarvan de ziel gelouterd en gereinigd
wordt.
De zorg voor het lichaam is toch iets wat met ons instinct te maken
heeft en het is zelfs onze plicht, waarom wordt deze zorg vervolgens als iets
afkeurenswaardigs voorgesteld?"
Welnu lieve kinderen, op deze manier voor het lichaam zorgen keur Ik
beslist niet af. Luister daarom verder naar Mij, dan zult gij merken waar Ik
naar toe wil. Ziet, gij allen die met een of ander lijden en lichamelijk gebrek
behept zijt, gij hebt dit merendeels aan u zelf te wijten, -hetzij door een
onmatig leven wat betreft eten en drinken of door onkuisheid in menig opzicht,
zij het ook alleen maar in de vorm van onreine gedachten. Ook al werden die
gedachten nooit werkelijkheid en zullen z,e dat ook nooit worden, toch
is het een spelen met de zonde, welke dood doet ontstaan. AI die andere
uitspattingen en zonden wil Ik helemaal niet aanroeren, want ze zijn een
gruwel en de ondergang van de hele wereld. Zij die met dit gif uit de hel zijn
behept, zullen met moeite het Rijk Gods zien. Richten we ons echter nog tot hen
wiens ziekte een erfdeel van ouders en voorouders is. Dat zijn degenen die Ik
vanaf de moederschoot wil beschermen tegen het slangengif van de wereld.
Doordat ze hun kruis als het ware mee in de wereld brengen, worden hun zielen
vroeger rijp en ze zijn om die reden voor Mij al gauw krachtige instrumenten.
Want door het vroegtijdig ontwaken van hun ziel is hun geest reeds één met Mijn
Geest. In de wereld worden zij gering geacht vanwege hun lichamelijke zwakheid;
maar juist daarom nemen ze een vooraanstaande plaats in het rijk van de geest
in en zijn voor dat rijk ook eerder rijp.
Maar nu hebben we nog een derde groep en dat zijn degenen die door
teveel aardse arbeid zijn verzwakt, een groep die zich in tweeën laat delen,
namelijk degenen die vanuit een overmatige hebzucht naar aardse goederen zich
schade berokkenden en degenen die van uit nood en armoede meer deden dan hun
krachten toelieten.
l(jjk, hier hebben we in het kort het belangrijkste deel van alle menselijk
lijden in z'n algemeenheid, waarvan de dragers het merendeel van de huidige
mensheid uitmaken en deze mensen zijn het tot wie Ik zeg: "Jullie streven
( door middel van uiterlijke middelen voor het lijden gespaard te blijven) is
tevergeefs!
Richt je zorgen niet op de schijn, maar op het zijn! Beschouw jullie
aardse, lichamelijke lijden als een rechtvaardige boetedoening voor jullie
zonden en bekeer je vanuit de grond van je hart, dan zal het beter met jullie
gaan, al is dit niet voor het lichaam dan zeker voor jullie ziel! Daarvoor ben
Ik gekomen om jullie ziel eens en voor altijd te redden! Zie daarom af van alle
pogingen je te ontdoen van het kruis dat noodzakelijk is voor het heil van jullie
zielen. Mijn bedoeling met jullie betreft het geestelijke, maar jullie zinnen
zij n slechts op het aardse gericht. Daarom begrijpen jullie Mijn handelen en
de bedoelingen van Mijn Liefde niet. Ik wil jullie echter toch niet aan je lot
overlaten, maar wil jullie met hemels, vaderlijk geduld en lankmoedigheid ook
voortaan verdragen en jullie dichter tot het eeuwige licht leiden. Want Mijn
Liefde wil niet dat er iemand verloren zal gaan, maar dat allen boete doen."
7.Over h et ware streven naar heil
Gr.Joh.Ev. V/89 e.v. De Heer: "Ik zeg je:
onder bepaalde, waarachtige verhoudingen is alles goed op de aarde en brengt
door het ware gebruik zegen voor lichaam, ziel en geest en voor de reine is
alles zuiver en voor hem die zelf een licht is geworden, zal er geen nacht meer
bestaan. Maar door een dom, verkeerd gebruik dat in strijd is met de orde der
dingen moet tenslotte zelfs het beste slecht worden -in plaats van zegen en
heil -vloek en onheil brengen !
Je weet dat het water de menigvuldigste en allerbeste eigenschappen
bezit en voor een leven in overeenstemming met de natuur van de mens, dier en
planten het onontbeerlijkste element is. Maar indien de mens in de diepte van
de zee een woning zou willen bouwen om daarin met de vissen te huizen, zou hij
in zo'n woning snel de lichamelijke dood vinden. -Precies zo is het vuur net
als het water een noodzakelijk element om te leven; wie zich echter in een vuur
zou storten in de mening zich daardoor een nog grotere volheid van het leven
toe te eigenen, zal al gauw als as geen vonk van leven bezitten!
En zo gaat het met alle dingen! Zelfs de giftigste planten en dieren
zijn een grote zegen voor deze aarde; want ze zuigen de slechte giftige stof
uit de lucht in zich op. Hun wezen is zo toegerust dat het gif, dat aanwezig is
in de geheelongegiste levensgeesten van de natuur, hun geen schade aan hun
natuurlijk leven kan berokkenen. Laat daarom deze dingen in hun voor de aarde
tot nut zijnde gebieden in rust bestaan! Tracht met name volmaakte mensen te
worden -ja, wordt zo volmaakt zoals jullie Vader volmaakt is, dan zal al het
gif van de planten en van de dieren jullie niets kunnen deren!
Wordt toch eens weer diegenen waartoe gij geroepen zijt en wat de
aartsvaderen waren, waaraan elk schepsel gehoorzaamde. Wordt door het opvolgen
van Mijn Leer heersers over de schepping van uw Vader in Zijn orde, en bij
omstandigheden van dien aard zal er geen vijandschap meer bestaan noch onder u,
noch tussen u en de schepselen die aan u onderworpen zijn! Indien gij echter
niet overeenkomstig deze orde leeft, zult gij de oude vloek en de onvrede weer
over u afroepen.
In deze tijd zal Mijn Rijk op deze aarde weliswaar veel kracht behoeven
en zij die het zich niet krachtdadig weten toe te eigenen zullen het niet in
hun bezit krijgen. Later zal het echter gemakkelijker gaan; maar zonder een
bepaalde strijd, op z'n minst een strijd met zichzelf, zal de mens Mijn Rijk
reeds op deze aarde niet kunnen verwerven. Want zoals reeds dit aardse leven
alleen maar strijd is, hoeveel meer het ware, geestelijke leven uit het
hiernamaals vooral wanneer dit reeds op deze wereld tot uitdrukking moet komen.
Maar de strijd zal evenwel voor een ieder die God waarachtig liefheeft altijd
een gemakkelijke strijd zijn! Want dit zij aan elk van Mijn waarachtige
vrienden gezegd, dat Mijn juk zacht en Mijn last licht is! ...
Want wie dit alles begrijpt en trouw in acht neemt, zal vast en zeker de
bekroning van het leven verwerven en hij zal de dood nimmer voelen, noch op een
of andere wijze waarnemen. Want wie reeds in het lichaam het eeuwige leven van
de geest in zich heeft opgewekt, zal in het afsterven van het vlees niets
anders dan een hem boven alles gelukkig stemmende bevrijding in het volle
bewustzijn van zij n meest volmaakte Zij n als ten volle waar en goed ervaren,
en zijn gezichtsveld en levenskring zullen oneindig verruimd worden. "
8. De bescherming in de ark van Noach
Gr.]oh.Ev. 1II/13 l(ijk, toen in de tijd van
Noach de vloed over de aarde kwam, welke bewoond werd door een tot in haar
diepste wezen verdorven mensheid, doodde de vloed in de uitgestrektheid van de
wereld alles; alleen Noach en zijn kleine gezin en de dieren die Noach in zijn
bouwsel mee kon nemen, bleven gespaard evenals de vissen in het water. Hoe kon
Noach en zijn gezin echter hoog boven de golven van de grote vloed, die alles
doodde, blijven bestaan? Kijk, hij bevond zich in een stevig bouwsel, en deze
helse vloed moest de ark gehoorzaam op zijn rug dragen!
Deze dodelijke vloed ten tijde van Noach bestaat echter in geestelijke zin
ook op de grond van deze aarde. En Ik zeg je dat deze geestelijke en
voortdurende zondvloed van Noach voor het leven van de mens van deze wereld
niet minder gevaarlijk is dan de natuurlijke zondvloed van weleer uit de tijd
van Noach.
Hoe kan men zich echter beschermen tegen de verdrinkingsdood in de
geestelijke zondvloed? Ik zeg je: wat Noach lichamelijk deed, dat moet men nu
op geestelijk vlak doen en men is voor altijd tegen de grote geestelijke
zondvloed beschermd! Met andere woorden: men moet weliswaar overeenkomstig de
orde van God ook aan de wereld geven wat van de wereld is -maar vooral aan God
wat van God is! De 'ark van Noach' is de echte nederigheid, naastenliefde en
liefde tot God van een mens. Wie werkelijk deemoedig is en vol zuivere, onbaatzuchtige
liefde tot God de Vader en tot alle mensen en er steeds naar streeft alle
mensen, voor zover mogelijk, in Gods orde te dienen -die drijft behouden over
de golven van de zonden van de wereld die anders zo gemakkelijk tot de dood
kunnen leiden. En aan het eind van zijn aardse levensbaan, als voor hem de
vloed zal afnemen en terug zal stromen naar haar duistere diepten, zal zijn ark
in het levende Godsrijk een welbereide rustplaats vinden en zal hem die zij
heeft gedragen eeuwig woning bieden.
9. Ken u zelf!
Gr.]oh.Ev. V/125 De Heer: "Getroost u alle
moeite en ga bij u zelf na of gij niets nalaat, opdat gij aan het eind van uw
leven niet moet zeggen: kijk, nu heb ik tien tot twintig jaar achtereen alles
gedaan wat de goddelijke leer mij opdroeg om te doen, en toch ben ik nog steeds
niet verder gekomen, merk ik nog altijd niets van een bijzondere verlichting
in mij, en van het zogenaamde eeuwige leven ervaar ik ook nog maar bitter
weinig in mij! Waaraan ontbreekt het dan nog?
Daarom zeg Ik tot u: ga nauwgezet bij uzelf na of uw hart niet wordt
bekropen door welke wereldse gedachten aan voordeel dan ook, of door een
hoogmoed bij tijd en wijle, een bepaalde overdreven zuinigheid die een jongste
zuster van de gierigheid is, de eerzucht, overdreven gevoel voor
rechtvaardigheid, het gelijk willen hebben, vleselijke wellust en dergelijke,
zaken die uw hart en dus ook uw ziel gevangen houden! Zolang dat bij de één of
bij de ander het geval is, zal hij geen deel hebben aan de Belofte, dat wil
zeggen deze zal in hem niet geheel in vervulling gaan. Want kijk alleen maar
naar de most en de zuivere, geestrijke wijn in een vat of leren zak! Zolang
zich grove en vreemde bestanddelen in de most bevinden zal deze gisten en niet
zuiver kunnen worden; zijn deze echter geheel en al verwijderd, dan wordt het
steeds rustiger in het vat, de most wordt zuiver en wordt een heldere,
geestrijke wijn. Vaak zal er bij menigeen niet veel ontbreken van het volledig
in bezit nemen van het Rijk Gods in zijn ziel en toch zal hij er geen bezit van
nemen, omdat hij zichzelf te weinig onderzoekt en er niet op let waar zijn
ziel soms nog aan aardse zaken is gehecht. Zal hij zich evenwel nauwgezetter
onderzoeken, dan zal hij gauw ontdekken dat hij juist nog zeer gevoelig is en
al door een kleinigheid beledigd is.
"Ja", zegt nu iemand, "mag een mens dan helemaal geen
eergevoel hebben?" O ja, zeg Ik, de mens kan zeker een eergevoel hebben,
maar dat moet een zeer edel eergevoel zijn! Heeft een kleingeestig mens u
beledigd, wordt daarom niet boos op hem, maar ga naar hem toe en zeg hem:
"Vriend, je kunt mij op geen enkele manier beledigen; want ik hou van je
en van alle mensen! Wie mij vervloeken zegen ik en wie mij kwaad doen, hen doe
ik naar beste vermogen alleen maar het goede! Het is evenwel niet netjes dat
een mens iemand anders beledigt; laat dat daarom in het vervolg voor je eigen
heil achterwege! Want je zou bij je steeds groeiende drang om te beledigen
eens op iemand kunnen stuiten die jou dit zeer kwalijk zou nemen en die jou
dan zeker op een bijzonder onaangename manier last zou kunnen bezorgen!"
Wanneer gij aldus met iemand, die u beledigd heeft, praat zonder de
geringste wrok in uw hart, hebt gij het edele en goddelijke eergevoel in uw
hart volkomen recht gedaan. Zodra gij echter daarover een nog zo geringe wrok
in uzelf bespeurt en bitter en onvriendelijk op zo'n mens reageert, is dat nog
een gevolg van een in uw ziel verborgen hoogmoed, die alleen al meer dan
voldoende is om de eenwording van uw ziel met Mijn lichtgeest in u te
verhinderen.
Of iemand onder u wordt meerdere keren door dezelfde arme om een
aanzienlijke aalmoes aangesproken. Gij hebt het goed en zou de arme nog duizend
keer zoveel kunnen geven dan gij reeds gedaan hebt; maar zijn tot op zekere
hoogte onbeschaamde optreden raakt u diep en u wijst hem de deur met de
verklaring dat hij niet zo vaak hoeft te komen en niet moet denken dat men hem
steeds, telkens wanneer het bij hem opkomt, een aalmoes zal geven.
Ja, ziet, voor een mens van deze wereld mag dit heel verstandige taal
lijken, en het mag juist zijn dat de bedelaar zo wordt terechtgewezen; maar
degene die de arme op die manier tegemoet treedt is dientengevolge nog lang
niet geschikt voor Mijn Rijk, waarin Ik Mijn zon laat schijnen over goede en
slechte mensen tot voordeel van al het geschapene.
Dezelfde straal die de vergulde paleizen van de koningen verheerlijkt
en in de wijnrank de edelste van alle sappen zuivert, doet rijpen en zoet
maakt, licht ook over poelen en riolen en neemt geen aanstoot aan het gekwaak
van de kikvorsen en het getjirp van de krekels. Uit zo'n terughoudendheid
spreekt ook nog iets karigs en de karigheid en de al te economische zuinigheid
onderscheidt zich in weinig van de gierigheid en maakt de levensmost van de
ziel troebel. En zolang dat nog voortdurend het geval is kan uit de ziel geen
zuivere en geestrijke levenswijn ontstaan.
Wie echter, welgesteld als hij is, in het geven slechts een
werkelijk grote vreugde schept en er de arme helemaal niet op aankijkt dat hij
hem reeds meerdere keren een kleine gave schonk, hij is wat dit betreft
waardig Mijn Rijk binnen te gaan, als hij tenminste geen andere kleine
onvolkomenheden in zijn ziel meer heeft.
Daarom zei Ik tegen u dat gij u steeds in alles exact moet onderzoeken
en dat gij u zodanig ontwikkelt, dat uit uw levensopvatting blijkt dat het u
duidelijk voor ogen staat dat gij van alle aardse ballast vrij zijt."
10. Bij de horlogemaker
B M Hfd.21 Ja, mij n God, gij hebt gelijk en ik hou
van u en waardeer u bovenmatig vanwege uw wijsheid en de daarmee verenigde
kracht, liefde, geduld en volharding! Als gij alleen vriendelijker met mij zou
praten, zodat ik uit Uw woorden niet voortdurend in volle omvang en intensiteit
mijn verdoemd zijn moet aanschouwen, dan zou ik allang gewoonweg van U houden!
Maar juist deze, alles doordringende scherpte van het woord vervult mij eerder
met een soort geheime vrees dan met liefde voor U! Ontzie mij dus als gij met
mij praat, dan zal ik met al mijn krachten van u houden!
De Heer: "Vriend, wat verlang je van Mij, dat Ik het jou
niet in overvloedige mate te deel liet vallen, zonder dat jij Me er dringend
om had gevraagd? ! Denk je dan dat alleen iemand die vleiende woorden spreekt
een echte vriend is of iemand die uit louter eerbied het niet waagt iemand de
waarheid onder de neus te wrijven 1! - O, dan vergis je je heel sterk! Je bent
iemand van wie weinig goeds valt te vertellen! Er is geen edel werk, waaruit je
liefde blijkt, dat jou siert! Heb je ooit iets gedaan dat voor de wereld de
schijn had edel en goed te zijn, dan was dat echter louter kwaad. Want al jouw
handelen was niets anders dan een kwalijke politiek, waarachter een of ander
geheim heerszuchtig plan verborgen lag!
Gaf je ergens aan iemand een kleine aalmoes, dan moest de gehele
omgeving daarvan notitie nemen; zeg -was dat christelijk, omdat de rechterhand
toch niet behoort te weten wat de linker doet?!
Gaf je iemand een zogenaamd goede raad, dan had je die ook altijd zo
ingekleed dat het uiteindelijk koren op jouw molen was! Toonde je je minzaam,
dan was dat alleen maar om degenen die onder je stonden zo duidelijk mogelijk
jouw grootheid in te prenten!
Was de toon van hetgeen je zei vriendelijk, dan wilde je daarmee dat bereiken
wat de sirenen met hun gezang proberen te bereiken en de hyena 's met hun
gejank achter het struikgewas! Je was voortdurend een heel gretig roofdier!
Kortom, geen haar aan jou was goed, en je verkeerde reeds volledig in de
hel! God de Heer erbarmde zich echter over jou, greep jou en wil je (nu
volledig) vrij maken van alle banden van de hel! -Denk je dan dat zoiets
mogelijk zou kunnen zijn zonder je erop te wijzen hoe het met jou is gesteld!
Heb je op aarde ooit gezien wat de horlogemakers met een kapot horloge
doen, zodat het weer hersteld wordt en gebruikt kan worden -Kijk, ze nemen het
tot in de kleinste delen waaruit het bestaat uit elkaar, onderzoeken dan elk
deeltje nauwkeurig en maken het schoon, maken recht wat krom is, polijsten de
ruwe delen en ze vullen aan waar ergens iets ontbreekt en tenslotte zetten ze
het horloge weer in elkaar, opdat het op die manier weer aan zijn doel zou
beantwoorden! Denk je dan dat zo'n horloge dat helemaal stuk is weer zou kunnen
gaan lopen als de horlogemaker het alleen maar aan de buitenkant mooi op zou
poetsen, maar het binnenwerk zou laten voor wat het is?!
Op precies dezelfde manier ben ook jij een horloge, waarvan ook geen
enkel tandrad in orde is! Wil jij hersteld worden, dan moet je ook uit elkaar
worden gelegd in geheel je wezen dat verziekt is! Alles moet naar buiten aan
het licht van de eeuwige, onkreukbare waarheid, opdat je jezelf kunt
aanschouwen en zien hoe alles in en aan jou geheel bedorven is!
Heb je eerst inzicht gekregen in al je gebreken, dan pas kunnen de rasp,
de vijl, de tang en tenslotte ook een borstel om te poetsen en te polijsten
worden gebruikt, om van jou weer een mens te maken in de orde van God en wel
een geheel nieuwe mens; want deze huidige mens is geheel en al onbruikbaar! Omdat
Ik dit alles met jou doe zeg Me, verdien Ik daarom niet jouw liefde!
11. Over de zegen van het gebed
I.KL.23-2-1893 Lieve kinderen! Zie, het gebed is het dat Mij tot jullie
en jullie tot Mij doet komen. Het gebed is de weg naar Mijn hart. In het gebed
ligt een verborgen kracht, die uit Mijn hart stroomt. Hoe meer gij bidt, des te
meer kracht kan Ik u verlenen en des te inniger wordt de band met Mij. Wie in
het gebed tot Mij komt, waarmee dat ook moge zijn, zal nooit zonder een
antwoord, zonder een troost, zonder een verzekering van Mijn Liefde en
aanwezigheid blijven.
Natuurlijk versta Ik hieronder een oprecht gebed dat uit de diepte van
het hart opstijgt en niet alleen een ijdel gebrabbel van de lippen, waarvan het
hart niets voelt en niets ondergaat, wat dus alleen maar een 'plichtmatige'
handeling is, een tribuut waarvan men denkt dat men het Mij schuldig is -dat
noem Ik geen bidden. Dan heb Ik veel liever dat men niet bidt dan zo'n gebed
dat de harten niet verwarmt, maar alleen nog maar kouder maakt.
Onder een waarachtig gebed versta Ik niet de uren of ogenblikken die gij
Mij schenkt wanneer u door de nood of een of andere beproeving wordt gedreven
en waarin gij de God in tijden van nood aanroept, die toen gij gelukkig was
allang was vergeten, waaraan gij nu echter denkt omdat gij Zijn hulp nodig
hebt. Zie, ook dat is geen oprecht gebed (hoewel Ik in de meeste gevallen
daarmee genoegen moet nemen)!
Een waarachtig gebed is een gebedsleven, een leven met Mij en in Mij.
Wie zo leeft heeft het eeuwige leven en zal de dood niet zien, voelen en
smaken!
Wie zijn leven overeenkomstig Mijn Woord inricht, bidt in de ware zin
zonder op te houden. Wie Mij in zijn hart heeft, bidt steeds; want zijn
gedachten zijn steeds op Mij en op Mijn liefde gericht, en wat hij doet en
begint doet hij met het oog op Mij. En zijn vreugde bestaat hierin dat hij
voortdurend met Mij verkeert, dat hij Mij dient door de liefde van zijn hart.
-Dat wil zeggen: bidden met het hart zonder ophouden. En wie aldus doet, hem
zal Ik verhoren en zegenen.
Vandaag is dit Mijn zegen groet aan u van uw Vader Jezus. Amen.
12. Het ware geloof
RBI 11/280 (4 e.v.) Het is heel mooi, loffelijk
en goed over Mij en Mijn Rijk van gedachten te wisselen, maar nog mooier,
loffelijker en beter is het zich geducht te oefenen in de zaken aangaande de
hemel! Natuurlijk moet men eerst weten voordat men tot zaken kan overgaan. Weet
men echter eenmaal wat men moet doen, dan moet men -handelen! En een
onopvallende daad waarmee men goed doet, is dan beter dan veel te weten zonder
tot de daad te komen!
Want al is de daad nog zo onopvallend, toch zal er iets uit tevoorschijn
komen, op de daad volgt altijd een vervaardigd werk; maar uit het pure weten
volgt niets als het niet in het handelen overgaat. Wat zou het een pottenbakker
baten als hij nog zo bedreven was in de kunst van het vormgeven van potten,
maar nooit klei op de draaischijf zou leggen en zijn kennis in werk zou
proberen om te zetten ? -Evenzo is het geloof een wetenschap van het hart.
Zolang het echter niet in het werk wordt gesteld, is het zo goed als dood.
Slechts het vanuit het geloof volbrachte werk geeft er pas het leven aan.
13. Profetenscholen, wegen om tot geestelijke voltooiing te komen
Gr.Joh.Ev. IX/56 (10 e.v.) De Heer, gevraagd
naar de oude profetenscholen, zegt: " ...Reeds vanaf hun geboorte reine en
goed opgevoede knapen van godvruchtige ouders, natuurlijk ook vooral diegenen
onder hen die lichamelijk volkomen gezond en sterk waren, werden door de
rechters en priesters (van het volk van Israël) in deze zogenaamde
profetenschool opgenomen, waarin ze allereerst het lezen, schrijven en rekenen
machtig moesten worden. Vervolgens werden ze gedegen in de Schriften
onderwezen, dat wil zeggen in de boeken van Mozes en ook in de kennis van
landen en volkeren op deze aarde voor zover de mens bekend.
Daarnaast werden ze ook uiterst zorgvuldig aangespoord de geboden van
God niet alleen te begrijpen, maar ze ook strikt en zoveel mogelijk vrijwillig en
zichzelf bepalend in acht te nemen. Hierbij werden ze, elk naar zijn leeftijd
en naar de graad van zijn geestelijke ontwikkeling, aan menige toets en
beproeving blootgesteld, opdat ze bij zichzelf tot de vaste overtuiging kwamen
in hoeverre ze reeds de kracht bezaten om de wereld en al haar verlokkingen te
weerstaan.
Ze moesten vooral behoed worden voorde traagheid, de moeder van alle
andere zonden en kwaad; daarom werden ze dan ook aangezet tot allerlei
lichamelijk werk dat in overeenstemming was met hun krachten.
Waren ze eenmaal in elke zelfverloochening en zelftucht groot en sterk
geworden, dan werden ze door de wetenschap van de analogieën tot hun innerlijk
geleid, waardoor ze tot het levend geloof en tot een onbuigzame wil onder de
eenwording met de welbekende en ook reeds vanaf de jeugd steeds nauwgezet in
acht genomen wil van God geraakten. Hierdoor waren ze dan ook in staat menig
teken te verrichten, omdat de wil van h un eigen ik één was geworden met de wil
van God, en het geloof als een waar, levend makend licht uit de hemelen geen
twijfel in hun verlichte harten meer toeliet.
Was dit alles eenmaal in de ware en levende orde bereikt dan werden de
leerlingen -juist door het levende geloof en door de eigen wil die zich in elk
handelen met de wil van God had verenigd -elk naar zijn eigen capaciteit met de
Geest Gods vervuld, waardoor hun innerlijk oog werd verruimd en ze daardoor ook
toekomstige dingen en gebeurtenissen in overeenkomstige beelden konden
voorzien, die ze vervolgens voor het nageslacht optekenden.